IEF 22181
7 augustus 2024
Uitspraak

Maxcom had geen toestemming om QWIC Premium e-bikes te verkopen

 
IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 11921

Binnen de context van de verkiezingsstrijd is de parodie voldoende duidelijk

RCC 8 oktober 2012, dossiernr. 2012-00832 (Klager tegen Jonge Socialisten in de PvdA)

Het betreft posters met tekstblokken die voorafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen door heel Nederland hingen. Voor de lay-out is de huisstijl van de VVD gebruikt en de posters bevatten het logo en de slogan “ZEKER NU” van de VVD. 

De Commissie beoordeelt de door klager overgelegde uitingen, welke de volgende tekstblokken bevatten:  “Geen gelul, leraren op de nul”  en “Villasubsidie voor de rijken, huurders moeten niet zeiken”. Onder deze tekstblokken staat, in kleinere letters: “word lid van de JS  www.js.nl “ met daarnaast het logo van de Jonge Socialisten in de PvdA. In het geval dat sprake is van een reclame-uiting, moet men ervan op aan kunnen dat de desbetreffende organisaties herkenbaar zijn op basis van hun identiteit, doordat zij in hun uitingen hun eigen kleuren en logo gebruiken. Klager voelt zich door de campagne opzettelijk verkeerd geïnformeerd. De klacht wordt afgewezen door de Commissie.

De Commissie acht het, met name gelet op de inhoud van de tekstblokken en binnen de context van de verkiezingsstrijd, voor de gemiddelde kiezer voldoende duidelijk dat sprake is van een parodie en dat de posters niet daadwerkelijk van de VVD afkomstig zijn. Naar het oordeel van de Commissie is bij lezing van de teksten aanstonds kenbaar dat de VVD haar programmapunten niet op dergelijke wijze zou verwoorden.

De Commissie acht het, met name gelet op de inhoud van de tekstblokken en binnen de context van de verkiezingsstrijd, voor de gemiddelde kiezer voldoende duidelijk dat sprake is van een parodie en dat de posters niet daadwerkelijk van de VVD afkomstig zijn. Naar het oordeel van de Commissie is bij lezing van de teksten aanstonds kenbaar dat de VVD haar programmapunten niet op dergelijke wijze zou verwoorden.

IEF 11920

Powned heeft zich niet onrechtmatig gedragen door Gerrits corrupt te noemen

Rechtbank Amsterdam 24 oktober 2012, LJN BY1182, zaaknr. 511471 / 12-245 (Gerrits/High Fashion Music B.V. tegen PowNed)

Als randvermelding: Gerrits / High Fashion Music beheert en exploiteert geluidsopname van diverse artiesten en labels en is bestuurslid van Buma/Stemra. PowNed heeft een geschil tussen Rietveldt met Buma/Stemra over het uitblijven van inkomsten uit de exploitatie van zijn muziekstuk (in een anti-piraterij filmpje voor Filmwereld) een item gemaakt voor haar nieuwsprogramma op Nederland 3 [transcript daarvan vanaf pagina 3]. Powned heeft daar een nieuwsbericht met titel 'Buma/Stemra bestuurder corrupt" geplaatst op haar site.

In't kort een persorgaan behoort een persoon die op nadelige wijze in het nieuws komt weerwoord te bieden. Interviews met een medewerker van HFM en medebestuur B/S zijn uitgezonden.

Conclusie: 4.23. De rechtbank concludeert na afweging van de wederzijdse belangen dat Powned zich niet onrechtmatig heeft gedragen door Gerrits corrupt te noemen. In de kern komt het er op neer dat Powned op het telefoongesprek heeft mogen baseren Gerrits heeft aangeboden zijn invloed als bestuurslid van Buma/Stemra aan te wenden in ruil voor één derde van de uitgavenrechten van het werk van Rietveldt. Daarmee legde Powned een misstand bloot. De werkwijze van Powned is niet onzorgvuldig geweest en aan Powned komt als persorgaan de vrijheid toe om te overdrijven. Dit betekent dat de vorderingen van Gerrits c.s. zullen worden afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven geen verdere bespreking.

4.24. Gerrits c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld.

Lees het vonnis zaaknr. 511471, LJN BY1182.

Op andere blogs:
Mediareport (Rechtbank: Powned mocht Buma/Stemra-bestuurder ‘corrupt’ noemen)
Internetrechtspraak (Rechtbank Amsterdam 24 oktober 2012 (corrupt))

IEF 11919

Alleen Nederlands officiële taal voor de toepassing ROW 1995

Raad van state 24 oktober 2012, LJN BY1040 (Koninklijke Philips Electronics tegen de uitspraak Philips en NL Octrooicentrum)

Octrooirecht. Rechtsverlies door vormfouten. Bestuursrecht, officiële talen. Bij brief van 14 juni 2010 heeft NL Octrooicentrum aan Philips één maand de tijd gegeven om twee vormgebreken die aan de door haar ingediende Nederlandse vertaling van de conclusies van het Europees octrooi met nummer EP 2039029 B1 kleven, te weten het niet onbeschreven zijn van de marges en het ontbreken van het juiste octrooinummer, op te heffen. Daarbij heeft NL Octrooicentrum medegedeeld dat, indien de vormgebreken niet binnen deze termijn zijn opgeheven, het Europees octrooi wordt geacht van de aanvang af niet de in artikel 49 van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: de Row 1995) bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad.

Omdat deze brief niet afkomstig is van het in artikel 15 van de Row 1995 bedoelde Octrooicentrum Nederland, de ingediende vertaling aan alle eisen van de PCT voldoet en de Nederlandse regelgeving strijdig is met het EPC en de TRIPs-overeenkomst, kan het rechtsverlies niet ingetreden zijn.

De naam Octrooicentrum Nederland is eerst sinds 2008 opgenomen in ROW 1995. Echter de organisatorische herindeling waardoor dit bureau nu de naam NL Octrooicentrum hanteert is geen aanleiding om te oordelen dat dit niet het in artikel 15 Row 1995 bedoelde bureau is, omdat zij feitelijk belast is met de uitvoering.

Artikel 65 van het EPC geeft geen definitie van "officiële taal". Uit artikel 52 van de Row 1995 volgt dat het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien daarvan heeft gekozen voor het Nederlands. De omstandigheid dat binnen het Koninkrijk meer talen een officiële status hebben, betekent niet dat dit officiële talen zijn voor de toepassing van de Rijksoctrooiwet. De status van een taal moet worden onderscheiden van het gebruik dat volgens de wetgever van die taal mag worden gemaakt in de documenten waarop de wet betrekking heeft.

3.1. De naam Octrooicentrum Nederland is eerst sinds 5 juni 2008 in artikel 15 van de Row 1995 opgenomen. Daarvoor heette het bureau dat volgens artikel 15 is belast met de uitvoering van deze wet "het Bureau voor de industriële eigendom". Bij het door Philips vermelde besluit van 7 december 2009 is het instellingsbesluit van het Bureau voor de industriële eigendom van 29 september 2001 (Stcrt. 2001, 190) ingetrokken en is dat bureau ondergebracht in de baten-lastendienst Agentschap NL. Sedert 1 januari 2010 hanteert het bureau de naam NL Octrooicentrum.

De Afdeling ziet in deze organisatorische herindeling geen aanleiding voor het oordeel dat de organisatie die optreedt onder de naam NL Octrooicentrum niet het in artikel 15 van de Row 1995 bedoelde bureau is. Onbestreden is immers dat NL Octrooicentrum feitelijk belast is met de uitvoering van de Row 1995. De rechtbank heeft derhalve terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat NL Octrooicentrum ter zake niet bevoegd zou zijn.

Officiële taal
8. Philips betoogt voorts dat het in strijd is met artikel 65, eerste lid, van het EPC om een Nederlandse vertaling van de conclusies te eisen, aangezien de Engelse taal, waarin het Europees octrooi is opgesteld, een officiële taal van het Koninkrijk der Nederlanden is. Daartoe voert zij aan dat het Engels ten tijde van de besluitvorming een officiële taal was van de Nederlandse Antillen en thans van Sint Maarten.

8.1. Artikel 65 van het EPC geeft geen definitie van "officiële taal". Het is aan de verdragsluitende staten zelf te bepalen wat in die staat als officiële taal geldt ten aanzien van octrooien. Uit artikel 52 van de Row 1995 volgt dat het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien daarvan heeft gekozen voor het Nederlands. De omstandigheid dat binnen het Koninkrijk meer talen een officiële status hebben, betekent niet dat dit officiële talen zijn voor de toepassing van de Rijksoctrooiwet. De status van een taal moet worden onderscheiden van het gebruik dat volgens de wetgever van die taal mag worden gemaakt in de documenten waarop de wet betrekking heeft.

Het betoog faalt.

Strijd met TRIPs-overeenkomst
9.3. Gelet op de redenen waarom er bij de totstandkoming van de goedkeuringswet voor is gekozen de eis van een vertaling in het Nederlands van de octrooiconclusie te handhaven, welke eis ingevolge artikel 1, derde lid, van het Vertalingenprotocol is toegestaan, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het vertalen in het Nederlands van de conclusies onnodig kostbaar is. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat het vertalen van Engelse conclusies in het Nederlands onnodig ingewikkeld zou zijn.

Het betoog faalt.

IEF 11918

Geen inbreuk op het octrooi van Apple

Rechtbank 's-Gravenhage 24 oktober 2012, zaaknr. 410939/ HA ZA 12-84 (Apple inc. tegen Samsung electronics)

In navolging van IEF 10108.
Octrooirecht. Apple stelt dat Samsung door de verhandeling van de Galaxy-producten inbreuk maakt op het octrooi van Apple EP 948. Apple vordert een verbod op inbreuk op EP 948 in Nederland, met als nevenvorderingen: een opgave over winst, een recall, een publicatie over de inbreuk en een veroordeling tot afdracht van winst of vergoeding van schade, met veroordeling van Samsung in de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat de Galaxy-producten werkend onder Android versie 2.3 of versie 3.0 en hoger van Samsung niet onder de beschermingsomvang van de onafhankelijke conclusies van EP 948 vallen. Daaruit volgt dat Samsung met die producten ook geen inbreuk maakt op de door Apple ingeroepen afhankelijke conclusies. De vorderingen van Apple moeten dus worden afgewezen.

het octrooi
4.2. EP 948 heeft betrekking op een apparaat met een touchscreen dat meerdere aanrakingen tegelijkertijd kan ontvangen en verwerken: een multi-touch touchscreen.

5.1. De rechtbank is van oordeel dat Samsung met de verhandeling van haar Galaxy-producten geen inbreuk maakt op EP 948 omdat in die producten geen sprake is van het "selectively sending one or more touch events [...] to one or more of the software elements associated with the one or more views [...] at which a touch was received based on the values of the multi-touch and exclusive touch flags" in de zin van de onafhankelijke conclusies 1, 11 en 21. Apple heeft betoogd dat aan dit element is voldaan omdat de Android-software die is geïnstalleerd op de Galaxy-producten de touch events van gelijktijdige aanrakingen stuurt naar ofwel alle software-elementen die geassocieerd zijn met views die worden aangeraakt (in het geval dat bepaalde vlaggen "aan" staan), ofwel uitsluitend naar het software-element dat is geassocieerd met de eerst aangeraakte view (in het geval dat bepaalde vlaggen "uit" staan). Deze situatie, waarin er bij gelijktijdige aanrakingen altijd touch events worden gestuurd naar een software-element, ongeacht de waarde van de vlaggen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als selectief versturen in de zin van de voornoemde conclusies. Zoals hierna zal worden toegelicht, zal de gemiddelde vakman dat element namelijk zo uitleggen dat het systeem op basis van de vlaggen bepaalt of een touch event moet worden verstuurd of moet worden genegeerd. In het hierboven beschreven Android syteem worden touch events nooit genegeerd. Dit geldt zowel voor Android 2.3 als voor Android 3.0 en hoger nu de splitMotionEvent parameter, geintroduceerd sinds Android 3.0, niet tot effect heeft dat touch events worden genegeerd.

5.3. Daar komt bij dat met een systeem zoals Android, dat touch events nooit negeert, niet alle voordelen kunnen worden bereikt die de in EP 948 geclaimde werkwijze en voortbrengselen volgens het octrooischrift zouden meebrengen. Anders dan Apple in dit verband heeft gesuggereerd, wordt met de geclaimde uitvinding niet alleen beoogd te voorkomen dat een touch event betreffende een onnodige of ongewenste aanraking het software-element dat is geassocieerd met de aangeraakte view bereikt. Niet in geschil is dat de geclaimde uitvinding ook zou voorkomen dat de processor van het apparaat onnodig wordt belast. Apple heeft dat zelf uitdrukkelijk zo bepleit (paragraaf 3 pleitnota). Die doelstelling wordt bereikt als het systeem touch events die op basis van de vlaggen als onnodig of ongewenst worden aangemerkt, volledig negeert of blokkeert, maar niet als het systeem die onnodige of ongewenste touch events naar een ander software-element stuurt om daar te worden verwerkt.

conclusie
5.7. Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat de Galaxy-producten werkend onder Android versie 2.3 of versie 3.0 en hoger van Samsung niet onder de beschermingsomvang van de onafhankelijke conclusies van EP 948 vallen. Daaruit volgt dat Samsung met die producten ook geen inbreuk maakt op de door Apple ingeroepen afhankelijke conclusies. De vorderingen van Apple moeten dus worden afgewezen.


Op andere blogs:
Deterink (Galaxy with Android version 2.2.1 and higher prohibited)

IEF 11917

Stempels en alle andere materialen afgeven

Rechtbank 's-Gravenhage 24 oktober 2012, zaaknr. 393109 / HA ZA 11-1345 (SoMeBo tegen Van der Hoorn h.o.d.n. Vesta Air Schoorsteenkappen)

Uitspraak ingezonden door Kees Capel en Leonie Gerding, Kneppelhout & Korthals N.V..

Sommers heeft een Benelux (35543-00) en Gemeenschapsmodelrecht (0106539-0001) gevestigd op een vierkante schoorsteenkap die voor geschikt is voor houtkachels en openhaarden. Vesta Air is het samenwerkingsverband van Somebo met Van der Hoorn, welke is opgezegd en is voortgezet door Van der Hoorn. Vesta Air heeft een Benelux modelrecht geregistreerd voor het hoge model (38033-02) en voor het ronde model (38033-01).

De vorderingen van Somebo worden afgewezen, in reconventie wordt voor recht verklaard dat Somebo geen niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht heeft met betrekking tot haar vierkante kap. Tevens wordt Somebo bevolen om de stempels en alle andere materialen voor de productie van de 12-kantige kap aan Van der Hoorn af te geven.

De vierkante kap
4.10. De Beneluxmodellen van Van der Hoorn onderscheiden zich op gelijke wijze van het vormgevingserfgoed genoemd onder 4.4. Deze modellen onderscheiden zich echter ook van het oudere Beneluxmodel van Somebo doordat gekozen is voor het weglaten van verstijvingsrillen, spijlen in plaats van roosters als invliegbescherming en de toepassing van een rond veegluik in plaats van een vierkant luik.

4.17 (...) Het moge zo zijn dat de vierkante kappen volgens de modelrechten van partijen - omdat zij over een weer toepassing zijn van de zelfde technische uitgangspunten - zeer op elkaar gelijken, maar dat brengt niet mee dat zij modelrechtelijk een gelijke algemene indruk maken.

De twaalfhoekige kap
4.22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Somebo onvoldoende aangetoodn dat zij al in 2003 een twaalfhoekige kap heeft aangeboden die identiek is aan he model. Zelfs als de rechtbank er van uit zou gaan dat Somebo al in 2003 een twaalfhoekige kap (...) zou hebben aangeboden, staat no niet vast dat deze modelrechtelijk identiek is aan het door Van der Hoorn gedeponeerde model. Het overlegde beeldmateriaal is daartoe onvoldoende, mede in aanmerking genomen dat het bij hoofdzakelijk technisch bepaalde vormen zoals schoorsteenkappen, de bescherminggsomvang wordt bepaald door een dunne subjectieve laag. Dit brengt mee dat ook bij relatief kleine verschillen niet meer sprake is van merkenrechtelijk de zelfde indruk, laat staan van een identiek model. Voor de vernietiging van het modelrecht 38044-04 van Van der Hoorn is dan ook geen aanleiding.

4.23 dat Van der Hoorn gerechtigd is tot de stempels en andere materialen die betrekking hebben op de productie van de 12-kantige kap is door Somebo niet weersproken. De ter zake gevorderde afgifte zal wworden toegewezen.

Niet-geregistreerd Gemeenschapsmodelrecht
Lees 4.36-4.39

IEF 11916

Weigerachtige hosting provider aansprakelijk voor schade

Rechtbank 's-Gravenhage 24 oktober 2012, zaaknr. 412217/ HA ZA 12-153 (Stichting BREIN tegen XS Networks B.V.)

Uitspraak ingezonden door Paul Tjiam en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Uit't persbericht van BREIN. De rechtbank oordeelt dat de hosting provider onrechtmatig handelde jegens BREIN door de evident onrechtmatige site Sumotorrent niet direct te verwijderen en niet prompt alle identificerende gegevens van de houders van de site aan BREIN te verstrekken. De hosting provider moet de illegale website verwijderd houden en is aansprakelijk voor de schade die is ontstaan door het online houden van de site ondanks waarschuwingen en sommaties van BREIN. Ook moet de hosting provider naast NAW (naam-, adres- en woonplaatsgegevens) alsnog alle identificerende gegevens waarover zij beschikt aan BREIN verstrekken. Dit alles op verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000 per dag met een maximum van EUR 500.000.

XSnetworks was tot februari dit jaar de hosting provider van een aantal evident illegale websites waarvan Sumotorrent de grootste is. Een hosting provider geeft onderdak aan sites en verbindt die met het internet. Sumotorrent is een anoniem opererende website met 4.5 miljoen torrentlinks waarvan verreweg de meeste -en meest gebruikte- toegang geven tot bestanden met illegale kopieën van auteursrechtelijk beschermde bestanden zoals films, muziek, boeken en games.

Ondanks dat XSnetworks wist dat Sumotorrent een evident illegale site is, weigerde zij alle medewerking en liet na adequate maatregelen te treffen om de schade te beperken, zoals het afsluiten van de site en het afgeven van identificerende gegevens van haar klant. In plaats daarvan hield zij de site willens en wetens online en verdiende daar geld aan. Ook nadat XSnetworks door BREIN werd gedagvaard, gaf zij Sumotorrent ruimschoots de tijd haar bedrijf naadloos bij een hosting provider in de Oekraïne door te zetten. Daarna gaf zij BREIN identiteitsgegevens van haar voormalige klant die duidelijk vervalst waren en hield nadere identificerende gegevens achter.

XSnetworks is nu door de rechter aansprakelijk bevonden voor de schade die is ontstaan door haar onrechtmatige weigering mee te werken. Zij moet de schade die sindsdien door Sumotorrent is veroorzaakt aan BREIN vergoeden. De rechter oordeelde dat Sumotorrent een evident onrechtmatige site is. Daarom had de professionele hosting provider de site onverwijld ontoegankelijk moeten maken en prompt alle bij haar bekende identificerende gegevens moeten verstrekken.

4.15 (..) BREIN heeft een concreet en reeël belang bij verkrijging van de identificerende gegevens van de houders van Sumotorrent, omdat zij daarmee houders van deze website kan aanspreken op hun onrechtmatige gedrag en zo kan trachten verdere schade van inbreukmakend handelen, al dan niet via andere websites (...) te voorkomen.

Lees hier het afschrift, hier de schone pdf.

Op andere blogs:
BREIN (Uncooperative hosting provider liable for damages)
DeBrauw (Hosting provider found liable for damages caused by hosted website)
DomJur 2012-912 (Brein – XS Networks B.V.)
IE-Forum (Verschuiving van de aansprakelijkheid naar de onwillige host)
CNET (Antipiracy group wins damages against torrent site's host)

IEF 11914

Thuiskopie onderzoek naar gederfde inkomsten: over substitutie en promotie-effecten

PriceWaterhouseCoopers, Thuiskopie onderzoek naar gederfde inkomsten door thuiskopieën, 23 oktober 2012.

Het onderzoek waarnaar in het persbericht van Stichting De Thuiskopie van afgelopen zaterdag naar werd verwezen: Stichting de Thuiskopie bestrijdt de uitkomsten uit het PWC onderzoek naar de schade van privé kopiëren, dat ICT Office, FIAR en STOBI (branche organisaties van betalingsplichtige importeurs en fabrikanten) hebben laten uitvoeren. ICT Office , Fiar en STOBI publiceerden hierover de afgelopen dagen bij nu.nl en in De Telegraaf. Uit het onderzoek zou blijken dat de schade voor rechthebbenden op een bedrag van 12 miljoen euro uitkomt. Stichting de Thuiskopie wijst er op dat het rapport is gebaseerd op onderzoeksdefinities die niet stroken met de Nederlandse wet, de Europese interpretatie van de schade en met recente rechtspraak. Lees het gehele persbericht.

Inhoudsopgave:
Management samenvatting 4
1. Achtergrond en leeswijzer:
2. Onderzoeksverantwoording
2.1. Uitgangspunten en doelstelling, p. 7.
2.2. Onderzoeksmethodiek p. 8
2.2.1. Stap 1: Dataverzameling p. 8
2.2.2. Stap 2: Modellering substitutie-effect p. 9
2.2.3. Stap 3: Modellering promotie-effect p. 10
3. Uitkomsten
3.1. Beschouwing enquêtedata, p. 13
3.2. Totale gederfde inkomsten, p. 14
3.2.1. Uitkomsten rekenmodel: substitutie-effect, p. 14
3.2.2. Uitkomsten econometrisch model: promotie-effect, p. 15

Uit de management samenvatting:

Een onafhankelijk onderzoek naar gederfde inkomsten als gevolg van substitutie
01
Per 1 januari 2013 wordt een nieuwe hoogte van de thuiskopievergoeding voorgesteld. STOBI, FIAR CE en ICTOffice zijn de brancheorganisaties van de betalingsplichtigen. Zij hebben ons verzocht om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de omvang van de gederfde inkomsten (economic loss of schade) van rechthebbenden als gevolg van substitutie van gelicentieerde exemplaren door thuiskopieën. Met andere woorden: hoeveel zouden consumenten hebben besteed aan muziek- en audiovisuele werken als ze geen thuiskopieën hadden gemaakt. Ons onderzoek richt zich uitsluitend op de particuliere consumptie van muziekwerken, zoals muziekalbums en individuele nummers, en audiovisuele werken, zoals films en afleveringen van tv-series.

02 De hoogte van de thuiskopievergoeding wordt in diverse ingebrachte stukken, de jurisprudentie en in andere rapporten in verband gebracht met de schade geleden die door de auteurs van beschermde werken als gevolg van de invoering van de uitzondering van het kopiëren voor privégebruik.1 Als uitgangspunt is daarom gekozen dat de hoogte van de heffing rechtstreeks verband moet houden met de daadwerkelijke schade ten gevolge van het invoeren van de thuiskopie-exceptie, en dat de daadwerkelijke schade die voor de rechthebbenden voortvloeit uit de introductie van de thuiskopie-exceptie slechts kan ontstaan als een legale thuiskopie als substituut dient voor de aankoop van een gelicentieerd exemplaar. In ons onderzoek hebben we daarom in overleg met onze opdrachtgevers gekozen voor een fundering vanuit de gederfde inkomsten als gevolg van substitutie van de vraag.2

Ons onderzoek duidt op een totale geschatte omvang van EUR 12,1 miljoen op jaarbasis
03 Zoals is weergegeven in figuur 1 [red. klik afbeelding bijgevoegd], brengt thuiskopiëren verschillende effecten teweeg op de verkoop van de muziek- en audiovisuele werken en daarmee op de inkomsten van rechthebbenden. Op basis van ons onderzoek schatten we de totale omvang van de impact voor rechthebbenden op EUR 12,1 miljoen per jaar. De impact is gebaseerd op data met betrekking tot download-, kopieer- en koopgedrag van muziek- en audiovisuele werken door consumenten.3 Dit betreft thuiskopieën uit zowel legale als illegale bron.

We maken onderscheid tussen een negatief substitutie-effect en een positief promotie-effect
04 De doelstelling van ons onderzoek is om een uitspraak te doen over de waarde van de netto substitutie door thuiskopiëren. Deze waarde bestaat uit de som van het substitutie- en promotie-effect. 4 Onze aanpak is gericht op het berekenen van het netto effect als gevolg van de substitutie van aankopen van muziek- en audiovisuele werken door thuiskopiëren.

05 Het negatieve effect wordt veroorzaakt door de substitutie van aankopen door thuiskopieën en bedraagt naar schatting EUR 12,8 miljoen op jaarbasis. De mogelijkheid om muzikale en audiovisuele werken gratis te verkrijgen, leidt tot lagere verkopen. Met andere woorden: de aankopen worden deels gesubstitueerd door thuiskopieën. Dit heeft tot gevolg dat rechthebbenden inkomsten mislopen. Dit wordt het substitutie-effect genoemd. Het substitutie-effect hebben we berekend door middel van een directe gewogen doorrekening van de enquêtedata van de representatieve groep respondenten.

06 Thuiskopiëren kan ook een positieve invloed hebben op de verkoop van muzikale en audiovisuele werken. Het beluisteren van muzikale en bekijken van audiovisuele werken die gratis zijn verkregen, kan immers leiden tot toekomstige aankopen die anders niet hadden plaatsgevonden. Dit wordt het promotie-effect genoemd. Het promotie-effect hebben we berekend aan de hand van econometrische analyses en bedraagt circa EUR 0,7 miljoen per jaar.

Het artikel is een ingekorte samenvatting, lees het gehele rapport hier.

IEF 11913

Afvuldiensten zijn technische voorziening die inbreuk mogelijk maken

Vzr. Rechtbank van koophandel te Brussel 29 juli 2011, A.R. 2011/264 (Red Bull GmbH tegen NV Konings)

Uitspraken zijn ingezonden door Paul Maeyaert en Jeroen Muyldermans, Altius.

Merkenrecht. Uitleg begrip tussenpersoon 2.22 lid 6 BVIE. Red Bull energiedrank wordt wereldwijd gecommercialiseerd onder de merken Red Bull en Bullit. Konings vult blikjes in opdracht van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde Sun Mark met energiedrank die onder het teken BULLET te koop wordt aangeboden. Over het afvullen verwijst de rechtbank de vordering naar de rol in afwachting van C-119/10 (Frisdranken Industrie Winters tegen Red Bull, IEF 10674). De uitvoer moet als inbreukmakend merkgebruik worden beschouwd en het transitverweer gaat niet op. Tussen RED BULL en BULLET en de conceptuele reclame bestaat er geen direct, noch indirect verwarringsgevaar.

37. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat, gelet op de identiteit tussen de waren, de quasi-identeit tussen het Bullit Merk en de energiedrank genaamd "BULLET", alsmede het lage aandachtsniveau van de consument er een reëel verwarringsgevaar bestaat in het hoofde van het relevante publiek, in die zin dat het gevaar bestaat dat het publiek zou kunnen menen dat de energiedrank "BULLET" geproduceerd en/of gecommercialisseerd wordt door de onderneming die "BULLIT" produceert dan wel er economisch mee verbonden is.

Vzr. Rechtbank van koophandel te Brussel 26 september 2012, A.R. 2011/264 (Red Bull GmbH tegen NV Konings)

Verwerende partij voert geen verweer tegen de vordering dat zij in haar hoedanigheid als tussenpersoon moet worden beschouwd. De vordering is gestoeld op 2.20.1 BVIE en 2.22.6 BVIE. Afvuldiensten zoals Konings verleent aan Sun Mark zijn te beschouwen als technische voorzieningen die in wezen de merkenrechtelijk inbreuk mogelijk maken en derhalve treedt verwerende partij op als "tussenpersoon".

14. De afvuldiensten die verwerende partij verleent aan Sun mark Ltd. zijn, zoals het Hof van Justitie opmerkt, te beschouwen als technische voorziening die in wezen de merkenrechtelijke inbreuk (en het merkenrechtelijke gebruik zoals uitvoer, verkoop, etc.) in hoofde van de opdrachtgever mogelijk maken. Derhalve treedt verwerende partij op als een "tussenpersoon" om de merkinbreuken in hoofde van haar opdrachtgever te plegen.

15. (...) Een exacte definitie van het begrip tussenpersoon wordt niet opgenomen in de Richtlijn nr. 2004/48. De Tussenpersoon wordt omschreven als de persoon 'wiens diensten door een derde worden gebruik om op een recht van intellectuele eigendom inbreuk te maken', of als de persoon die 'op commerciële schaal diensten die bij inbreukmakende handelingen worden gebruikt, blijkt te verlenen'. Het betreft zowel verleners van de informatiemaatschappij als verleners van fysische diensten ongeacht de aard hiervan.

16. Deze ruime interpretatie brengt met zich mee dat een stakingsbevel kan worden uitgevaardigd tegen tussenpersonen zelfs indien zij zelf geen merkinbreuk plegen en/of zelfs geen teken in het economisch verkeer gebruiken, evenals bij het gemis van een moreel bestanddeel omtrent de vermeende inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de rechthebbende.

17. Het betreft een autonome rechtsvordering die kan worden ingesteld tegen de tussenpersoon ook wanneer deze schuldig noch aansprakelijk is voor de inbreuk.

18. Naar het oordeel van de rechtbank vervult verwerende partij als afvuller van de inbreukmakende waren een belangrijke rol bij de uitvoer van deze waren uit de Benelux door derden en het in het verkeer brengen ervan door derden in het Verenigd Koninkrijk. In die zin is het afvullen een voorwaarden voor de latere merkinbreuk.

IEF 11912

Noot bij Vzr. Rechtbank Amsterdam Torture musea

O.H.J. Schmutzer, Noot bij Vzr. Rechtbank Torture musea (IEF 1832), IE-Forum IEF 11912.

Een bijdrage van Olav Schmutzer, Certa Legal advocaten.

Op 4 oktober jl. heeft de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen in de zaak Kinderdagverblijf Bambini B.V. / Aquaris B.V. Ik plaats graag een noot bij deze uitspraak (IEF 11832).
(...)
Twee kanttekeningen van mijn kant.

De eerste betreft het beschrijvende karakter van de handelsnamen. In het vonnis lijkt de merkenrechtspraak als uitgangspunt te worden genomen. Een fenomeen dat men, mijns inziens onterecht, vaker ziet indien geoordeeld moet worden over een beschrijvende handelsnaam. Niet de bescherming tegen verwarringsgevaar lijkt dan voorop te staan, maar het Freihaltebedürfnis op grond waarvan bepaalde aanduidingen in het algemeen belang voor iedereen vrij beschikbaar moeten blijven.
(...)
De tweede kanttekening ziet op de waardering van de handelsnamen die door Aquaris worden gebruikt. Aquaris heeft de naam MUSEUM OF MEDIEVAL TORTURE INSTRUMENTS als handelsnaam ingeschreven. Deze ingeschreven naam lijkt beslissend te zijn in het oordeel van de Voorzieningenrechter, getuige de laatste zinnen van r.o. 4.4. Op haar gevel staat echter de verkorte naam MEDIEVAL TORTURE. Aquaris voerde aan daar goede redenen voor te hebben, maar dat maakt het feit niet anders.

Artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier.

IEF 11911

Drukproef geruime tijd in zijn bezit

Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 oktober 2012, LJN BY0934 zaaknr. 528207 / KG ZA 12-1436 SP/JWR (Schafthuizen tegen Uitgeverij Van Oorschot)

Uitspraak ingezonden door Remco Klöters, Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten en Jaap Spoor.

In navolging van IEF 9793 en hoger beroep IEF 11486. Contractenrecht. Toestemmingsvereiste wanneer geestvermogen blijvend of tijdelijk is gestoord. Uitgever. Bescherming persoonsgegevens. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

Een beroep op 3:34 BW wordt afgewezen. De depressie van Schafthuizen wordt als nieuw feit gepresenteerd, maar was ten tijde van de vorige procedure reeds bekend. Het is niet aannemelijk dat de voorwaarden waaronder toestemming is verleend zijn geschonden nu de drukproef geruime tijd in het bezit is van Schafthuizen. Er is niet nogmaals toestemming nodig voor reeds openbaargemaakt materiaal waaruit wordt geciteerd. Dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wet Bescherming Persoonsgegevens en dat de persoonlijke levenssfeer "onderbelicht" is gebleven in de eerdere procedure, wordt eveneens verworpen.

4.16 (...) Voor zover het al gaat om verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen, geldt, gezien de in artikel 1 van die wet gegeven definitie van het begrip "bestand" dat het boek hieraan uitsluitend kan voldoen door de toevoeging van een persoonsregister. Dat persoonsregister is, zoals ter terechtzitting is gebleken, eerst na de drukproef toegevoegd, zodat deze stelling van Schafthuizen is gebaseerd op een feit  dat zich na  de eerdere procedure heeft voorgedaan.

4.17 Artikel 8 WBP bepaalt dat verwerking van persoonsgegevens is toegestaan ingeval de betrokkenen daarvoor ondubbelzinnig zijn toestemming heeft veleend. Voor zover er vanuit moet worden gegaan dat de toestemming waartoe het gerechtshof (...) heeft geconcludeerd niet ondubbelzinnig is gegeven geldt het volgende. Nu alleen Schafthuizen eiser is in deze procedure kunnen uitsluitend de op hem betrekking hebbende persoonsgegevens in de beoordeling worden betrokken. Schafthuizen heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verwerking van zijn persoonsgegevens een zodanig nadelig gevolg voor hem heeft dat dit, na weging van de wederzijdse belangen, tot een maatregel als door hem gevorderd zou moeten leiden.

Lees de grosse KG ZA 12-1436 SP/JWR, LJN BY0934.

Op andere blogs:
Nederlands Juridisch Dagblad (Rechter wijst vordering Joop Schafthuizen derde deel boek Gerard Reve (biografie) af)