Alle rechtspraak  

IEF 13690

HvJ EU: Grondrechten staan websiteblokkade zonder precisering maatregelen niet in de weg

HvJ EU 27 maart 2014, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Oberster Gerichtshof, Oostenrijk. Uitlegging van de artikelen 3, lid 2, 5, leden 1 en 2, sub b, en 8, lid 3, van InfoSoc-richtlijn. Website waarop films illegaal kunnen worden gedownload. Recht van de houder van het auteursrecht op een van deze films om een internetprovider te verzoeken de toegang tot deze specifieke site te blokkeren voor zijn klanten. Haalbaarheid en evenredigheid van blokkeringsmaatregelen.

Het Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG (...) moet aldus worden uitgelegd dat een persoon die zonder toestemming van de rechthebbende op een website beschermde werken voor het publiek beschikbaar stelt in de zin artikel 3, lid 2, van deze richtlijn, gebruikmaakt van de diensten van de als tussenpersoon in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 aan te merken internetprovider van de personen die zich toegang tot deze werken verschaffen.

2) De door het Unierecht erkende grondrechten moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staan dat een internetprovider bij rechterlijk bevel wordt verboden om zijn klanten toegang te verschaffen tot een website waarop beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden online worden geplaatst, wanneer dit bevel niet preciseert welke maatregelen deze internetprovider moet nemen en niet aangeeft dat laatstgenoemde kan ontkomen aan dwangsommen wegens schending van dit bevel door aan te tonen dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen, evenwel op de dubbele voorwaarde dat de genomen maatregelen de internetgebruikers niet nodeloos de mogelijkheid ontzeggen om zich rechtmatig toegang tot de beschikbare informatie te verschaffen en dat deze maatregelen tot gevolg hebben dat niet-toegestane oproepingen van de beschermde werken worden verhinderd of minstens bemoeilijkt en zij internetgebruikers die gebruikmaken van de diensten van de adressaat van dat bevel ernstig ontraden om zich toegang te verschaffen tot deze in strijd met het intellectuele-eigendomsrecht voor hen beschikbaar gestelde werken, wat de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties dienen na te gaan.

Gestelde vragen:

1) Dient artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 [...] aldus te worden uitgelegd dat een persoon die zonder toestemming van de rechthebbende beschermde werken beschikbaar stelt op internet [in de zin artikel 3, lid 2, van richtlijn 2001/29], gebruikmaakt van de diensten van de internetprovider van de personen die zich toegang verschaffen tot deze beschermde werken?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:
2) Zijn een reproductie voor privégebruik [in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29] en een voorbijgaande of incidentele reproductie [in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29] enkel geoorloofd wanneer het voor de reproductie gebruikte exemplaar zelf rechtmatig is gereproduceerd, verspreid of aan het publiek beschikbaar gesteld?

Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord en bijgevolg rechterlijke verbodsmaatregelen in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 moeten worden opgelegd aan de internetprovider:

3) Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider in het algemeen (dus zonder concrete maatregelen te gelasten) te verbieden om zijn klanten toegang tot een bepaalde website te verschaffen, zolang er op die website uitsluitend of althans voor het overgrote deel werken beschikbaar worden gesteld zonder toestemming van de rechthebbenden, wanneer de internetprovider – door aan te tonen dat hij toch alle redelijke maatregelen heeft genomen – kan verhinderen dat hem wegens schending van dit verbod dwangmaatregelen worden opgelegd?

Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:
4) Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider te gelasten bepaalde maatregelen te nemen om zijn klanten toegang tot een website met onrechtmatig beschikbaar gesteld materiaal te bemoeilijken, wanneer deze maatregelen aanzienlijke kosten met zich brengen, terwijl zij ook zonder bijzondere technische kennis gemakkelijk kunnen worden omzeild?”

Op andere blogs:
Stichting BREIN
SOLV

IEF 13686

Soms is opgave onmogelijk uitvoerbaar vanwege gedragsregels registeraccountants

Hof 's-Hertogenbosch 25 maart 2014, HD 200.101.170/01 (Art & Allposters tegen Pictoright)
Mede ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Peter Claassen, AKD. Tussenarrest. Auteursrecht. Executiegeschil over “gecontroleerde en gewaarmerkte opgave door registeraccountant”. Tussenarrest na tussenarrest [IEF 11804] waarbij deskundige is aangewezen. Het hof stelt vast de rapportage van de deskundige grotendeels niet ingaat op de vraag of eventuele wijzigingen in de gedragsregels en richtlijnen voor accountants(opdrachten) tot een discrepantie hebben geleid tussen de gangbare praktijk bij het formuleren van veroordelingen en de uitvoerbaarheid van die veroordelingen, en zich beperkt tot de vraag of discrepanties tussen de vraagstelling enerzijds en de mogelijkheden van accountants anderzijds bestaan.

Echter, dit levert geen enkel bezwaar op. In verband met gedragsregels en richtlijnen van accountants kan een veroordeling tot het verstrekken van een door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave soms onmogelijk worden uitgevoerd.

13.8.5. Ook in de memorie na deskundigenbericht heeft Pictoright aangegeven - en toegelicht met voorbeelden- dat veroordelingen als de onderhavige nog steeds met enige regelmaat worden uitgesproken en dat opdrachten aan accountants tot controle e.a. zoals die in de onderhavige casu aan de ode waren, nog steeds met enige regelmaat worden aanvaard en uitgevoerd zonder dat daarbij door de accountant wordt aangevoerd dat zulks niet of niet meer mogelijk of toegestaan zou zijn.

13.8.6. De omstandigheid dat - al dan niet onder invloed van een mogelijk ingesleten patroon - nog steeds dergelijke veroordelingen worden gevorderd en uitgesproken, en dergelijke opdrachten aan accountants worden uitgevoerd, bewijst echt niet dat het verweer van Allposters in dit geval niet zou opgaan. Ten eerste geldt dat, als in andere IE-rechtszaken accountants menen zonder in strijd te komen met richtlijnen  dergelijke opdrachten te kunnen uitvoeren, zulks niet impliceert dat de accountant die in de onderhavige zaak is benaderd - Ernst & Young - ten onrechte heeft gemeend geen controleopdracht te kunnen uitvoeren. Ten tweede geldt dat de weigering van die accountant mede is gebaseerd op de specifieke omstandigheden van dit geval.
IEF 13685

Auteursrechtinbreuk door aanbieden ongeautoriseerde livestreams van voetbalwedstrijdverslagen via myp2p

Rechtbank Limburg 26 maart 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:2781 (Football Associations tegen MyP2P)
Uitspraak ingezonden door Alexander Tsoutsanis, DLA Piper en Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap. Auteursrecht. Werkbegrip. Secundair openbaarmakingsrecht. Voetbal. De Football Assocations organiseren de (hoogste) voetbalcompetities in diverse landen, via website van gedaagde worden gratis live streams van sportwedstrijden aangeboden die niet afkomstig waren van geautoriseerde derden. Hoewel een sportwedstrijd zelf niet kan worden beschouwd als een beschermd werk, kwalificeren de beeldverslagen als een werk. Dat de aangeklikte sportwedstrijden in een apart scherm en met een andere URL dan de website van gedaagde was te bekijken is slechts een technische aangelegenheid. Dat gewone hyperlinks niet als openbaarmaking worden gezien, is niet gelijk aan de (weder)doorgifte in een apart venster, waarbij de website van gedaagde zichtbaar blijft.

Er is geen toepassing van de Svensson c.s.-zaak; in die zaak kon de internetgebruiker linken naar beschermde werken die al op de website voor iedereen vrij en toegankelijk te raadplegen waren. In onderhavige zaak werden de beeldverslagen met toestemming van eiseressen beschikbaar gesteld aan het publiek via door haar uitgekozen tv-kanalen, myp2p stelde de livestream van beeldverslagen van ongeautoriseerde derden beschikbaar.

Dat de mogelijkheid wordt aangeboden advertenties te plaatsen en donaties te doen, getuigt van het winstoogmerk.

4.5. (...)In deze zaak staat onbetwist vast dat de beeldverslagen tot stand zijn gekomen met behulp van een groot aantal camera's op vaste en/of mobiel posities in de ruimte waar de sportwedstrijden wordt gehouden. In de regiekamer zijn de beelden van alle camera's zichtbaar voor de regisseur. Bij de totstandkoming van de beeldverslagen heeft de regisseur veel vrije keuzes. Tot die keuzes behoren onder meer de hoeveelheid camera's, de (combinatie van) camerastandpunten en -hoeken, de (combinatie van) camerabewegingen en de absolute en relatieve snelheid van die bewegingen, de te volgen spelsituaties, het in- en uitzoomen op bepaalde spelsituaties, de schakelmomenten van camera naar camera, de snelheid van perspectiefwisseling, het al dan niet meebewegen van de camera met bepaalde spelacties, de invulling van dode spelmomenten, de timing en herhaling van beelduitsneden. De regisseur bepaalt continu welke elementen van een sportwedstrijd, die hij belangrijk vindt, in beeld worden gebracht, alsmede de wijze en het moment waarop die elementen in beeld worden gebracht.
4.14. (...) De wetsgeschiedenis vermeldt ook dat die begrippen ruim en flexibel genoeg zijn om te kunnen worden toegepast in de digitale omgeving van het internet.

4.17 Ten aanzien van de interventie. Als niet (voldoende gemotiveerd) betwist staat vast dat gedaagde live-streams van sportwedstrijden verzamelde, die haar werden aangeboden door daartoe niet geautoriseerde derden, dat wil zeggen derden die geen toestemming van eiseressen hadden om die streams openbaar te maken. Gedaagde stelde voorwaarden voro het opnemen van die streams op haar website, zoals de verplichting om in het scherm van de stream één van haar standaard banners, die gedaagde beschikbaar stelde, op te nemen. Uit dat aanbod geselecteerde gedaagde de streams die bezoekers van haar website via die site konden bekijken en zij rangschikte deze per speeldag. Gedaagde beoordeel de streams ook op kwaliteit: streams van slechte kwaliteit kregen een lagere rating. Als een aangeboden stream - al dan niet tijdelijk - bleek te werken dan maakte gedaagde daarvan melding op haar website. Gedaagde bood op haar website de benodigde software aan om de streams te kunnen bekijken en zij bood ook aan behulpzaam te zijn bij de uitleg van die software en bij het oplossen van problemen daarmee. Door op de website van gedaagde op de play-knop te klikken, konden de bezoekers van die website de sportwedstrijd van hun keuze binnen een door gedaagde vorm gegeven raamwerk op het internet zien en wel gelijktijdig met de live-streaming van de via televisiekanalen - geautoriseerd - uitgezonden beeldverslagen van de betreffende wedstrijd. De sportwedstrijd werd binnen het kader van de website van gedaagde na het enkel aanklikken van de play-knop automatisch over de volledige schermgrootte in beeld gebracht en dus ter beschikking gesteld. Gedaagde bood aldus de bezoekers van haar website de mogelijkheid sportwedstrijden op het internet te bekijken die zonder haar interventie niet of slechts met veel moeite voor internetbezoekers traceerbaar zouden zijn geweest. Aan het criterium dat er sprake moet zijn van een (actieve) interventie is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldaan. Het feit dat de aangeklikte sportwedstrijd te bekijken was in een apart scherm (overigens voorzien van een banner van gedaagde) met een andere url dan die van de website van gedaagde is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een technische aangelegenheid en is daarom van geen betekenis voor de vraag of er sprake is van openbaarmaking door gedaagde. Immers het begrip "openbaar maken" is een technologieneutraal begrip, hetgeen wil zeggen dat het niet uitmaakt met behulp van welke techniek of welke middelen het openbaar maken plaatsvindt.
4.23.4.23. In de zaak Svensson kon de internetgebruiker op de website van Retriever Sverige AB linken naar auteursrechtelijk beschermde werken, die al op de website van de krant Götenborgs-Posten voor iedereen vrij toegankelijk te raadplegen waren. Zowel de oorspronkelijke mededelingen (van Götenborgs-Posten) als de mededeling van Retriever Sverige AB werden via internet en dus op dezelfde technische wijze verricht.

In de onderhavige zaak werden de beeldverslagen van sportwedstrijden met toestemming van c.q. door eiseressen meegedeeld / beschikbaar gesteld aan het publiek via tv-kanalen die daartoe door de eiseressen waren gekozen. Die beeldverslagen werden door daartoe niet geautoriseerde derden aan gedaagde beschikbaar gesteld en gedaagde stelde (de livestream van) deze beeldverslagen vervolgens beschikbaar aan de bezoekers van haar website. De mededeling van gedaagde en de oorspronkelijke mededeling (van eiseressen) werden niet op dezelfde technische wijze verricht. Maar voor het geval de ongeautoriseerde derden de beeldverslagen vanaf de tv-kanalen op hun website plaatsten en de beeldverslagen door een link op de website van gedaagde beschikbaar waren, dan geldt dat er aldus kon worden gelinkt naar onrechtmatig gepubliceerd materiaal, waarvoor geen toestemming was verleend door eiseressen. De oorspronkelijke mededeling via tv-kanalen was niet toegankelijk voor publiek, dat niet beschikte over de door eiseressen gekozen tv-kanalen of dat voor de oorspronkelijke mededeling niet kon of wilde betalen. Met het aanklikken van de betreffende playknop op de website van gedaagde, werden de beeldverslagen direct en gratis toegankelijk voor iedere internetgebruiker, waarmee beperkende toegangsmaatregelen, zoals registratie, abonnee worden of betalen, werden omzeild.
Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBLIM:2014:2781 (link)
ECLI:NL:RBLIM:2014:2781 (pdf)
HA ZA 11-485 (afschrift)
IEF 13683

Auteursrecht naar Oekraïens recht, dus niet onrechtmatig gewapperd

Vzr. Rechtbank Den Haag 24 februari 2014, KG ZA 13-1409 (SDC Verifier tegen Femto Engineering)
Auteursrecht. Art. 6 Aw: leiding & toezicht. Berner Conventie makerschap. Onder de naam ‘SDC Verifier’ wordt “add-on”-software op de markt gebracht. Het programmeren is grotendeels door de in Oekraïne gevestigde Femto uitgevoerd. SDC vordert staking van onrechtmatig wapperen over inbreuk op haar auteursrechten door Femto aan wederverkopers. De Berner Conventie kent geen bepaling over de vraag wie de maker van een werk is. SDC beroept zich op artikel 6 Aw (werk onder leiding en toezicht tot stand gebracht), van dit artikel is geen Oekraïense equivalent.

Er is geen sprake van onrechtmatig ‘wapperen’.

SDC Verifier auteursrechthebbende?
4.8. Ter zitting heeft SDC Verifier verklaard dat zij de auteursrechten heeft verkregen van [A] doordat hij zijn onderneming CO.EN heeft ingebracht in SDC Verifier bij de oprichting. Vervolgens zijn de ondernemingsactiviteiten ‘uitgezakt’ naar Engineering B.V. met achterlating van de auteursrechten in SDC Verifier, aldus SDC Verifier.

4.10. Anders dan Femto Engineering c.s. betoogt, heeft het voorgaande niet tot gevolg dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd dient te verklaren. SDC Verifier wijst er bovendien terecht op dat haar vorderingen niet zijn gebaseerd op een inbreuk op de door haar gestelde auteursrechten, maar op het onrechtmatig wapperen door Femto Engineering c.s. met auteursrechten. Het slagen van dit verweer betekent dus niet direct dat SDC Verifier niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Het verweer van Femto Engineering c.s. roept echter wel de vraag op of de norm die Femto Engineering c.s. volgens SDC Verifier heeft geschonden, ook strekt tot bescherming van de schade van SDC Verifier c.s. als zij niet de auteursrechthebbende op de software is.

4.11. Die vraag dient naar voorlopig oordeel ontkennend te worden beantwoord. SDC Verifier is naar haar eigen zeggen een beheermaatschappij. De bedrijfsactiviteiten die voorheen door [A] werden uitgevoerd, worden sinds juni 2013 door Engineering B.V. uitgevoerd, niet door SDC Verifier. Niet SDC Verifier maar Engineering B.V. treedt derhalve in concurrentie met Femto Engineering. De belangen van SDC Verifier die door het gestelde onrechtmatig handelen worden geschaad, beperken zich derhalve tot haar belangen als aandeelhouder nu niet aannemelijk is geworden dat zij auteursrechthebbende is. Het feit dat SDC Verifier schade lijdt door vermindering van de waarde van haar aandelen ten gevolge van de handelwijze van Femto Engineering c.s., brengt niet mee dat de handelwijze van Femto Engineering c.s. ook onrechtmatig is jegens SDC Verifier5. SDC Verifier heeft ook niet gesteld welk ander specifiek belang dan het belang als auteursrechthebbende met zich brengt dat Femto Engineering c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Femto Engineering c.s. heeft derhalve naar voorlopig oordeel niet onrechtmatig jegens SDC Verifier gehandeld. De vorderingen van SDC Verifier zijn daarom niet toewijsbaar.

Femto Engineering (mede) auteursrechthebbende?
4.13. (...) De Berner Conventie kent geen bepaling over de vraag wie de maker van een werk is. Deze vraag wordt beheerst door het auteursrecht van het land waar bescherming wordt gevraagd6. Dat betekent dat voor alle landen waar Femto Engineering c.s. volgens SDC Verifier ten onrechte een beroep heeft gedaan op auteursrechten, afzonderlijk naar het daar toepasselijke auteursrecht beoordeeld dient te worden wie de maker is. Femto Engineering c.s. heeft volgens SDC Verifier gewapperd in Nederland, Oekraïne, Oostenrijk en Japan. In brieven gestuurd naar wederverkopers in die landen wordt impliciet of expliciet gesteld dat de verkoopactiviteiten van die wederverkoper in het betreffende land inbreuk maken op de auteursrechten van Femto Engineering. Ook binnen de TU Delft zou [X] zich op auteursrechten van Femto Engineering hebben beroepen. In het onderhavige geval dient dit derhalve naar het recht van Nederland, Oekraïne, Oostenrijk en Japan beoordeeld te worden.

Werk naar ontwerp [A]?
4.16. Uit de door partijen overgelegde opinies van Oekraïense advocaten komt niet naar voren dat Oekraïens auteursrecht een bepaling kent die vergelijkbaar is met artikel 6 Aw. Naar Oekraïens auteursrecht kan [A] derhalve niet op overeenkomstige wijze auteursrechthebbende zijn geworden. Over Oostenrijks en Japans auteursrecht hebben partijen zich niet uitgelaten. Voor zover deze rechtsstelsels een vergelijkbare bepaling als artikel 6 Aw zouden kennen, geldt het voorgaande ook daarvoor.

Auteursrechthebbende krachtens overdracht?
4.22. Uit het voorgaande volgt dat de aanspraak van Femto Engineering naar Nederlands en Oekraïens recht voorshands niet onjuist is, zodat van onrechtmatig wapperen door Femto Engineering c.s. in die landen geen sprake lijkt te zijn.

AMI 2014-5 noot M.M.M. van Eechoud

IEF 13661

IE-rechten op scheepsmodellen en rechtsvermoeden uit het merkenregister

Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, zaaknr. 200.135.499/01 (Nieko Beheer c.s. tegen Weiwerd Vastgoed B.V.)
Zie eerder Vzr. Rechtbank Noord-Nederland. Spoedappel waarin de vraag wordt voorgelegd aan wie de intellectuele eigendomsrechten toekomen op de door Kremer en Akkerman ontworpen scheepsmodellen en de naam Waarschip. Op de overdracht van een Benelux-merk is naar analogie van artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 Nederlands recht van toepassing. De ingeschreven merkhouder wordt vermoed rechthebbende te zijn. De ontbrekende beschikkingsbevoegdheid is door bekrachtiging niet geheeld (3:58 lid 1 BW). Vanwege het ontbreken van een schriftelijke akte kan niet worden aangenomen dat de auteursrechten van Kremer en Akkerman aan appellante zijn overgedragen. Op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 dient het vermeend inbreukmakend handelen in Duitsland te worden beoordeeld naar Duits recht.

3.1.1 Nieko Beheer c.s. en Weiwerd Vastgoed c.s. houden zich bezig met de bouw en verkoop van schepen onder de naam Waarschip.

3.1.2 Kremer en Akkerman zijnde oorspronkelijke ontwerpers van deze schepen. In 1963 zijn zij onder de naam Waarschip een scheepswerf in ‘t Waar gestart. De werf heeft sindsdien Waarschepen geproduceerd en verkocht.

Rechthebbende Benelux-merk nr. 0578711
3.16 Naar het voorlopig oordeel van het hof kan niet worden aangenomen dat er een rechtsgeldige levering van het Benelux-merk 0578711 van Waarschip Holding B.V. aan Waarschip International Yachtservices B.V. heeft plaatsgevonden. Waarschip Internationaal Yachtservices B.V. heeft het merk dus ook niet rechtsgeldig kunnen leveren aan ’t Waar Beleggingen B.V. Daarmee is het in de eerste stap van de keten reeds misgegaan. De overige in de grieven 1 tot en V opgenomen klachten ter zake de rechtsgeldigheid van de gestelde keten van overdrachten behoeven daarom geen verdere bespreking.

Overige Benelux-merkregistraties
3.23 Door Weiwerd Vastgoed c.s. is onweersproken gesteld dat een verbod op het gebruik van het merk WAARSCHIP leidt tot sluiting van hun bedrijf, terwijl de noodzakelijkheid van de gevraagde voorzieningen in 2013/2014 door Nieko Beheer c.s. niet nader is onderbouwd. Gelet op het lange stilzitten van Nieko Beheer en het ontbreken van duidelijke antwoorden van Nieko Beheer c.s. op de in het verweer opgeroepen rechtsvragen, wijst het hof de vorderingen op basis van de overige door Nieko Beheer c.s. genoemde Beneluxmerken af.

Handelsnaaminbreuk?
3.24 Nu onduidelijk is wat partijen in 2001 met betrekking tot het gebruik van de handelsnaam zijn overeengekomen, moet de vordering op basis van de Handelsnaamwet eveneens worden afgewezen.

Auteursrechtinbreuk?
3.26 Niet in geschil is dat het hier gaat om de scheepsmodellen die destijds in 1963 door Kremer en Akkerman zijn ontworpen. Evenmin is in geschil dat die scheepsmodellen moeten worden beschouwd als werken in de zin van de Auteurswet. Ingevolge artikel 2 lid 2 van de Auteurswet vereist de levering voor overdracht van de auteursrechten op bedoelde scheepsmodellen een (onderhandse) akte die door Kremer en Akkerman is ondertekend.

Door Nieko Beheer c.s. is geen stuk overgelegd dat kwalificeert als een (onderhandse) akte in vorenbedoelde zin. Bij het ontbreken van een dergelijke stuk moet het ervoor worden gehouden dat de auteursrechten op de betreffende Waarschip modellen thans nog steeds bij Kremer en Akkerman (en/of hun erfgenamen) berusten. De overige keten van overdrachten behoeft dus geen verdere bespreking.

Misleidende mededelingen?
3.27 Grief XIII klaagt erover dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de gestelde misleiding ex artikel 6:194 BW. Volgens Nieko Beheer c.s. zijn de uitingen van Weiwerd Vastgoed c.s. op hcin website waarschip.com (prod. 5 Nieko Beheer c.s.) onjuist en derhalve misleidend. Het hof kan Nieko Beheer c.s. hierin niet volgen. Nu onduidelijk is wat partijen bij het uiteengaan in 2000 zijn overeengekomen, terwijl vaststaat dat H en N als onderdeel van de schikking Waarschip Werf B.V. hebben mogen voortzetten, kan niet worden aangenomen dat de door Nieko Beheer c.s. in hun inleidende dagvaarding onder sub 53 opgenomen citaten onjuist en misleidend zijn. Anders dan Weiwerd Vastgoed c.s. aanvoeren, wordt niet de suggestie gewekt dat er nog maar één onderneming over is die Waarschepen maakt. De uitingen maken voldoende duidelijk dat het om Waarschip Werf B.V. gaat. De grief faalt evenzeer.

Slaafse nabootsing?
3.28 Vanwege de hiervoor genoemde onduidelijkheid, kan evenmin worden aangenomen dat Weiwerd Vastgoed c.s. door de verhandeling van de Waarschepen onrechtmatig jegens Nieko Beheer c.s. handelen, zoals zij in de inleiding van de memorie van de grieven stellen. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. kunnen, anders dan Nieko Beheer c.s. betogen, niet beschouwd worden als ongeoorloofde nabootsingen van de Waarschepen die door Nieko Beheer c.s. op de markt worden gebracht. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. zijn immers ontleend aan de oorspronkelijke modellen van Kremer en Akkerman, terwijl niet is gebleken dat de rechten daarop exclusief aan Nieko Beheer c.s. toekomen.

IEF 13655

Procedures over varianten Rubik's kubus verknocht

Rechtbank Den Haag 29 januari 2014, HA ZA 13-545 (A tegen Beckx Trading en Out of the Blue KG)
rubik completoProcesrecht. Bevoegdheid. A vordert staking van auteursrechtinbreuk op Rubik's kubus. Out of the Blue c.s. vordert succesvol de verwijzing naar een andere gewone rechter van gelijke rang, rechtbank Midden-Nederland, op basis van 220 lid 1 Rv vanwege verknochtheid met een zaak [IEF 13314].

4.2. Vast staat dat de zaak 13-316 eerder dan de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt bij de Rechtbank Midden Nederland, en derhalve bij een andere gewone rechter van gelijke rang. Voorts zijn in die zaak dezelfde partijen betrokken als in de onderhavige procedure. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat beide procedures mede hetzelfde onderwerp betreffen, althans dat de onderwerpen van de procedures zijn verknocht, nu in beide procedures de vraag aan de orde is of (varianten van) de Rubik’s kubus auteursrechtelijk is/zijn beschermd en zo ja, of Out of the Blue c.s. inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [A]. Derhalve is voldaan aan de vereisten van artikel 220 lid 1 Rv.
4.3. [A] heeft in zijn conclusie van antwoord in het incident betoogd dat de incidentele vordering niettemin zou moeten worden afgewezen omdat de rechtbank Midden Nederland onbevoegd zou zijn om van de zaak 13-316 kennis te nemen en hij zich op die onbevoegdheid zou beroepen, zodat verwijzing van de onderhavige zaak processueel ondoelmatig zou zijn. Inmiddels heeft de rechtbank Midden Nederland bij vonnis van 4 december 2013 [IEF 13314] geoordeeld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de zaak 13-316. Daarom behoeft dit verweer van [A] geen bespreking meer.

Lees de uitspraak:
HA ZA 13-545 (pdf)

IEF 13642

Bewijsopdracht vormgevingserfgoed Smart Little Bag met spiegel

Rechtbank Den Haag 12 maart 2014, HA ZA 12-1399 (By Lou Lou tegen Beernink & Beernink)

Modellenrecht. Auteursrecht. Vormgevingserfgoed. [A] is ontwerpster van portemonnees en tassen, die door By Lou Lou onder de naam 'Smart Little Bag' op de markt worden gebracht. Beernink stelt dat haar portemonnee met klittenband rondom een spiegel in het voorvak (de Bear 1) eerder aan het publiek ter beschikking is gesteld dan de SLB, zodat de modellen tot het vormgevingserfgoed behoren. De rechtbank draagt Beernink op haar stellingen te bewijzen en de zaak wordt aangehouden.

3.29. [A] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat de Bear 1 al bestond vóór creatie van de SLB, dan wel vóór de terbeschikkingstelling aan het publiek. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.

3.30. Voor zover de stelling van Beernink, dat de Bear 1 al vóór februari 2010 voorhanden was, juist is, volgt daaruit dat de Bear 1 niet kan zijn ontleend aan de SLB en van auteursrechtinbreuk dus geen sprake is. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan de SLB dan wel dezelfde totaalindruk maakt. Als juist is dat de Bear 1 vóór februari 2010, althans vóór 22 november 2010, voor het publiek in de EU beschikbaar is gesteld, volgt daaruit eveneens dat de Bear 1 behoort tot het vormgevingserfgoed en dat de (niet-) ingeschreven modellen niet nieuw zijn dan wel geen eigen karakter bezitten nu ook niet in geschil is dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan dan wel in grote mate overeenstemt met en dezelfde algemene indruk wekt als de (niet-)ingeschreven modelrechten. Van modelrechtinbreuk is dan geen sprake. In dat geval kan ook geen slaafse nabootsing worden aangenomen.
 
3.31. Omdat de stellingen van Beernink enerzijds door Beernink met stukken zijn onderbouwd en anderzijds door [A] c.s. gemotiveerd zijn weersproken, kan de rechtbank op dit moment niet vaststellen of Beerninks stellingen feitelijk juist zijn. Daarom zal de rechtbank Beernink, op wie op dit punt de bewijslast rust, opdragen haar stellingen te bewijzen. Beernink heeft daartoe ook een concreet bewijsaanbod gedaan.

Lees de uitspraak:
HA ZA 12-1399 (pdf)

IEF 13631

Onvoldoende onderbouwd auteursrecht op foto's en constructietekeningen aquatrainer

Rechtbank Gelderland 26 februari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (Aquatrainers constructie)
Geen auteursrecht. Foto's en constructietekeningen. Partijen claimen vorderingen op elkaar te hebben en wensen inzage in elkaars boekhouding en administratie. Daarbij vordert eiser een verbod op elke inbreuk op zijn auteursrechten, alsmede elk onrechtmatig handelen, waaronder het bezit van foto’s en of (constructie)tekeningen. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende is onderbouwd dat eiser een auteursrecht heeft.

Niet valt op te maken door wie de foto's zijn gemaakt en er is niet toegelicht waaruit het oorspronkelijk stempel van de maker blijkt. Het had op de weg van eiser gelegen een nadere toelichting te verstrekken. De rechtbank gaat dan ook aan de stellingen voorbij gaan en wijst de vordering op dit punt af.

Inbreuk op auteursrecht
5.18. [eiser] stelt dat [gedaagde] na de beëindiging van de samenwerking een eigen website heeft gelanceerd en dat hij daarop zonder zijn toestemming zesentwintig door [eiser] gemaakte foto’s heeft afgebeeld. [eiser] stelt dat [gedaagde] daarmee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser]. Voorts stelt hij dat [gedaagde] beschikt over constructietekeningen, waarop het auteursrecht van [eiser] rust, en voert hij aan dat het [gedaagde] niet is toegestaan die constructietekeningen te gebruiken. Hij betoogt dat het enkel in het bezit hebben van de foto’s en constructietekeningen door [gedaagde] reeds onrechtmatig is, omdat het zonder expliciete toestemming van [eiser] niet is toegestaan de afbeeldingen openbaar te maken of te verveelvoudigen.

[gedaagde] betwist dat [eiser] auteursrecht heeft op de foto’s en de constructietekeningen. Hij stelt dat een aantal foto’s niet zijn gemaakt door [eiser] maar door een klant en dat er ook een foto bij zit die door hemzelf, [gedaagde], is gemaakt. Bovendien zijn de foto’s in het kader van de samenwerking tussen partijen onderling uitgewisseld en door [eiser] aan [gedaagde] toegezonden, zonder voorbehoud van mogelijke auteursrechten of commentaar. Ook [gedaagde] heeft foto’s gemaakt en aan [eiser] gezonden. Hij voert voorts aan dat er geen auteursrecht rust op de constructietekeningen, nu de oorspronkelijke ontwerpen voor deze tekeningen niet afkomstig zijn van [eiser]. Hij betoogt dat deze ontwerpen op de markt vrij verkrijgbaar zijn en dat het enkele feit dat op de tekeningen een logo van [eiser] is afgedrukt, niet betekent dat hij auteursrecht op de tekeningen heeft. Ter comparitie van partijen heeft [gedaagde] voorts verklaard dat hij met ingang van 1 oktober 2013 alle ter discussie staande foto’s en andere afbeeldingen van zijn website heeft verwijderd, zodat [eiser] geen belang meer heeft bij zijn vordering.

Ter comparitie heeft [eiser] erkend dat hij geen belang meer heeft bij het verbod op openbaarmaking. Hij handhaaft zijn vordering echter ter zake van het bezit van [gedaagde] van de foto’s en de constructietekeningen.

5.19. De rechtbank is van oordeel dat [eiser], tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde], zijn stelling dat hij, [eiser], auteursrecht heeft op de foto’s en constructietekeningen onvoldoende heeft onderbouwd. [eiser] heeft slechts een aantal foto’s overgelegd maar daaruit valt niet op te maken door wie die foto’s zijn gemaakt. Voorts is niet nader toegelicht waaruit blijkt dat [eiser] de constructietekeningen zelf heeft gemaakt en waaruit het oorspronkelijk stempel van de maker blijkt. Gelet op het verweer van [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen een nadere toelichting te verstrekken, hetgeen hij heeft nagelaten. De rechtbank zal aan deze stellingen dan ook, als onvoldoende onderbouwd, voorbij gaan en de vordering sub 3 afwijzen.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (pdf)

IEF 13615

Heffing thuiskopieervergoeding ook op audio- en videospelers

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:523 (Staat der Nederlanden tegen NORMA e.a.)
Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn; Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek; Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, bureau Brandeis. Auteursrecht. Naburige rechten. Thuiskopieheffing. Aanhouding beslissing omtrent proceskosten in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de heffing op hardware ten behoeve van de thuiskopieervergoeding, die lange tijd alleen gold voor cd’s en dvd’s, ook op digitale audio- en videospelers had moeten worden gelegd. De Hoge Raad laat met dit oordeel de eerdere uitspraak van het hof [IEF 11110] in deze zaak in stand. Het hof gaf de belangenbehartiger voor uitvoerend kunstenaars, Norma gelijk in haar procedure tegen de Staat.

Op grond van een EU-richtlijn (de Auteursrechtrichtlijn) staan de Auteurswet (art. 16c) en de Wet op de naburige rechten (WNR, art. 10) aan particulieren toe om voor eigen gebruik beschermde werken op te nemen op bijvoorbeeld cd’s, dvd’s, digitale audio- en videospelers, en die werken ook vanaf die dragers weer te geven. Voorwaarde daarvoor is dat de makers en uitvoerenden van die werken een ‘billijke vergoeding’ voor dat gebruik ontvangen. De wet heeft daarvoor een systeem ingevoerd waarbij bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aan de fabrikanten van die dragers een – in de regel in de koopprijs verwerkte – heffing wordt opgelegd, die aan de stichting De Thuiskopie wordt uitgekeerd. De Thuiskopie moet de ontvangen bedragen als vergoeding uitkeren aan de rechthebbenden.
De heffing is vele jaren voordat dit geding begon alleen van toepassing geweest op recordable cd’s en dvd’s, en niet op digitale audio- en videospelers. De heffingsbedragen zijn sinds 2007 bevroren.
Norma, die de belangen van de WNR-rechthebbenden behartigt, is een procedure tegen de Staat begonnen. Norma heeft het standpunt ingenomen dat de Staat onrechtmatig handelt door digitale audio- en videospelers buiten de heffing te laten. Norma voert aan dat de laatste jaren het gebruik van digitale audio- en videospelers sterk is toegenomen ten koste van de afzet van recordable cd’s en dvd’s. Norma heeft gevorderd voor recht te verklaren dat dat beleid onrechtmatig is en dat de Staat de door dat beleid aan de rechthebbenden toegebrachte schade dient te vergoeden.
De rechtbank heeft die vorderingen afgewezen. Het gerechtshof heeft ze echter toegewezen. De in hoger beroep toegevoegde eis de amvb’s waarin de heffingen zijn vastgelegd, buiten toepassing te verklaren, wees het hof af.

Kort gezegd oordeelde het hof dat de Staat op grond van de Auteursrechtrichtlijn verplicht is te zorgen voor een stelsel dat ertoe leidt dat de rechthebbenden de billijke vergoeding ontvangen waarop zij aanspraak hebben. Door alleen cd’s en dvd’s in de heffing te betrekken en de bedragen daarvan te bevriezen, en bovendien digitale audio- en videospelers buiten de heffing te laten, heeft de Staat niet voor een coherente, binnen de Unie geharmoniseerde wijze van heffing van een ‘billijke vergoeding’ gezorgd. Daarmee heeft de Staat in strijd met zijn uit de Auteursrechtrichtlijn voortvloeiende verplichtingen, en dus onrechtmatig, gehandeld.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Staat verworpen. Aan de hand van een reeks uitspraken van het Europese Hof van Justitie is geoordeeld dat de Staat weliswaar beleidsvrijheid heeft om vorm, wijze van financiering en inning van de ‘billijke compensatie’ te bepalen, maar daarbij verplicht is ervoor te zorgen dat de benadeelde rechthebbenden daadwerkelijk een billijke compensatie uitgekeerd krijgen. Voor dit laatste is vereist dat de vergoeding volgens een samenhangend stelsel wordt vastgesteld en geheven. De door de Staat gekozen wijze – waarbij de financiering van de billijke compensatie volledig op twee minder belangrijk wordende dragers wordt afgewenteld en juist in het geheel niet op andere, steeds belangrijker wordende dragers, voldoet niet aan die eis van een samenhangend systeem.

De Hoge Raad verwierp het verweer van de Staat dat de burgerlijke rechter geen bevel tot het tot stand brengen van wetgeving mag geven. Zo’n bevel heeft het hof namelijk ook niet gegeven: toegewezen door het hof zijn alleen de vordering tot onrechtmatigverklaring en schadevergoeding

Partijen hebben ook de vraag aan de orde gesteld of Norma in deze zaak aanspraak heeft op vergoeding van haar volledige proceskosten als bedoeld in art. 1019h Rv (gebaseerd op de EU-Handhavingsrichtlijn inzake rechten van intellectuele eigendom). De beslissing op dit punt is aangehouden, in afwachting van een binnenkort te verwachten uitspraak van het Europese Hof van Justitie daarover in een vergelijkbaar geval [IEF 13402].

IEF 13614

Aansluiting schadeberekening bij Fotografenfederatie aanvaardbaar

Rechtbank Limburg 5 maart 2014, CV EXPL 13-3093 (Arjen Schmitz Fotograaf tegen MK Projects B.V.)
Uitspraak ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten. Auteursrecht. Foto's. Onderzoeksplicht. Matiging proceskosten. Eiser fotografeert regelmatig voor het Maastrichtse Architectenbureau MH1 Architecten. Gedaagde heeft 22 foto's op haar website geplaatst, zonder toestemming en zonder naamsvermelding (25 lid 1 onder a Aw). Voor de berekening van de schade haakt eiser aan bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie. Gedaagde is een professionele partij en heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht naar het mogelijk bestaan van auteursrecht noch naar de maker van de foto's.

Gedaagde had niet zomaar mogen afgaan op het copyrightteken op deze website, nu dit teken volledig onbeschermd is en derhalve door iedereen te gebruiken, ook als dat foutief is. Vanwege het gebruik van het ©-teken en de link naar de website van gedaagde had gedaagde erop bedacht moeten zijn dat eiser auteursrechten had op die foto's. De gevorderde proceskosten acht de kantonrechter onredelijk hoog, deze worden gematigd.

Op andere blogs:
Novagraaf