Alle rechtspraak  

IEF 3897

Op straffe van lijfsdwang of dwangsom

Rechtbank Amsterdam, 25 april 2007, HA ZA 06-3272. Stichting Brein en 123 anderen tegen gedaagde (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

De rechtbank legt gedaagde een verbod tot handelen in illegale kopieen op, op straffe van lijfsdwang of dwangsom, naar keuze van BREIN.

Gedaagde is twee maal eerder (15 mei 2005 en 5 juni 2005) op een markt door BREIN aangesproken op het verhandelen van dvd's met ongeautortiseerde kopieen van werken waarop aangeslotenen bij BREIN rechthebbende zijn. Beide keren zijnn de dvd's afgestaan en heeft verdachte een Anti Piraterij Verklaring (APV) ondertekend.

Op 4 maart 2007 wordt hij voor de derde keer betrapt op het handelen in illegale cd's en dvd's met muziek, films en videogames en heeft daardoor een fors bedrag aan boetes verbeurd.

Nu gedaagde geen verweer voert, wijst de rechtbank de gevorderde geldsom toe. Het gevorderde verbod wordt eveneens toegewezen. Met betrekking tot de mogelijkheid van gijzeling, geeft de rechtbank aan dat dit slechts als uiterste middel in aanmerking komt om veroordeelden tot naleving van een opgelegd bevel of verbod te bewegen. De rechtbank vindt in de feiten aanleiding gijzeling toe te passen. Gedaagde is al twee keer eerder aangetroffen met illegale kopien en heeft al twee keer eerder een Anti Piraterij Verklaring ondertekend. Tevens had verdachte in een persoonlijk aan de rechtbank gericht schrijven toegezegd de handel in ongeautoriseerde kopieen verder na te laten.

"In die omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat de dreiging van een dwangsom, die naar aannemelijk is ook niet zal kunnen worden verhaald, nu ...naar zijn eigen zeggen onvermogend is, onvoldoende is om ...te bewegen zijn onrechtmatige handelingen te staken, terwijl ook geen andere, minder ingrijpende, dwangmiddleen beschikbaar zijn om dat doel te bereiken"

De rechtbank legt gedaagde een verbod tot handelen in illegale kopieen op, op straffe van lijfsdwang of dwangsom, naar keuze van BREIN

Lees het vonnis hier.

IEF 3892

Bouwdrogers

bdrgrs.gifRechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. (met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Geen auteursrechtinbreuk op en geen slaafse nabootsing van een bouwdroger. De belangrijkste overeenkomsten tussen de bouwdrogers van technische aard en het relevante publiek let niet primair op de vormgeving.

Calorex vervaardigt diverse klimaatbeheersingsproducten die temperatuur en vocht reguleren in gebouwen en industriële processen. Zij heeft een bouwdroger ontwikkeld, die in de bouw onder andere wordt gebruikt om het drogen van betonnen muren en vloeren te versnellen en om huizen en andere gebouwen te drogen als er waterschade is opgetreden. Airned is actief op het gebied van de luchtbehandeling en koudetechniek en heeft recentelijk ook een bouwdroger ontwikkeld (de BT800S). Jako is exclusief distributeur in Nederland.

Calorex vordert een verbod met nevenvorderingen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het belangrijkste onderdeel van de bouwdroger van Calorex - zoals zij zelf ook heeft betoogd - de gekantelde toestand betreft, welke toestand mogelijk wordt gemaakt door aan de achterzijde van de bouwdroger een beugelstandaard aan te brengen. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze standaard onmiskenbaar een constructie is die is gericht op het bereiken van een functioneel resultaat:

“De vormgeving wordt in dit opzicht dus bepaald door technische eisen. De keuze voor een beugelstandaard, die maakt dat de bouwdroger in een diagonale stand kan worden geplaatst, is derhalve niet een uiting van datgene wat de maker, Calorex in dit geval, tot zijn arbeid heeft bewogen.’ Ook de beugel aan de voorzijde is niet beschermd, omdat deze ‘het immers mogelijk maakt dat de bouwdroger rechtop kan worden gezet en dat deze makkelijk kan worden getransporteerd.”

Het glooiende oppervlak van de beugel is sterker en beschermd beter tegen aantasting door de omgeving waarop deze is geplaatst. Ook de ronding van de bouwdroger en de beugel aan de voorzijde komt dus niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat de voorgaande kenmerken echter in combinatie met de overige kenmerken van de bouwdroger van Calorex toch een eigen oorspronkelijk karakter geven aan de bouwdroger, ‘zij het dat de reikwijdte van de auteursrechtelijke bescherming zeer gering wordt geacht en zich slechts uitstrekt tot identieke of nagenoeg identieke werken, waarbij de totaalindruk overeenstemmend is.’ De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de BT800S verschilt van de bouwdroger van Calorex en dat Calorex daarmee geen bescherming aan haar bouwdroger kan ontlenen.

Slaafse nabootsing wordt ook niet aangenomen, omdat onvoldoende duidelijk is wanneer Calorex haar bouwdroger op de markt heeft gebracht en vooralsnog niet kan worden gezegd dat de verschijningsvorm van de bouwdroger van Calorex zich in zijn verschijningsvorm duidelijk onderscheidt van soortgelijke producten. Bovendien zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen de bouwdrogers van technische aard en hebben zij met de vormgeving van de bouwdrogers als zodanig niets van doen. Tenslotte gaat het volgens de voorzieningenrechter bij het publiek op de relevante markt (de bouwvakkers) primair om de kwaliteit en functionaliteit van de bouwdroger en niet om de uiterlijke verschijningsvorm.

Calorex wordt veroordeeld in de forfaitaire proceskosten van Jako en Airned.

Lees het vonnis hier.

IEF 3887

Eerst even voor jezelf lezen

- HvJ EG, 26 april 2007, in zaak C-348/04. Prejudiciële vragen in procedures Boehringer Ingelheim KG & diverse farmaceuten.

Het HvJ spreekt zich uitgebreid uit over het ompakken van geneesmiddelen.

Lees het arrest hier.

- HvJ EG, 26 april 2007, In zaak C-412/05 P. Alcon Inc tegen OHIM/ Biofarma SA.

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvrage voor het woordmerk TRAVATAN, oppositie door houder van ouder nationaal woordmerk TRIVASTAN.

Lees het arrest hier.

-Rechtbank Amsterdam, 26 april 2007, KG ZA 07-480 OdC/SK. Jensen tegn Google (met dank aan Madeleine de Cock Buning, De Brauw Blackstone Westbroek).

Het is de eigenaar van de website die de inhoud van de website bepaalt en ook invloed kan uitoefenen op het resultaat van de zoekopdracht. Dat wellicht de eigenaar van de websites onrechtmatig handelt jegens Jensen  door haar naam ten onrechte aan de sekswebsites te verbinden, brengt niet mee dat Google een daarvan afgeleide onrechtmatige daad jegens Jensen pleegt en daarom de plicht jegens Jensen zou hebben om tot verwijdering van de zoekresultaten over te gaan.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. 7 april 2006 is gewezen tussen Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. ( met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Bouwdroger. Geen auteursrecht en slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Amsterdam, 25 april 2007, HA ZA 06-3272. Stichting Brein en 123 anderen tegen gedaagde (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Markthandelaar is al drie keer betrapt op het handelen in illegale cd's en dvd's met muziek, films en videogames en heeft  daardoor een fors bedrag aan boetes verbeurd. Krijgt nu een verbod opgelegd op straffe van lijfsdwang of dwangsom, naar keuze van BREIN

Lees het vonnis hier. Persbericht Brein hier.

- Rechtbank Utrecht, 27 april 2007, KG ZA 07-254. Heering Kunststof Profielen B.V. tegen Milin B.V.(met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Vonnis over slaafse nabootsing. Verkoop valt niet onder “slaafse nabootsing”, maar verkoop van onrechtmatig nagebootst product kan toch onrechtmatig zijn tegenover degene van wie het product is nagebootst. Geen volledige proceskostenveroordeling.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 april 2007, KG ZA 07-0382. ID/FARMA B.V. tegen KNMP.

ID/farma stelt o.a.  dat dreigt dat KNMP met haar nieuwe product de KNMP Kennisbank inbreuk zal maken op het auteursrecht dat ID/farma toekomt.

Lees het vonnis hier.

IEF 3873

Met krullen bewerkte diabolo

accessa-fuwang.jpgRechtbank Arnhem, 19 april 2007, rolnr. KG ZA 07-128, Accessa B.V. tegen Fuwang Imports c.s.

Auteursrecht op sieraden. Geen slaafse nabootsing vanwege negatieve reflexwerking Auteurswet. Gestelde reputatieschade vormt geen bijkomende omstandigheid. Afbeeldingen in vonnis.

Accessa ontwerpt en produceert sieraden en verkoopt deze onder onder meer onder de sinds 1984 in Nederland geïntroduceerde merknaam BULATTI. In de Bulatti-collectie bevinden zich onder meer een colliers en een armband. Gedaagde, Fuwang, is een groothandel en im- en exporteert non-food consumentengoederen, waaronder sieraden, riemen, tassen en sjaals. Volgens Accessa maakt Fuwang maakt door het aanbieden van nabootsingen van, in het bijzonder, twee colliers en een armband inbreuk op haar auteursrechten. Ook zou Fuwang onrechtmatig handelen door het aanbieden van slaafse nabootsingen van deze sieraden. Fuwang’s belangrijkste verweer is dat de sieraden niet auteursrechtelijk beschermd zijn, maar dat er sprake is van de toepassing van bekende stijl- en mode-elementen, een trend.

Auteursrechtelijk beschermde werken

Bij de beoordeling of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, is van belang dat de maker van het werk bij de vormgeving van het werk keuzes heeft gemaakt die subjectief zijn bepaald. Fuwang betwist dit en stelt dat er een trend is.

De voorzieningenrechter deelt dit standpunt van Fuwang niet. “Auteursrechtelijke bescherming voor een stijl is volgens vaste rechtspraak niet mogelijk. Binnen die trend geven de specifieke selectie van kralen of stenen, de volgorde en samenstelling daarvan, de kleurstelling en de proportionalisering daarvan bij het in het geding zijnde Bulatti-collier voorshands geoordeeld voldoende blijk van een persoonlijke, subjectieve keuze van de maker en is er sprake van een creatie met een eigen uitstraling, die het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het is niet goed denkbaar dat een andere ontwerper onafhankelijk van Accessa bij het maken van een dergelijk werk tot precies hetzelfde resultaat zou komen.”

Inbreuk

Bulatti collier nummer 10293: “Bij vergelijking van collier F1 met het Bulatti collier 10293, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een sterk overeenstemmende totaalindruk. Er is sprake van vanaf de sluiting van het collier in beide richtingen steeds groter wordende parels, die worden afgewisseld met eerst drie kleine slanke diabolo’s naast elkaar en dan weer een grotere, met ‘krullen’ bewerkte diabolo, terwijl op het zwaarste punt van het collier sprake is van de volgende afwisseling:  parel, kleine diabolo, grote bewerkte diabolo, kleine diabolo, parel. De beide colliers zijn nagenoeg identiek, zij het dat de sluitingen van de colliers anders zijn, het Bulatti collier iets meer blinkt en het ‘oud zilver’ bij de F1 iets donkerder is. Het F1 collier kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet als nieuw zelfstandig werk worden aangeduid maar moet worden aangemerkt als een verveelvoudiging van de Bulatti 10293, hetgeen een inbreuk oplevert op het auteursrecht van Accessa.”

Bulatti collier en armband 10289: “Bij vergelijking van de ketting en armband type F2 met het Bulatti collier 10289, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende sprake van een overeenstemmende totaalindruk. Zoals hierboven reeds overwogen wordt de reikwijdte van de auteursrechtelijk bescherming van dit collier en deze armband geringer geacht binnen de door Fuwang aannemelijk gemaakte trend waarin de afwisseling van een parel met drie gelijkvormige diabolo’s op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermd is en strekt deze zich slechts uit tot identieke of nagenoeg identieke werken. Daarvan is hier onvoldoende sprake.”

Slaafse nabootsing

Dit beroep stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet. Er is reeds geoordeeld dat er geen sprake is van een ongeoorloofde nabootsing in de zin van de Auteurswet. Voor de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW is slechts ruimte als er sprake is van bijkomende omstandigheden. Accessa heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld. De gestelde reputatieschade kan niet als een dergelijke bijkomende omstandigheid worden aangemerkt.

Het een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering alleen met betrekking tot het Bulatti collier met artikelnummer 10293 zal worden toegewezen op grond van het auteursrecht daarop van Accessa.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3847

Navenante auteursrechtinbreuk

nvnt.JPGSector kanton Rechtbank Roermond , 17 april 2007, LJN: BA3462. Eiser tegen Holbox Media B.V.

Auteursrechtgeschil tussen een beroepsfotograaf en uitgeverij Holbox. Interessant aspect aan de zaak is dat de kantonrechter voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding nu eens wel aanhaakt bij de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie.

Kort gezegd gaat het om het volgende: Holbox heeft een artikel geplaatst in haar tijdschrift Navenant met de foto’s van de fotograaf. De naam van de fotograaf is niet bij de foto’s vermeld. De fotograaf heeft geen vergoeding ontvangen voor het plaatsen van de foto’s. Holbox stelde dat het de foto’s heeft verkregen via een journalist en dat Holbox met de journalist in een totaaldeal had afgerekend over zowel het artikel als de foto’s.

De fotograaf had inderdaad op verzoek van een journalist foto’s gemaakt ten behoeve van een artikel dat de journalist voor Holbox schreef. De uitgever had er volgens de rechter echter niet op mogen vertrouwen dat de journalist met de fotograaf tot overeenstemming was gekomen over de publicatie. Ook wordt het uitgeverij Holbox verweten dat het nagelaten heeft de naam van de fotograaf te vermelden bij de foto’s.

“Duidelijk is dat Holbox geen toestemming had van eiser om de foto’s in het tijdschrift ‘Navenant’ te plaatsen. Holbox beroept zich in dit verband op de overeenkomst die zij met de journalist heeft gesloten. Naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte. Immers, geenszins is gebleken dat de journalist was te beschouwen als rechtverkrijgende van eiser.

Het had op de weg van Holbox gelegen om een nader onderzoek in te stellen naar de identiteit van de fotograaf. De enkele omstandigheid dat zij te maken had met een deadline vormt geen excuus om dit onderzoek na te laten. Aldus heeft Holbox gehandeld in strijd met artikel 12 van de Auteurswet.

Daar komt bij dat Holbox eveneens heeft gehandeld in strijd met artikel 25 van de Auteurswet door niet de naam van eiser te vermelden bij de gepubliceerde foto’s. Holbox had beter moeten weten en wist ook beter nu zij in genoemde en overgelegde editie van Navenant wel degelijk de makers van eveneens gepubliceerde foto’s heeft vermeld. Holbox is dan ook schadeplichtig. Een aanbod tot rectificatie maakt dit niet anders.”

En over de schade: “Nu tussen Holbox en eiser geen contractuele relatie heeft bestaan zijn de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie in casu niet van toepassing. Naar het oordeel van de kantonrechter neemt dit echter niet weg dat voor de vaststelling van de hoogte van het in rekening te brengen honorarium en de schadevergoeding aansluiting kan worden gezocht bij de in het maatschappelijk verkeer gangbare tariefstellingen ten tijde van het uitkomen van bedoelde editie van Navenant in december 2005, waartoe de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie als richtsnoer zullen worden genomen. Holbox heeft niet weersproken dat de thans gevorderde bedragen op die voorwaarden zijn gebaseerd.”

Lees het vonnis hier.  

IEF 3846

10 lid 1 onder 7 AW: Aardrijkskundige kaarten

bsp.JPGRechtbank Haarlem, 20 april 2007, KG ZA 07-129. Baltic Spot AB tegen Van Halverhout & Zwart en Zurmühlen (met dank aan Marlou van de Braak, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht en geschriftenbescherming met betrekking tot kaarten en daarbijbehorende lijsten.

Baltic Spot is een sinds enige jaren bestaande Zweedse vennootschap die een elektronische informatiedienst aanbiedt op de markt van scheepsbevrachting. Daar maken scheepseigenaren, cargadoren en agenten gebruik van om beschikbare vrachtruimte en te vervoeren vracht te zoeken en aan te melden. De dienst wordt visueel ondersteund en inzichtelijk gemaakt door twee aardrijkskundige kaarten, één van Europa en één van de wereld, met daarop een specifieke indeling naar watergebieden. De benamingen van de (selectie van) watergebieden zijn opgenomen in lijsten.

KVS is een concurrent van Baltic Spot, die zich al 130 jaar richt op de maritieme dienstverlening met betrekking tot de kustvaart in Europa. KVS gebruikte in het verleden een Europese waterkaart, die zij enige tijd geleden verving door twee nieuwe kaarten, één van Europa en één van de wereld. Baltic Spot stelt dat er sprake is van inbreuk.

“De Voorzieningenrechter stelt voorop dat auteursrechtelijke bescherming van een aardrijkskundige kaart zich niet uitstrekt tot de feitelijke topografische gegevens die de kaart beoogt weer te geven. Mede gelet op het doel van de kaart heeft de maker daarvan een zekere vrijheid in de wijze waarop hij een selectie maakt van hetgeen op de kaart wordtweergegeven. Voor zover een kaart het resultaat is van de selectie en keuzes die een persoonlijke visie van de maker weergeven is sprake van een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het stempel van de maker draagt en is het als zodanig auteursrechtelijk beschermd. De bescherming van de kaart is derhalve beperkt tot de eigen – niet voor de hand liggende – vormgeving van de betrokken kaart. Relevant in het kader van het onderhavige geschil is de omstandigheid dat ten aanzien van kaarten waarop bepaalde watergebieden zijn weergegeven, wat begrenzing van het betreffende gebied betreft, minderrestricties in acht hoeven te worden genomen aangezien afgrenzingen midden op zee op elk willekeurig punt gelegd kunne worden.” (4.2)

De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens uitgebreid gemotiveerd dat Baltic Spot's kaarten en lijsten auteursrechtelijk beschermde werken zijn en de lijsten op grond van de geschriftenbescherming bescherming genieten. De bescherming is, kort gezegd, voornamelijk te danken aan de creatieve wijze waarop de watergebieden zijn geselecteerd, de wijze van markering en begrenzing van de watergebieden en de aangebrachte overlap tussen bepaalde gebieden. Op de vorderingen op grond van het databankenrecht gaat de voorzieningenrechter helaas niet in.

KVS maakt met haar kaarten en lijsten derhalve inbreuk op de rechten van Baltic Spot en krijgt een verbod versterkt met dwangsom opgelegd. Het verbod ziet ook op de wereldkaart, die KVS twee dagen voor de zitting van haar site had verwijderd. KVS moet bovendien gedurende vier maanden, midden op haar homepage, roodomrand en in twee talen, een mededeling plaatsen dat zij inbreuk heeft gemaakt. Verder wordt zij veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van EUR 18.580. De advocaatkosten worden gematigd tot 15.000 euro, ‘nu het meerdere de grenzen van het redelijke overschrijdt’ en de reis- en verblijfkosten van de heer Svensson worden gehalveerd, omdat hij zijn verblijf ook aangewend heeft voor andere doeleinden dat het onderhavige geschil.

Lees het vonnis hier.

IEF 3844

Voor in het weekend

- Hoge Raad. 20 april 2007. LJN: AZ8169. Eiser tegen Omroepverenigingen.

Intellectuele eigendom. Geschil tussen auteursrechthebbende en exploitant (televisieomroep) over de uitleg van een auteursrechtelijke exploitatieovereenkomst (81 RO).

Lees het arrest  hier.

- Sector kanton Rechtbank Roermond , 17 april 2007, LJN: BA3462. Eiser tegen Holbox Media B.V.

Uitgever maandblad heeft inbreuk gemaakt op auteursrecht fotograaf door geen toestemming te vragen voor publicatie van foto's. Een overeenkomst tot publicatie tussen uitgever en schrijver van een artikel waarin de foto's waren vervat, maakt dit niet anders.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3842

In de meubelbranche

Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007, LJN: BA3451. HS Design B.V. tegen Voortman Kantoormeubelen B.V.

Auteursrecht eiser, maar geen modelrechten gedaagde op kantoormeubellijn. Geen recht op naamsvermelding. De rechtbank adviseert partijen om professionele hulp te zoeken. wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.

Door H. [naam] (hierna te noemen “[naam]”) zijn in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen, i.c. aangeduid als de “On-Line producten”). In maart 1996 is HS Design opgericht. [Naam] is directeur en enig aandeelhouder van HS Design. Bij akten van 29 maart 1996 en 1 januari 2001 zijn alle industriële en intellectuele eigendomsrechten in verband met door [naam] in het verleden ontworpen (kantoor)meubelen aan HS Design overgedragen. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als model bij het BBIE.

Voor de rechtbank is het het oorspronkelijke karakter van de ontwerpen van [naam] voor de On-Line-producten gegeven. “De omstandigheid dat [naam] mogelijk bestaande en bekende, en dus niet slechts nieuwe elementen in zijn ontwerpen heeft verwerkt doet aan het vorengaande niet af, evenmin als de omstandigheid dat de vormgeving mede door technische en functionele elementen wordt bepaald.” (5.8)

“Voortman heeft voorts nog aangevoerd dat de door [naam] ontworpen On-Line producten door haar in de loop van de tijd ingrijpend zijn gewijzigd. (…) Het recht van verveelvoudiging behoort tot de exploitatierechten van de auteursrechthebbende. Op grond van het bepaalde in artikel 13 Aw moet onder de verveelvoudiging van een werk mede worden verstaan iedere gehele of gedeeltelijke bewerking in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Dat bedoelde wijzigingen hebben geleid tot een nieuw oorspronkelijk werk is door Voortman niet gesteld en uit hetgeen zij over het gewijzigd zijn van de On-Line producten heeft gesteld, ook niet aannemelijk geworden.” (5.9).

Het verweer dat het auteursrecht op de modellen bij Voortman als opdrachtgever rust wordt verworpen. Correspondentie tussen partijenen kan “niet anders worden uitgelegd dan dat partijen zijn overeengekomen dat het auteursrecht op de On-line producten aan [naam] toekomt en dat Voortman provisie betaalt over de omzet van de producten voor de exploitatie van dit auteursrecht. (…)  Nu ingevolge artikel 3.6 sub c BVIE geen recht op een model wordt verkregen, indien in het model gebruik wordt gemaakt van een reeds bestaand auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming van de houder van dit auteursrecht, kan Voortman ook om die reden geen rechten ontlenen aan haar inschrijving bij het Bureau d.d. 27 september 2006. Gesteld noch gebleken is immers dat [naam] of HS Design dergelijke toestemming heeft gegeven.” (5.13)

Over de licentieovereenkomst stelt de rechtbank: “Nu Voortman aldus uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij geen voortzetting verlangt van de overeenkomst, kan geen sprake zijn van een stilzwijgende verlenging daarvan. Het feit dat Voortman door is gegaan met het produceren en verkopen van On-Line producten doet hier niet aan af.” (5.14)

De vordering tot naamvermelding wordt afgewezen, omdat het de persoonlijkheidsrechten van H zelf betreft, niet het aan HS overgedragen auteursrecht: “Een contractuele bevoegdheid is gesteld noch gebleken, terwijl ingevolge artikel 25 Aw alleen de maker van een werk een vordering als de onderhavige kan instellen. HS Design is niet de maker van het werk, terwijl [naam] geen partij is in de onderhavige procedure.” (5.15)

De rechtbank raadt partijen wel aan om professionele hulp te zoeken:  “Resumerend zal alleen hetgeen onder 3.1.1 is gevorderd worden toegewezen. De rechtbank realiseert zich dat daarmee het geschil tussen partijen niet is opgelost. Ter voorkoming van nieuwe gerechtelijke procedures geeft de rechtbank partijen in overweging om, eventueel onder begeleiding van een mediator, in onderhandeling te treden om gezamenlijk tot een redelijke auteursrechtelijke vergoeding te komen. De rechtbank wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.” (5.17) Mediators kunnen zich dus melden.

Omdat partijen over en weer ten dele in het gelijk en ongelijk worden gesteld, heeft elk van partijen de eigen proceskosten te dragen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3834

Beurzen

stdt.bmpRechtbank ‘s-Gravenhage, 19 april 2007, KG ZA 07-266. Stichting de Thuiskopie tegen . Sunstar Electronic Gmbh, Heldt, Berges en de gebroeders Katmer.

Thuiskopie-zaak. Art. 16c Aw. Beurscontracten. Buitenlandse handelaren van blanco dragers. Voor de lijstjesmakers: denkelijk de laagste richtlijnconforme proceskostenveroordeling tot nu toe.

Thuiskopie heeft diverse Duitse handelaren in blanco dragers in kort geding gedagvaard, omdat zij geen vergoedingen afdragen. Zij vordert een verbod tot handelen in dragers waarvoor geen opgave en/of vergoeding is voldaan.

Geen van de handelaren heeft zogenaamd beurscontract, een door Stichting de Thuiskopie ontwikkeld regeling  voor buitenlandse handelaren in blanco informatiedragers die regelmatig op beurzen in Nederland hun dragers te koop aanbieden, Deze handelaren zijn dan niet iedere keer bij het passeren van de grens de thuiskopievergoeding voor de meegebrachte blanco informatiedragers verschuldigd. Het beurscontract van één van de gedaagden is eerder wegens wanprestatie ontbonden.

Ten aanzien van alle gedaagden, met uitzondering van gedaagde 5, acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat er een serieuze dreiging is dat zij gegevensdragers waarvoor niet de (gehele) thuiskopievergoeding is afgedragen zullen invoeren in Nederland en aldus onrechtmatig handelen jegens Stichting de Thuiskopie.

De vorderingen worden, op het voorschot op de schadevergoeding na, tegen alle gedaagden behalve gedaagde nummer 5, toegewezen.

Gedaagde 1 wordt veroordeeld in de proceskosten van Stichting de Thuiskopie, begroot op € 22.137,18. De kosten worden gecompenseerd bij gedaagden sub 2, 3, 4 en 6, omdat zowel eiseres als gedaagden op enig punt in het ongelijk zijn gesteld

Gedaagde nummer 5 heeft zijn broers slechts één keer geholpen. Verdergaande betrokkenheid is onvoldoende bewezen en de vordering tegen hem wordt afgewezen. Gedaagde is in persoon verschenen en zijn proceskosten worden begroot op 251 euro.

Lees het vonnis hier.

IEF 3820

Vrachttram

citycargo1.jpgRechtbank Amsterdam, 12 april 2007, KG ZA 07-574, De Designpolitie v.o.f. tegen City Cargo Nederland B.V. en Peter Hendriks Executive Search Holding B.V. (met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven Advocaten)

Geschil over de omvang van het gebruiksrecht op een logo. City Cargo handelt niet in strijd met de gemaakte afspraken door het logo van de Designpolitie op de proef-vrachttram en op haar website te gebruiken. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling.

In april 2005 heeft de Designpolitie in opdracht van City Cargo een logo ontworpen. City Cargo gebruikt het logo om het project vrachttram onder de aandacht van het publiek te brengen. Daartoe heeft zij onder meer een website ontworpen en heeft zij het logo op een tram aangebracht, die bij wijze van proef gedurende een periode van ongeveer drie weken door Amsterdam heeft gereden.

Deze proef is op 3 april 2007 ten einde gelopen. De Designpolitie stelt zich op het standpunt dat dit gebruik in strijd zou zijn met de gemaakte afspraken zoals verwoord in haar e-mail van 13 april 2005 aan City Cargo. In de e-mail is het volgende geschreven: “De opdracht bestaat uit het ontwikkelen van een logo voor het door u omschreven project. Dit logo dient nu vooral en voornamelijk voor het registreren van een plan en als beeldmerk voor uw correspondentie. Daarvoor kunt u het logo vrij gebruiken. Mocht het project een succes worden, waar wij van uitgaan, dan kan het logo niet zonder meer worden gebruikt in allerhande toepassingen. Wij stellen voor om daar in een later stadium nadere afspraken over te maken.”

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Designpolitie het gebruiksrecht in deze e-mail te beperkt opvat. Het vracht tramproject bevindt zich nog in een experimenteel stadium. Van een succes kan nog niet gesproken worden. Ook het merkdepot is niet als een schending van de afspraken te beschouwen. In de aangehaalde e-mail van 13 april 2005 is sprake van het gebruik als beeldmerk, hetgeen een inschrijving impliceert. De voorzieningenrechter wijst de door de Designpolitie gevraagde voorzieningen af en veroordeelt haar in de werkelijk gemaakte proceskosten.

Lees het vonnis hier.