DOSSIERS
Alle dossiers

Muziek  

IEF 13584

HvJ EU: Kuuroord doet mededeling aan patiënten

HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-351/12 (Ochranný svaz autorský pro práva k dílům hudebním (OSA) tegen Léčebné lázně Mariánské Lázně) - dossier - persbericht
Marienbad, Trinkhalle Prejudiciële vragen gesteld door Krajský soud v Plzni, Tsjechische republiek. Collectief beheer. Beperking van auteursrecht voor zorginstellingen in strijd met InfoSoc-Richtlijn en Dienstenrichtlijn. Mededeling via radio/televisie aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting. Richtlijn verzet zit tegen een nationale regeling die auteurs uitsluit om mededeling van hun werken in een kuuroord toe te staan of te verbieden. Nationale wetgeving die de aanvrager een monopolie verleent auteursrechten op het nationale grondgebied collectief te beheren, is niet in strijd met het vrij verkeer van diensten. Het Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die het recht van auteurs uitsluit om de mededeling, door een kuurinrichting die handelt als commerciële onderneming, van hun werken middels het bewust verspreiden van een signaal via radio of-televisieontvangers in de kamers van de patiënten van die inrichting, toe te staan of te verbieden. Artikel 5, leden 2, sub e, 3, sub b, en 5, van deze richtlijn kan niet afdoen aan deze uitlegging.

2) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat een beheersorganisatie zich niet in een geding tussen particulieren op deze bepaling kan beroepen voor het buiten toepassing laten van een daarmee strijdige regeling van een lidstaat. De rechter aan wie een dergelijk geschil is voorgelegd, moet deze regeling evenwel zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en doelstelling van diezelfde bepaling, om tot een oplossing te komen die in overeenstemming is met het daarmee beoogde doel.

3) Artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt en de artikelen 56 VWEU en 102 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan de toepassing van een regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding, die het collectieve beheer van auteursrechten met betrekking tot bepaalde beschermde werken op het grondgebied van deze lidstaat voorbehoudt aan één collectieve beheersorganisatie en daardoor een gebruiker van beschermde werken, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kuurinrichting, verhindert gebruik te maken van diensten van een beheersorganisatie die is gevestigd in een andere lidstaat.

Artikel 102 VWEU dient evenwel in die zin te worden uitgelegd dat het feit dat eerstgenoemde organisatie voor collectief beheer van auteursrechten voor de door haar geleverde diensten tarieven oplegt die – bij een vergelijking van de tariefniveaus op homogene grondslag – aanzienlijk hoger zijn dan die welke worden gehanteerd in de andere lidstaten, dan wel prijzen hanteert die te hoog zijn en niet in een redelijke verhouding staan tot de economische waarde van de geleverde prestatie, een aanwijzing voor een misbruik van een machtspositie vormt.

Gestelde vragen [IEF 11786]:

1. Moet richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, aldus worden uitgelegd dat een beperking die makers een vergoeding ontzegt voor de mededeling van hun werk via radio- of televisie-uitzending door middel van radio- of televisieontvangstapparatuur aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting die geldt als onderneming, in strijd is met de artikelen 3 en 5 (artikel 5, leden 2, sub e, 3, sub b, en 5) ervan?
2. Zijn deze bepalingen van de richtlijn inzake bovenbedoeld gebruik van een werk zo nauwkeurig en onvoorwaardelijk dat collectieve beheersorganisaties voor auteursrechten zich er voor de nationale rechter in een geschil tussen particulieren op kunnen beroepen, indien een lidstaat de richtlijn niet correct in nationaal recht heeft omgezet?
3. Moeten de artikelen 56 en volgende en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of, in voorkomend geval, artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de toepassing van bepalingen van nationaal recht die het collectieve beheer van auteursrecht op het grondgebied van de staat voorbehouden aan één enkele collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten (monopolist), zodat afnemers van de dienst niet de vrije keuze hebben voor een collectieve beheersorganisatie van een andere lidstaat van de Europese Unie?

Op andere blogs:
SOLV Exploitant van kuurinrichting verricht mededeling aan het publiek

IEF 13540

HvJ EU Svensson: Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming

HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever) - dossier - persbericht
Prejudiciële vragen gesteld door Svea hovrätt, Zweden. Veel besproken hier, zie IEF 12057 voor een introductie: Auteursrecht. Hyperlink-vragen. Mededeling aan een nieuw publiek wanneer een aanklikbare link wordt geplaatst. Relevantie van de openbaarheid van de locatie of beperkingen op toegang.

Uit het persbericht: De eigenaar van een website kan, zonder toestemming van de houders van het auteursrecht, via hyperlinks doorverwijzen naar beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn. Dit geldt zelfs wanneer bij de internetgebruikers die op de link klikken, de indruk wordt gewekt dat het werk wordt getoond op de website waar de link zich bevindt. (...)

In het vandaag gewezen arrest oordeelt het Hof dat het plaatsen van aanklikbare links naar beschermde werken een handeling bestaande in een mededeling vormt. Er is immers sprake van een dergelijke handeling wanneer een werk op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar wordt gesteld dat het voor dit publiek toegankelijk is (ook al maakt het geen gebruik van die mogelijkheid). Bovendien kunnen de potentiële gebruikers van de door Retriever Sverige geëxploiteerde website worden aangemerkt als een publiek, daar het gaat om een onbepaald en vrij groot aantal gebruikers.

Het Hof herinnert evenwel eraan dat de mededeling gericht moet zijn tot een nieuw publiek, dit wil zeggen een publiek dat door de houders van het auteursrecht niet in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling. Volgens het Hof is er geen sprake van een dergelijk „nieuw publiek” in het geval van de door Retriever Sverige geëxploiteerde website. Aangezien de op de website van Göteborgs-Posten aangeboden werken vrij toegankelijk waren, moeten de gebruikers van de website van Retriever Sverige worden beschouwd als een onderdeel van het publiek dat door de journalisten reeds in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de publicatie van de artikelen op Göteborgs-Posten. Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat bij de internetgebruikers die op de link klikken de indruk wordt gewekt dat het werk wordt getoond op de website van Retriever Sverige, terwijl dit werk in werkelijkheid afkomstig is van Göteborgs-Posten.

Het Hof concludeert daaruit dat de eigenaar van een website, zoals die van Retriever Sverige, zonder toestemming van de houders van het auteursrecht via hyperlinks kan doorverwijzen naar beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn.

Dit zou evenwel niet het geval zijn indien een hyperlink de gebruikers van de website waarop deze link zich bevindt, in staat stelt om beperkingsmaatregelen te omzeilen die op de website waar het beschermde werk zich bevindt zijn getroffen teneinde de toegang van het publiek te beperken tot de abonnees ervan, omdat in dit geval die gebruikers door de houders van het auteursrecht niet in aanmerking werden genomen als potentieel publiek toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling.

Ten slotte verklaart het Hof dat de lidstaten niet het recht hebben om de houders van een auteursrecht een ruimere bescherming te bieden door een uitbreiding van het begrip „mededeling aan het publiek”. Dit zou immers verschillen op het gebied van de wetgeving doen ontstaan en dus leiden tot rechtsonzekerheid, terwijl de betrokken richtlijn juist beoogt deze problemen te verhelpen.

Gestelde vragen:

1. Is sprake van mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer iemand anders dan de houder van het auteursrecht op een bepaald werk, op zijn website een aanklikbare link plaatst naar het werk?
2. Is het voor het antwoord op de eerste vraag relevant of het werk waarnaar de link verwijst, is geplaatst op een website op het internet waartoe iedereen zonder beperkingen toegang heeft dan wel of de toegang op enige wijze is beperkt?
3. Moet bij de beantwoording van de eerste vraag onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, wordt getoond op een andere website, en gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, aldus wordt getoond dat de indruk wordt gewekt dat het op dezelfde website verschijnt?
4. Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van auteurs door onder het begrip "mededeling aan het publiek" een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29?

Het HvJ EU verklaart voor recht:

1) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat het plaatsen op een website van aanklikbare links naar werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn, geen handeling bestaande in een mededeling aan het publiek vormt.

2) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat een ruimere bescherming kan bieden aan de houders van een auteursrecht door te bepalen dat het begrip mededeling aan het publiek een groter aantal handelingen omvat dan die waarop deze bepaling betrekking heeft.

Op andere blogs:
1709blog (Svensson - it's all about the "new public")
1709blog (Hyperlinks, making available and the 'new public' -- or just a dead end?)
BirdBuzz
Hoogenraad & Haak (HvJ EU Svensson: linken naar content zonder toestemming mag)
IE-Forum.nl (IEF 13559 Hyperlinks naar ongeautoriseerde content zijn inbreukmakend)
IE-Forum.nl (IEF 13542 Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk
IE-Forum.nl (IEF 13543 Svensson: Het internet gered, de rechthebbenden gered)
IE-Forum.nl (IEF 13705 Het Svensson-arrest; iedere link met het auteursrecht doorbroken?)
IPKat (Early thoughts on Svensson: communication/making available, 'new' public, altering the scope of exclusive rights)
Ius Mentis (Hyperlinks zijn geen auteursrechtinbreuk, ook niet als je embedt of framet)
Jurel (Copyright cannot regulate new economy where money depends on the volume of internet traffic – Comments on Svensson Case)
Thijs van den Heuvel - Storify
Kluwer Copyright Blog
Kluwer Copyright Blog II (The Svensson case and the act of communication to a new public)
MediaReport (Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk)
SCL (CJEU Rules that Hyperlinks are OK! Unless there’s a ‘New Public’)
Time.Lex Linking and Embedding Not (always) Copyright Infringement

IEF 13504

Madonna's Frozen is geen plagiaat

Cour d'appel de Mons 3 februari 2014, rôle nr. 2012/RG/933 (Warner/Chappell Music Publishing Belgium/EMI/Sony tegen Luppino en Acquaviva)
Uitspraak ingezonden door Fabienne Brison en Frédéric Lejeune, Hoyng Monegier.
Muziekrecht. Het geschil gaat over muziekplagiaat door het nummer "Frozen" van Madonna. Het zou, aldus gedaagden in deze beroepsprocedure, inbreuk maken op het nummer "Ma vie fout l'camp" [red. ter vergelijking: YouTube]. Effectief zou het niet gaan om een gelijkend compleet nummer, maar van enkele maten, meer specifiek van de eerste twee maten van het eerste gezongen couplet.

Het merendeel van de geraadpleegde experts zijn het eens dat de maten in het nummer van gedaagden die overeenstemmen met het nummer "Frozen", niet voldoende origineel zijn zodat deze maten (auteursrechtelijke) bescherming toekomt. Het hof kan slechts constateren dat de gelijkenissen over enkele maten gaan die worden herhaald. Behalve klassieke werken of oude liederen en folklore die in het publieke domein vallen, treft men ook varianten aan in eerdere, meer recente, blues en rock. Anders dan de rechter in eerste aanleg, is het hof van oordeel dat geen sprake is van plagiaat. Het werk van gedaagde ontbeert originaliteit en heeft een banaal karakter ten opzichte van oudere werken.

Leestips: pagina 8 t/m 10

IEF 13467

Hof: Blokkade The Pirate Bay opgeheven, niet evenredig en effectief

Hof Den Haag 28 januari 2014, zaaknr. 200.105/418/01 (Ziggo en XS4All tegen Stichting BREIN)
Uitspraak ingezonden door John Allen en Emma de Groot, NautaDutilh. Christiaan Alberdingk Thijm en Caroline de Vries, Bureau Brandeis.
Auteursrecht. Naburige rechten. Tussenpersonen ex 26d Aw en 15e Wnr. Zie eerder IEF 10763 waarin Ziggo en XS4All werden bevolen The Pirate Bay te blokkeren. Het Hof oordeelt anders.

Met BREIN neemt het hof aan dat een significant deel van de abonnees mediabestanden heeft gedownload, stukjes geupload ten behoeve van peers en een zeer groot deel is zonder toestemming geplaatst. De loutere beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken is nog geen mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 Auteursrechtrichtlijn, zo benadrukt ook considerans 27. Er is een auteursrechtinbreuk gepleegd door een relevant deel van de abonnees van Ziggo c.s. en door de beheerders van The Pirate Bay, doch alleen met betrekking tot het 'art work'.

Ziggo c.s. doet een geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel en op non-effectiviteit (r.o. 5.1). Vanwege de diverse rapport die zijn ingebracht in het geding, kan er niet vanuit worden gegaan dat de bevolen blokkade effectief is geweest ten aanzien van abonnees van Ziggo c.s. (5.22). Uit de stellingen van BREIN valt op te maken dat zij een stap-voor-stap-benadering voor ogen staan:a. access-providers om ook alternatieven van TPB te blokkeren; b. het neerhalen van proxy's; c. het optreden tegen de beheerders van alternatieve torrentsites.

Niet goed is in te zien waarom BREIN in haar procedures tegen providers niet tevens meteen een bevel heeft gevorderd tot blokkade van het slechts 'handjevol' concurrerende BitTorrentsites die met TPB de 'grootste uitwassen' vormen. Aldus zijn de gevorderde maatregelen strijdig met het evenredigheidsvereiste/effectiviteitsvereiste.

Ook de subsidiaire grondslag op basis van het zich schuldig maken aan het welbewust en structureel faciliteren en bevorderen van grootschalige inbreuken door abonnees strandt (6.1 e.v.).

BREIN dient de proceskosten in eerste aanleg (€137.673,63 voor Ziggo en €52.217,50 voor XS4ALL) en in hoger beroep (€120.000 voor Ziggo en €16.030 voor XS4ALL) te vergoeden.

Leestips: 4.5, 4.6 en in de bovengenoemde tekst genoemde rechtsoverwegingen.

Lees de uitspraak:
afschrift (pdf)
Rechtspraak.nl (link)

Op andere blogs:
Bits of Freedom BLOKKADE TPB OPGEHEVEN
Dirkzwager Blokkade The Pirate Bay opgeheven: onevenredig en non-effectief
Hoogenraad & Haak Een last van de schouders van de internetproviders
Iusmentis Gerechtshof verbiedt blokkade The Pirate Bay: niet effectief
NautaDutilh ISPs defeat BREIN (entertainment industry vehicle): Court of Appeal overturns website blocking order/ISP's winnen van BREIN: Hof Den Haag vernietigt website blokkades
NJD
Hof Den Haag: geen verplichting (providers Ziggo, XS4ALL) tot blokkade van The Pirate Bay
Webwereld Ironie: BREIN was te soft met TBP-blokkade
Wieringa Vrij spel voor piraten: de baai is weer open

IEF 13466

Door betalen van de door Buma meegezonden factuur is er nog geen licentieovereenkomst

Ktr. Rechtbank Rotterdam 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10758 (Buma & Sena)
Buma en Sena hebben een gezamenlijk servicecentrum ingericht en in dat kader sturen zij hun relaties een gecombineerde factuur betreffende de verschuldigde vergoedingen voor muziekgebruik. De kernvraag is of tussen Buma en [opposant] een licentieovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt dat geen overeenkomst tot stand gekomen is.

5.3. Onder overlegging van het bewijs van licentie (productie 4 bij conclusie van antwoord in oppositie) stelt Buma dat zij [opposant] een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een overeenkomst en dat in dit aanbod is bepaald op welke wijze de aanvaarding dient te geschieden, te weten door betaling van de factuur. Ingevolge artikel 3:37 lid 1 BW kan de aanvaarding van een aanbod in beginsel in iedere vorm geschieden, tenzij het aanbod een bepaalde vorm voorschrijft. De kantonrechter constateert dat Buma in haar aanbod aan [opposant] heeft verklaard dat betaling binnen 30 dagen na datum van de bij het bewijs van licentie meegestuurde factuur leidt tot aanvaarding van haar aanbod en dat door die betaling de overeenkomst met ingang van 1 januari 2009 in werking treedt. Nog daargelaten de vraag of [opposant] het bewijs van licentie, en derhalve het aanbod, heeft ontvangen, hetgeen door [opposant] wordt betwist, strandt de vordering van Buma in verband met het volgende. (...) Buma mocht er dan ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Nu er verder geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, is de (oorspronkelijke) vordering van Buma bij gebreke van een grondslag niet toewijsbaar.

5.7 Vast staat dat [opposant] op 13 december 2010 een bedrag van € 600,00 ten behoeve van Buma aan GGN Maas-Delta heeft voldaan ter zake van de vergoeding voor de periode januari 2010 tot en met december 2010. Aangezien in conventie is geoordeeld dat tussen Buma en [opposant] geen overeenkomst tot stand is gekomen en voorts tussen partijen vast staat dat [opposant] in 2010 geen muziekwerken openbaar heeft gemaakt, heeft [opposant] zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd aan Buma betaald. De gevorderde hoofdsom van € 600,00 wordt derhalve toegewezen. De wettelijke rente wordt als onweersproken en op de wet gegrond eveneens toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden toegewezen vanaf 13 december 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.

Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Buma veroordeeld in de kosten van deze procedure.

IEF 13429

Internetabonnee niet verantwoordelijk voor gedrag meerderjarige zoon

BGH 8 januari 2014, I ZR 169/12 (vier Duitse fonogramproducenten tegen meerderjarig zoon)
BGH over aansprakelijkheid voor illegaal filesharing van een meerderjarig familielid. Een internetabonnee is niet voor het gedrag van een meerderjarig familie verantwoordelijk wanneer er geen reden is om aan te nemen dat de internetaansluiting wordt gebruikt voor illegale filesharing.

Uit het persbericht: Bundesgerichtshof Nr. 5/2014: Der unter anderem für das Urheberrecht zuständige I. Zivilsenat des Bundesgerichtshofs hat heute entschieden, dass der Inhaber eines Internetanschlusses für das Verhalten eines volljährigen Familienangehörigen nicht haftet, wenn er keine Anhaltspunkte dafür hatte, dass dieser den Internetanschluss für illegales Filesharing missbraucht. Die Klägerinnen sind vier führende deutsche Tonträgerhersteller. Der Beklagte ist Inhaber eines Internetzugangs. In seinem Haushalt leben auch seine Ehefrau und deren volljähriger Sohn.

Die Klägerinnen ließen den Beklagten durch Anwaltsschreiben abmahnen; sie behaupteten, am 12. Juni 2006 seien über seinen Internetanschluss 3.749 Musikaufnahmen, an denen sie die ausschließlichen urheberrechtlichen Nutzungsrechte besäßen, in einer Internettauschbörse zum Herunterladen verfügbar gemacht worden. Der Beklagte gab ohne Anerkennung einer Rechtspflicht eine strafbewehrte Unterlassungserklärung ab. Er weigerte sich jedoch, die geltend gemachten Abmahnkosten zu bezahlen.

Die Klägerinnen nehmen den Beklagten auf Erstattung von Abmahnkosten in Höhe von 3.454,60 € in Anspruch.

Der Beklagte macht geltend, er sei für die behaupteten Rechtsverletzungen nicht verantwortlich. Sein damals 20-jähriger Stiefsohn habe die Musikdateien über den Internetanschluss zugänglich gemacht. Der Stiefsohn des Beklagten hat im Rahmen seiner Beschuldigtenvernehmung gegenüber der Polizei eingeräumt, er habe mit dem Tauschbörsenprogramm "BearShare" Musik auf seinen Computer heruntergeladen.

Das Landgericht hat der Klage stattgegeben. Das Berufungsgericht hat den Beklagten verurteilt, an die Klägerinnen 2.841 € zu zahlen, und die weitergehende Klage abgewiesen. Dazu hat es ausgeführt, der Beklagte sei für die Verletzung der urheberrechtlich geschützten Rechte an den Musiktiteln verantwortlich. Er habe dadurch, dass er seinem 20-jährigen Stiefsohn den Internetanschluss zur Verfügung gestellt habe, die Gefahr geschaffen, dass dieser an urheberrechtsverletzenden Musiktauschbörsen teilnehme. Es sei ihm daher zumutbar gewesen, seinen Stiefsohn auch ohne konkrete Anhaltspunkte für eine bereits begangene oder bevorstehende Urheberrechtsverletzung über die Rechtswidrigkeit einer Teilnahme an Tauschbörsen aufzuklären und ihm die rechtswidrige Nutzung entsprechender Programme zu untersagen. Der Beklagte habe diese Verpflichtung verletzt, weil er seinen Stiefsohn nicht - jedenfalls nicht hinreichend - belehrt habe.

Der Bundesgerichtshof hat das Berufungsurteil aufgehoben und die Klage insgesamt abgewiesen. Bei der Überlassung eines Internetanschlusses an volljährige Familienangehörige ist zu berücksichtigen, dass die Überlassung durch den Anschlussinhaber auf familiärer Verbundenheit beruht und Volljährige für ihre Handlungen selbst verantwortlich sind. Im Blick auf das besondere Vertrauensverhältnis zwischen Familienangehörigen und die Eigenverantwortung von Volljährigen darf der Anschlussinhaber einem volljährigen Familienangehörigen seinen Internetanschluss überlassen, ohne diesen belehren oder überwachen zu müssen; erst wenn der Anschlussinhaber - etwa aufgrund einer Abmahnung - konkreten Anlass für die Befürchtung hat, dass der volljährige Familienangehörige den Internetanschluss für Rechtsverletzungen missbraucht, hat er die zur Verhinderung von Rechtsverletzungen erforderlichen Maßnahmen zu ergreifen. Da der Beklagte nach den vom Berufungsgericht getroffenen Feststellungen keine Anhaltspunkte dafür hatte, dass sein volljähriger Stiefsohn den Internetanschluss zur rechtswidrigen Teilnahme an Tauschbörsen missbraucht, haftet er auch dann nicht als Störer für Urheberrechtsverletzungen seines Stiefsohnes auf Unterlassung, wenn er ihn nicht oder nicht hinreichend über die Rechtswidrigkeit einer Teilnahme an Tauschbörsen belehrt haben sollte.

LG Köln - Urteil vom 24. November 2010 - 28 O 202/10, ZUM-RD 2011, 111, openJur 2010, 3324
OLG Köln - Urteil vom 22. Juli 2011 - 6 U 208/10, ZUM 2012, 583,  openJur 2012, 81028
BVerfG (Kammer), Beschluss vom 21. März 2012 - 1 BvR 2365/11, GRUR 2012, 601 = WRP 2012, 702
OLG Köln, Urteil vom 17. August 2012 - 6 U 208/10, juris.

IEF 13402

Conclusie A-G: downloaden uit illegale bron is illegaal downloaden

Conclusie A-G HvJ EU 9 januari 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting de Thuiskopie e.a.) - dossier
Mede ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Hoge Raad der Nederlanden [IEF 11775].
Uitlegging van artikel 5, leden 2 en 5, van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG en van artikel 14 van Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG – Reproductierecht – Beperkingen en restricties – Handhaving van intellectuele eigendomsrechten – Gerechtskosten – Werkingssfeer. De A-G concludeert:

1) Artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG (...), moet in die zin moet worden uitgelegd dat de daarin voorziene uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik enkel van toepassing is op reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.

2) Artikel 5 van richtlijn 2001/29 moet in die zin moet worden uitgelegd dat, binnen de context van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik die de lidstaten krachtens die bepaling mogen invoeren, een lidstaat de daarmee gepaard gaande vergoeding enkel mag innen over reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.
3) Artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten [red. proceskostenveroordeling], moet in die zin worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een geding, zoals hier aan de orde is, dat geen betrekking heeft op de bescherming, als zodanig, door de houders van auteursrechten of naburige rechten, van die rechten.

Op andere blogs:
SOLV (AG: downloaden uit illegale bron is inbreuk)

IEF 13352

Conclusie ACI Adam/Thuiskopie vervroegd en arrest Norma/NL-kabel aangehouden

Bericht ingezonden door Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.

Kort bericht
: De conclusie in de zaak ACI Adam / Thuiskopie bij het HvJ EU over privé kopiëren uit illegale bron is vervroegd tot 9 januari 2014. Zie eerder IEF 11775.

De griffier van het Hof van Justitie heeft de eer u hierbij op de hoogte te stellen dat de openbare terechtzitting voor het nemen van de conclusie door de advocaat generaal, voorheen vastgesteld op 22/01/2014 - 09:30, is verplaatst naar 09/01/2014 - 09:30. Zie hier de bijlage voor het bericht van de griffier van het Hof van Justitie.

Kort bericht: Het arrest in de zaak Norma / NL-kabel over kabeldoorgifte en het vermoeden van overdracht is vandaag door de Hoge Raad aangehouden tot 21 februari 2014. Zie eerder IEF 11171. Zie ook IEF 13056 en onze serie commentaren op kabeldoorgifte-uitspraak.

 

IEF 13310

Geen onrechtmatig gebruik onbeschermde Franse stem door TomTom

Hof Amsterdam 3 december 2013, zaaknr. 200.106.436/01 (Beck tegen TomTom)
Uitspraak ingezonden door Diederik Stols, Boekx.
Naburige rechten op stemmen. Portretrecht en ongerechtvaardigde verrijking. Beck is stemacteur en heeft herhaaldelijk werkzaamheden verricht bestaande uit stemopnamen. Op verzoek heeft hij ongeveer 60 woorden en korte zinsneden in de Franse Taal ingesproken. Naar het oordeel van de rechtbank [IEF 10800] kwalificeert de lijst met woorden en zinsneden in de Franse taal niet als een werk in de zin van de Auteurswet en de stemacteur is geen uitvoerend kunstenaar in de zin van art. 1 onder a Wet Naburige Rechten (WNR). Het hof bekrachtigd het vonnis waarvan beroep.

De betaalde dagvergoeding brengt niet met zich mee dat Beck aanspraak kan maken op een hogere vergoeding. De vergelijking met vergoedingen voor literaire auteurs gaat mank, omdat het in casu niet gaat om een beschermde prestatie. Er is niet onrechtmatig gehandeld, er is niet vast komen te staan dat er middels een onjuiste mededeling in de zin van art. 3:44 lid 3 BW door voor te wenden dat een opname voor testdoeleinden was en die opname dan zonder nader overleg, laat staan toestemming, wereldwijd te gaan gebruiken.

3.5. Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat, zo zou komen vast te staan dat genoemd bedrag van €450,- een dagvergoeding is, dit op zichzelf nog niet meebrengt dat Beck aanspraak kon maken op een hogere vergoeding. Beck verwijst hierbij naar vergoedingen die aan literaire auteurs en vertalers en aan fotografen plegen te worden betaald, maar die vergelijking gaat mank omdat het in casu niet om een auteursrechtelijk en/of nabuurrechtelijk beschermde prestatie gaat. (...) Bij gelegenheid van het pleidooi heeft de raadsman van Beck deze stukken aangeduid als het "het ultieme bewijs" en te kennen gegeven niet over meer bewijs te beschikken, zodat het bewijsaanbod daarmee is ingevuld. Het hof zal dat aanbod daarom verder passeren. De volgens Beck mogelijk in Amerika door TomTom getroffen schikking met twee stemacteurs is bij gebreke van een vergelijkingsmaatstaf voor de beoordeling van de onderhavige zaak niet relevant zodat reeds om die reden het verzoek ex art. 22 Rv tot overlegging van de schikkingsovereenkomst moet worden afgewezen.

3.11. Voorts heeft Beck gesteld dat TomTom c.s. onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld door een onjuiste mededeling te doen in de zin van art. 3:44 lid 3 BW door voor te wenden dat een opname voor testdoeleinden was en die opname dan zonder nader overleg, laat staan toestemming, wereldwijd te gaan gebruiken. Deze stelling is echter niet komen vast te staan, nu Beck tegenover de uitdrukkelijke betwisting door TomTom c.s. geen bewijs van het gestelde bedrog heeft aangeboden (...). Ook de prille ontwikkelingsfase waarin het bedrijf van TomTom in 2003 verkeerde maakt het onaannemelijk dat bij het maken van de stemopnamen opzettelijk zou zijn misleid.

Op andere blogs:
DirkZwagerIEIT (Het recht op stemgeluid, wat is het waard?)