Alle rechtspraak  

IEF 3810

Over de streep trekken

Rechtbank Amsterdam, 12 april 2007, LJN: BA2851. FPS Features B.V. tegen Nederlandse Programma Stichting.

Geen hardcore IE, maar wel enige verwantschap. Vonnis over filmfinanciering en uitzendrechten. Mede gezien de mores in de mediawereld is niet gebleken dat de NPS hierover bindende toezeggingen heeft gedaan.

Partijen hebben voor het eerst in 2001 contact gehad over de film “The bird can’t fly”, toen de productie ervan nog in de kinderschoenen stond. Voldoende aannemelijk is dat er op dat moment van de zijde van de NPS belangstelling bestond de uitzendrechten aan te kopen en de film op zondagmiddag uit te zenden in het kader van het thema “Wereldcinema”. Het betoog van NPS dat de aangehaalde brieven van de eindredacteur aankoop van de NPS zo moeten worden uitgelegd dat zij enkel – op verzoek van de producent van de film – zijn geschreven om andere financiers over de streep te trekken, is voorshands voldoende aannemelijk. Dat deze brieven dit tot doel hadden, valt ook af te leiden uit de adressering van de eerste brief en de referte daaraan in de tweede brief. Uit die brieven kan dan ook niet worden afgeleid dat er definitieve, bindende afspraken zijn gemaakt.

Voorts is aannemelijk dat het in de branche ongebruikelijk is om (definitieve) toezeggingen te doen als script, cast en crew nog niet vaststaan en dat afspraken als waar het in dit geding om gaat immer in een schriftelijk contract, met daarin nadere bedingen, worden vastgelegd. Zo zijn in dit geval geen afspraken gemaakt over essentiële punten als bijvoorbeeld het aantal keren dat de film kan worden uitgezonden en de duur van de licentie. Dat de eindredacteur aankoop EUR 20.000,- voor de film heeft gereserveerd, is in dit licht bezien onvoldoende om van een definitieve toezegging te kunnen spreken. Volgens zijn verklaring betreft het een interne reservering, die eenzijdig kan worden doorgehaald indien – zoals in dit geval – men jarenlang niets meer van de producent verneemt en ook het “Wereldcinema”-thema, waarvoor de film was bedoeld, niet meer bestaat.

Lees het vonnis hier.

IEF 3807

Klepaandrijving

rtrkatrk.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. Vonnis waarin veel rechtsgebieden aan de orde komen en waaruit maar weer eens blijkt dat weinig afstand houden gevaarlijk is. De, in dit geval Chinese, bumperklever wordt (gedeeltelijk) cross-border veroordeeld voor inbreuk.

Beiden partijen in het geding zijn leverancier van klepaandrijvingen. Eiser, Rotork, is houdster van Gemeenschapsmodellen van klepaandrijvingen, alsmede van de Gemeenschapsmerken ROTORK en IQ. Autork biedt klepaandrijvingen aan van type IK en IKT en heeft in haar stand op de ‘Valve World 2004 Conference & Expo’ folders aanwezig gehad, waarvan de inhoud in grote mate zou overeenstemmen met de inhoud van folders van Rotork.

In de zomer van 2004 hebben partijen besprekingen gevoerd over een mogelijke overname van Autork door Rotork. Nadat de onderhandelingen zijn afgebroken heeft Rotork in China gevorderd Autork te verbieden inbreuk te maken op een haar toekomend (Chinees) modelrecht/octrooirecht. Rotork stelt dat Autork door het produceren en in de EU aanbieden van de modellen IK en IKT inbreuk maakt op haar modelrecht en auteursrecht op het ontwerp van haar modellen IQ en IQT. Zij stelt dat de modellen van Autork klakkeloze imitaties zijn van haar producten en dat tevens sprake is van slaafse nabootsing. Het gebruik van de tekens AUTORK, IK en IKT beschouwt Rotork als inbreuken op haar merkrechten. De inhoud van de folder van Autork zou inbreuk maken op het auteursrecht van Rotork.

Autork erkent dat haar klepaandrijvingen gelijkenis vertonen met die van Rotork, maar meent dat er duidelijke verschillen zijn aan te wijzen. De gelijkenissen zouden bovendien terug te voeren zijn op de technische eisen die aan dergelijke producten worden gesteld.

Modelrecht

De rechtbank oordeelt dat de modellen van Autork geen andere algemene indruk wekken dat die van Rotork; de verschillen zijn hiervoor te gering. Omdat er sprake is van modelinbreuk, hoeft de vordering op basis van slaafse nabootsing en inbreuk op auteursrecht op de modellen niet nader te worden onderzocht.

Auteursrecht

Vergelijking van de folders van Autork en Rotork leert dat de folders van gedaagde vrijwel geheel -inclusief afbeeldingen- overeenstemt. Het dient dan ook te gelden als een verveelvoudiging, waarmee Autork inbreuk maakt op het aan Rotork toekomende auteursrecht.

Merkinbreuk

De rechtbank stelt dat Autork de gewraakte tekens gebruik voor dezelfde waren als waarvoor de merken van Rotork zijn geregistreerd. De merken Autork en Rotork stemmen auditief en visueel overeen. Ook is er sprake van begripsmatige overeenstemming: ‘tork’ verwijst naar ‘torque’ en betekent moment (van kracht). Hierdoor wordt verwarringsgevaar aannemelijk geacht.

Omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen het merk IQ enerzijds en de tekens IK en IKT anderzijds, wordt hier echter geen merkinbreuk aangenomen.

Autork dient met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op het Auteursrecht van Rotork in Nederland en op het Gemeenschapsmerk en het Gemeenschapsmodel van Rotork in Nederland en op het grondgebied van de overige lid-staten te staken en gestaakt te houden. Opgemerkt wordt nog dat “De vordering de ge- en verboden uit te doen strekken tot de handelingen van Greatork of een andere met Autork gelieerde rechtspersoon zal worden afgewezen. De enkele omstandigheid dat een rechtspersoon met dezelfde bestuurders gelijkende klepaandrijvingen op de markt brengt is daarvoor ontoereikend."

Een pan-Europese handhavingsrichtlijnconforme veroordeling, waarbij het deze keer niet lijkt te gaan om de richtlijnconforme proceskostenveroordeling, zit er nog niet in.

Lees het vonnis hier. Afbeeldingen hier.

IEF 3805

Klepaandrijvingen

klepaandrijvingen.jpgRechtbank ‘s-Gravenhage, 11 april 2007, zaaknr./rolnr. 239273 / HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells Amsterdam).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. Redelijk recht-door-zee-vonnis, waarbij wel veel rechtsgebieden aan de orde komen.

Beiden partijen in het geding zijn leverancier van klepaandrijvingen. Eiser, Rotork, is houdster van Gemeenschapsmodellen van klepaandrijvingen, alsmede van de Gemeenschapsmerken ROTORK en IQ. Autork biedt klepaandrijvingen aan van type IK en IKT en heeft in haar stand op de ‘Valve World 2004 Conference & Expo’ folders aanwezig gehad, waarvan de inhoud in grote mate zou overeenstemmen met de inhoud van folders van Rotork.

In de zomer van 2004 hebben partijen besprekingen gevoerd over een mogelijke overname van Autork door Rotork. Nadat de onderhandelingen zijn afgebroken heeft Rotork in China gevorderd Autork te verbieden inbreuk te maken op een haar toekomend (Chinees) modelrecht/octrooirecht. Rotork stelt dat Autork door het produceren en in de EU aanbieden van de modellen IK en IKT inbreuk maakt op haar modelrecht en auteursrecht op het ontwerp van haar modellen IQ en IQT. Zij stelt dat de modellen van Autork klakkeloze imitaties zijn van haar producten en dat tevens sprake is van slaafse nabootsing. Het gebruik van de tekens AUTORK, IK en IKT beschouwt Rotork als inbreuken op haar merkrechten. De inhoud van de folder van Autork zou inbreuk maken op het auteursrecht van Rotork.
Autork erkent dat haar klepaandrijvingen gelijkenis vertonen met die van Rotork, maar meent dat er duidelijke verschillen zijn aan te wijzen. De gelijkenissen zouden bovendien terug te voeren zijn op de technische eisen die aan dergelijke producten worden gesteld.
Modelrecht
De rechtbank oordeelt dat de modellen van Autork geen andere algemene indruk wekken dat die van Rotork; de verschillen zijn hiervoor te gering. Omdat er sprake is van modelinbreuk, hoeft de vordering op basis van slaafse nabootsing en inbreuk op auteursrecht op de modellen niet nader te worden onderzocht.
Auteursrecht
Vergelijking van de folders van Autork en Rotork leert dat de folders van gedaagde vrijwel geheel -inclusief afbeeldingen- overeenstemt. Het dient dan ook te gelden als een verveelvoudiging, waarmee Autork inbreuk maakt op het aan Rotork toekomende auteursrecht.
Merkinbreuk
De rechtbank stelt dat Autork de gewraakte tekens gebruik voor dezelfde waren als waarvoor de merken van Rotork zijn geregistreerd. De merken Autork en Rotork stemmen auditief en visueel overeen. Ook is er sprake van begripsmatige overeenstemming: ‘tork’ verwijst naar ‘torque’ en betekent moment (van kracht). Hierdoor wordt verwarringsgevaar aannemelijk geacht.

IEF 3804

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells Amsterdam).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. 

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-583. Bakker Hydraulic B.V. tegen JKB Transporttechniek B.V. (met dank aan Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade).

Europees octrooi voor een knijperbak. Geen bak voor knijpers, maar een grijper voor hijskranen. De rechtbank vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi (niet nieuw) .

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 06-544. Single Buoy Moorings Inc. c.s. tegen Bluewater Energy Services B.V.

Gestelde inbreuk op Europees octrooi met betrekking tot turret mooring system. Partijen zijn elkaar al eerder in Den Haag tegengekomen.  De P-37 van gedaagde Bluewater,  zelfs als deze in een schip is ingebouwd, valt niet onder de conclusies van het, amper vernieuwende, octrooi. De rechtbank verklaart zich, in de geest van Gat/LuK, onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, voor zover deze is gebaseerd op onrechtmatig handelen door Bluewater c.s. waarbij uitsluitend inbreuk op het buitenlandse maar niet tevens het Nederlandse deel van het Europese octrooi wordt verweten.

Lees het arrest hier.

IEF 3803

Voor zorg

m4c.gifRechtbank Amsterdam, 8 maart 2007,  LJN: BA2385. Market4Care Nederland B.V. tegen Tblox B.V.

Auteursrecht op video-opname van software-applicatie. Onrechtmatige mededelingen. Aanduiding TBlox4Care maakt inbreuk op beeldmerk Market4Care.

M4C houdt zich, heel kort, bezig met het ondersteunen van electronisch betalingsverkeer in de gezondheidszorg. M4C heeft een beeldmerk (afbeelding). Gedaagde TBlox levert eveneens software aan, onder andere, de gezondheidszorg.

M4C biedt haar diensten aan middels een (beveiligd) online platform (verder: de Applicatie). M4C eist dat TBlox de inbreuken op de auteursrechten van M4C (met name het verveelvoudigen en openbaar maken van video-opname van de Applicatie) en de inbreuken op het merk- en handelsnaamrecht van M4C staakt en gestaakt houdt. Bovendien eist M4C dat Tblox geen onrechtmatige uitingen meer te doet omtrent M4C.

De rechter neemt in dit geding het uitgangspunt dat op het computerprogramma van M4C, de Applicatie, auteursrecht rust. TBlox heeft op geen enkele wijze toegelicht waarom de Applicatie niet auteursrechtelijk beschermd zou zijn. TBlox heeft wel betwist dat TBlox door het maken van een video-opname van de Applicatie op dit auteursrecht inbreuk heeft gemaakt. Echter, TBlox heeft wel erkend de Applicatie op video te hebben opgenomen. Aldus moet voorshands worden aangenomen dat zij de Applicatie heeft verveelvoudigd met het doel deze openbaar te maken.

TBlox heeft voorts gesuggereerd dat de gegevens van M4C gebruikers (gebruikersnamen en wachtwoorden) wegens onvoldoende beveiliging door M4C voor iedereen via internet vrij toegankelijk zou zijn. Deze suggestie heeft TBlox echter niet aannemelijk gemaakt. Deze mededeling is dan ook jegens M4C onrechtmatig.

M4C heeft gesteld dat vergelijkende reclame of mededelingen met betrekking tot M4C en TBlox hoe dan ook onrechtmatig zijn, omdat de diensten van TBlox en die van M4C “in geen enkel opzicht, ook niet vanuit kostenoogpunt” met elkaar te vergelijken zouden zijn.

De rechter volgt M4C niet in deze stelling. TBlox heeft uiteengezet dat haar diensten en die van M4C in beginsel leiden tot hetzelfde resultaat. M4C heeft hiertegen onvoldoende ingebracht: “Voorshands is dan ook het uitgangspunt dat vergelijkende reclame of mededelingen in beginsel toelaatbaar zijn, waarbij TBlox dan wel gehouden is tot het maken van een volledige en juiste vergelijking. Dat nu heeft zij tot dusver niet gedaan. Uit de overgelegde stukken valt immers op te maken dat TBlox in haar vergelijkende mededelingen sinds april 2006 M4C in een slecht daglicht stelt, met tal van uitlatingen over M4C die voorshands, anders dan TBlox heeft aangevoerd, niet op juistheid blijken te berusten.”

De vorderingen van M4C worden grotendeels toegewezen. Ook de vorderingen om gegevens bekend te maken van diegenen jegens wie de litigieuze mededelingen zijn gedaan zal worden toegewezen. “Dat TBlox dan een deel van haar klantenbestand aan M4C zal moeten verstrekken komt voor haar risico, nu zij degene is die op onrechtmatige wijze over M4C heeft gecommuniceerd.”

Met betrekking tot het merkenrechtelijke vordering van M4C geldt dat het meest in het oog springende kenmerk van het beeldmerk van M4C, de tekst “Market4Care” is. “Onder deze omstandigheden moet het hanteren van de aanduiding TBlox4Care voor het promoten van dezelfde althans soortgelijke diensten als die van M4C, door TBlox als strijdig met de merkrechten van M4C worden aangemerkt. Met name vanwege de voorgenomen overname is voldoende aannemelijk dat de aanduiding TBlox4Care bij het relevante publiek tot verwarring kan leiden. Het feit dat TBlox wel vaker de term 4 hanteert (4restaurants, 4free) en dat het woord “Tblox” aan “4Care” voorafgaat doet daar niet aan af, evenmin als de omstandigheid dat het merk 4Care voor andersoortige diensten en/of bedrijven regelmatig wordt gebruikt. Ook de vordering van M4C met betrekking tot de merkinbreuk zal daarom worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3802

Doorpompen

kk2.gifKamiel Koelman (Bousie advocaten): Noot bij HvJ EG 7 december 2006, zaak C-306/05 (SGAE/Rafael Hoteles). Eerder gepubliceerd in AMI 2007, p. 50.

“Met de Auteursrechtrichtlijn is het recht van openbaar maken een Europese aangelegenheid geworden. Dit is de eerste uitspraak van het HvJEG over de inhoud van het recht van immateriële openbaarmaking van artikel 3 van de richtlijn. (…) In termen van Europees recht wordt openbaar maken ‘mededelen aan het publiek’ genoemd. Volgens het HvJEG moet dit begrip ruim worden opgevat, zodat snel sprake is van ‘mededelen’ en van ‘publiek’.

(…) Het HvJEG oordeelt dat het via tv’s aan de gasten doorgeven van het signaal daarentegen wel als een ‘mededeling’ kan worden gekwalificeerd en dat het hotel daarom openbaar maakt. Heeft het Hof hiermee de werking van het statement en de overweging uitgeschakeld voor internettussenpersonen? Van de apparatuur die zij hebben geïnstalleerd – bijvoorbeeld zogenoemde ‘routers’ – kan eveneens worden gezegd dat zij actief werken doorgeeft. Kunnen deze intermediairs daarom naar Europees recht voortaan wél als openbaarmakers worden beschouwd? Of zou een tussenpersoon op internet die met zijn apparatuur beschermd materiaal ‘doorpompt’ niet ‘mededelen’, terwijl een hotelexploitant die via tv-toestellen werken doorgeeft dat wel doet, ook al is op beide activiteiten dezelfde bepaling van de richtlijn van toepassing?”

Lees de gehele noot hier.

IEF 3783

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, 08 maart 2007,  LJN: BA2385. Market4care Nederland B.V. tegen Tblox B.V.

Samengevat in de opgelegde rectificatie: “De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft TBlox bij vonnis van 8 maart 2007 veroordeeld tot het rectificeren van de door Tblox gedane onjuiste mededelingen over Market4Care. Daarnaast is het TBlox verboden dergelijke beweringen in de toekomst te doen. TBlox heeft ten onrechte gesuggereerd dat M4C niet te allen tijde de belangen van haar klanten en de daarbij behorende beveiliging van haar diensten in acht neemt. TBlox heeft deze suggestie niet aan de hand van feiten kunnen waarmaken. Daarnaast heeft TBlox in haar vergelijkende mededelingen over M4C geen volledige en juiste vergelijking toegepast.

Verder heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 8 maart 2007 beslist dat het aanbieden van een videopresentatie van de applicatie van Market4Care onrechtmatig was. Market4Care heeft auteursrecht op de applicatie en TBlox is niet gerechtigd op dit auteursrecht inbreuk te maken”

Lees het vonnis hier.

IEF 3776

Eerste Leeuwarder Jurkjeszaak (HB)

jrk.JPGGerechtshof Leeuwarden, 4 april 2007, rolnr. 0600269. Van der Meulen Sneek B.V. & Interoys Holland B.V. tegen Lucky Locket Ltd (met dank aan Evert van Gelderen & Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Hoger beroep in de eerste Leeuwarder Jurkjeszaak. Lucky Locket, een Engelse kinderkledingfabrikant, brengt in Nederland een kinderjurk (verkleedjurk) op de markt van het model “Dragonfly’. Van der Meulen, im- en export van speelgoed, heeft in Nederland een kinderjurk op de markt gebracht onder de naam “Who’s that girl?”. Ik kort geding heeft de voorzieningenrechter de auteursrechtelijke inbreukvorderingen van Lucky Locket toegewezen. Het Hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter met een arrest dat niet veel nieuws oplevert, maar een paar aardige passages bevat.

Over de gestelde verwatering van het auteursrecht stelt het hof dat het theoretisch eigenlijk niet kan, maar geeft vervolgens aan hoe het misschien toch wel zou kunnen: “Van der Meulen stelt in dit hoger beroep o.a. dat het auteursrecht van Lucky Locket is verwaterd. (…) voorzover in het auteursrecht al gesproken zou kunnen worden van verwatering, in die zin dat een in aanvang beschermd werk verworden is tot een onbeschermde stijl - hetgeen zich overigens moeilijk laat inpassen in de systematiek van het auteursrecht -, heeft te gelden dat Van der Meulen volstrekt onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd waarom daar in het onderhavige geval sprake van is. Het had op de weg van Van der Meulen gelegen om aan de hand van de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Dragonfly jurk, als opgesomd door de voorzieningenrechter in no. 6 van het bestreden vonnis, aannemelijk te maken dat de genoemde trekken op grote schaal terug te vinden zijn in andere kinder(verkleed)jurken, en wel in die mate dat gezegd moet worden dat (inmiddels) sprake is van algemene stijlkenmerken van de karakteristieken van de Dragonflyjurk voor kinder(verkleed)jurken. Dit heeft zij echter nagelaten, zodat hierop haar verwateringsverweer, wat daar verder ook van zij, strandt.” (10-11)

Over de richtlijnconforme proceskostenveroordeling stelt het hof dat er, hoewel de procedure dateert van voor de implementatiedatum, wel ruimte is voor richtlijnconforme interpretatie, zij het dat het eerdere kort gedingvonnis daar niet voor in aanmerking komt: 

“De voorzieningenrechter heeft Van der Meulen volgens de gebruikelijke liquidatietarieven veroordeeld in de proceskosten. Het hof onderschrijft het standpunt van Lucy Locket, dat zij op grond van art. 14 van de Handhavingsrichtlijn aanspraak zou kunnen maken op een volledige proceskostenvergoeding. Voor een beperkte uitleg van art. 14, in die zin dat slechts recht zou bestaan op een volledige proceskostenveroordeling indien sprake zou zijn van grootschalige namaak of piraterij -, ziet het hof voorshands onvoldoende aanknopingspunten in tekst en doel van de richtlijn.

De vraag is echter of er plaats is voor toepassing van de richtlijn, nu deze thans nog niet in het nationale recht is omgezet. Naar het voorlopig oordeel van het hof dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord, nu de richtlijn reeds op 29 april 2006 had moeten zijn geïmplementeerd. Op grond van de
gemeenschapstrouw dient het hof het nationale recht richtlijnconform te interpreteren. Dat de inleidende dagvaarding van vóór deze datum dateert, doet hieraan niet af. Niet gezegd kan worden dat zulks in strijd zou zijn met de rechtszekerheid, nu de Handhavingsrichtlijn gepubliceerd is en derhalve kenbaar was voor Van der Meulen. Ook overigens ziet het hof geen beletsel voor een richtlijnconforme interpretatie. Wel zal het hof de kostenveroordeling zoals uitgesproken door de voorzieningenrechter in stand laten, nu dit vonnis dateert van vóór 29 april 2006.”(22-23)

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis in kort geding: IEF 1721 (2 maart 2006). Eerder bericht 2e Leeuwarder jurkjeszaak: IEF 2413 (28 juli 2006).

IEF 3775

Vrijwel klakkeloos

plntet.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 4 april 2007, HA ZA 06-1210. Smit-Etiketten B.V. tegen Benfried B.V.

Auteursrecht op insteek-bloemetiketten. Vrijwel klakkeloze nabootsing. Wettelijk vermoeden makerschap. Bodemprocedure, gestart voor verstrijken implementatietermijn Handhavingsrichtlijn, liquidatietarief. Afbeeldingen in vonnis.

Eiser Smit heeft voor kwekerij Atlantis een insteeketiket ontworpen voor de Medinilla plant (boven). Atlantis neemt 300.00 etiketten af. Een tweede offerte van Smit, wordt niet gevolgd door een order. Atlantis stapt naar gedaagde Benfried die een zelfde soort insteeketiket ontwerpt en levert (onder). Smit sommeert Benfried de inbreuk op haar auteursrechten te staken.

De rechter beargumenteert dat het insteeketiket een werk is en komt vervolgens vrij snel tot de conclusie dat er sprake is van inbreuk en passeert alle uitvoerige verweren van Benfried (geen werk, niet de maker). ‘Het betreft een vrijwel klakkeloze nabootsing van alle relevant te achten vormgevingselementen.” (4.10).

Hetgeen Benfried heeft aangevoerd (dat het vormgevingserfgoed van insteekbloemetiketten maakt dat er geen sprake is van een eigen karakter of een persoonlijk stempelt) ‘overtuigt in het geheel niet.’ ‘Uit het overgelegde materiaal volgt juist vanwege de aangegeven talrijke vormgevingsverschillen dat het etiket dat Smit jegens Benfried inroept een eigen, oorspronkelijk karakter heeft dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Zodoende kan in het ontwerp voor dat etiket een auteursrechtelijk werk worden gezien.’

Ook moet Smit ex artikel 4 jo. 8 Aw als maker worden aangeduid. Het verweer (Gaastrazaak) gaat niet op. In die zaak  ging het om de vraag of het vermelden van de naam Gaastra als merkopdruk op kleding ook impliceert dat zij maker is ex art. 4 Aw. Het etiket in casu draagt echter niet de naam Atlantis, maar Smit-Etiketten. Benfried tracht nog aan te voeren dat Smit niet de auteursrechten op de foto op het etiket heeft, maar dit verweer wordt gepasseerd. De fotograaf was maar ‘stilist’ van Smit (HR NJ 1991/377 Kluwer/Lamooth, r.o. 3.4). Ook de poging om Atlantis als maker op te voeren (art. 6 Aw) strand.

Ter comparitie is zijdens Benfried ook erkend dat haar etiket ten opzichte van het eerdere etiket volgens het ontwerp van Smit, waarmee Benfried bekend was, geen andere vormgevingstotaalindruk maakt. Van een nieuw niet-inbreukmakend zelfstandig werk is met betrekking tot het etiket van Benfried dan ook geen sprake. Van loutere stijlnabootsing of enkele navolging van auteursrechtelijk
niet relevante of onbeschermde elementen, zoals Benfried eveneens ten onrechte aanvoert, al evenmin.

Een aantal vorderingen worden toegewezen. (verbod, vernietiging, rekening en verantwoording). Recall en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. De zaak is voor 29 april 2006 (verstrijken implementatietermijn Handhavingsrichtlijn) aangevangen, zodat er voor volledige proceskosten geen plaats is.

Lees het vonnis hier.

IEF 3747

Hitdefinitie

Rechtbank Rotterdam, 14 maart 2007, LJN: BA1537, Gevoegde zaken Vrije Radio Omroep Nederland B.V. (VRON)  tegen de Minister van Economische Zaken, agentschap Telecom, met als derde-partij SLAM!FM B.V.,voorheen genaamd ID&T Radio B.V. en SLAM!FM tegen  de Minister van Economische Zaken, agentschap Telecom, met als derde-partij:
VRON.

Frequentiegeschil over hitdefinitie, met heel klein beetje auteursrecht.  Aardig doordat het vonnis een beeld geeft van de mediabureaucratie en aangeeft dat je ook heel ambtelijk kunt omgaan met kunst. Het wachten is op een museumwet die bepaalt dat 27% van de kunst in een bepaald museum een pastoraal karakter moet hebben.

Economische zaken heeft  aan SLAM!FM een boete opgelegd omdat de radiozender zich niet aan het bij de frequentie horende format heeft gehouden: “Geconstateerd is dat op 3 en 4 februari 2005 respectievelijk 81,47% en 83,76% van de nettozendtijd muziek is uitgezonden, terwijl dit tenminste 95 procent diende te zijn. Voorts is op 3 en 4 februari 2005 geconstateerd dat onderscheidenlijk 18,3% en 21,8% van de nettozendtijd muziek werd uitgezonden die genoteerd staat of heeft gestaan op een van de gangbare hitlijsten, terwijl dit maximaal 7,5 procent diende te zijn.”

Waar het om gaat is of SLAM!FM niet teveel hitmuziek heeft uitgezonden. SLAM!FM stelt dat het gaat om radio-edits van hitmuziek die zelf geen hitmuziek zijn. Wat hitmuziek is en wat een andere versie is, is al gedefinieerd in een convenant tussen het CvdM en EZ:

“Hitmuziek (niet bijzondere muziek) in een andere versie of uitvoering. Indien een muziekstuk dat in de hitparade heeft gestaan in diverse uitvoeringen/versies wordt uitgebracht, welke geen hitnotering hebben of hebben gehad, tellen deze niet mee als hitmuziek bij de bepaling van de hoeveelheid hitmuziek die mag worden uitgezonden. Er is sprake van een andere versie indien het muziekstuk wezenlijk van karakter verschilt met de hitversie. Bovendien dient dit verschil met het oorspronkelijke muziekstuk voor de gemiddelde luisteraar duidelijk waarneembaar te zijn. Het verschil kan bijvoorbeeld bestaan uit een ander tempo of een andere uitvoerder en/of instrumentatie.”

Bijzondere muziek is “muziek die zich onderscheidt van de actuele populaire muziek kenmerkt zich door een sterke maatschappelijke/culturele betekenis van de muziek, die appelleert aan specifieke smaakvoorkeuren. De muziek is uitdrukking van een specifieke muziekcultuur en muziekgemeenschap binnen de popmuziek.” (Regeling AGV)

Economische zaken stelt dat alleen indien een andere versie (bijvoorbeeld een radio-edit of een remix) een hitnotering heeft of heeft gehad, een dergelijk muziekstuk aangemerkt kan worden als hitmuziek en dat (nu volgt het kleine beetje auteursrecht), nu SLAM!FM geen houder is van de auteursrechten op de originele muziekstukken waarvan de SLAM!FM radio-edits worden gemaakt, het daarvan ten gehore brengen op de radio niet als het uitbrengen van versies die geen hitnotering hebben (gehad) kan worden beschouwd.

Daar gaat de rechtbank verder niet op in en het auteursrecht komt niet meer ter sprake. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat  Radio-edits wel moeten worden beschouwd als hitmuziek “Naar het oordeel van de rechtbank kunnen slechts wezenlijk andere uitgebrachte of uit te brengen uitvoeringen/versies van muziekstukken niet meetellen als in hitlijsten genoteerde muziek. Met een uitleg dat niet van in hitlijsten genoteerde muziek te onderscheiden uitvoeringen/versies niet als hitmuziek zouden worden aangemerkt, zou immers de clausulering van kavel A5 gefrustreerd worden.”

Lees het vonnis hier