DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 15747

Uitspraak ingezonden door Allard Ringnalda, Sven Klos, KLOS c.s..

Knuffelhond Boo wel auteursrechtelijk beschermd

Hof Den Haag 23 feb 2016, IEF 15747; (Knuffelhond Boo), https://ie-forum.nl/artikelen/knuffelhond-boo-wel-auteursrechtelijk-beschermd

Hof Den Haag 23 februari 2016, IEF 15746 (Knuffelhond Boo)
N.B. Tijdens de zitting en met goedvinden van de voorzitter is een echte levende hond (waarop het auteursrechtelijk beschermde werk volgens de voorzieningenrechter te veel zou lijken) als “bewijs” aanwezig. De hond heeft nagenoeg de hele zitting bijgewoond en zich keurig gedragen. Auteursrecht. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter [IEF 15340] die oordeelde dat Pluchen knuffelhond Boo niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming komt aangezien enerzijds het een natuurgetrouwe weergave van de bestaande hond Boo en anderzijds voor pluchen dieren gebruikelijke uitvoeringsvormen betreft. Er wordt een verbod op inbreuk in de Europese Unie toegewezen.

IEF 15739

Vordering WFL tot opheffing conservatoir beslag namaak Marlboro sigaretten afgewezen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 1 maart 2016, IEF 15739; ECLI:NL:RBROT:2016:1630 (World Freight Logistics tegen Philip Morris)
Merkenrecht. Auteursrecht. Transitgoederen. WFL oefent een expeditiebedrijf uit. Philip Morris produceert en verhandelt Marlboro-sigaretten. Philip Morris is houder van een aantal Gemeenschapsmerken en Internationale Beeldmerken en tevens auteursrechthebbende ten aanzien van ontwerpen van Marlboro sigarettenverpakkingen. Philip Morris verneemt van de douane dat een container met sigaretten geadresseerd aan WFL wordt vastgehouden op grond van een vermoeden van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht en verzoekt WFL om in te stemmen met vernietiging van de inbreukmakende sigaretten. De vordering van WFL tot opheffing van het door Philip Morris gelegde conservatoire beslag wordt afgewezen. Naar voorlopig oordeel dient Philip Morris in beginsel de mogelijkheid te worden geboden om in een bodemprocedure te bewijzen dat de sigaretten waren bestemd voor de Nederlandse markt en, zo zij hierbij in het gelijk mocht worden gesteld, de sigaretten te doen vernietigen.

4.4. Tussen partijen is wel in geding de vraag of de sigaretten, die afkomstig waren uit een derde land (buiten de EU), bestemd waren voor de Nederlandse markt, dan wel bestemd waren voor doorvoer naar een ander derde land (alsdan geheten: transitgoederen). Bij de beoordeling van deze standpunten van partijen is het volgende van belang.

4.14. Volgens WFL hebben de sigaretten als eindbestemming een (particuliere) handelaar in het land Syrië. Volgens Philip Morris kan dit niet juist zijn omdat een staatsbedrijf in Syrië het monopolie heeft op de invoer van sigaretten. De voorzieningenrechter zal niet treden in de juistheid van dit standpunt, bezien in het licht van de huidige omstandigheden in Syrië. Dit is verder ook niet nodig. Naar voorlopig oordeel dient Philip Morris in beginsel de mogelijkheid te worden geboden om in een bodemprocedure te bewijzen dat de sigaretten waren bestemd voor de Nederlandse markt en, zo zij hierbij in het gelijk mocht worden gesteld, de sigaretten te doen vernietigen. Gelet op het grote belang dat gediend is met bescherming van intellectuele eigendomsrechten, welk belang tot uitdrukking komt in de voor IE-rechthebbenden begunstigende bepalingen in de Richtlijn 2004/48 (de Handhavingsrichtlijn), dient grote terughoudendheid te worden betracht bij toewijzing van een vordering die ertoe strekt om reeds bij voorbaat aan een rechthebbende de mogelijkheid te ontnemen om handhavend op te treden in de vorm van het doen vernietigen van inbreukmakende goederen. In de omstandigheden van het geval bestaat geen aanleiding om deze terughoudendheid te laten varen.

 

IEF 15729

In alle opzichten wijkt de gedecoreerde klomp af van het model

Vzr. Rechtbank Overijssel 22 februari 2016, IEF 15729; ECLI:NL:RBOVE:2016:600 (Modelrecht gedecoreerde klompen)
Uitspraak ingezonden door Martijn Kortier, Kienhuis Hoving. Eiser heeft een Benelux modelrecht laten registreren voor 'decoratieve klompen voorzien van sierstenen' en ziet dat Chopra ook gedecoreerde klompen te koop aanbiedt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er vanuit moet worden gegaan van de modelregistratie en dat die registratie zich, gelet op de beschrijving en de bijgevoegde tekening, niet (mee) uitstrekt tot het voorkomen van een klomp. Er is een andere algemene dan wel totaalindruk dan het geregistreerde model. In alle opzichten, materialen(soorten) van klomp en steentjes en decoratie(dessin) wijkt de klomp van Chopra immers (te) veel af van het model voor een auteursrechtinbreuk. Vorderingen worden afgewezen.

4.9. Ingevolge artikel 3.1. van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) wordt het uiterlijk van een voortbrengsel afgeleid uit de kenmerken van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur of de materialen van het voortbrengsel zelf of de versiering ervan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beoordeling in dit geschil uit moet worden gegaan van de modelregistratie en dat die registratie zich, gelet op de beschrijving en de bijgevoegde tekening, niet (mee) uitstrekt tot het voorkomen van een klomp. Gelet op de beschrijving van het product en de features en op de bijbehorende representation gaat het immers om (een geheel van) decorations voor een klomp in de daarbij vermelde kleuren. De klompvorm is slechts indicatief (met een stippellijn) en kleurloos weergegeven op de tekening.

4.10 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan (...) redelijkerwijze niet staande worden gehouden dat het product van Chopra eenzelfde algemene dan wel totaalindruk wekt als het model van Eiser.
Daarbij kan er zelfs nog van worden afgezien dat beide producten geen (niet in alle gevallen bij de afbeeldingen van Chopra direct zichtbare) overeenkomst vertonen wat betreft textuur en materiaal van de klompen zelf, welke verschillen Eiser immers zelf reeds heeft bevestigd.

4.15 (...) De klomp van Chopra afgezet tegen de klomp volgens het geregistreerde model, brengt de voorzieningenrechter in ieder geval tot het voorlopig oordeel dat niet gesproken kan worden van een auteursrechtelijk inbreuk. In alle opzichten, materialen(soorten) van klomp en steentjes en decoratie(dessin) wijkt de klomp van Chopra immers (te) veel af van het model (...)

IEF 15718

Desir maakt inbreuk op IE-rechten Noosa

Rechtbank Den Haag 24 februari 2016, IEF 15718; ECLI:NL:RBDHA:2016:1831 (Noosa tegen Desir)
Uitspraak ingezonden door Marlou van de Braak, HOYNG ROKH MONEGIER. Auteursrecht. Modelrecht. Merkenrecht. Noosa houdt zich bezig met het ontwerp, de productie en de verhandeling van sieraden en modeaccessoires. De riemen en armbanden worden gekenmerkt door zogenaamde chunk drukkers. Desir biedt tevens riemen en armbanden aan waar drukkers op kunnen worden geplaatst. De rechtbank beveelt Desir om iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel brede riem en enkele armband van Noosa in de Europese Unie te staken. Hetzelfde geldt voor inbreuk op de auteursrechten van Noosa op haar dubbele armband en smalle riem in Nederland en de inbreuk op het Gemeenschapswoordmerk CHUNK van Noosa in de Europese Unie. Tevens zal Desir een rectificatie op haar website moeten plaatsen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering tot nietigverklaring dan wel vervallenverklaring van de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK voor andere (niet EU-)landen. Daarnaast verklaart de rechtbank het Beneluxwoordmerk CHUNK, het Gemeenschapswoordmerk CHUNK en de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK voor zover geldig voor de Europese Unie vervallen voor de drukknopen.

6.1 Beveelt Desir om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel brede riem (001250088-0001) en het Gemeenschapsmodel enkele armband (001259378-000 1) van Noosa  in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden;

6.2 beveelt Desir om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van Noosa op haar dubbele armband en smalle riem in Nederland te staken en gestaakt te houden;

6.3. beveelt Desir om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapswoordmerk CHUNK (011681525) van Noosa in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden;

6.8. beveelt Desir om binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis op haar website www.desir.nl en alle subsites (“landensites”) hiervan, gedurende vier weken onafgebroken de volgende tekst te plaatsen, volledig zichtbaar bij opening van de website, zonder dat de bezoeker daarvoor dient te scrollen, in een goed leesbaar zwart lettertype met lettergrootte 12, op een neutrale, contrasterende achtergrond, conform goed drukkersgebruik, het logo van Desir bevattend, niet voorzien van enige aanvulling, wijziging of commentaar: (…)

6.16. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering tot nietigverklaring dan wel vervallenverklaring van de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK, geregistreerd op 28juni 2012 onder nummer 1142072, voor zover dit gelding heeft in Noorwegen, Zweden, Turkije, Australië en de Verenigde Staten van Amerika;

6.17. verklaart vervallen het Beneluxwoordmerk CHUNK ingeschreven op 7 maart 2014 onder nummer 1239138, het Beneluxwoordmerk CHUNK ingeschreven op 26 maart 2013 onder nummer 0935137, het Gemeenschapswoordrnerk CHUNK ingeschreven op 22 augustus 2013 onder nummer 011681525 en de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK, geregistreerd op 28 juni 2012 onder nummer 1142072, voor zover geldig voor de Europese Unie, ieder van deze merken uitsluitend voor de waar “drukknopen”.

Lees de uitspraak hier (pdf/html)

IEF 15706

HR: Verbod fietsmand met dwangsom met zelfde inhoud en strekking mag op andere rechtsgrond

HR 19 februari 2016, IEF 15706; ECLI:NL:HR:2016:268 (Burgers Lederwarenfabriek tegen Basil)
Auteursrecht. Beschermingsomvang niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Een in eerste aanleg gegeven bevel met dwangsom kan in hoger beroep worden vervangen door eenzelfde bevel op andere grondslag, met dezelfde oorspronkelijke ingangsdatum, mits de gedragingen waartegen de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel zich kan verzetten in alle gevallen ook als inbreukmakend op een auteursrecht gelden. Dat is het geval, en ook voor de door het hof bekrachtigde nevenveroordelingen. De HR verwerpt het principale beroep.

3.3.2. (...) Het staat de appelrechter vrij een in eerste aanleg uitgesproken veroordeling in hoger beroep te vervangen door eenzelfde veroordeling, berustend op een andere rechtsgrond, met handhaving van de datum van ingang waarvoor de eerste veroordeling gold, ook als daaraan een dwangsom is verbonden, mits de veroordeling op de nieuwe rechtsgrond niet meer of andere gedragingen bestrijkt dan de eerdere. Dan treft de in hoger beroep uitgesproken veroordeling immers geen andere handelingen dan die de gedaagde na de in eerste aanleg uitgesproken veroordeling ook al gehouden was te verrichten of na te laten.

3.3.3. De Gemeenschapsmodellenverordening biedt ingevolge art. 19 lid 2 aan niet-ingeschreven modellen slechts dan bescherming, indien het aangevochten gebruik van het model voortvloeit uit het namaken van het beschermde model. Dat brengt mee dat, ook met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot onderdeel 3, de gedragingen waartegen de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel zich kan verzetten in alle gevallen ook als inbreukmakend op een auteursrecht gelden.
Ook voor de door het hof bekrachtigde nevenveroordelingen geldt dat zij het verrichten van bepaalde handelingen bevelen (terugroeping van producten en plaatsing van een rectificatie) die voor het geval van inbreuk op auteursrechten en dat van inbreuk op niet-geregistreerde modelrechten eender zijn. Het hof heeft de veroordeling bovendien, gelet op art. 11 lid 1 GModVo, beperkt tot gebruik gedurende drie jaren na de hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde datum. Van een ‘andere veroordeling’ als bedoeld in het arrest HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437, NJ 2003/343 is daarom geen sprake.
IEF 15657

Akte over inhoud van buitenlands recht voor EU-verbod speelkaartenbingo Korpa

Rechtbank Rotterdam 20 januari 2016, IEF 15657; ECLI:NL:RBROT:2016:550 (Esveco)
Eiser heeft in de jaren 1980 het concept Korpa Kaartspel bedacht, met raakvlakken met cijferbingo, maar in plaats van getallen, staan speelkaarten afgebeeld. Esveco heeft een exclusieve licentieovereenkomst voor productie en op de markt brengen van dit kaartspel. Medio 2014 wordt in opdracht van een Deense partij KortBingo door Esveco geproduceerd en verkocht in het buitenland. Er wordt een EU-wijd verbod gevorderd. Het toepasselijk recht dient te worden gevonden aan de hand van de conflictregels van de Rome II-Vo inzake niet-contractuele verbintenissen, met voorrang voor (artikel 5 lid 1 van) de Berner Conventie als internationale overeenkomst. De zaak wordt naar de rol verwezen om zich bij akte uit te laten over de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht (lex protectionis), te weten het recht van Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.

4.3. Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt.
Hier is sprake van niet-contractuele verbintenissen. Aangezien het schadebrengende feit dateert van na de datum van inwerkingtreding van deze internationale regeling (11 januari 2009), dient het toepasselijke recht dan ook in beginsel te worden gevonden aan de hand van de conflictregels van de Rome II-Vo (Verordening (EG), nr. 864/2007). De Rome II-Vo verleent evenwel voorrang aan internationale overeenkomsten die met betrekking tot bijzondere onderwerpen van niet-contractuele aard conflictregels bevatten, zo volgt uit artikel 28 lid 1 Rome II-Vo:
Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten waarbij een of meer lidstaten (EU-lidstaten, Rb) op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen.
De Berner Conventie is zo’n bijzonder verdrag. Dit verdrag regelt namelijk in artikel 5 lid 1 het toepasselijke recht (zie o.a. HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881, rov 6.3.2. en Hof Den Haag 24 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2592).
Artikel 5 lid 1 Berner Conventie luidt als volgt:
De auteurs genieten voor de werken waarvoor zij krachtens deze Conventie zijn beschermd, in de landen van de Unie die niet het land van oorsprong van het werk zijn, de rechten, welke de onderscheidene wetten thans of in de toekomst aan eigen onderdanen verlenen of zullen verlenen, alsmede de rechten door deze Conventie in het bijzonder verleend.
Van toepassing is dan ook de zogenaamde lex protectionis, ofwel het recht van het land waarvoor bescherming wordt gevraagd, zodat de vraag of sprake is van inbreuk in voormelde landen beoordeeld dient te worden naar het recht van die landen. Partijen hebben zich over de inhoud van dit recht echter nog niet uitgelaten. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de inhoud van het toepasselijke buitenlandse recht, te weten het recht van Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.
IEF 15654

Gebruik FunXtion na einde licentie merk- en auteursrechtinbreuk

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 januari 2016, IEF 15654; ECLI:NL:RBDHA:2016:800 (Funxtion tegen Health Centers)
Merkenrecht. Auteursrecht. Onder het merk FunXtion exploiteert eiser een fitnessconcept om het plezier en motivatie van leden van fitnesscentra te optimaliseren. Gedaagde Health Center Eijsden, Maastricht en Meerssen hebben een (inmiddels beëindigde) licentieovereenkomst. Een uitgegeven poster wordt nog steeds gebruikt, dat levert auteursrechtinbreuk op. Op websites, facebook en LinkedIn-pagina van de directeur wordt FUNXTION nog gebruikt. Het door HC gebruikte logo 'Outdoor Funxtion' en variant 'funCtion' zijn merkinbreuk op FUNXTION. Een rectificatie op websites wordt bevolen.

- gebruik van het teken ‘Funxtion’
4.8. Naar voorlopig oordeel hebben HC Maastricht en HC Eijsden inbreuk gemaakt op de merkrechten van FunXtion als bedoeld in de artikelen 9 lid 1 sub a GMVo en 2.20 lid 1 sub a BVIE. Zij hebben immers het teken ‘Funxtion’ dat identiek is aan de merken in het economisch verkeer gebruikt voor dezelfde dienst als waarvoor FunXtion haar merken onder meer heeft ingeschreven, te weten sportdiensten. Niet in geschil is dat HC Maastricht en HC Eijsden gelet op artikel 13 van de respectieve licentieovereenkomsten na het einde van die overeenkomsten geen toestemming meer hadden om de merken te gebruiken. Dat HC Maastricht het fitnessconcept van FunXtion na het einde van de licentieovereenkomst feitelijk niet (meer) gebruikte en HC Eijsden het concept helemaal niet heeft gebruikt, zoals HC c.s. heeft aangevoerd, is voor de merkenrechtelijke beoordeling niet van belang. Doorslaggevend is dat in het economisch verkeer gebruik werd gemaakt van de merken voor de ingeschreven diensten.

- gebruik van het teken ‘Outdoor Funxtion’
4.12. De voorzieningenrechter stelt vast dat het teken ‘Outdoor Funxtion’ auditief, visueel en begripsmatig aanzienlijke gelijkenis vertoont met de merken. Het element ‘outdoor’ in het teken verwijst naar een buitenactiviteit en is zodoende beschrijvend voor buiten sporten. Dit element is dan ook minder onderscheidend in het teken. Het element ‘Funxtion’ is dan ook het dominante element in het teken en dit is identiek aan de merken.

4.14. Er is sprake van verwarringsgevaar ofwel omdat het publiek meent dat diensten verricht onder het teken ‘Outdoor Funxtion’ afkomstig zijn van FunXtion (directe verwarring), ofwel omdat het publiek op grond van het gebruikte teken op zijn minst zal menen dat HC Maastricht en HC Eijsden op de ene of andere manier, vanwege een economische band met FunXtion iets te maken hebben met de onder het overeenstemmende teken aangeboden diensten (indirecte verwarring). Met name het indirecte verwarringsgevaar is zeer reëel. Partijen hebben immers een zakelijke relatie met elkaar gehad waarbij het HC Maastricht en HC Eijsden was toegestaan de merken van FunXtion te gebruiken in het kader van het verzorgen van sportdiensten. Hierdoor bestaat het gevaar dat het relevante publiek nog steeds zal denken dat HC Maastricht en HC Eijsden hun diensten aanbieden in het kader van die samenwerking en dat de diensten derhalve dezelfde herkomst hebben of in ieder geval van een economisch verbonden onderneming afkomstig zijn.

Inbreuk auteursrecht
4.19. HC c.s. heeft niet betwist dat HC Maastricht en HC Eijsden de logo’s en de poster, ook na de beëindiging van de licentieovereenkomsten, zonder toestemming van FunXtion, op hun websites hebben openbaar gemaakt. Deze openbaarmakingen en/of verveelvoudigingen vormen naar voorlopig oordeel een inbreuk op de auteursrechten van FunXtion.

- logo ‘Outdoor Funxtion’
4.21. De voorzieningenrechter verwerpt dit standpunt. HC c.s. stelt terecht dat buiten het gebruik van het woord ‘Funxtion’ het logo ‘Outdoor Funxtion’ in niets lijkt op de onder 2.3 vermelde logo’s of de onder 2.4 vermelde poster van FunXtion. Hierbij geldt overigens wel dat op grond van hetgeen hiervoor reeds is overwogen het gebruik van het teken ‘Outdoor Funxtion’ ook zoals afgebeeld in dit logo inbreuk maakt op de merkrechten van FunXtion. De toevoeging van de kleurelementen en de tekst ‘100% green fit’ doet daaraan niet af.
IEF 15639

Geen auteurs- en modelrechthebbende, wel verbod 'Sneaker Snake' op grond van niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 januari 2016, IEF 15639 (Filling Pieces tegen De Schoenenfabriek)
Auteursrecht. Filling Pieces is de eenmanszaak van ontwerper [X Y], welke de ‘Low Top Black Phyton’ schoen heeft ontworpen. Ontwerper ontdekt later de ‘Sneaker Snake’ in het assortiment van De Schoenenfabriek en sommeert deze laatste te stoppen met dit vermeend inbreukmakend handelen. De Schoenenfabriek geeft hieraan geen gehoor. Filling Pieces kan niet als auteurs- en modelrechthebbende worden aangemerkt nu de overdracht niet voldoet aan de eisen uit 3:84 BW. Wel is er sprake van een geldig niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. Het model van de sneakers wijkt voldoende af van het basismodel waardoor het als nieuw kan worden beschouwd en met een eigen karakter. Voorzieningenrechter gebiedt De Schoenenfabriek het gebruik van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht te staken en gestaakt te houden.

4.15. Maar zelfs als met De Schoenenfabriek zou worden aangenomen dat op het moment van het voor het publiek beschikbaar stellen van de ‘Low Top Python’ sneakers een uit de door De Schoenenfabriek ingebrachte afbeeldingen af te leiden basismodel (een zwarte lage zwartlederen sportschoen met slangenprint, een verstevigde rand, zwart leer, grof stikwerk, veters en een taps toelopende tong) bestond, moet er naar voorlopig oordeel vanuit worden gegaan dat [Y] met het ontwerp van de ‘Low Top Python’ sneakers op voldoende eigen wijze daaraan uitdrukking heeft gegeven. Zo is - voor zover op te maken uit die afbeeldingen - in elk geval een in drie vlakken verdeeld, gevuld, taps naar boven toelopend hielstuk en een verlengde tong geen onderdeel van dat basismodel. Maar blijkens de afbeeldingen is bijvoorbeeld ook in het gebruik van het slangenleerpatroon (zoals in positie, eigenschappen van het patroon en verhouding tot andere materialen) nog voldoende ruimte geweest voor [Y] om verschil te maken. Gesteld noch gebleken is dat de combinatie van specifieke kenmerkende elementen van de ‘Low Top Python’ sneakers al tot het vormgevingserfgoed behoorde op het moment dat deze sneakers voor het eerst aan het publiek beschikbaar werden gesteld. Op grond van het voorgaande moet dan ook worden aangenomen dat met het op de markt brengen van de ‘Low Top Python’ sneakers een nieuw model is ontstaan met een eigen karakter.


4.18. De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van De Schoenenfabriek dat de ‘Sneaker Snake’ sneakers bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken dat de ‘Low Top Python’ snekaers. De twee modellen vertonen naar voorlopig oordeel te veel gelijkenis, in het bijzonder door de combinatie van de navolgende elementen. De ‘Sneaker Snake’ sneakers zijn net als de ‘Low Top Python’ sneakers een low top model sneakers, waarbij aan de buitenzijde een bovenwerk van slangenleerpatroon is afgezet tegen de lower strap en upper strap van een glad op leer gelijkend materiaal, die zijn voorzien van een rubberen zogenoemde ‘Margom’ zool met een geribbelde band om de schoenpunt en een golvend patroon aan de onderzijde. Net als bij de ‘Low Top Python’ sneakers is bij de ‘Sneaker Snake’ sneakers langs de gehele rand van de aanhechting van de zool aan de lower strap en het hielstuk grof enkel stiksel zichtbaar, heeft de lower strap nagenoeg dezelfde hoogte als de onderste laag van het hielstuk, eindigt de lower strap net iets onder de bovenkant van de onderste laag van het in drie vlakken verdeelde, taps naar boven toelopende hielstuk en is de bovenrand van de lower strap voorzien van fijn dubbel stiksel. Het hielstuk is met fijn dubbel stiksel bevestigd op het bovenwerk, zodanig dat het over de lower strap heen loopt vanaf de bovenkant van het hielstuk tot aan de zool, de kraag is gevuld en is van een glad op leer gelijkend materiaal, de upper strap is over de kraag en het bovenwerk met slangenleerpatroon gestikt met fijn enkel stiksel langs alle randen van de upper strap en onderaan de upper strap in de richting van de schoenpunt is ook een fijn enkel stiksel midden over de upper strap gestikt. Tot slot hebben de ‘Sneaker Snake’ sneakers net als de ‘Low Top Python’ sneakers zes in de kleur van de schoen afgewerkte ogen aan weerszijden in de upper strap en is de lip van de schoen verlengd. Zie in vergelijking met de ‘Low Top Python’ sneakers de hierna door Filling Pieces overgelegde foto’s van de ‘Sneaker Snake’ sneakers.

IEF 15598

Staking van schaatshulp Bobby en Belugga in Nederland

Rechtbank Den Haag 23 december 2015, IEF 15598; ECLI:NL:RBDHA:2015:15272 (Ice World tegen Am The Experience Group)
Modellenrecht. Merkenrecht. Auteursrecht. De recthbank is bevoegd om kennis te nemen, omdat het gestelde schadebrengende feit zich in Nederland voordoet. De bevoegdheid is beperkt tot Nederland (ex 83 lid 2 GModVo, 98 lid 2 GMVo en 7 lid 2 EEX-Vo jo Auteurswet). De rechtbank gebiedt gedaagden iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel, het Gemeenschapsmerk en het auteursrecht van Ice World met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

De rechtbank
3.1. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen onder I en II voor zover de gevorderde geboden zien op handelingen buiten Nederland;

3.2. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.3. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmerk van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het gebruik van schaatshulp Belugga ter onderscheiding van een ijsbaan, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.4. gebiedt gedaagden ieder om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van eiseres vermeld in de dagvaarding met betrekking tot schaatshulp Bobby, waaronder het openbaarmaken en verveelvoudigen van schaatshulp Belugga, in Nederland te staken en gestaakt te houden;

3.5. veroordeelt gedaagden ieder afzonderlijk aan eiseres een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de betrokken gedaagde in strijd handelt met het onder 3.2, en/of 3.3, en/of 3.4 genoemde gebod dan wel, naar keuze van eiseres, aan eiseres een dwangsom te betalen van € 250,- per inbreukmakend product met een maximum van € 100.000,-;

3.6. veroordeelt gedaagden in de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op € 1.539,84;

3.7.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van het onder 3.1 bepaalde;

3.8. wijst het meer of anders gevorderde af.

IEF 15572

Eigen inschatting maken of Twin Deck 2.0 inbreuk maakt

Vzr. Rechtbank Overijssel 24 december 2015, IEF 15572; ECLI:NL:RBOVE:2015:5707 (Van den Heuvel tegen Altrex)
Uitspraak ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird en Lars Bakers, Bingh Advocaten. Executie. Auteursrechten. Zie eerder voorzieningenrechter Den Haag [IEF 15432, IEF 12717]  Rechtspraak.nl: Eiseres wenst een nieuwe trap op de markt te brengen. Toewijzing van de gevorderde matiging van (beweerdelijk verbeurde) dwangsommen en het gevorderde verbod het verbeuren van dwangsommen te laten aanzeggen, stuit af op de omstandigheid dat niet kan worden uitgesloten dat de bodemrechter - later oordelend - de vraag of met de Twin Deck en/of de Twin Deck 2.0 inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van gedaagde, bevestigend beantwoordt, terwijl in ieder geval geen executie dreigt tot dit oordeel door de bodemrechter is gegeven. Dat dit betekent dat eiseres zolang in het ongewisse blijft over de vraag of en zo ja, voor welk bedrag, dwangsommen zijn verbeurd doet aan het voorgaande niet af.

Dit geldt ook voor de omstandigheid dat eiseres de Twin Deck 2.0 - of welke andere huishoudtrap dan ook - niet zonder risico op de markt kan brengen tot in de bodemprocedure een definitief oordeel is gegeven over de vraag of daarmee inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van gedaagde. Een en ander is het gevolg van het door partijen bekrachtigde vonnis van 31 mei 2013 [IEF 12717], althans van de omstandigheden die tot dit vonnis hebben geleid. Het ligt op de weg van eiseres een eigen inschatting te maken van het antwoord op de vraag of de Twin Deck 2.0 een inbreukmakend artikel zou zijn en of het daarmee verantwoord is het product in de markt te zetten. Voor een verschuiving van het risico van een mogelijk verkeerde inschatting richting gedaagde is geen plaats.

4.3. Het vorenstaande kan echter niet leiden tot toewijzing van de vorderingen. De voorzieningenrechter overweegt in dat kader dat Altrex ondubbelzinnig heeft toegezegd niet tot executie over te gaan van de volgens Altrex verbeurde dwangsommen zolang nog niet in de bodemprocedure is beslist over de vraag of de Twin Deck en Twin Deck 2.0 inbreuk maken op de auteursrechten van Altrex. Dat Altrex deze toezegging mogelijk niet gestand zal doen is gesteld noch gebleken. Van den Heuvel heeft, ondanks de toezegging van Altrex de aangezegde dwangsommen niet te executeren, de kort geding procedure voortgezet omdat zij voornemens is de Twin Deck 2.0 op de markt te brengen, doch hier niet toe wil overgaan zonder een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter over de reikwijdte van het bij vonnis van 31 mei 2013 opgelegde verbod.

4.6. Toewijzing van beide vorderingen stuit af op de omstandigheid dat niet kan worden uitgesloten dat de bodemrechter - later oordelend - de vraag of met de Twin Deck en/of de Twin Deck 2.0 inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van Altrex, bevestigend. beantwoordt, terwijl in ieder geval geen executie dreigt tot dit oordeel door de bodemrechter is gegeven. Dat dit betekent dat Van den Heuvel zolang in het ongewisse blijft over de vraag of en zo ja, voor welk bedrag, dwangsommen zijn verbeurd doet aan het voorgaande niet af. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat Van Den Heuvel de Twin Deck 2.0 - of welke andere huishoudtrap dan ook - niet zonder risico op de markt kan brengen tot in de bodemprocedure een definitief oordeel is gegeven over de vraag of daarmee inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Altrex. Een en ander is het gevolg van het door partijen bekrachtigde vonnis van 31 mei 2013, althans van de omstandigheden die tot dit vonnis hebben geleid. Het ligt op de weg van Van den Heuvel een eigen inschatting te maken van het antwoord op de vraag of de Twin Deck 2.0 een inbreukmakend artikel zou zijn en of het daarmee verantwoord is het product in de markt te zetten. Voor een verschuiving van het risico van een mogelijk verkeerde inschatting richting Altrex is geen plaats.