DOSSIERS
Alle dossiers

Muziek  

IEF 8127

Niet rechtstreeks, wel onrechtmatig

Rechtbank Utrecht, 26 augustus 2009, LJN: BJ6008, Stichting BREIN tegen Mininova B.V.

Auteursrecht. Mininova moet zogenaamde ‘torrents’ (links die verwijzen naar elders opgeslagen bestanden) verwijderen van haar website/BitTorrentplatform www.mininova.org voor zover deze torrents verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dat heeft de rechtbank in Utrecht woensdag bepaald in een civiele bodemprocedure die was aangespannen door de stichting Brein.

Volgens de rechtbank handelt Mininova met haar BitTorrentplatform niet rechtstreeks in strijd met de Auteurswet of de Wet op de Naburige rechten.

Mininova heeft wel onrechtmatig gehandeld ten opzichte van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden uit de entertainmentindustrie door (structureel) gelegenheid te geven tot, aan te zetten tot en te profiteren van de door haar gebruikers gepleegde inbreuken op de auteursrechten en naburige rechten van deze rechthebbenden.

Mininova moedigt de gebruikers van haar platform aan om auteursrechtelijk beschermd materiaal via haar platform toegankelijk te maken, helpt gebruikers bij het vinden van het bestand met het gewenste auteursrechtelijk beschermde werk en zorgt er met behulp van haar ‘administrators’ en ‘moderators’ voor dat de auteursrechtelijk beschermde werken die via haar platform toegankelijk zijn, ook bruikbaar zijn voor haar gebruikers. Door deze handelwijze worden de gebruikers beter in staat gesteld om auteursrechtelijk beschermd materiaal met elkaar te delen. Daardoor wordt het belang van de auteursrechthebbenden om zelf te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden (waaronder betaling daarvoor) hun werken de gebruiker bereiken, geschaad. Aannemelijk is dat de auteursrechthebbenden daardoor schade lijden.

De rechtbank was het niet eens met het betoog van Mininova dat het voor haar niet mogelijk is om de torrents die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal te vinden en te verwijderen. Volgens de rechtbank is het algemeen bekend dat op commercieel vervaardigde films, games, muziek en tv-series auteursrechten rusten, en dat die werken slechts bij uitzondering rechtenvrij zijn. Bij torrents die in die categorieën op het platform geplaatst worden, moet Mininova dan ook gegronde twijfel hebben of die torrents wel verwijzen naar rechtmatige informatie. Mininova heeft hulpmiddelen ter beschikking en kan (via Brein) lijsten krijgen om na te gaan welke torrents op haar platform verwijzen naar auteursrechtelijk beschermde informatie.

De door Mininova momenteel gehanteerde Notice and Take Down-procedure volstaat volgens de rechtbank niet. Torrents die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal worden alleen na melding verwijderd. De methode is daarmee ongeschikt om torrents permanent te verwijderen. Wanneer een torrent na verwijdering opnieuw op het platform wordt geplaatst, moet de rechthebbende namelijk opnieuw een melding aan Mininova doen. De rechtbank stelde bovendien vast dat moderators van Mininova het opnieuw uploaden van bestanden die verwijderd waren na een Notice and Take Down-procedure, aanmoedigen. (Persbericht Rechtbank Utrecht).

Lees het vonnis hier.

IEF 8087

Gefeliciteerd

Rechtbank Amsterdam 8 juli 2009, HA ZA 07-3241. Stichting Stemra en Intersong-Basart Publishing Group B.V. tegen Fan Interactive Media B.V. en Tonny Keijzers Auto's B.V. (Met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten)

Auteursrecht. Onenigheid na het verzoek om een voor televisie en internet geschikte reclamefilm te maken. In geschil is de vraag of het in de commercial gebruikte muziekstuk inbreuk maakt op de rechten van Stemra ten aanzien van het Muziekwerk 'Congratulations', bekend in de vertolking van Cliff Richard.

"4.4 Alvorens de vraag beoordeeld wordt of met het gebruik van het lied in de commercial van Tonny Keijzers inbreuk wordt gepleegd op de auteursrechten op het Muziekwerk, is aan de orde het verweer van Tonny Keijzers dat zij niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de inhoud van de commercial en het, voor dit geding van belang zijnde, in die commercial gebruikte lied, omdat niet zij, maar Fan opdracht zou hebben gegeven om dit lied te componeren en onder de commercial te monteren. Dit verweer faalt. De actie tot handhaving van het auteursrecht kan zich richten tegen degene die in strijd met het auteursrecht openbaar maakt of verveelvoudigt, waarbij de toerekenbaarheid niet van belang is. Nu vaststaat dat de commercial waarin het lied gebruikt wordt een commercial is voor de onderneming van Tonny Keijzers en Tonny Keijzers derhalve ook opdracht heeft gegeven voor het maken van deze commercial en voor het uitzenden ervan, kan jegens Tonny Keijzers een vordering op grond van het auteursrecht worden ingesteld. Dat Tonny Keijzers voor het maken van de commercial een derde, in casu Fan, heeft ingeschakeld die onder omstandigheden ook aansprakelijk zou kunnen zijn voor mogelijke inbreuken op het auteursrecht, doet aan haar eigen aansprakelijkheid niet af. De vraag of Tonny Keijzers zich al dan niet bewust was van een mogelijke inbreuk op het auteursrecht is daarbij evenmin van belang."

"Voor de beantwoording van de vraag of de in de commercial gebruikte muziek inbreuk maakt op het Muziekwerk is doorslaggevend of sprake is van overname van beschermde elementen van het Muziekwerk, waarbij gelet moet worden op de totaalindruk van het Muziekwerk en de door Tonny Keijzers gebruikte muziek. De rechtbank is na het beluisteren van het overgelegde geluidsmateriaal van oordeel dat het in de commercial van Tonny Keijzers gebruikte lied een in overwegende mate op het Muziekwerk gelijkend muziekstuk is en dat in dit muziekstuk zoveel beschermde elementen uit het Muziekwerk zijn gebruikt, dat sprake is van nabootsing in gewijzigde vorm van het Muziekwerk die niet als nieuw oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt."

De aan Stemra toekomende schadevergoeding wordt vastgesteld op EUR 25.000,-. De proceskosten worden begroot op EUR 7.855,53.

Lees het vonnis hier.

IEF 8058

Auteursbeschermde muziekwerken

Rechtbank Amsterdam, 9 juli 2009, KG ZA 09-1213 SR/PvV, Vereniging Buma & Stichting Stemra tegen Stichting Commerciële Omroep Exploitatie ZuidHolland (SCOEZH) & Fresh FM (met dank aan Marina Benassi, Buma Stemra).
 
Auteursrecht. Webcasting gericht op Nederland. Geschil tussen Buma en Fresh FM, volgens Buma ‘een tegendraadse omroep’, over het betalen van Buma-vergoedingen voor radio, webcasting en feesten. De rechtbank oordeelt dat Fresh FM m.b.t. de radiouitzendingen inmiddels geen betalingsachterstand meer heeft en daarmee dus geen inbreuk maakt op de het Buma-repertoire (‘auteursbeschermde muziekwerken’), maar dat zij door haar webcasting, ondanks, of beter: door de huidige, overeenkomst met PRS, en op enkele feesten nog wel zonder toestemming werken van bij de Buma aangesloten auteurs openbaar maakt of heeft gemaakt.

4.4. Ten aanzien van de webcasting wordt overwogen dat niet is betwist dat op de 9 muziekkanalen op de website van Fresh FM muziekwerken van bij Buma c.s. aangesloten auteurs zijn te horen. Evenmin is in geschil dat het openbaar maken en verveelvoudigen van die muziekwerken niet valt onder de bij de overeenkomst van 18 juni 2008 verleende toestemming. Voor zover Fresh FM c.s. zich voor die toestemming beroept op de licentie die door PRS voor webcasting is verleend wordt op grond van de gedingstukken vastgesteld dat door PRS aan Fresh FM c.s. alleen een licentie is verleend voor het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk. Voor webcasting gericht op Nederland, waarvan in het onderhavige geval naar voorlopig oordeel sprake is nu bezoekers van de desbetreffende website in het Nederlands worden uitgenodigd om de muziekkanalen te beluisteren en niet is betwist dat de reclame op de muziekkanalen eveneens in het Nederlands is, is door PRS derhalve geen toestemming verleend. Bij gebreke van enige toestemming voor het gebruiken van de muziekwerken via de webcasting. is het gevorderde verbod tot het openbaar maken van die muziekwerken toewijsbaar.

4.5. Nu Fresh FM c.s. niet beschikt over een toestemming voor het gebruiken van de auteursbeschermde muziekwerken via webcasting zal tevens het voorschot op de daarmee samenhangende schadevergoeding worden toegewezen. Het in dat verband door Buma c.s. gevorderde bedrag van  €1.392.40 komt niet onjuist voor. Aan deze veroordeling zal evenwel de voorwaarde worden verbonden dat Fresh FM  c.s. dit bedrag niet aan Buma c.s. is verschuldigd indien zij binnen twee weken na de betekening van dit vonnis aan Buma  c.s.. aantoont dat PRS, met terugwerkende kracht vanaf mei 2009, ook een licentie verleend heeft voor webcasting door Fresh FM  c.s. gericht op Nederland en dat de voor die licentie verschuldigde vergoeding aan PRS is voldaan. Voor deze voorwaarde wordt aanleiding gezien nu van de zijde van Buma c.s.. ter terechtzitting is verklaard dat zij er geen bezwaar tegen heeft indien Fresh FM c.s. een en ander met PRS zou regelen.

4.6. Ook voor de feesten in het kader van het 10-jarige bestaan van Fresh FM c.s. geldt dat niet betwist is dat daaraan dj's meewerken die zijn aangesloten bij Buma  c.s. en dat voor het openbaar maken van hun muziek toestemming van Buma c.s.. is vereist. Evenmin is in geschil dat het openbaar maken van die muziek niet valt onder de bij overeenkomst van 18 juni 2008 verleende toestemming. Ook daarvoor is dus een aanvullende toestemming vereist.

Lees het vonnis hier.

IEF 7937

De uitvoerend kunstenaar

Rechtbank Amsterdam, 20 april 2009, LJN: BI5180, Julio Iglesias & Jungle Aire Limited C.V. tegen Sony Bmg Music Entertainment (Netherlands) B.V

Naburige rechten. Auteursrecht. Eerst even kort. In geschil is (primair) of de aan Iglesias [A] toekomende naburige rechten middels diverse overeenkomsten voor en na de inwerkingtreding van de Wnr. aan Sony BMG zijn overgedragen. Dat is niet het geval, maar met betrekking tot de exploitatierechten (2 Wnr.) concludeert de rechtbank dat uit de aard en strekking van de overeenkomsten en de door partijen in de overeenkomsten gehanteerde definities wel voortvloeit dat de gegeven licentie ziet op toekomstige (dus ook digitale) exploitatievormen. "Dat bepaalde exploitatiewijzen ten tijde van het aangaan van de diverse overeenkomsten nog niet voorzienbaar waren, laat onverlet dat partijen daarop in de overeenkomsten hebben geanticipeerd middels de hiervoor weergegeven ruime omschrijvingen.'(4.16)  

De rechtbank concludeert dat er geen overdracht is van (nieuw verworven) naburige rechten. Ten tijde van de totstandkoming van de diverse voor 1993 (inwerkingtreding Wnr) tot stand gekomen overeenkomsten kwamen de uitvoerend kunstenaar nog geen naburige rechten toe, zodat van een overdracht van die rechten geen sprake kan zijn. De na 1993 gesloten overeenkomsten leiden niet tot een ander oordeel.

De overdracht van rechten omvat blijkens artikel 9 Wnr alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld, of uit de aard en strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. De na 1993 tot stand gekomen overeenkomsten geven geen blijk van een (doordachte) overdracht van naburige rechten. De aard en strekking van die overeenkomsten impliceren evenmin een overdracht van naburige rechten. Aan het doel van de diverse overeenkomsten kan ook recht worden gedaan als een exclusieve licentie is verleend.

De aard en strekking van de overeenkomsten brengt met zich dat deze aldus moeten worden uitgelegd dat sprake is van een onbeperkte en exclusieve licentie. Die licentie ziet ook op de exploitatie van digitale exploitatiemogelijkheden. Afwijzing van de ruim geformuleerde verklaringen voor recht omtrent de mogelijkheden de diverse uitvoeringen te exploiteren. Daarvoor is te weinig gesteld. 
 
 Lees het vonnis hier

IEF 7844

Geen overeenkomst voor de verstrekking van diensten

HvJ EG, 23 april 2009, zaak C-533/07, Falco Privatstiftung, Thomas Rabitsch tegen Gisela Weller-Lindhorst (prejudiciële vragen Oberste Gerichtshof Oostenrijk).

Eerst even voor jezelf lezen. Verlening van licentie op intellectuele eigendomsrechten. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, punt 1, sub a en b, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een overeenkomst waarbij de houder van een recht van intellectuele eigendom zijn medecontractant het recht verleent om tegen vergoeding gebruik te maken van dit recht, een overeenkomst voor de verstrekking van diensten is in de zin van artikel 5, punt 1, sub b, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001. Zo ja, vraagt de verwijzende rechter zich af waar deze dienst wordt verstrekt en of het bevoegde gerecht ook uitspraak kan doen over de vergoedingen inzake het gebruik van de betrokken auteursrechten in een andere lidstaat of in een derde land.

De tweede vraag hoeft niet te worden beantwoord. Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of ter bepaling van het gerecht dat krachtens artikel 5, punt 1, sub a, van verordening nr. 44/2010 bevoegd is om kennis te nemen van een verzoek tot betaling van een licentievergoeding op grond van een overeenkomst waarmee de houder van een recht van intellectuele eigendom zijn medecontractant het recht verleent om gebruik te maken van dat recht, verder moet worden uitgegaan van de beginselen die zijn ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof over artikel 5, punt 1, van het Executieverdrag.

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 5, punt 1, sub b, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat een overeenkomst waarbij de houder van een recht van intellectuele eigendom zijn medecontractant het recht verleent om tegen vergoeding gebruik te maken van dat recht, geen overeenkomst voor de verstrekking van diensten is in de zin van deze bepaling.

2)      Ter bepaling van het gerecht dat krachtens artikel 5, punt 1, sub a, van verordening nr. 44/2010 bevoegd is om kennis te nemen van een verzoek tot betaling van een licentievergoeding op grond van een overeenkomst waarmee de houder van een recht van intellectuele eigendom zijn medecontractant het recht verleent om gebruik te maken van dat recht, moet verder worden uitgegaan van de beginselen die zijn ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof over artikel 5, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek.

Lees het arrest hier

IEF 7827

Deze zaak was wel het hoogtepunt

Gerechtshof Arnhem, 3 maart 2009, LJN: BI1243, Strafzaak achtergrondmuziek.

Auteursrecht. “Meermalen, telkens opzettelijk voorwerpen, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, werken, te weten muziekwerken met of zonder woorden, waren vervat, openlijk ter verspreiding aanbieden en  ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden hebben en/of hebben bewaard uit winstbejag.” Gevangenisstraf van 12 maanden na belastingfraude en het bedrijfsmatig overtreden van de Auteurswet 1912, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

“Voorts heeft verdachte bedrijfsmatig gedurende een lange periode de Auteurswet 1912 overtreden. Aannemelijk is geworden dat verdachte na de ontbinding van de zogeheten overeenkomst achtergrondmuziek is doorgegaan met het ongeautoriseerd leveren van [repertoire] aan horecaondernemingen en dat verdachte vervolgens ook zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 februari 2009 is verdachte reeds tweemaal veroordeeld wegens overtreding van artikel 31b van de Auteurswet 1912. Ook heeft verdachte ter zake van het onderhavige feitencomplex reeds diverse civiele procedures verloren. Kennelijk heeft verdachte deze illegale maar lucratieve activiteit hardnekkig ondanks dit soort waarschuwingen voortgezet. Het hof is er dan ook niet gerust op dat met deze strafzaak een einde komt aan het illegale handelen van verdachte mede nu verdachte ter zitting heeft verklaard nog steeds in dezelfde branche werkzaam te zijn. Voor de ernst van het onder 4 bewezenverklaarde is tekenend dat getuige-deskundige [D] ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in de 24 jaar dat hij bij de stichting Stemra werkzaam was, niet anderszins heeft meegemaakt dat er door iemand gedurende zo’n lange periode zoveel inbreuken op eens anders auteursrecht werden gemaakt. Deze zaak was wel ‘het hoogtepunt’.

Gezien het bovenstaande acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel gerechtvaardigd. In de omstandigheden dat de behandeling van de strafzaak lang heeft geduurd en dat het oude feiten betreft, ziet het hof evenwel aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht het hof passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof zal aldus een zwaardere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is geëist. Aangezien de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling inmiddels in werking is getreden, zal het hof aldus (netto) ook een zwaardere straf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd."

Lees het arrest hier.  

IEF 7655

Mogen luisteren

Vzr. Rechtbank Zwolle, 10 december 2008, LJN: BH4922, Vereniging Buma tegen Suplacon B.V.

Auteursrecht. Buma-zaak. Mogen luisteren is ‘openbaar maken in de zin van artikel 12 lid 1 aanhef en onder 4 Auteurswet 1912’. 

4.3.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het feit dat medewerkers van Suplacon tijdens werktijd naar muziek mogen luisteren, zelfs middels een i-Pod of mobiele telefoon, volgt dat Suplacon een bedrijfsbelang heeft dat zijn medewerkers naar muziek kunnen luisteren. Immers, tevreden werknemers werken harder. Er is dan ook sprake van een openbaarmaking van muziek in de zin van artikel 12 van de Auteurswet. Suplacon maakt inbreuk op de door Buma geëxploiteerde auteursrechten en handelt dus onrechtmatig jegens haar. Het gevorderde verbod is naar het oordeel van de voorzieningenrechter toewijsbaar. Tevens is de gevorderde schadevergoeding, tegen de hoogte waarvan geen bezwaar is gemaakt, toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 7455

Te lang stilzitten (HB)

Hans van HemertGerechtshof Amsterdam, 23 december 2008, zaaknummer 200.004.493/01, Intersong Basart Publishing Group B.V. c.s. tegen Hans van Hemert.
 
Auteursrecht. Via de website van Margriet Koedooder: “Hoger beroep van muziekuitgeverij Intersong Basart  tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2008 (zie: IEF 5612).

Intersong had 11 grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank. In de rechtbankprocedure had Intersong tevergeefs gestreden tegen de door haar auteur Hans van Hemert buitengerechtelijk ontbonden muziekuitgavecontracten. Hans van Hemert wilde weer zélf over zijn catalogus van 227 muziekwerken, waaronder vele hits, kunnen beschikken doordat Intersong naar zijn mening al jaren lang ten onrechte nauwelijks enige exploitatie activiteiten ten aanzien van zijn muziekwerken had verricht. Dit ondanks herhaaldelijk aandringen daartoe door Van Hemert.
 
Het Hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat Van Hemert de overeenkomsten wel degelijk rechtsgeldig heeft ontbonden wegens een voldoende ernstige wanprestatie. Intersong heeft in de procedure volgens het Hof te weinig bewijzen naar voren gebracht waaruit de volgens Intersong wel degelijk gedane inspanningen kunnen blijken. Het overhandigen van schriftelijke verklaringen van de eigen medewerkers van Intersong is daarvoor niet genoeg. Van Hemert had onbestreden aangevoerd dat hij de afgelopen acht jaar niets van Intersong had gehoord.

In de tekst van de vele onderliggende overeenkomsten, waarbij Van Hemert de uitgaverechten op zijn werken in volle omvang en voor de duur van het auteursrecht en wereldwijd had overgedragen, was geen enkele verplichting voor de uitgever opgenomen. Dat kon Intersong echter niet baten. Een inspanningsverplichting tot exploitatie is inherent aan de aard van de betreffende contracten, had de rechtbank al eerder geoordeeld. Ook het door Van Hemert jaarlijks accorderen van de (door Intersong opgemaakte) jaarstukken van het in de vorm van een besloten vennootschap gegoten ‘fonds’ met Intersong mag niét worden uitgelegd als een akkoordverklaring met betrekking tot alle activiteiten die tot die cijfers hebben geleid. Met een dergelijk akkoord wordt niet meer verklaard dan dat de cijfers kloppen, aldus het Hof.”
 
Lees het arrest hier.

IEF 7396

Misbrøk door het Musikbyrå?

\HvJ EG, 11 december 2008, zaak C 52/07, Kanal 5 Ltd & TV 4 AB tegen Föreningen Svenska Tonsättares Internationella Musikbyrå (STIM) upa.(prejudiciële vragen  ingediend door de Marknadsdomstol (Zweden)).

Auteursrecht. Auteursrechtenbureau met feitelijk monopolie. Heffing van royalty’s voor uitzending van muziekwerken op televisie. Methode voor berekening van royalty’s. Machtspositie. Misbruik. Klacht van de Zweedse commerciële televisiezenders Kanal 5 en TV 4 bij het Konkurrensverk [de Zweedse mededingingsautoriteit] tegen STIM, de Zweedse Buma.

Kanal 5 en TV 4 betalen een percentage van hun reclame inkomsten aan STIM, waarbij wel rekening gehouden wordt met het percentage muziekgebruik, maar niet met de kijkdichtheid. De Zweedse publieke TV-zender Sveriges Television betaalt aan STIM een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag van tevoren is overeengekomen.

Vragen en antwoorden HvJ, kort samengevat:

Vraag: Mag een auteursrechtenbureau (met een machtspositie) een percentage vragen van de (reclame-)inkomsten van een commerciële omroep?

Antwoord HvJ: Ja, tenzij het zonder te hoge kosten nauwkeuriger kan. “Het kan echter niet worden uitgesloten dat de toepassing van een dergelijk vergoedingsmodel onder bepaalde omstandigheden misbruik kan opleveren, met name indien er een andere methode bestaat waarmee het gebruik van deze werken en het kijkcijfer nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd, en met deze methode hetzelfde rechtmatige doel, te weten de bescherming van de belangen van de auteurs, componisten en muziekuitgevers, kan worden bereikt, zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van de auteursrechtelijk beschermde muziekwerken onevenredig te verhogen”  (ov. 40).

Vraag: Mag een auteursrechtenbureau (met een machtspositie) voor een publieke omroep een geheel ander vaststellingswijze gebruiken dan een percentage van de inkomsten?

Antwoord HvJ: Nee, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor is. “Een dergelijke rechtvaardiging zou met name kunnen liggen in de taak en de wijze van financiering van de publieke televisiezenders” (ov. 47).

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

"1) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat een auteursrechtenbureau dat een machtspositie bezit op een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt, geen misbruik maakt van deze machtspositie wanneer het als vergoeding voor de uitzending op televisie van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken op commerciële televisiezenders een vergoedingsmodel toepast volgens hetwelk het bedrag van deze royalty’s overeenkomt met een deel van de inkomsten van deze zenders, op voorwaarde dat dat deel in grote lijnen in verhouding staat tot de hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde muziekwerken die werkelijk op televisie is of kan worden uitgezonden, en mits er geen andere methode is waarmee het gebruik van deze werken en het kijkcijfer nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van deze werken onevenredig te verhogen.

2) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een auteursrechtenbureau de royalty’s die worden geheven als vergoeding voor de uitzending op televisie van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken, op verschillende manieren berekent naargelang het commerciële of publieke televisiezenders betreft, het daarmee misbruik kan maken van zijn machtspositie in de zin van dat artikel indien het ten opzichte van deze televisiezenders ongelijke voorwaarden toepast bij gelijkwaardige prestaties en hun daarmee nadeel berokkent bij de mededinging, tenzij een dergelijke praktijk objectief kan worden gerechtvaardigd."

Lees het arrest hier.

IEF 7385

Een nieuwe uitgaveovereenkomst

Heb je even voor Mij? Comp. E. HartkampRechtbank Utrecht, 28 november 2008, KG ZA 08-1100, Hartkamp tegen Basart B.V. & Strengholt B.V. (met dank aan Radboud Ribbert, Ribbert Advocaten)

IE-overeenkomstenrecht. Geschil over, kort gezegd, onderhandelingen over voortzetting muziekuitgaveovereenkomst. Bevoegdheid om met derden te onderhandelen.

"4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden gesteld dat Hartkamp in de periode tot en met 30 september 2008 niet, dan wel niet te goeder trouw, met Basart heeft onderhandeld. Hartkamp is gesprekken met Basart niet uit de weg gegaan, nu hij - in ieder geval - op 1 april 2008, l0 juni 2008, 20 augustus 2008 en 25 september 2008 met Basart over het aangaan van een nieuwe uitgaveovereenkomst heeft gesproken. Daarnaast heeft Hartkamp naar aanleiding van de voorstellen van Basart bij brief van 9 september 2008 en tijdens de bespreking op 25 september 2008 een aantal vragen aan Basart gesteld, zodat niet kan worden gezegd dat Hartkamp niet inhoudelijk op de voorstellen van Basart is ingegaan.  

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het Hartkamp niet worden aangerekend dat partijen vóór 1 oktober 2008 niet tot overeenstemming zijn gekomen. In artikel 1 van her addendum is immers expliciet bepaald dat Hartkamp niet verplicht was een door de uitgever gedaan aanbod te aanvaarden.

Uit de brief van de raadsman van Hartkamp d.d. 26 september 2008 blijkt voorts dat Hartkamp na de bespreking op 25 september 2008 van mening was dat hij nog onvoldoende antwoord had gekregen op een aantal voor hem essentiële vragen die hij in zijn brief van 9 september 2008 aan Basart had gesteld. Er was volgens Hartkamp nog geen duidelijkheid gecreëerd over de hoogte van het voorschot en de wijze waarop buitenlandexploitatie zou plaatsvinden, Gelet daarop was Hartkamp niet gehouden om een tegenvoorstel te doen en was hij bevoegd om na 30 september 2008 ook met derden re onderhandelen. Hartkamp heeft derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter jegens Basart geen wanprestatie gepleegd, zodat Basart niet bevoegd was het addendum partieel te ontbinden.”

Lees het vonnis hier.