Alle rechtspraak  

IEF 7956

Uiteraard wel overeenkomsten

Gemeenschappelijk Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba, 26 mei 2009, AR.485/07 – H.461/08 P Caribbean Cartographics N.V. tegen Gedaagden. (met dank aan Miriam den Boogert, VanEps Kunneman VanDoorne)                                   

Antilliaanse zaak. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Merkenrecht. Oneerlijke concurrentie / mededinging. Voormalige stagiaire bij cartografische bedrijf van eiser brengt, evenals eiser, een gratis wegenkaart van Curaçao op de markt. Eiser stelt o.a. dat er sprake is van inbreuk op haar diverse IE-rechten, maar de rechter wijst alle vorderingen af. Onderstaand alleen de auteurs- en merkenrechtelijke overwegingen: 

“3.13 De maker van een wegenkaart kan alleen dan aanspraak maken op auteursrechtelijke bescherming indien sprake is van een zekere mate van originaliteit en creativiteit,waarop met een ander product wordt voortgeborduurd, dan wel indien een ander product, of één of meer delen daarvan, rechtstreeks van die wegenkaart zijn gekopieerd. Uit de aard van de zaak volgt dat de topografische gegevens en al hetgeen daarmee verband houdt, zoals de aanduiding van plaats- en straatnamen, zich niet lenen voor auteursrechtelijke bescherming. Ook op het formaat van de kaart rust geen auteursrecht. De in de Smart D®iving Road Map opgenomen registers van straatnamen, hotels, stranden en andere locaties vertonen uiteraard wel overeenkomsten, maar ook verschillen, en kunnen niet worden aangemerkt als kennelijk van de Drive & Dive Road Map te zijn gekopieerd. Het hof is dan ook van oordeel dat CC in dit opzicht geen aanspraak kan maken op auteursrechtelijke bescherming.

3.14 Ook het verwijt van CC betreffende slaafse nabootsing is naar het oordeel van het hof ongegrond. Daarbij is allereerst van belang dat ook in dat geval sprake zou moeten zijn van een zekere mate van originaliteit in die zin dat het nagebootste product zich moet onderscheiden van andere, eerder op de markt gebrachte, producten. Dat vereiste geldt niet alleen voor andere wegenkaarten van Curaçao, maar voor wegenkaarten in het algemeen. De wijze waarop in de Drive & Dive Road Map gebruik wordt gemaakt van kleuren, de aanduiding van steden, dorpen, wegen en andere topografische gegevens, onderscheidt zich niet wezenlijk van die waarmee tal van andere wegenkaarten plegen te worden opgemaakt, zodat dit onderscheidend element bij de Drive & Dive Road Map niet aanwezig is.

Eveneens van belang is dat het, om slaafse nabootsing te vermijden, niet nodig is om in alle gevallen, waarin - zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product - een van een eerder product afwijkende mogelijkheid bestaat, steeds voor die andere mogelijkheid te kiezen, zoals CC lijkt te betogen; voldoende is dat op zodanige punten wordt afgeweken dat in redelijkheid alles is gedaan om verwarring te vermijden.

Dit één en ander in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat enerzijds de overeenkomsten tussen de beide kaarten grotendeels zijn toe te schrijven aan de topografische en andere gegevens, die een functionele betekenis hebben, terwijl anderzijds verschillen bestaan in de lay-out, de wijze waarop de kaart wordt gevouwen, de gebruikte kleuren, de lettertypen en de symbolen, die voldoende zijn om verwarring te voorkomen. Ook de totaalindruk van de twee kaarten is verschillend.

3.15 In haar negende grief bestrijdt CC het oordeel van het GEA dat het deponeren van het merk Smart D®iving niet te kwader trouw is geschied.

Ook deze grief treft geen doel. Het merk conflicteert niet met de door CC gebruikte handelsnaam Drive & Dive Map of Drive & Dive Road Map, omdat de woorden “drive” en “map” of “road map” voor een wegenkaart geen onderscheidend vermogen hebben. De omstandigheid dat D®iving ook zou kunnen worden gelezen als “diving”, zoals CC aanvoert, brengt niet teweeg dat bij het publiek verwarring kan ontstaan tussen deze twee benamingen.

Wel is verwarring mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, tussen Smart D®iving Road Map en de door CC op 3 mei 2007 gepubliceerde handelsnaam Smart Drive Road Map. Dienaangaande heeft [C.K.] gesteld dat CC die handelsnaam niet eerder had gebruikt. Die stelling wordt ondersteund door verklaringen van drie voormalige werknemers van CC (de heer 1, mevrouw 2 en mevrouw 3), volgens welke verklaringen de betrokkenen de naam Smart Driving Road Map nooit eerder hadden gehoord. CC betwist de juistheid van die verklaringen, maar indien juist is dat bij haar al eerder dan op 3 mei 2007, dat wil zeggen kort nadat zij had vernomen dat [C.K.] een kaart onder de naam Smart Driving Road Map op de markt zou brengen, het voornemen zou hebben bestaan die naam zelf voor een nieuw product te gebruiken, zou het op haar weg hebben gelegen zulks aan de hand van besprekingsverslagen, correspondentie of anderszins aannemelijk te maken, en tevens om duidelijk te maken wanneer dat voornemen bij haar was ontstaan en welke actie in dat verband was ondernomen. Nu zij dit alles heeft nagelaten moet het ervoor worden gehouden dat het bestreden oordeel van het GEA juist is.
 
Lees het arrest hier (inmiddels ook op rechtspraak.nl: LJN: BI6864. Uitspraak Gerecht van eerste Aanleg hier.

IEF 7955

De gestileerde rode roos ontbreekt

Vzr. Rechtbank Arnhem, 9 april 2009, LJN: BI6821, Reform- en Vitaminecentrum De Rooy B.V. tegen De Roode Roos B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Executiegeschil. Geen dwangsommen verbeurd na eerder kortgedingvonnis (inhoudende een algemeen verbod tot gebruik van foto's en teksten die waren ontleend aan een website, zie IEF 7743). Veroordeling tot staking van executie van dat eerdere kortgedingvonnis.

4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet uitgesloten worden geacht dat De Rooy er tot 5 februari 2009 inderdaad niet van op de hoogte was dat Energetica Natura afbeeldingen van De Roode Roos op haar CD-rom had geplaatst. De foto’s zoals door Energetica Natura op CD-rom aan De Rooy geleverd, bevatten naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen kenmerken die dermate opvallend en oorspronkelijk zijn, dat het De Rooy meteen had moeten opvallen dat het afbeeldingen van De Roode Roos betrof. De kenmerkende afbeelding van een rode roos, zoals De Roode Roos die op haar afbeeldingen op haar website plaatst en de achtergrond ontbraken immers op de afbeeldingen zoals aanwezig op de CD-rom van Energetica Natura. De Rooy heeft onweersproken gesteld dat het in de branche niet ongebruikelijk is dat leveranciers aan distributeurs CD-roms met productfoto’s verstrekken. Van De Rooy hoefde onder die omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te worden verwacht dat zij alle afbeeldingen van de CD-rom van Energetica Natura zou gaan vergelijken met de afbeeldingen van de website van De Roode Roos.

Nu De Rooy op 10 februari 2009, dus binnen vijf dagen na ontvangst van de brief van Energetica Natura, het gebruik van de in geding zijnde afbeeldingen heeft gestaakt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat De Rooy bewust heeft geprofiteerd van de inspanningen en investeringen van De Roode Roos en dat De Rooy daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in dit geval dus in ernst worden betwijfeld dat het handelen van De Rooy handelen betreft zoals door de voorzieningenrechter verboden in het vonnis van 22 mei 2008. Hierboven onder 4.1 is al overwogen dat het verbod van de voorzieningenrechter restrictief moet worden uitgelegd. Het strekt zich dus niet uit tot voornoemd handelen van De Rooy. Dat brengt met zich mee dat De Rooy onder deze omstandigheden geen dwangsommen heeft verbeurd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7952

De resterende voorraad

Rechtbank Utrecht, 3 juni 2009, LJN: BI6799, Eiseres tegen Nails International

Geen royaltyvergoeding verschuldigd over niet verkochte, resterende voorraad boeken. Niet gebleken is dat de uitgever categorisch verzuimd de boeken te verkopen.

4.8. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] op grond van artikel 6:23 BW stelt dat Nails International in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door de boeken niet meer te verkopen. Een voorwaarde geldt op grond van dit artikel immers voor vervuld, indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen.

4.9. Voorafgaand aan de comparitie en bij akte na comparitie heeft [eiseres] een aantal e-mails in het geding gebracht van klanten die eind 2008/begin 2009 interesse toonden in het boek. De rechtbank is echter van oordeel, mede gelet op het gemotiveerde verweer van de zijde van Nails International, dat deze e-mails de stelling van [eiseres], dat Nails International alle boeken had kunnen verkopen, onvoldoende onderbouwen. Mede redengevend voor dit oordeel is de omstandigheid dat de resterende voorraad vooral bestaat uit Duitstalige boeken, terwijl uit de e-mails in ieder geval weinig vraag naar Duitstalige boeken blijkt. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat, als Nails International de verkoop had voortgezet, alle boeken zouden zijn verkocht.

Daar komt bij dat [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat Nails International in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door na ongeveer 4 jaar de resterende Duitstalige en Engelstalige boeken uit de verkoop te halen. Dit betekent dat onvoldoende is gebleken dat de redelijkheid en billijkheid in dit geval met zich meebrengen dat Nails International voor ieder boek dat nog op voorraad is, EUR 4,24 moet betalen aan [eiseres]. De primaire vordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7949

Grenspost (conclusie)

Hoge Raad, 29 mei 2009, conclusie A-G Langemeijer in zaak 07/13259, Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH (met dank aan Adonna Alkema, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Uitleg van het begrip ‘importeur’ in artikel 16c Auteurswet  (de importeur (of fabrikant) van blanco dragers dient de thuiskopievergoeding aan Thuiskopie af te dragen). Opus GmbH is een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland. Voor de door Opus aan Nederlandse afnemers geleverde CD’s wordt geen thuiskopievergoeding aan de Stichting Thuiskopie betaald.

Het Hof Den Haag (zie IEF 4391) oordeelde eerder dat de importeur zich in het land van import bevindt, zodat Opus nooit als importeur kan worden aangemerkt. De A-G denkt daar anders over en meent dat het begrip importeur zo moet worden uitgelegd dat daaronder wordt verstaan ‘degene die opdracht geeft tot import naar Nederland’. Dat is in de bovenomschreven situatie derhalve de Nederlandse consument.

De A-G onderkent echter dat dit ertoe kan leiden dat in het geheel geen thuiskopievergoeding wordt afgedragen: In Duitsland wordt geen vergoeding afgedragen omdat de dragers geëxporteerd worden en in Nederland wordt geen vergoeding afgedragen omdat de Nederlandse wetgever in de memorie van toelichting bij art. 16c Auteurswet heeft aangegeven dat de Nederlandse consument in de omschreven situatie ‘mogelijk’ niet betalingsplichtig is als hij de dragers alleen voor eigen gebruik inkoopt. De AG vraagt zich af of deze lacune geen strijd met de Auteursrechtrichtlijn oplevert en stelt voor prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie. De Hoge Raad zal voor zover nu bekend op 2 oktober 2009 arrest wijzen.

Lees de conclusie hier.

IEF 7937

De uitvoerend kunstenaar

Rechtbank Amsterdam, 20 april 2009, LJN: BI5180, Julio Iglesias & Jungle Aire Limited C.V. tegen Sony Bmg Music Entertainment (Netherlands) B.V

Naburige rechten. Auteursrecht. Eerst even kort. In geschil is (primair) of de aan Iglesias [A] toekomende naburige rechten middels diverse overeenkomsten voor en na de inwerkingtreding van de Wnr. aan Sony BMG zijn overgedragen. Dat is niet het geval, maar met betrekking tot de exploitatierechten (2 Wnr.) concludeert de rechtbank dat uit de aard en strekking van de overeenkomsten en de door partijen in de overeenkomsten gehanteerde definities wel voortvloeit dat de gegeven licentie ziet op toekomstige (dus ook digitale) exploitatievormen. "Dat bepaalde exploitatiewijzen ten tijde van het aangaan van de diverse overeenkomsten nog niet voorzienbaar waren, laat onverlet dat partijen daarop in de overeenkomsten hebben geanticipeerd middels de hiervoor weergegeven ruime omschrijvingen.'(4.16)  

De rechtbank concludeert dat er geen overdracht is van (nieuw verworven) naburige rechten. Ten tijde van de totstandkoming van de diverse voor 1993 (inwerkingtreding Wnr) tot stand gekomen overeenkomsten kwamen de uitvoerend kunstenaar nog geen naburige rechten toe, zodat van een overdracht van die rechten geen sprake kan zijn. De na 1993 gesloten overeenkomsten leiden niet tot een ander oordeel.

De overdracht van rechten omvat blijkens artikel 9 Wnr alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld, of uit de aard en strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. De na 1993 tot stand gekomen overeenkomsten geven geen blijk van een (doordachte) overdracht van naburige rechten. De aard en strekking van die overeenkomsten impliceren evenmin een overdracht van naburige rechten. Aan het doel van de diverse overeenkomsten kan ook recht worden gedaan als een exclusieve licentie is verleend.

De aard en strekking van de overeenkomsten brengt met zich dat deze aldus moeten worden uitgelegd dat sprake is van een onbeperkte en exclusieve licentie. Die licentie ziet ook op de exploitatie van digitale exploitatiemogelijkheden. Afwijzing van de ruim geformuleerde verklaringen voor recht omtrent de mogelijkheden de diverse uitvoeringen te exploiteren. Daarvoor is te weinig gesteld. 
 
 Lees het vonnis hier

IEF 7932

Ter uitvoering van het vonnis

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, 20 mei 2009, KG ZA 09-230, Örnell B.V. tegen ABK Innovent B.V. (met dank aan Priska van Gaalen, Dommerholt)

Vonnis in een executie KG volgend op vzr. Rb. Zwolle,  5 maart 2009, IEF 7852 (auteursrecht brochures & wijnrekken) . De vzgr heft de eerder opgelegde dwangsommen op.
 
ABK was overgegaan tot het nemen van executiemaatregelen omdat zij van mening was dat Örnell niet had voldaan aan het vonnis van 5 maart 2009 en EUR 100.000 aan dwangsommen had verbeurd. Ornell was van mening dat zij volledig heeft voldaan aan het vonnis en de voorzieningenrechter rechter volgt haar daarin. 

5.3. ABK is in beginsel gerechtigd het in kort geding gewezen en uitvoerbaar hij voorraad verklaarde vonnis jegens Örnell ten uitvoer te leggen. Kern van het geschil betreft de vraag of de door ABK ingestelde executiemaatregelen  desondanks onrechtmatig zijn. Voor het antwoord op die vraag is bepalend of Örnell heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij op basis van het in kort geding gewezen vonnis is veroordeeld (…).

5.4. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de vier door ABK gestelde punten, zoals hiervoor onder 5.2 opgenomen, niet door het vonnis van 5 mart 2009 worden gesanctioneerd met een dwangsom. ABK kan namelijk niet worden gevolgd in haar stelling dat Örnell op die punten niet aan het vonnis heeft voldaan. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de hiervoor onder 5.3 genoemde veroordelingen zien op door Örnell te verrichten handelingen. Deze veroordelingen om iets te doen dienen beperkt te worden geïnterpreteerd (HR 18-2-1 996, NJ 1966,208 en HR 20-5-1994, NJ 1994, 652). In het navolgende zullen de vier punten afzonderlijk worden besproken.

De eerder door de advocaat van Örnell opgegeven winstberekening wordt door de accountant bevestigd. Het is daarnaast aan Örnell om te bepalen met welke winstmarges zij zaken wenst te doen. Omtrent de voorraad verklaart de accountant wel de juistheid, maar niet de volledigheid te kunnen bevestigen. Van Örnell dan wel diens accountant kan niet meer verwacht worden dan zij heeft gedaan ter uitvoering van het vonnis. Ook de rectificatie- /recallbrief was conform de wijze van formuleren van de eis door ABK.

Lees het vonnis hier

 

 

IEF 7926

Dat twijfelachtige depot

Modeldepot OHIM PicardieVzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 22 mei 2009, KG ZA 09-239, Rosero-P, S.R.O. tegen VDL Kusters B.V. & VDL Bus & Coach B.V. (met dank aan Luuk Jonker, Holla Poelman Van Leeuwen Advocaten).

Auteursrecht. Modellenrecht. Stukgelopen samenwerking. Twist over Gemeenschapsmodel (afbeelding) en auteursecht op midibus.  Eerst even kort:

“5.4. Het voorgaande levert een sterk vermoeden op dat het modelrecht waarop VDL zich beroept, betrekking heeft op een model waarvan niet zij, maar Rosero de ontwerper is (art. 14 GeMoVo) en waarvan de kenmerken slechts in onbelangrijke details verschillen van de vele andere soortgelijke midibussen (art. 5 GeMoVo). Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de inschrijving door VDL op die gronden nietig zal worden verklaard (art 25 lid 1 sub b en c GeMoVo). Rosero heeft de vordering daartoe reeds ingesteld en zich in dit kort geding op die nietigheid beroepen en zij kon op die wijze de nietigheid inroepen (art. 90 id 2 GeMoVo).
VDl heeft tijdens het bestaan van de vorm van samenwerking tussen partijen en zelfs lang voordat daarin tussen partijen moeilijkheden waren gerezen, zonder overleg met handelspartner Rosero op 12 oktober het model van de Picardie bij het OHIM gedeponeerd en dat twijfelachtige depot bedenkelijkerwijs voor Rosero stil gehouden. Dusdoende heeft VDH gehandeld in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die uit de rechtsverhouding waarin zij met Rosero stond, voortvloeien.
Onder deze omstandigheden levert het beroep van VDL op artikel 85 GeMoVo misbruik van recht op.  Op die grond faalt ook dat beroep.

5.5. Voor zover VDL nog stelt dat haar auteursrecht toekomt op grond van artikel 6 van de Auteurswet kan dit verweer niet slagen, nu zij daarvoor onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld. Dat ervaren mensen van VDL talloze keren bij Rosero op de productieplaats zijn geweest om Rosero te helpen is onvoldoende om aan te nemen dat haar auteursrecht op de Picardie toekomt op grond van artikel 6 van de Auteurswet.

Lees het vonnis hier.

IEF 7919

Sfeerhaarden

Rechtbank Dordrecht, 13 mei 2009, LJN: BI4402, Faber International B.V. tegen Ningbo Jiaqing Machinery Co. Ltd., Hark Gmbh & Co. Kg, Manhattan Woonstyle Sliedrecht B.V., & Flame Store B.V.,

Auteursrecht. Inbreuk ten aanzien van elektrische sfeerhaarden. Internationale rechtsmacht. Eiswijziging niet toegelaten jegens niet verschenen gedaagde. 

5.41.  De gelijkenis tussen de Narvik Nova en de DBL2000-A3 en A4 is zo groot, en zoveel groter dan tussen de Narvik Nova en de Radiante of Varia G, dat eerstgenoemde gelijkenis het vermoeden van ontlening zonder meer rechtvaardigt. Hark heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen om vast te kunnen stellen dat er geen sprake is van ontlening, of haar tot het bewijs daarvan toe te laten. In tegendeel, uit de wijze waarop Ningbo haar deze modellen heeft aangeboden blijkt dat juist wel sprake is van ontlening: toen Faber de Narvik Nova niet meer wilde leveren aan Hark, heeft Ningbo immers aan Hark aangeboden om een haard te maken die lijkt op die van Faber.

5.42.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Hark inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Faber. Daarom ligt het gevorderde verbod tot maken van inbreuk in Nederland, versterkt met dwangsom, voor toewijzing gereed. De toezegging van Hark tijdens de comparitie is te beperkt om tot afwijzing van het verbod te leiden. Die toezegging is immers slechts beperkt tot de modellen DBL2000-A3 en A4, omvat geen aanvaarding van enige boete en is geschiedt onder handhaving van het gevoerde verweer.

Lees het vonnis hier.

IEF 7915

De dubbelsymetrische vlakverdeling

Bureaustoel 2031Rechtbank Amsterdam, 6 augustus 2008, HA ZA 07-1262, Steffex B.V.  tegen W.

Rechtbank Amsterdam, 13 mei 2009, HA ZA 07-1262, Steffex B.V, tegen W. (met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper)

Modellenrecht. Auteursrecht. Modeldepot bureaustoel is nietig wegens nieuwheidsschadelijke handelingen deposant. Gedaagde W., houder van het model, stelt dat eiser met een door eiser op de markt gebrachte overeenstemmende stoel inbreuk maakt op zijn modelrechten. Eiser Steffex stelt echter succesvol dat gedaagde de als model gedeponeerde stoel al 13 maanden vóór het depot aan eiser heeft geleverd. W. wordt wel toegelaten tot het bewijs dat hij de maker van en de auteursrechthebbende op degedeponeerde bureaustoel.

2.7. De conclusies die Steffex verbindt aan hetgeen valt af te leiden uit haar uitdraai uit haar digitaal productsysteem zijn door W.  c.s. slechts afgedaan met zijn stelling dat aan die productie geen bewijskracht toekomt omdat dit een intern document zou betreffen. De rechtbank is echter van oordeel dat W. c.s. ter betwisting van deze stellingen in ieder geval een verklaring had behoren aan te dragen waarom een interne productcode van Steffex op de afbeelding bij het modeldepot voorkomt. Nu dit achterwege is gebleven, staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat W. c.s. de 2031 [afbeelding] al aan Steffex heeft geleverd in februari 2004, derhalve 13 maanden vóór het modeldepot ervan.

2.8. Nu op grond van het vorenoverwogene aangenomen wordt dat zowel de -aan de 2031 nagenoeg identieke - 203 als de 2031 zelf meer dan 12 maanden voorafgaand aan het modeldepot van de 2031 door W. c.s. al door Steffex werd besteld bij W. c.s., wordt eveneens voorbij gegaan aan de stellingen van W. c.s. dat geen sprake zou zijn van een relevante bekendmaking. Nog los van het feit dat het aanbieden van een stoel aan een belangrijke afnemer op de Nederlandse markt slecht vergeleken kan worden met verkoop van modellen op een dorpsmarkt in China, zoals door W. c.s. wel werd gesteld, kan op basis van deze feiten niet geoordeeld worden dat het model niet bekend is geworden aan de ingewijden in de betrokken sector.

 2.9. Ook aan de stelling van W. c.s. dat een eventuele aanbieding geschied zou zijn onder stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding wordt voorbij gegaan. Nog los van de omstandigheid dat ook deze stelling gelet op de overige stellingen van W. c.s. nadere motivering behoefde, blijkt uit de als vaststaand aangenomen feiten dat de 203 en 2031 ook daadwerkelijk besteld zijn. De rechtbank kan zich bezwaarlijk een situatie voorstellen waarbij bureaustoelen voor verkoop geleverd zouden worden onder voorwaarde van geheimhouding.

2.10. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank met Steffex van oordeel dat het modeldepot van W. c.s. van de 2031 aan nieuwheid heeft ontbroken en derhalve nietig is. De hierop ziende vordering van Steffex ligt daarmee voor toewijzing gereed.

2.11. W. c.s. stelt echter terecht dat de sommatie aan Intergamma daarmee niet op zichzelf onrechtmatig was, nu hij zich daarnaast op zijn auteursrecht heeft beroepen. Op grond van de overwegingen 4.9 tot en met 4.11 van het tussenvonnis, zal W. c.s. worden toegelaten tot het bewijs dat hij de maker is van bureaustoel 2031.

Lees de vonnissen hier en hier.

IEF 7902

Een gebod tot handhaving van het auteursrecht

VeenhoopfestivalGerechtshof Leeuwarden, 21 april 2009, LJN: BI2866, Appellant tegen Stichting Dorpsfeesten De Veenhoop & de gemeente Smallingerland.

Auteursrecht. Aardige casus met als conclusie dat het Veenhoopfestival mag blijven op de locatie naast jachthaven van appellant. De stichting is niet verplicht om door middel van handhaving van haar auteursrecht te voorkomen dat anderen het Veenhoopfestival organiseren. Welk auteursrecht er precies op het festival rust wordt niet aangegeven.

Appelant, eigenaar van een jachthaven en camping, ondervindt overlast van het Veenhoopfestival dat jaarlijks naast zijn terrein wordt gehouden. Appelant maakt bezwaar en sluit na overleg een overeenkomst met de organiserende stichting dat deze het festival niet meer op genoemde locatie zal organiseren. De burgemeester stelt echter enkele malen publiekelijk dat de gemeente zich niet gebonden acht aan de overeenkomst en dat hij garandeert dat het festival gewoon op de oude locatie wordt gehouden.

Appelant vordert dat de gemeente het terrein niet ter ebschikking mag stellen en vordert daarnaast van de stichting dat deze niet toe zal staan dat een ander een gelijkend festival organiseert, en dat de stichting zal optreden tegen ‘een ieder die inbreuk maakt op haar auteursrecht’. De vorderingen worden afgewezen. De gemeente is niet gebonden aan de overeenkomst en de stichting is niet verplicht het auteursrecht te handhaven:

11.  (…) Dit zelfde geldt, mutatis mutandis, ook voor de vordering van een gebod tot handhaving van het auteursrecht op het Veenhoopfestival; zelfs al zou de Stichting dat hebben, dan is daarmee niet gegeven dat zij verplicht is dit recht te handhaven. Het hof tekent hierbij nog aan dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de Stichting bewust de overeenkomst die zij met [appellant] heeft gesloten heeft gefrusteerd of wil frustreren. Uit de feiten zoals die thans voorshands naar voren gekomen zijn uit het dossier, volgt veeleer dat de Stichting geen medewerking heeft verkregen van de gemeente om het Veenhoopfestival op een andere locatie te organiseren, zodat het voor haar de facto onmogelijk was het festival elders te organiseren, zoals dit partijen voor ogen stond.

Lees het arrest hier.

Lees hier het commentaar gemeente Smallingerland op de eerste aanleg: “Deze rechtszaak is deze week in ons voordeel – en dus in het voordeel van het Veenhoopfestival – beslecht. Zo werkt dat in een democratie.”