DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 8375

Een pauze inlassen

Schikkingsovereenkomst in geschil tussen Stichting Contractenbureau (LIRA) en de Nederlandse Publieke Omroepen (NPO). Overgangsituatie waarbij bestaande (oude) LIRA-auteursrcontractpraktijk voorlopig wordt gehandhaafd (zie ook: IEF 7575  e.v.).

Heel in het kort: St. Contractenbureau daagt de Nederlandse Publieke Omroepen naar aanleiding van een intern memo met het advies de overdracht van de LIRA/VEVAM rechten  in de nieuwe individuele contracten met auteurs niet te accepteren, omdat de bestaande contractpraktijk daarmee zou worden doorbroken en daardoor de mediawettelijke taak van de publieke omroep (platformonafhankelijk verspreiden van de mediaproducten) lastig te realiseren zou zijn. De stichting meende dat dit advies onrechtmatig was en haar schade toebracht.

In kort geding bij de Rechtbank Amsterdam zijn partijen echter nader tot elkaar gekomen en hebben samen geconcludeerd dat een overgangssituatie moet worden gecreëerd tot 1 januari 2011. Op die datum moet er een nieuwe regeling zijn over de rechten in verband met uitzending via de kabel, volgens partijen het moment om een meer omvattende regeling te realiseren. 

LIRA zal zich tot die tijd beperken tot het uitoefenen van de collectief geregelde rechten, thuiskopie, repro- en leenrecht en bij kabel, satelliet, ether en mobiel, alleen voor zover de publieke omroep geen openbaarmaker is.  Alle andere rechten blijven bij de maker en worden conform de bestaande (oude) contractpraktijk overgedragen aan de publieke omroeporganisaties. De NPO zal op haar beurt de bij haar aangesloten publieke omroeporganisaties adviseren om met de bij het Contractenbureau aangesloten auteurs tot 1 december 2010 contracten te sluiten “zoals die dit jaar gebruikelijk werden gesloten” en  zal de publieke omroeporganisaties eveneens adviseren aan hun buitenproducenten een vergelijkbare aanbeveling te doen. 

Lees de schikkingsovereenkomst hier

IEF 8367

Grenspost (arrest)

Hoge Raad, 20 november 2009, LJN: BI6320, Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH, (met dank aan Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. Thuiskopievergoeding ex art. 16c Aw. Duitse aanbieder verkoopt vanuit Duitsland via internet blanco-gegevensdragers aan Nederlandse consumenten. Vraag wie dan als ‘importeur’ (op wie de verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding rust) in de zin van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt. Prejudiciële vragen aan HvJ EG over uitleg van art. 5 lid 2 en lid 5 Richtlijn 2001/29/EG (‘Auteursrecht in de informatiemaatschappij’).
 
Lees het arrest hier en inmiddels ook hier (Rechtspraak.nl).
 

IEF 8314

Vragen HvJ EG over abonnee-satelliet- TV

Dirk Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos  & Schaap: Hof van Beroep Brussel stelt vragen van uitleg aan Hof van Justitie der EG over auteursrechtelijke relevantie van bepaalde handelingen bij abonnee-satelliet- TV.

Hof van Beroep Brussel 27 oktober 2009, Aifield / Agicoa & Airfield /Sabam.

Het gaat om het satellietaanbod van TV Vlaanderen in België, een zustervennootschap van het Nederlandse Canal Digitaal. De vragen hebben betrekking op de volgende twee situaties die in casu aan de orde zijn en komen op het volgen neer:

Situatie I

1. Een omroep stuurt een gecodeerd signaal, of een signaal via een vaste verbinding, aan een onafhankelijke satelliet TV-aanbieder.

2. Deze aanbieder laat dit signaal (met toestemming van de omroep) elders in Europa (nogmaals/anders) coderen en opstralen naar een satelliet door een zuster-vernnootschap.

3. Het signaal wordt vervolgens (met toestemming van de omroep) als onderdeel van een pakket televisiezenders neer gestraald naar de abonnees van de satelliet TV-aanbieder die er naar kunnen kijken met behulp van een decodeerkaart.

Vraag:
• Maakt de satelliet TV-aanbieder openbaar (en moet hij dus aan Agicoa c.s. betalen) in het land waar hij de decodeerkaarten aanbiedt (en dus zijn abonnees/kijkers heeft)?
• Of maakt alleen de zuster-vernnootschap (en/of de omroep) openbaar in het land waar de zuster-vennootschap ‘up-linkt’ naar de satelliet?

Situatie II

1. Een omroep straalt, conform de instructies van een onafhankelijke satelliet TV-aanbieder, elders in Europa een gecodeerd signaal, op naar een satelliet.

2. Het signaal wordt vervolgens (met toestemming van de omroep) als onderdeel van een pakket televisiezenders neer gestraald naar de abonnees van de satelliet TV-aanbieder die er naar kunnen kijken met behulp van een decodeerkaart.

Vraag:
• Maakt de satelliet TV-aanbieder openbaar (en moet hij dus aan Agicoa c.s. betalen) in het land waar hij de decodeerkaarten aanbiedt (en dus zijn abonnees/kijkers heeft)?
• Of maakt alleen de omroep openbaar in het land waar zij ‘up-linkt’ naar de satelliet?


Relevante bepalingen:

Artikel 1 lid 2 a-c van de SatKab-rl.

(Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel).

a) In deze richtlijn wordt verstaan onder "mededeling aan het publiek per satelliet": een handeling waarbij de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.

b) De mededeling aan het publiek per satelliet, vindt slechts plaats in de Lid-Staat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.

c) Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van mededeling aan het publiek per satelliet wanneer de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.


Overweging 14 bij de SatKab-rl.

(14) Overwegende dat het gebrek aan rechtszekerheid met betrekking tot de te verkrijgen rechten, waardoor de grensoverschrijdende uitzending van programma's per satelliet wordt belemmerd, moet worden weggenomen door het begrip mededeling aan het publiek per satelliet op communautair niveau te definiëren en in die definitie tegelijkertijd te specificeren waar de mededelingshandeling plaatsvindt; dat een dergelijke definitie noodzakelijk is om te voorkomen dat op één uitzendingshandeling op cumulatieve wijze het recht van verschillende landen wordt toegepast; dat de mededeling aan het publiek per satelliet uitsluitend plaatsvindt op het ogenblik waarop en in de Lid-Staat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt; dat normale technische procedures met betrekking tot de programmadragende signalen niet als een onderbreking van de uitzendingsketen moeten worden beschouwd;

Commentaar Dirk Visser:

1. Artikel 1 lid 2 b van de SatKab-rl is m.i. duidelijk: er vindt in dit traject slechts één openbaarmaking plaats, en wel op de plaats en het moment van de ‘up-link’ naar de satelliet. Dat is de systematiek en de bedoeling van de SatKab-rl.

2. Het betreft hier noodzakelijkerwijs maximum harmonisatie: het staat de lidstaten niet vrij om ook de ‘downlink’ en/of het beschikbaar stellen van decodeer kaarten als auteursrechtelijke relevante openbaarmaking aan te merken. Daarmee zou immers de o.a. blijkens overweging 14 beoogde rechtszekerheid niet bereikt worden.

3. De satelliet TV-aanbieder maakt m.i. dus niet openbaar (en hoeft niet aan Agicoa c.s. te betalen) in het land waar hij de decodeerkaarten aanbiedt (en dus zijn abonnees/kijkers heeft) .

4. Alleen de zuster-vernnootschap of de omroep maakt openbaar in het land waar de zuster-vennootschap ‘up-linkt’ naar de satelliet en moet daar alle rechten regelen, ook voor de andere Europese landen waar met toestemming van de omroep decodeerkaarten aan het publiek ter beschikking worden gesteld.

5. Net als bij kabeldoorgifte lijkt twee maal betalen in de keten van producent naar consument ook bij abonnee-satelliet- TV niet (meer) aan de orde.

IEF 8235

Onder te brengen in een eigen databank

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2009, KG ZA 09-1499 Pee/MV, Travelport Global Distribution System B.V. c.s. tegen International Air Transport Association (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey).

Databankenrecht. Eiser exploiteert Databanken met vlucht- en passagiergegevens (GDS-systeem). Travelport verstrekt alle ticketgegevens aan gedaagde IATA, die voor de financiële afhandeling zorgt. Travelport stelt dat IATA inbreuk maakt op haar databankrechten, omdat IATA gegevens zou gebruiken voor een eigen concurrerende databank (PaxIS). De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.  Rechtsmacht alleen voor Nederland. Geen inbreuk. 1019h proceskosten: €100.000 (afspraak partijen).

4.3. De door IATA gevoerde materiële verweren leiden ertoe dat de in dit geding gevraagde voorziening echter op meerdere gronden moet worden geweigerd. Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

(1) Er vindt geen dreigende inbreuk in Nederland plaats. Gesteld noch gebleken is dar PaxIS in Nederland wordt aangeboden, dat sprake is van contacten met (mogelijke) klanten die in Nederland zijn gevestigd, dat Nederlandse klanten belangstelling hebben voor PaxIS of dat op Nederland gerichte reclame wordt gemaakt. Dat IATA het product PaxIS wereldwijd (via het Internet) aanbiedt is - zonder verder bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken - onvoldoende om te kunnen spreken van een (dreigende) inbreuk in Nederland. Travelport heeft vooralsnog dan ook geen belang bij het treffen van een voorziening die in Nederland geldt.

(2) In dit kort geding, dat zich in tegenstelling tot een bodemprocedure niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, kan niet zonder meer worden vastgesteld of Travelport substantieel heeft geïnvesteerd in de verkrijging, controle of presentatie van de inhoud van haar databank ais bedoeld in artikel 1 lid 1 sub a Dw.  (…) Niet kan worden uitgesloten dat de beweerde investeringen, althans het overgrote deel daarvan, zijn gedaan ten behoeve van de "hoofdactiviteit" van Travelport, te weten het exploiteren van een GDS-systeem met als doel het genereren van zoveel mogelijk ''booking fees" waarmee elementen worden gecreëerd, die later in de databank van Travelport worden opgenomen.

(3) Voor Travelport GDS, een Nederlandse vennootschap, geldt dat zij - mocht er al sprake zijn van substantiële relevante investeringen als bedoeld in de Databankenwet - slechts aanspraak heeft op die bescherming indien zij de producent is van de databank waarvoor zij zich op bescherming beroept. Hiervoor is volgens artikel 1 lid 1 onder b Dw vereist dat Travelport GDS het risico draagt van de voor de databank te maken investering.

(…) Daarvoor ligt ook een aanwijzing besloten in artikel 8.4 van de Galileo CRS Ownership and License Agreement. Immers, niet goed valt te begrijpen waarom Travelport Nederland bij de beëindiging van die overeenkomst al haar intellectuele eigendomsrechten, waaronder ook haar (sui generis) databankenrechten dienen te worden verstaan, kennelijk zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen, zou moeten overdragen aan Travelport International indien zij het investeringsrisico daarvan heeft gedragen. (…)

(4) Tot slot kan in dit kort geding niet worden vastgesteld dat IATA een substantieel deel van de databank van Travelport opvraagt of hergebruikt in de zin van artikel 2 lid l onder a Dw of dat sprake is van herhaald of systematisch opvragen of hergebruiken van kleinere gedeeltes van die databank. (…) De ticketgegevens die in een RET-flat file door Travelport aan IATA worden gezonden voor gebruik in BSP worden mogelijk wel per ticket systematisch of methodisch door Travelport bij elkaar gebracht, maar dit gebeurt niet om die gegevens te verzamelen in een databank, maar omdat dit het product is dat Travelport op grond van de tussen partijen bestaande overeenkomst(en) aan IATA moet leveren voor gebruik in het BSP, De RET-flat file is niet anders dan een lijst van individuele ticketgegevens die IATA toekomen voor dat gebruik in BSP. In feite krijgt IATA aldus een aantal in hun hoeveelheid onbewerkte gegevens die zo zou kunnen verzamelen om in een databank onder te brengen, zoals ook Travelport diezelfde gegevens heeft ontvangen vanuit de reisbureaus. De databank van Travelport die zij door verzameling van die gegevens van de reisbureaus tot stand heeft gebracht kan wel gelijkenis tonen met de lijst van ticketgegevens die zij aan MTA zendt, maar die lijst is als zodanig geen verzameling in de zin van artikel. 1 Dw, Het staat IATA bij de dit geding bekende feiten vrij die haar toekomende gegevens onder te brengen in een eigen databank.

Lees het vonnis hier.

IEF 8196

Grotendeels toewijzen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2009, Stichting De Thuiskopie tegen Stichting Duk en Computer

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Bestuurdersaansprakelijkheid.

4.1. De rechtbank zal de vorderingen jegens SDC grotendeels toewijzen omdat die niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.

4.2. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om SDC op dit moment te veroordelen tot het betalen van de thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie welke correspondeert met de opgaven welke SDC op grond van dit vonnis zal moeten doen zoals gevorderd onder (7) en (8). Die vorderingen zijn te onbepaald en prematuur omdat vooraangaand aan de betreffende opgaven nog niet duidelijk is of SDC een vergoeding verschuldigd is die hoger is dan het reeds toe te wijzen bedrag van € 56.403,27.

(…) 4.4. De rechtbank is met [X] van oordeel dat hij niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de betaling van de door SDC verschuldigde thuiskopievergoeding. De Thuiskopie betoogt dat [X] een persoonlijk en ernstig verwijt treft ten aanzien van het onbetaald blijven van de door SDC verschuldigde thuiskopievergoeding. In het midden kan blijven of dat betoog juist is, aangezien het betoog onvoldoende is om [X] aansprakelijk te houden. Voor aansprakelijkheid van [X] als bestuurder van SDC is namelijk ook vereist dat [X] een persoonlijk en ernstig verwijt treft ten aanzien van het onverhaalbaar blijven van de vordering. Alleen indien de vordering onverhaalbaar is, lijdt De Thuiskopie immers schade. Bovendien is pas sprake van onrechtmatig handelen van [X] jegens de De Thuiskopie indien hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat zijn handelingen of nalaten tot gevolg zou hebben dat De Thuiskopie die schade zou lijden. De Thuiskopie heeft echter niet gesteld dat haar vordering op SDC onverhaalbaar is, laat staan dat [X] op dat punt een persoonlijk en ernstig verwijt treft. De Thuiskopie heeft slechts aangevoerd dat het risico bestaat dat SDC wordt ontbonden. Dat is onvoldoende om te kunnen aannemen (i) dat De Thuiskopie schade lijdt ter grootte van de door SDC verschuldigde vergoeding, (ii) dat die schade het gevolg is van het handelen of nalaten van [X], en (iii) dat [X] een en ander wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen.

4.5. Ook de andere vorderingen van De Thuiskopie kunnen niet worden toegewezen tegen [X]. Ten aanzien van die vorderingen heeft [X] terecht aangevoerd dat gesteld noch gebleken is dat hij persoonlijk informatiedragers heeft geïmporteerd of anderszins verhandeld. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8172

Tenminste 272.400 blanco informatiedragers

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 september 2009, HA ZA 07-3583, Stichting De Thuiskopie tegen gedaagden.

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Gestelde import van tenminste 272.400 blanco informatiedragers. Bewijsopdracht misbruik van bedrijfsgegevens.

4.4. Gelet op het verweer van [A] waar het de door de Thuiskopie gestelde import van blanco informatiedragers betreft, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de last tot het leveren van bewijs van die stelling op de Thuiskopie. De rechtbank is voorshands, behoudens door [A] te leveren tegenbewijs, van oordeel dat de Thuiskopie in het leveren van bewijs van die stelling is geslaagd. (…)

4.8. Naast zijn poging het door de Thuiskopie aangedragen bewijs te ontkrachten, voert [A] aan – en dat is in essentie de rode draad in zijn verweer – dat kwaadwillende derden misbruik hebben gemaakt van zijn bedrijfsgegevens. (…) Ofschoon deze verklaring van [E] vooralsnog ongerijmd voorkomt – zo is niet heel wel begrijpelijk welk belang de in Duitsland en aldaar handelende [D] daarbij zou hebben nu deze in Duitsland niets te maken heeft met de Nederlandse stichting de Thuiskopie, en is evenmin begrijpelijk dat [D], de lezing volgend dat deze misbruik zou maken van de bedrijfsgegevens van [A], aan Direkt Supplies ook het vaste telefoonnummer van [A] zou geven, nu zulks immers heel wel zou kunnen leiden tot ontdekking van het misbruik door [A], en wel op het moment dat Direkt Supplies naar bedoeld nummer zou bellen – ziet de rechtbank niettemin aanleiding [A], die staande houdt dat hij geen blanco informatiedragers heeft geïmporteerd en er misbruik is gemaakt van zijn bedrijfsgegevens, overeenkomstig zijn bewijsaanbod tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling van de Thuiskopie toe te laten. [A] heeft ter zake voldoende gesteld en tegenbewijs staat op grond van artikel 151 lid 2 Rv vrij.

5.1. laat [A] toe tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen stelling dat hij 272.400 blanco informatiedragers in Nederland heeft geïmporteerd zonder daarover aan de Thuiskopie opgave te doen en zonder daarover thuiskopievergoeding te betalen.

Lees het vonnis hier.

IEF 11297

Bij verstekvonnis The Pirate Bay ontoegankelijk maken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 30 juli 2009, LJN BJ4466 (Stichting BREIN tegen GLOBAL GAMING FACTORY X AB)

The Pirate Bay wordt bij verstekvonnis van de voorzieningenrechter geboden haar websites ontoegankelijk te maken voor internetgebruikers in Nederland omdat door The Pirate Bay inbreuk wordt gepleegd op de auteursrechten van bij Stichting Brein aangesloten organisaties van auteursrechthebbenden. De Global Gaming Factory X AB krijgt hetzelfde gebod, vanaf het moment dat zij eigenaar wordt van The Pirate Bay.

De voorzieningenrechter

5.1. Gebiedt GGF vanaf het moment dat zij The Pirate Bay heeft overgenomen de inbreuken in Nederland op de auteurs- en naburige rechten van de aangeslotenen van Stichting Brein te staken en gestaakt te houden, daaronder begrepen het aanbieden van hun diensten als tussenpersonen als bedoeld in artikel 26d Auteurswet en artikel 15e Wet op de naburige rechten, op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat zij hiermee in strijd handelt van EUR 30.000,00, met een maximum van EUR 3.000.000,00.

5.2. Gebiedt GGF vanaf het moment dat zij The Pirate Bay heeft overgenomen uitvoering te geven aan het gebod onder 5.1 door de websites thepiratebay.org, piratebay.org, piratebay.net, piratebay.se, thepiratebay.com, thepiratebay.net, thepiratebay.nu en thepiratebay.se, of andere variaties daarop, alsook de bij die websites behorende (tracker)servers en databases, ontoegankelijk te maken voor internetgebruikers in Nederland, op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat zij hiermee in strijd handelt van EUR 30.000,00, met een maximum van EUR 3.000.000,00

4.1. De door Stichting Brein gestelde inbreuken op de auteurs- en naburige rechten vinden, voor zover hier van belang, plaats in Nederland, zodat deze rechtbank, en daarmee de voorzieningenrechter, bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil, dat alleen ziet op Nederland.

4.2. GGF heeft aangevoerd dat Stichting Brein geen belang heeft bij haar vorderingen jegens GGF, omdat zij thans nog geen eigenaar is van de website The Pirate Bay, en na de overname daarvan de website op legale wijze wil gebruiken. Die overname van The Pirate Bay is onder een daartoe strekkende opschortende voorwaarde overeengekomen, aldus GGF. De stelling van Stichting Brein daartegen luidt dat de kans aanwezig is dat de inbreuk op de auteursrechten van bij haar aangesloten rechthebbenden zal worden voortgezet door GGF. Stichting Brein heeft daartoe onweersproken betoogd dat GGF tot op heden nog niet met haar in overleg is getreden over de benodigde stappen om The Pirate Bay op korte termijn te legaliseren. De overname door GGF van The Pirate Bay staat gepland in augustus 2009. Als die overname plaatsvindt zonder nader voorzieningen in de huidige werkwijze van The Pirate Bay, dreigt GGF inbreuk te maken op de auteursrechten van de bij Stichting Brein aangesloten organisaties. Door die dreigende inbreuk heeft Stichting Brein een belang bij haar vorderingen jegens GGF. Bij een (beweerde) inbreuk op een auteursrecht is de vereiste spoedeisendheid van de gevraagde voorzieningen in die zin gegeven, dat iedere dag dat de inbreuk voortduurt tot (meer) schade aan de zijde van de rechthebbenden kan leiden.

4.3. GGF heeft niet betwist dat The Pirate Bay thans inbreuk maakt op de auteursrechten van de bij Stichting Brein aangesloten organisaties, zodat daar vanuit wordt gegaan.

4.4. De verder niet weersproken vorderingen van Stichting Brein jegens GGF zijn daarmee in kort geding toewijsbaar. GGF heeft nog aangevoerd dat zij thans The Pirate Bay niet in eigendom heeft, zodat zij niet kan voldoen aan het gevorderde. Dit verweer leidt niet tot afwijzing van het gevorderde, maar wordt wel gehonoreerd in de zin dat de vorderingen jegens GGF zullen worden toegewezen vanaf het moment dat zij The Pirate Bay heeft overgenomen.

IEF 7976

Niet als een publiek kan worden beschouwd

coaxkabeltjeHoge Raad, 19 juni 2009, 07/12553, Vereniging Buma tegen Chellomedia B.V. (met dank aan Radboud Ribbert, Ribbert Advocaten & Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Arrest in zaak over kabelkopstations en openbaarmaking (zie IEF 7726). Maakt Chellomedia met verzending aan kabelkopstations openbaar? Nee.

2.3 (…) Dit brengt mee dat het begrip "openbaarmaking" van art. 12 Auteurswet ten minste moet beantwoorden aan het begrip "mededeling aan het publiek" van art. 3 van de richtlijn, en dat de invulling die het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJEG) aan "mededeling aan het publiek" geeft, tevens bepalend is voor de minimale reikwijdte van "openbaarmaking" in art. 12 Auteurswet.

2.4  (…) Onder "openbaarmaking" als bedoeld in art. 12 Auteurswet vallen daarom geen bekendmakingen aan (groepen van) personen die niet behoren tot het in de richtlijn bedoelde "publiek"

2.5 Het HvJEG heeft in punt 37 van zijn arrest in de zaak SGAE/Rafael Hoteles herhaald dat het woord "publiek" ziet op een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers, waarbij het hof onder meer verwees naar (…)  Lagardère Active Broadcast / SPRE) (…) Dit een en ander brengt mee dat, anders dan Buma betoogt, de uitleg die het HvJEG in het arrest in de zaak Lagardère heeft gegeven aan het woord "publiek" in art. 1 lid 2, onder a, van de richtlijn 93/83, tevens bepalend is voor de uitleg van "publiek" in art. 3 van de richtlijn 2001/29 en, gezien het hiervoor in 2.3 en 2.4 overwogene, voor de thans aan "openbaarmaking" in art. 12 Auteurswet te geven richtlijnconforme uitleg.

2.6 Terecht heeft derhalve het hof in rov. 4.4 - 4.6 van het bestreden arrest, dat is gewezen voordat het HvJEG het arrest in de zaak SGAE/Rafael Hoteles had gewezen, onderzocht of de handelingen van Chellomedia vallen onder het begrip "mededeling aan het publiek" zoals het HvJEG dat begrip nader heeft bepaald in het arrest Lagardère, en evenzeer terecht hebben het hof en de rechtbank het lot van de vorderingen van Buma daarvan doen afhangen.

2.7 Nu het HvJEG in de overwegingen 31 en 35 van zijn arrest in de zaak Lagardère heeft vastgesteld "dat een beperkte kring van personen die van de satelliet afkomstige signalen alleen met een professionele uitrusting kunnen ontvangen, niet als een publiek kan worden beschouwd, aangezien dit uit een onbepaald aantal potentiële luisteraars of kijkers moet zijn samengesteld"  en "dat de signalen voor het publiek bestemd moeten zijn en niet de programma's waarvan zij de drager zijn" moet, gezien het hiervoor overwogene, worden aangenomen dat het begrip "openbaarmaking" als bedoeld in art. 12 Auteurswet niet omvat het uplinken en downlinken van gecodeerde programmasignalen die niet door het publiek maar uitsluitend door ontvangende kabelkopstations en/of DTH-platforms worden opgevangen die deze decoderen door middel van professionele en niet voor de consument beschikbare decodeerapparatuur teneinde die signalen (opnieuw gecodeerd) aan het (geabonneerde) kijkerspubliek door te geven. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat de handelingen van Chellomedia die in deze procedure aan de orde zijn, geen "openbaarmaking" in de zin van art. 12 Auteurswet opleveren van auteursrechtelijk beschermde werken uit het Buma-repertoire . De vorderingen van Buma zijn derhalve terecht afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 7949

Grenspost (conclusie)

Hoge Raad, 29 mei 2009, conclusie A-G Langemeijer in zaak 07/13259, Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH (met dank aan Adonna Alkema, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Uitleg van het begrip ‘importeur’ in artikel 16c Auteurswet  (de importeur (of fabrikant) van blanco dragers dient de thuiskopievergoeding aan Thuiskopie af te dragen). Opus GmbH is een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland. Voor de door Opus aan Nederlandse afnemers geleverde CD’s wordt geen thuiskopievergoeding aan de Stichting Thuiskopie betaald.

Het Hof Den Haag (zie IEF 4391) oordeelde eerder dat de importeur zich in het land van import bevindt, zodat Opus nooit als importeur kan worden aangemerkt. De A-G denkt daar anders over en meent dat het begrip importeur zo moet worden uitgelegd dat daaronder wordt verstaan ‘degene die opdracht geeft tot import naar Nederland’. Dat is in de bovenomschreven situatie derhalve de Nederlandse consument.

De A-G onderkent echter dat dit ertoe kan leiden dat in het geheel geen thuiskopievergoeding wordt afgedragen: In Duitsland wordt geen vergoeding afgedragen omdat de dragers geëxporteerd worden en in Nederland wordt geen vergoeding afgedragen omdat de Nederlandse wetgever in de memorie van toelichting bij art. 16c Auteurswet heeft aangegeven dat de Nederlandse consument in de omschreven situatie ‘mogelijk’ niet betalingsplichtig is als hij de dragers alleen voor eigen gebruik inkoopt. De AG vraagt zich af of deze lacune geen strijd met de Auteursrechtrichtlijn oplevert en stelt voor prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie. De Hoge Raad zal voor zover nu bekend op 2 oktober 2009 arrest wijzen.

Lees de conclusie hier.

IEF 7848

Geen aanzienlijke verstoringen

HvJ EG, 23 april 2009, zaak C-425/07 P, AEPI Elliniki Etaireia pros Prostasian tis Pnevmatikis Idioktisias AE tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Mededinging. Auteursrecht. Auteursrechtenorganisaties. Afwijzing van klacht door Commissie wegens gebrek aan communautair belang.

Het Griekse AEPI, belast met het gezamenlijk beheer van auteursrechten op muziek, heeft bij de Commissie een klacht ingediend tegen de Helleense Republiek en tegen drie Griekse organisaties voor het gezamenlijk beheer van de naburige rechten van zangers, musici en producenten van geluids- en/of beelddragers. In deze klacht heeft AEPI aangevoerd dat deze organisaties de artikelen 81 EG en 82 EG hadden geschonden door de vergoeding voor de naburige rechten op een buitensporig hoog niveau, tot 5 % van de bruto-inkomsten van de Griekse radio- en televisiestations, vast te stellen, en dat de Helleense Republiek artikel 81 EG had geschonden door hun de mogelijkheid te bieden dienaangaande overeenkomsten te sluiten en deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Doordat de ondernemingen die muziekwerken gebruiken, buitensporige lasten dienen te dragen, hebben zij de auteursrechten die AEPI van hen wilde innen, niet kunnen betalen.

Het HvJ verwerpt het beroep tegen de afwijzing van klacht door Commissie.

45 Bijgevolg kan rekwirantes betoog, met name in haar vierde middel, dat ertoe strekt aan te tonen dat de handel tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed, volgens hetwelk zij in Griekenland auteursrechten int voor het gebruik van muziek van niet enkel Griekse auteurs, maar ook van auteurs uit andere lidstaten van de Unie, en zij de aldus ontvangen rechten op basis van overeenkomsten tot wederzijdse vertegenwoordiging overmaakt aan haar tegenhangers in andere lidstaten die zoals AEPI belast zijn met het gezamenlijke beheer van auteursrechten op muziekwerken, niet worden aanvaard.

46 In de eerste plaats betreft dit louter feitelijke argumenten die het Hof in hogere voorziening niet kan onderzoeken.

47 In de tweede plaats heeft rekwirante het Gerecht niet verweten dat het bepaalde bewijsmiddelen verkeerd heeft uitgelegd.

48 In de derde plaats betwist rekwirante in wezen enkel de vaststelling van het Gerecht dat zij niet heeft aangetoond dat de gelaakte praktijken de intracommunautaire handel ongunstig kunnen beïnvloeden. De middelen die zij dienaangaande aanvoert, kunnen echter hoe dan ook niet slagen, aangezien een dergelijke ongunstige beïnvloeding als zodanig nog niet leidt tot aanzienlijke verstoringen van de gemeenschappelijke markt. Dienaangaande moet worden vastgesteld dat het Gerecht het eerste middel van rekwirante heeft afgewezen omdat zij geen concrete elementen heeft aangevoerd die aantonen dat er sprake is van – werkelijke of potentiële – aanzienlijke verstoringen van de gemeenschappelijke markt.

Lees het arrest hier.