Alle rechtspraak  

IEF 14123

Vier jaar foto-auteursrecht in 40 columns

J. Becker, 'eBook Foto's en Auteursrecht - 4 jaar foto-auteursrecht in 40 columns 2010-2014', Dirkzwager bibliotheek.
In de jaren 2010-2014 is er veel aandacht geweest voor auteursrechten op foto’s. De 40 bijdragen die Joost Becker van Dirkzwager de afgelopen 4 jaar op het gebied van foto-auteursrecht voor de bekende fotowebsite Photoq.nl publiceerde, zijn in een nieuw eBook ‘Foto’s en Auteursrecht’ gebundeld. Door de gevarieerde inhoud - op onderwerp ingedeeld - dient het eBook als uitgebreid naslagwerk. Met de publicatie van dit eBook kan iedereen eenvoudig de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden te allen tijde digitaal raadplegen. Het eBook is te bekijken en te downloaden in de digitale boekenkast op Dirkzwagerbibliotheek.nl.
Lees verder

IEF 14112

Inzage en afgifte oude en huidige educatieve tabletsoftware en voorbereidende materialen

Rechtbank Den Haag 13 augustus 2014, IEF 14112 (Groep Educatieve Uitgeverijen tegen Stichting Snappet c.s.)
Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdink Thijm en Douwe Linders, bureau Brandeis en Fulco Blokhuis, Boekx advocaten. Auteursrecht. Digitaal leermateriaal. Incident inzage en afgifte. Snappet biedt basisschoolleerlingen tegen betaling van een licentievergoeding een draagbare tabletcomputer in bruikleen aan. De daarop geplaatste oefenopgaven sluiten aan bij uitgaven van uitgeverijen die GEU collectief vertegenwoordigt. De auteursrechten zijn overgedragen aan de uitgeverij op grond van art. 7 Aw. GEU geeft echter geen aanvullend bewijs dat de overeenkomsten zie op de werken waar GEU c.s. een beroep doet. De gelegde bewijsbeslagen worden opgeheven, omdat GEU niet op grond van 3:305a BW gerechtigd was tot het leggen van beslag. Stichting Snappet en Snappet worden veroordeeld tot inzage en afschrift verstrekken van huidige en oude software met de oefenopgaven, de voorbereidende materialen die aansluiten op uitgaven Rekenrijk en Spelling in Beeld.

Vordering
3.2. GEU c.s. vordert in conventie — samengevat — om Snappet c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
1) om gedurende de looptijd van de procedure te staken en gestaakt te houden elk aanprijzen van haar diensten op zodanige wijze dat daarbij aan de leerroutes van GEU c.s. wordt gerefereerd;
(11) om te gedogen dat GEU c.s. binnen 48 uur na betekening van dit vonnis door tussenkomst van de gerechtelijk bewaarder een kopie verkrijgt van alle bewijsmiddelen waarop door (uitsluitend) GEU op 15 augustus 2013 en 19 september 2013 conservatoir bewijsbeslag is gelegd;
(III) inzage en afschrift te verstrekken van:
a) de volledige inhoud van de huidige versie van de Snappet software en van oude versies daarvan, bestaand uit de daarin opgenomen oefenopgaven, onderverdeeld per leerroute en alle ondersteunende middelen zoals de inhoud van het voor leerkrachten bedoelde dashboard’;
b) voorbereidende materialen en oefenopgaven die nog niet zijn opgenomen in de huidige versie van de Snappet software applicatie, maar die wel door Snappet c.s. zijn ontwikkeld;
c) Richtlijnen voor de auteurs die Snappet c.s. inschakelt;
d) (digitale) correspondentie en overige (digitale) bescheiden en materialen zoals e-mails, brieven, notulen, presentaties, facturen, orders, orderbevestigingen, betalingsgegevens, klantgegevens en overeenkomsten tussen Snappet en de basisscholen,
(...)
4.2. In de conclusie van antwoord in reconventie stelt GEU dat zij aan alle vereisten van artikel 3:305a BW voldoet en biedt zij daarvan bewijs aan, maar zij geeft geen, in het licht van deze betwisting vereiste, nadere motivering waarom zij haar bevoegdheid om de auteursrechten van de uitgeverijen te handhaven aan artikel 3:305a BW kan ontlenen. In dit incident kan er daarom bij gebreke van een voldoende motivering niet van worden uitgegaan dat GEU op grond van artikel 3:305a BW bevoegd is de onderhavige auteursrechten te handhaven. Voor zover de incidentele vorderingen zijn ingesteld door GEU dienen zij te worden afgewezen. Vordering II behoeft niet verder te worden onderzocht omdat de bewijsbeslagen uitsluitend door GEU zijn gelegd en vordering II dus uitsluitend aan GEU kan worden toegewezen.

4.4. Snappet c.s. betwist dat de overgelegde overeenkomsten zien op de werken waarop GEU c.s. een beroep doet en zij wijzen erop dat geen overeenkomsten van Thieme en Malmberg zijn overgelegd. In reactie hierop heeft GEU c.s. herhaald dat alle rechten aan de uitgeverijen zijn overgedragen en dat ook Malmberg en Thieme rechthebbenden zijn op hun leerroutes. GEU c.s. heeft hiervan bewijs aangeboden door het overleggen van de relevante overeenkomsten en, zo nodig, volmachten. Zij heeft hiervan echter geen (aanvullend) bewijs overgelegd ofschoon zij daar gelegenheid toe had. In dit incident kan daarom ook niet worden aangenomen dat de auteursrechten op andere uitgaven dan Rekenrijk en Spelling in beeld bij GEU c.s. berusten.

De vordering tot inzage en afgifte
4.12. Te beoordelen is gezien het voorgaande nog slechts of aan Noordhoff en Zwijsen jegens Stichting Snappet en Snappet inzage en afschrift als gevorderd moet worden toegestaan voor zover dit nodig zou zijn voor het bewijs van de gestelde inbreuk op de uitgaven Rekenrijk en Spelling in beeld.
4.16. In het kader van dit incident hoeft niet te worden vastgesteld dat sprake is van inbreuk op een auteursrechtelijk beschermd werk, maar slechts of voldoende aannemelijk is dat van inbreuk op een dergelijk werk sprake is om toewijzing van een op artikel 843a jo. 1019a Rv gebaseerde vordering gerechtvaardigd te achten.

4. 17. De hiervoor afgebeelde voorbeelden maken voldoende aannemelijk dat Snappet c.s. elementen van de opgaven van Noordhoff en Zwijsen heeft overgenomen die niet zijn terug te voeren op overheidsvoorschriften of materiaal van SLO. In zoverre is telkens het ‘werk en de inbreuk, anders dan Snappet c.s. stelt, voldoende concreet aangegeven om het Snappet c.s. mogelijk te maken zich te verweren.

4.18. Betwijfeld kan worden of de betreffende elementen deel uitmaken van een auteursrechtelijk beschermd werk, maar het kan bepaald niet worden uitgesloten dat in de hoofdprocedure wordt geoordeeld dat zulks het geval is. Voorts heeft Snappet c.s. erkend dat zij in het kader van een pilotproject in 2012 op een - naar zij stelt – 15-tal scholen opgaven uit uitgaven van twee van de uitgeverijen heeft gebruikt. Onder deze omstandigheden is de gestelde inbreuk voldoende aannemelijk om toewijzing van vordering III gerechtvaardigd te achten. Daaraan doet niet af dat, zoals Snappet c.s. stelt, een aantal van de opgaven inmiddels zou zijn gewijzigd omdat dit een inbreuk in het verleden niet ongedaan maakt.

4.20. Naar het oordeel van de rechtbank hebben Noordhoff en Zwijsen rechtmatig belang bij overlegging van het materiaal genoemd onder Illa, omdat zij aan de hand van dit materiaal mogelijk kunnen aantonen dat Stichting Snappet en Snappet inbreuk maken op hun auteursrechten. Ofschoon zij menen dat de inbreuk al volgt uit de als productie 22 overgelegde vergelijking, zou mogelijk in de hoofprocedure geoordeeld kunnen worden dat daaruit geen inbreuk op een auteursrechtelijk beschermd werk is af te leiden terwijl dit wel zou kunnen blijken uit het onder Illa genoemde materiaal. Ook is het materiaal naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende bepaald en wordt niet betwist dat het zich bevindt in de macht van Stichting Snappet en Snappet. Snappet c.s. voert aan dat zij bereid is delen van het platform aan GEU c.s. te tonen. Aan het belang doet dit niet af omdat Noordhoff en Zwijsen geen genoegen hoeven te nemen met een door Snappet c.s. gemaakte selectie van het materiaal.

5.1. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat niet kan worden aangenomen dat GEU, zoals zij in haar verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof voor beslaglegging heeft gesteld, op grond van artikel 3:305a BW gerechtigd was de conservatoire bewijsbeslagen te leggen ter bescherming van de auteursrechten van de
uitgeverijen, zodat de beslagen al om die reden dienen te worden opgeheven. Daarvoor lijkt overigens ook alle aanleiding te bestaan nu niet tegen alle gerekwestreerden, ten laste van wie de beslagen zijn gelegd, een eis in de hoofdzaak is ingesteld1 en verlof voor het  repeterende beslag op 19 september 2013 ontbreekt. De eis in de hoofdzaak is bovendien naar zich laat aanzien niet ingesteld binnen de op grond van artikel 700 Rv gestelde termijn van 28 dagen na het leggen van de beslagen. Gesteld noch gebleken is dat de termijn is verlengd. Een en ander leidt tot verval van de beslagen. GEU heeft zich over dit bezwaar nog niet uitgelaten. Er is echter geen reden haar daartoe gelegenheid te geven nu de beslagen al moeten worden opgeheven omdat niet blijkt van haar bevoegdheid handhavend op te treden.
IEF 14106

Declaraties aanvullende werkzaamheden architect terecht afgewezen

Hof Arnhem-Leeuwarden 29 juli 2014, IEF 14106 (BV X tegen BV Y)
Architectenovereenkomst. Winkelformule. BV Y heeft een architectenovereenkomst gesloten met de architect bij BV X tot het ontwerpen, ontwikkelen en implementeren van een nieuw multipliceerbaar winkelformule. Voor de diverse fases van het project krijgt de architect een vast honorariumen met een regeling voor aanvullende werkzaamheden. De verbouwing van de tot pilot store aangewezen winkel in Zeist, heeft door drie achtereenvolgende asbestvondsten gedurende drie perioden stilgelegen.

Intussen heeft de architect wegens aanvullende werkzaamheden declaraties aan BV Y gezonden, welke onbetaald zijn gebleven. BV Y maakt bezwaar tegen deze declaraties met het verwijt dat de architect niet tijdig had gewezen op de verplichting om een asbestinventarisatie te laten verrichten en heeft de samenwerking opgezegd. De vordering van BV X tot betaling van de declaraties en schadevergoeding voor onder meer misgelopen licentieopbrengsten bij voorgezet gebruik van de winkelformule, is afgewezen.

4.22 Over deze beide declaraties oordeelt het hof als volgt.
Deze facturen betreffen de derde fase, bestaande in de multiplicatie van het winkelconcept naar andere locaties dan de pilotstore te Zeist. Voor deze werkzaamheden voorziet de schriftelijke opdracht in een vast honorarium van 7% over de realisatiekosten van elk afzonderlijk project, maar als gevolg van de opzegging door [geïntimeerde] wegens de toerekenbare tekortkomingen van [appellante] zijn deze nieuwe projecten niet van de grond gekomen. Niettemin heeft [appellante] onder artikel 37 lid 1 DNR 2005 wel recht op honorarium en bijkomende kosten, zij het naar de stand van de werkzaamheden. Deze bepaling ligt in het verlengde van artikel 7:411 lid 1 BW dat de opdrachtnemer bij een voortijdig einde van de opdracht een recht toekent op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Tegen deze achtergrond mocht van [appellante] worden verlangd dat zij gemotiveerd uiteenzette hoe ver de derde fase voor de diverse locaties was gevorderd en hoe zich dit verhield tot een honorarium van 7% over de, in dit geval te verwachten, realisatiekosten van elk afzonderlijk project. Daaraan heeft het echter ontbroken. Ook heeft [appellante] zich niet uitgelaten over het voordeel dat [geïntimeerde] als opdrachtgever van haar werkzaamheden heeft gehad. Tenslotte moet worden bedacht dat de overeenkomst is geëindigd door Kroons terechte opzegging wegens beide toerekenbare tekortkomingen van [appellante]. Op grond van dit een en ander zijn deze declaraties terecht afgewezen.

4.24. (…) [geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de door [appellante] gevorderde vergoeding geen plaats is omdat artikel 34 DNR 2005, waarop [appellante] zich in dit verband beroept, niet van toepassing is.
Naar het oordeel van het hof slaagt dit verweer. Artikel 34 DNR 2005 heeft betrekking op auteursrecht na opzegging zonder grond door de opdrachtgever. Daarvan is in dit geval geen sprake. Hierop strandt reeds de vordering van [appellante]. In dit geval is veeleer artikel 38 DNR 2005 van toepassing. Dit artikel, voorzien van het hier toepasselijke opschrift: “Auteursrecht na opzegging door de opdrachtgever op een grond gelegen bij de adviseur” houdt onder meer in:
“1 Heeft de opdrachtgever de opdracht opgezegd op een grond die gelegen is bij de adviseur, dan heeft de opdrachtgever het recht zonder tussenkomst of toestemming van de adviseur diens advies te (laten) gebruiken, tenzij redelijke belangen van de adviseur zich daartegen verzetten.
2 De opdrachtgever is in dat geval geen vergoeding voor het auteursrecht van de adviseur verschuldigd.”
Zoals hiervoor geoordeeld, doet zich hier het geval voor dat de opdrachtgever [geïntimeerde] de opdracht heeft opgezegd op gronden die gelegen zijn bij de adviseur [appellante]. Uit dit artikel vloeit voort dat [geïntimeerde] krachtens licentie en zonder nadere toestemming of vergoeding gerechtigd is het auteursrecht op de winkelformule [de winkelformule] openbaar te maken, in ieder geval in de winkels die in samenwerking met [appellante] zijn opgericht. In het onderhavige geval ligt dit ook voor de hand omdat partijen bij de schriftelijke opdracht hebben voorzien in de gezamenlijke multiplicatie van dit concept, waartoe geen afzonderlijke licentievergoedingen zijn bedongen aangezien voor de derde fase uitsluitend een vast honorarium was overeengekomen over de realisatiekosten per afzonderlijk project. Hoewel dat op haar weg lag, heeft [appellante] niet aangevoerd dat redelijke belangen van haar zich tegen de hoofdregel van dit artikel 38 lid 1 verzetten.
[appellante] heeft nog wel aangevoerd dat zij nimmer toestemming heeft gegeven voor het gebruik door [geïntimeerde] van diverse stijlelementen uit de door haar ontwikkelde winkelformule [de winkelformule], maar dit is ingevolge voormeld artikel 38 niet nodig voor de met haar toestemming openbaar gemaakte elementen in de al eerder in samenwerking met haar gereed gekomen winkel te Houten en de onder de tweede fase ressorterende pilotstore te Zeist.
IEF 14104

Hadopi laat van zich horen met rapport over internetgebruik in Frankrijk

Hadopi laat van zich horen met rapport over internetgebruik in Frankrijk-Auteursrecht; vrij- en illegaal gebruik, IEF 14104
Bijdrage ingezonden door Brigitte Spiegeler & Solène Hamon, Spiegeler Advocaten. De Hadopi (Haute Autorité pour la diffusion des œuvres et la protection des droits sur l'Internet), is in Frankrijk verantwoordelijk voor de naleving van de 3-strikes-out wetgeving die moet voorkomen dat internetgebruikers illegaal up- en downloaden. De Hadopi heeft op 4 augustus jongstleden zijn vijfde ‘barometer’ gepubliceerd met de titel “Hadopi, gebruik van culturele goederen op het internet: praktijk en waarneming van de Franse internetgebruikers”.

Uit deze barometer blijkt dat 69% van de bevraagde gebruikers ‘onstoffelijke culturele’ goederen gebruiken, vooral muziek (43%) en video’s (36%). Het merendeel van dit gebruik zou gaan om gratis gebruik.  Daarnaast blijkt het gebruik van e-books met 20% te zijn toegenomen sinds 2011, hoewel er nog steeds meer boeken in papiervorm worden gekocht.

Het is verrassend dat maar 18% van de ondervraagden zeggen illegaal materiaal van internet te halen. Het gaat dan vooral om films (24%) en televisieseries (26%). Opmerkelijk is dat slechts 5% van het illegaal gedownloade materiaal uit muziek bestaat. 55% van de Franse consumenten vermeldt als hoofdreden voor legaal gebruik van muziek, films en televisieseries dat zij het auteursrecht van de maker wenst te eerbiedigen. Daarnaast wordt als reden veiligheid opgegeven, dat ze bang zijn een virus op te lopen door illegaal verkregen materiaal (49%) gevolgd door de wens om jonge makers te willen ondersteunen (40%).  47% van de ondervraagden zegt zowel legaal als illegaal te downloaden en dit af te wisselen om vervolging te voorkomen.

Hadopi classificeert in haar barometer een aantal soorten internetgebruikers die zij aanduidt met fantasievolle namen. Zo onderscheidt Hadopi “Numérivores” (22%): de jongste en meest actieve gebruikers, die vaak illegaal downloaden omdat het eenvoudig en gratis is. Verder zijn er de “Passionnés attentifs”, dat zijn vooral consumenten van video’s en computergames die zich wel bewust zijn van het feit dat zij illegaal downloaden maar tegelijk zoekende zijn naar legaal aanbod. door. Deze gebruikers zijn wel in staat en bereid om te betalen voor legaal aanbod. Opmerkelijk is overigens dat 31% van de Franse ondervraagden stelt het afgelopen jaar geen muziek, film, televisieserie of e-book online (via computer, tablet of smartphone) te hebben gezien, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen legaal of illegaal verkregen werk.

Een ander nogal verrassend resultaat van het onderzoek is de toename van het bewustzijn van de ondervraagden ten aanzien van hun privacy op internet. Wellicht dat de campagne van de Europese Unie voor de bescherming van persoonlijke gegevens en de recente rechtszaak van Google over het recht om vergeten te worden hieraan hebben bijgedragen. 84% van de ondervraagde Franse consumenten zeggen het nut in te zien van bescherming van hun privacy op het internet. Wellicht speelde in de beantwoording van de vragen ook mee dat het onderzoek werd uitgevoerd ten behoeve van de Hadopi.

Brigitte Spiegeler & Solène Hamon

IEF 14103

Onrechtmatig downloaden uit afbeeldingendatabank na afloop licentie

Rechtbank Amsterdam 6 augustus 2014, IEF 14103 (X Press tegen Yourscene c.s.)
Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx. Hoogte schadevergoeding. Onrechtmatig downloaden. Na het tussenvonnis IEF 13578 heeft X Press aangetoond zelfstandig schadevergoeding te kunnen vorderen voor een bedrag van €30,00 per stuk. Yourscene en EEN Media worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van €10.330 en Yourscene en E-talage worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van €1.650. Tot slot verklaart de rechtbank voor recht dat er onrechtmatig is gehandeld door na beëindiging van de licentieovereenkomst 59 afbeeldingen te downloaden uit de databank van X.

IEF 14101

Geen voorlopig getuigenverhoor voor onderzoek ontstaan tv-format

Rechtbank Amsterdam 7 augustus 2014, IEF 14101 (Red Arrow tegen SBS/Talpa)
Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Getuigenverhoor. Tv-format. Red Arrow is internationale distributeur van TV-formats, waaronder het programma Married at First Sight. SBS en Talpa hebben een (uitgewerkte) bieding gedaan op dit format. SBS heeft het programma "Ja ik wil! een wildvreemde" en Talpa "The Wit" aangekondigd. Red Arrow zag in eerder kort geding haar vorderingen afgewezen [IEF 13194] Nu vordert Red Arrow zonder succes een voorlopig getuigenverhoor ex 186 jo. 166 Rv voor onderzoek naar het ontstaan van de SBS/Talpa-tv-formats. Het betwiste belang voor een voorlopig getuigenverhoor is niet nader onderbouwd. Veroordeling in de proceskosten ex 289 Rv.

5.2. Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, ook als het overigens aan de eisen voor toewijzing voldoet, evenwel onder andere worden afgewezen op grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, waarvan onder meer sprake kan zijn indien verzoeker, in aanmerking nemende de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen, in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten. Ook kan toewijzing van het verzoek achterwege blijven indien het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat toewijzing van het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig beoordeeld bezwaar. Voorts is ook de in artikel 3:303 BW neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van toepassing. Deze laatste regel brengt mee dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor behoort te worden afgewezen als de verzoeker daarbij onvoldoende belang heeft.
5.3. Dit betekent dat nu SBS en Talpa betwisten dat Red Arrow belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor, Red Arrow haar belang nader zal moeten onderbouwen. In lijn met hetgeen SBS en Talpa naar voren hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat Red Arrow dat niet, althans onvoldoende, heeft gedaan.
(...) Ook de "speculatie" van Red Arrow dat sprake is van een "opzetje" van SBS en Talpa samen is onvoldoende om een voorlopig getuigenverhoor te rechtvaardigen.

Lees de uitspraak IEF 14101 (link/pdf)

IEF 14094

Gewijzigd computerprogramma is een oorspronkelijk werk

Hof Amsterdam 27 mei 2014, IEF 14094 (DPI tegen Ifunds)
Auteursrecht. Software. DP (dochteronderneming van DPI) heeft IE-rechten op het relatiebeheerprogramma voor charitatieve instellingen genaamd “FundraisingCRM” en wordt failliet verklaard. De curator verkoopt een deel van de activa aan Ifunds en heeft de IE-rechten overgedragen. DPI heeft brieven naar individuele gebruikers van FundraisingCRM gericht, waarin onder meer staat dat de broncode aan DPI is overgedragen en dat het anderen niet is toegestaan het programma te gebruiken. Het vonnis wordt, voor zover het de aansprakelijkheid van de bestuurder van DPI betreft, vernietigd. Fundraising met vernieuwde, toekomstgerichte functionaliteit, moet in de huidige vorm worden beschouwd als een nieuw en oorspronkelijk werk in de zin van de Auteurswet, waarvan DP voor faillisement de rechthebbende was.

2.4. (...) Een computerprogramma is ingevolge artikel 10 aanhef en 12o Aw een werk waaraan in beginsel auteursrechtelijke bescherming toekomt. Indien een computerprogramma zodanig is gewijzigd dat het gewijzigde programma een oorspronkelijk karakter heeft, is ook dat gewijzigde programma een werk als bedoeld in voormeld artikel. Of dat het geval is hangt af van de feitelijke omvang van de bewerkingen. DPI en [appellant sub 2] hebben, bij monde van hun advocaat, ter comparitie erkend dat Fundraising een nieuw en oorspronkelijk werk is. Die erkenning vindt steun in bijvoorbeeld de hiervoor onder 2.2.4 aangehaalde brief, waarvan de inhoud door DPI en [appellant sub 2] niet is betwist en waarin niet alleen is vermeld dat Progress een nieuwe naam (Fundraising) en een nieuw logo heeft gekregen, maar ook een vernieuwde, toekomstgerichte functionaliteit. DPI en [appellant sub 2] hebben in dat licht onvoldoende gesteld om te concluderen dat aannemelijk is dat de erkentenis door een dwaling is afgelegd. Hetgeen namens DPI en [appellant sub 2] ter comparitie is gezegd heeft daarom te gelden als een gerechtelijke erkentenis als bedoeld in artikel 154 Rv, waarop zij thans niet meer kunnen terugkomen. De eerste grief stuit daarop af.

2.8. [appellant sub 2] is bestuurder van MPM. MPM is op haar beurt bestuurder van DPI. Niet in geschil is dat [appellant sub 2] op grond van artikel 2:11 BW hoofdelijk naast MPM kan worden aangesproken in het geval de bestuurder van DPI aansprakelijk is. Waar het om gaat is of [appellant sub 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft omdat hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat DPI haar verplichtingen jegens Ifunds niet nakwam. Die norm heeft Ifunds in eerste aanleg ook aangehaald, maar zij heeft verzuimd nauwkeurig uit een te zetten op grond van welke feiten en omstandigheden [appellant sub 2] persoonlijk een ernstig verwijt treft. De rechtbank heeft de desbetreffende vorderingen van Ifunds tegen [appellant sub 2] dus zonder goede grond toegewezen.
In hoger beroep heeft Ifunds, in reactie op de zesde grief wederom geen feiten gesteld waaruit kan volgen dat [appellant sub 2] als bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft. Het enkele feit dat [appellant sub 2] heeft bewerkstelligd dat DPI, na het faillissement van DP, Fundraising is gaan exploiteren, is in ieder geval niet voldoende om hem als bestuurder aansprakelijk te houden uit onrechtmatige daad aangezien er -minst genomen- enige onduidelijkheid was over de rechten op Fundraising, zoals ook blijkt uit de formulering in de overeenkomst tussen de curator en Ifunds.
Dat DPI inmiddels technisch failliet is en dat [appellant sub 2] toelaat dat zij haar verplichtingen uit het vonnis niet nakomt, is -wat daar verder van zij- een onvoldoende grond voor de in dit geding door Ifunds ingestelde vorderingen.
Dat [appellant sub 2] ook nog jegens Ifunds aansprakelijk zou zijn wegens schending van op een hem persoonlijk, dus niet in zijn hoedanigheid van bestuurder, rustende zorgvuldigheidsverplichting is gesteld noch gebleken, zodat de zesde grief doel treft.

2.12
In rechtsoverweging 4.8 van het vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat DPI en [appellant sub 2] niet onrechtmatig hebben gehandeld jegens Ifunds door na het faillissement van DP in contact te treden met de klanten die zijn opgenomen in het klantenbestand dat de curator aan Ifunds heeft verkocht.
Met haar enige grief komt Ifunds komt op tegen dat oordeel. Volgens haar wordt het stelselmatig benaderen van klanten van de oude onderneming met het oogmerk hun relatie met die onderneming te verbreken, algemeen als onrechtmatige concurrentie beschouwd.
Het hof wijst er op dat de zesde grief in principaal beroep doeltreffend is gebleken, zodat thans niet meer kan worden gesproken van onrechtmatig handelen van [appellant sub 2].
Voor de beantwoording van de vraag of DPI onrechtmatig heeft gehandeld is van belang dat Ifunds niet (de aandelen van) DP heeft overgenomen maar op grond van een activatransactie met de curator het klantenbestand uit de boedel heeft verworven. Daardoor is tussen Ifunds en die klanten geen rechtsband ontstaan, maar kreeg zij slechts het recht deze klanten te benaderen. Het enkele feit dat DPI, die -zij het ten onrechte- meende dat zij rechthebbende was op Fundraising, ook die klanten heeft benaderd is onvoldoende om te kunnen aannemen dat DPI onrechtmatig getracht heeft klanten van Ifunds af te troggelen. Het ging er eenvoudigweg om dat de rechthebbende op Fundraising de klantencontacten kon voortzetten. Het lag op de weg van Ifunds, die Fundraising uit de boedel van DP had overgenomen, om op korte termijn duidelijkheid tegenover die klanten te scheppen. De enige grief is daarom tevergeefs opgeworpen en de vordering als bedoeld onder 2.10 (b) zal worden afgewezen evenals de vordering onder 2.10 (c) voor zover die ziet op schade uit oneerlijke concurrentie.

Lees de uitspraak (html/pdf)

IEF 14089

Niet alleen de gekozen module, maar hele programma zonder licentie geïnstalleerd

Rechtbank Midden-Nederland 25 juni 2014, IEF 14089 (Siemens tegen Almteq c.s.)
Uitspraak ingezonden door Tjeerd Overdijk, Vondst advocaten. Auteursrecht. Software. Zie eerder IEF 13031 en IEF 13127; Siemens heeft een automatische mededeling ontvangen van illegaal gebruik van haar programma NX vanaf e-maildomain Almteq.com. Almteq c.s. handelt in 3D-printers, scant en maakt 3D-modellen. Uit een mappenstructuur op de in beslaggenomen laptop volgt niet de vergaande conclusie dat er auteursrechtinbreuk is gepleegd door die vennootschap of aan haar kan worden toegerekend. Zonder (verlengde) licentie is auteursrechtelijk beschermde software uit illegale bron gekopieerd en geïnstalleerd op laptop en PC. Dat niet enkel de gekozen module, maar eveneens de overige onderdelen van het programma worden geïnstalleerd, behoort tot de risicosfeer van de inbreukmaker.

De schade is tweemaal de licentie zonder onderhoudscontract plus 10%. De reconventionele schadevordering, vanwege het niet kunnen beschikken over de bestanden op de in beslag genomen laptop, faalt.

4.5. De rechtbank overweegt dat Siemens niet heeft betwist dat , zoals door Almtex c.s. is gesteld, het verzenden van de automatische mededeling van illegaal gebruikt van het programma NX van 19 mei 2013 is geschied vanaf de BTO-laptop van W. sr. en evenmin dat het daarin genoemde e-maildomain gegenereerd is als gevolg van de instelling op die laptop (...) als primair of default e-mailadres. Anders dan Siemens stelt, kan hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat, naast W. sr., ook Almteq en X inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van Siemens. (...) W. sr. heeft immers onbetwist ter comparatie verklaard dat zij die mappenstructuur op zijn BTO laptop heeft aangemaakt en, anders dan Siemens veronderstelt, kan uit de enkele omstandigheid dat een map de naam van Almteq of X in zich draagt, niet de vergaande conclusie worden getrokken dat de inbreuk op de auteursrechten is gepleegd door die vennootschap of aan haar kan worden toegerekend. (...)

4.7. Ten aanzien van W. sr. staat vast dat hij inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van Siemens door zonder haar toestemming (licentie) de auteursrechtelijk beschermde software uit illegale bron te kopiëren en te installeren op zijn laptop en PC. Dit maakt dat W. sr. gehouden is de schade te vergoeden die Siemens ten gevolge van deze inbreuk heeft geleden. (...)

4.8. Siemens vordert als schadevergoeding betaling van a) de door haar misgelopen licentie-inkomsten, b) de algemene kosten ter voorkoming en vervolging van de handel in en het gebruik van illegale versies van haar programma's en c) winstderving ten gevolg van de aantasting en uitholling van de exclusiviteit van haar auteursrechten en de neerwaartse prijsdruk die ontstaat doordat de programmatuur illegaal wordt gebruikt. Deze schade wordt door Siemens geschat op tweemaal de aanschafprijs van het programma NX. Nu Siemens bij Almteq c.s. in ieder geval twee illegale kopieën heeft aangetroffen (...), berekent zij de schade op €1.027.680,00 (=2 x 2 x €256.920,00).
4.11. Voor zover Almteq c.s. stelt dat zij enkel gehouden is tot vergoeding van de schade die voortvloeit uit het gebruik van de enkele module Advanced Designer Bundel, omdat dit de enige module is die W. sr. heeft gebruikt, miskent zij dat het installeren van het hele programma NX al strijdig is met het auteursrecht van Siemens en W. sr. om die reden al schadeplichtig is. Voor zover zij wil stellen dat W. sr. niet wist dat hij het hele programma installeerde en hij er van uitging dat hij enkel de eerder genoemde module installeerde, faalt dit betoog evenzo. De omstandigheid dat het in strijd met het auteursrecht installeren van het programma betekent dat niet enkel de gekozen module, maar eveneens de overige onderdelen van het programma worden geïnstalleerd, hetgeen niet gebeurt indien op legal wijze een module wordt geïnstalleerd behoort tot de risicosfeer van de inbreukmaker. Deze neemt immers door aldus wederrechtelijk te handelen het risico meer te installeren dan de enkele module waar zijn opzet op gericht is.

4.15. De rechtbank wijst gelet op het vorenstaande de door Siemens gevorderde schadevergoeding toe, met dien verstande dat de door Siemens gevorderde verdubbeling wordt afgewezen. Een dergelijke verdubbeling draagt het karakter van een boete, waarvoor in het onderhavige geval een contractuele noch een wettelijke grondslag bestaat. Voorts wordt bij de schatting van de schade van Siemens geen acht geslagen op dat deel van de aankoopprijs dat betrekking heeft op het onderhoudscontract. Nu dat deel niet kan worden aangemerkt als misgelopen licentie-inkomsten en het niet sluiten van dat contract tevens betekent dat Siemens de daarmee samenhangende kosten ook niet zal maken. (...) wordt de hoogte van de schade van Siemens geschat op 2x 216.040,00 plus 10% = €475.288,00.

4.20 De rechtbank overweegt dat de enkele omstandigheid dat, met instemming van de deurwaarder, twee directeuren van Siemens bij de beslaglegging aanwezig waren niet betekent dat het beslag en de daaropvolgende bewaring onrechtmatig zijn. (...) Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat de gestelde onderbreking in de bedrijfsvoering van X, als gevolg van het niet kunnen beschikking over (bestanden op) de BTO laptop van W. sr., leidt tot schadeplichtigheid aan de zijde van Siemens.
IEF 14086

Staking exploitatie inbreukmakende Bollywood dvd's

Rechtbank Rotterdam 23 juli 2014, IEF 14086 (Dasoptical tegen Wi Makandra)
Auteursrecht. Bollywood. Dasrath exploiteert onder de naam "Dasoptical" een zaak in geluids- en beelddragers van zogenaamde Bollywood films. Gedaagde exploiteert een winkel waarin onder meer cd's en dvd's worden verkocht, welke hij zelf uit India importeert. Dasrath is onder andere licentiehouder van de films met de titels LMKK en SSI. De deurwaarder koopt een aantal films bij Wi Makandra en constateert dat gedaagde inbreuk maakt op de auteursrechten van Dasrath door het verhandelen van illegale kopieën van eerder genoemde dvd's. De vordering tot staking van de exploitatie van de inbreukmakende dvd's wordt door de rechtbank toegewezen met een nader bij staat op te maken schadevergoeding aan eiser.

4.4. (...) Voorzover het verweer zich richt tegen de uitkomsten van het onderzoek Dasrath is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van X had gelegen nader in te gaan op de gespecificeerde en geadstrueerde stelling van Dasrath dat het hier een illegale kopie betreft. Dat de betreffende producties niet eerder dan twee weken voor de comparitie in het geding zijn gebracht doet hieraan niet af nu X naar eigen zeggen zelf deskundig genoeg is een dvd op echtheid te controleren. Nu X dit niet deed is haar verweer onvoldoende gemotiveerd en zal de rechtbank hieraan voorbij gaan. Dit betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat de door de deurwaarder in de winkel van X aangekochte dvd van de film SSI, een illegale kopie betreft.
4.5. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat X inbreuk maakte op de auteursrechten van Dasrath op de films LMKK en SSI. Dit brengt mee dat het bevel tot staking van inbreuk makende exploitatie - door verkoop en het in voorraad houden - van de dvd's voor toewijzing gereed. Uit de stellingen is niet af te leiden dat de inbeuk (ook) heeft bestaan uit verveelvoudiging en het vastleggen van de films. Het bevel wordt dan ook beperkt tot de hiervoor bedoelde exploitatie van de dvd's op straffe van een dwangsom, die door de rechtbank zal worden gematigd en gemaximeerd als in het dictum verwoord.
IEF 14083

Geen vereenzelviging van licentienemer en ontwikkelaar alternatieve kassasoftware

Rechtbank Midden-Nederland 23 juli 2014, IEF 14083 (Tonit tegen CSIPOS)
Uitspraak ingezonden door Annelot Sitsen en Lars Bakers, Bingh Advocaten. Auteursrecht. Software. Tonit is ontwikkelaar en producent van horecakassasoftware. Control Systems trad op als wederverkoper, op basis van een mondelinge overeenkomst, waarbij softwarelicenties werden afgenomen. Control Systems verzuimt de licentievergoeding te betalen en ontwikkelt onder de naam CSIPOS een alternatieve kassasoftware. Tonit vordert staking van auteursrechtinbreuk en stelt hiervoor CSIPOS aansprakelijk. CSIPOS dient volgens haar vereenzelvigd te worden met Control Systems, dit wordt afgewezen. Ten aanzien van de auteursrechtelijke bescherming van de software is Tonit in de gelegenheid gesteld zich nader bij akte uit te laten waarop CSIPOS mag reageren.

4.70. Dat CSIPOS betalingen heeft ontvangen die toekwamen aan ontrol Systems is onvoldoende gesteld en overigens ook niet gebleken. Ook het feit dat CSIPOS en Control Systems hetzelfde statutaire adres hadden, de aanduiding CSIPOS en de domeinnaam www.csips.nl gebruikten ter aanduiding van het nieuwe software product en dezelfde website gebruikten, leidt niet tot het oordeel dat sprake i van misbruik van identiteitsverschil omdat CSIPOS, uit hoofde van de activa/passiva overeenkomst hoe dan ook, of nu wel of niet door de naamvoering bij klanten verwarring is geschapen, gerechtigd was om, met uitsluiting van Control Systems, de onderhoudscontracten met betrekking tot de Software uit te voeren en de marketing en verkoop van de CSIPOS-software te doen. Voor zover Tonit zich beroept op het gebruik van de aanduiding "software powered by Control Systems" en het logo van Control Systems door CSIPOS, zijn deze omstandigheden - nu de overige argumenten van Tonit in het kader van zijn beroep op vereenzelviging geen doel treffen - op zichzelf genomen onvoldoende voor het aanvaarden van vereenzelviging-waarbij het identiteitsverschil tussen twee rechtspersonen volledig wordt weggedacht-van CSIPOS en Control Systems, mede gelet op de terughoudendheid die ten aanzien van deze wijze van redres moet worden betracht. (...)
4.79. De rechtbank oordeelt als volgt. Aangezien het hier om Software dat door Tonit zelf is gemaakt, hetgeen door CSIPOS niet is betwist, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat de betreffende Software auteursrechtelijk is beschermd. Dit geldt te meer nu in het algemeen moet worden aangenomen dat de auteursrechtelijke werktoets laag is. Gezien echter de gemotiveerde betwisting door CSIPOS, kan de rechtbank op dit moment geen beslissing nemen over de gestelde auteursrechtelijke bescherming van de Software. De rechtbank heeft onder meer onvoldoende inzicht in de creatieve en oorspronkelijke programmahandelingen die door Tonit zijn verricht. De rechtbank wenst op dit punt nader geïnformeerd te worden en zal partijen in de gelegenheid stellen zich op dit punt nader bij akte uit te laten.