Auteursrecht  

IEF 351

Ondertussen in Hamburg

Slecht rechsvergelijkend nieuws voor BREIN (zie eerdere berichtgeving): Duitse ISP zijn niet verplicht om  informatie over hun abonnees af te staan aan de muziekindustrie.
Het altijd goed geïnformeerde Heise bericht dat "Suspicions of illegal copying of tracks and possible dissemination of such via FTP servers notwithstanding access providers are not legally obliged to divulge customer data. This the Higher Regional Court (OLG) in Hamburg has found, thereby annulling a contrary decision by the District Court (LG) in Hamburg." Lees hier meer.

IEF 350

Wordt het niet eens tijd voor een generaal pardon?

30 procent van de gebruikte software in Nederland is illegaal. Het percentage illegale software daalde wel: van 33% in 2003 naar 30% in 2004. Nederland behoort hiermee wereldwijd tot de top-20 van landen met het laagste piraterijpercentage en behoort in die groep met Zwitserland en Ierland tot de drie landen die in 2004 met 3% de sterkste daling realiseerden ten opzichte van 2003. De financiële schade voor softwareproducenten in Nederland als gevolg van softwarepiraterij steeg echter met bijna 10% van $577 miljoen in 2003 tot $628 miljoen in 2004. Dit blijkt uit onafhankelijk wereldwijd onderzoek van de BSA.

De deadline voor implementatie van de EU Enforcement Directive is over twaalf maanden. Volgens de BSA is het daarom nu zaak dat overheden gaan nadenken over de manier waarop ze de regels voor het beschermen van het intellectueel eigendom kunnen verbeteren. Lees meer.

IEF 347

urgent need for a meaningful dialogue

"I am very happy to welcome you to the Third Europe Day at the Cannes Film Festival of which the subject is “European films and the information society”

Speech van Euro Commissaris Viviane Reding (Infosoc & Media) t.g.v. de "Informal Meeting of Ministers for Audiovisual, Europe Day," Cannes 16 mei 2005 over Intellectuele Eigendom en de gevaren en mogelijkheden van online filmdistributie. Lees speech.

IEF 343

Onder fotografen

Ietsje ouder nieuws van de NvF. Eind 2004 constateerden  twee fotografen dat iemand hun in opdracht van een dierentuin gemaakte dierenfoto’s onder eigen naam aanbood aan een fotopersbureau en spanden een procedure aan. De Rechtbank Assen, locatie Meppel constateerde dat er spake was van een soort beroepsaansprakelijkheid, omdat de persoon die de foto’s aan het fotopersbureau had aangeboden ook fotograaf was. Van hem had een extra alertheid en zorgvuldigheid verwacht mogen worden ten aanzien van de vraag wie auteursrecht had op de foto’s. De rechter nam het hem kwalijk dat hij de foto’s onder zijn eigen naam had aangeboden, kennelijk met de bedoeling van doorverkoop. De inbreukmaker diende totaal ruim € 6.000,-. te betalen, driemaal het gebruikelijke honorarium.

IEF 341

Wanted: klantgegevens (2)

Eerder berichtte IEForum al dat een aantal internetproviders een bodemprocedure heeft aangespannen tegen Stichting Brein, om te voorkomen dat zij klantgegevens moeten afstaan (zie ook hier). Weblog Geenstijl, dat eerst slechts over de kwestie verslag deed, doet nu mee in de strijd tegen Brein.

Geenstijl heeft op haar weblog een standaardbrief geplaatst, welke door ge

ïntereseerden aan Brein verstuurd kan worden. De verzender van de brief beroept zich op artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens. 'Ik wil graag binnen vier weken van u weten of u mijn gegevens verwerkt. Als dat het geval is, verzoek ik u mij binnen vier weken een overzicht van de gegevens te geven. Ik verzoek u ook inlichtingen te verstrekken over het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en over de herkomst van de gegevens.'

Doel van de actie is om juridische wanorde bij BREIN te scheppen. Media advocaat Rob van Dongen (Bousie Advocaten) meent echter in zijn column op 3voor12 dat de actie voor de verzenders niet zonder risico is.

Van Dongen: "De brief die is opgesteld, is niet volledig. Het wetsartikel dat wordt gebruikt bestaat uit 90 artikelen. Bovendien zijn er andere artikel die artikel 35 uithollen", stelt Van Dongen. Ook hij wijst erop dat Brein kosten kan verbinden aan het verzoek. "Mogelijk is het dus niet risicoloos als je gehoor geeft aan de oproep van Geenstijl. Je denkt zand in de motor van Brein te gooien - het is trouwens nog maar de vraag of dat lukt - terwijl je heel wat op je dak haalt, misschien zelfs een rekening. Geenstijl zou op de eventuele gevolgen moeten wijzen."

Brein is hiervan inmiddels ook op de hoogte en heeft aangekondigd een rekening te zullen sturen voor 'niet serieuze' verzoeken.

 

IEF 337

Kort geding Schiffmacher - VARA

Het kort geding in de zaak Schiffmacher - Vara heeft gisteren plaatsgevonden bij de rechtbank in Amsterdam. De zaak, over het gebruik van tattoo-kunstwerken voor het decor van het programma Kopspijkers, lijkt niet te worden geschikt. Volgens Schiffmachter werd hij door de juridische afdeling van de Vara "absoluut als een stuk stront" behandeld. De kunstenaar eist een bedrag van 80.000 euro en wil dat de decorstukken worden ingeleverd. Ook moet de VARA stoppen met de verkoop van dvd's van het amusementsprogramma. De vraag onder welke voorwaarde het decor mee mag naar Tien is vooralsnog niet aan de orde gekomen. Zie ook berichtgeving op Noordzee.nl en Planet.nl

IEF 336

Wie anders?

In vervolg op het eerdere bericht omtrent de strijd tussen Stichting BREIN en vijf providers, kan worden gemeld dat de betreffende internetproviders inmiddels een bodemprocedure tegen BREIN aanhangig hebben gemaakt. Christiaan Alberdingk Thijm van SOLV zal de providers vertegenwoordigen. Zie ook berichtgeving op Geenstijl.

IEF 333

Haasje over

Op IEForum was eerder te lezen dat het satirische Vlaamse maandblad Deng kinderkonijntje Nijntje op de cover plaatste met een bloedneus en een lijntje cocaïne.

Tekenaar Dick Bruna liet het hier niet bij zitten en trok naar de Antwerpse kortgedingrechter, waar hij succes boekte. Deng moet binnen 72 uur alle resterende exemplaren van het gewraakte aprilnummer uit de winkels halen op straffe van 200 euro per inbreuk. Het te verwachten verweer van Deng dat het en parodie betrof vond geen gehoor: “Dit is geen parodie, aangezien het originele figuurtje is gebruikt in plaats van een nabootsing. De afbeelding, die bovendien auteursrechtelijk beschermd is, wordt opgevoerd voor commerciële doeleinden, wat niet kan zonder voorafgaande toestemming van de auteur en de houder van de auteursrechten”, aldus de rechtbank. Dick Bruna en zijn onschuldige creatie Nijn zullen content zijn met deze uitspraak. IEForum vindt het een mooi voorbeeld van de oude “Keizerkrakers-leer” eerder toegepast in het Suske en Wiske-arrest, die blijkbaar ook toepasbaar is op andere stripfiguren.

IEF 331

Dure e-mail

Popster Britney Spears wordt aangeklaagd wegens plagiaat. Liedjesschrijver Steve Wallace stelt dat Spears het nummer Sometimes ten onrechte onder haar naam zou hebben uitgebracht. Volgens Wallace maakte hij het nummer reeds 15 jaren gelden. Wallace zegt bovendien dat hij over een e-mail beschikt waarin de popdiva toegeeft dat Wallace het lied heeft geschreven. Platenmaatschappij Sony/BMG van La Spears weigert ieder commentaar. Lees meer.

IEF 327

Onder advocaten

Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht, 12 mei 2005, LJN: AT5424, 193275/KGZA 05-357/EV. Kort geding tussen J.M.N. en  Marxman Advocaten/ Uitgeverij Inmerc.

Advocaat schrijft onder werktijd en in dienstverband een boek over medische aansprakelijkheid, neemt ontslag en vindt dat zijn bijdrage in het eindresultaat wordt gebagatelliseerd. De vraag die in dit kort geding voorligt is of advocaat N. zich primair op grond van auteursrecht en/of persoonlijkheidsrechten, subsidiair op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst kan verzetten tegen openbaarmaking en/of verveelvoudiging van het boek.

Voor de beantwoording van voormelde vraag dient allereerst te worden geoordeeld bij wie het auteursrecht op het boek ligt. N. stelt dat het auteursrecht op het boek bij hem (en bij H.) ligt, Marxman heeft daartegenover aangevoerd dat zij, als werkgever van N., op grond van artikel 7 Auteurswet 1912 (Aw) het auteursrecht op het boek heeft. Artikel 7 Aw bepaalt, kort gezegd, dat als een werk wordt vervaardigd in dienst van de werkgever, deze werkgever als maker van het werk wordt aangemerkt, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Ook Inmerc stelt zich op het standpunt dat het auteursrecht op het boek bij Marxman ligt.

In dit kort geding is onbetwist dat N. zijn deel voor het boek heeft geschreven op verzoek van Marxman en dat N. - op het moment van het verzoek - in dienst was bij Marxman. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat Marxman aan H. en N. ten behoeve van de totstandkoming van het boek de nodige faciliteiten heeft geboden; N. en H. mochten kantooruren besteden aan het boek en ook stond hen een student-stagiare ter beschikking. Of N. het boek binnen de kantooruren van het dienstverband heeft geschreven, dan wel in zijn eigen tijd, is voor de beoordeling van de vraag bij wie het auteursrecht ligt niet relevant. N. was immers vrij in de keuze van de uren waarop hij aan het boek wilde werken (binnen dan wel buiten kantooruren). Voldoende aannemelijk is derhalve dat H. en N. het boek binnen hun dienstverband met Marxman hebben geschreven. Daar komt nog bij dat Inmerc een overeenkomst van opdracht heeft gesloten met Marxman en dat de auteursrechten op het werk (het boek) volgens die overeenkomst toekomen aan Marxman. N. was van deze overeenkomst, ook voordat deze door Marxman is ondertekend, op de hoogte. Voor zover N. heeft betoogd dat N. en Marxman ten aanzien van aan N. toekomende (auteurs)rechten een afwijkende (stilzwijgende) overeenkomst hebben gesloten kan zulks in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. Voorshands is echter niet aannemelijk geworden dat op grond van een afwijkende overeenkomst tussen Marxman en N. de auteursrechten op het boek aan N. toekomen. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat Marxman auteursrechthebbende is op het boek.

Iets anders is dat N. (en derhalve ook H.) zich, ondanks het wettelijk auteursrecht van Marxman, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder omstandigheden wel kan beroepen op inbreuk op de in artikel 25 Aw genoemde persoonlijkheidsrechten. Artikel 25 lid 1 Aw bepaalt dat de maker van een werk, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, het recht heeft om zich te verzetten tegen onder meer openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of aanduiding als maker, tegen de openbaarmaking onder een andere naam dan de zijne alsmede tegen het aanbrengen van wijzigingen in de benaming of aanduiding van de maker alsook tegen elke andere wijziging in het werk, een en ander tenzij de redelijkheid zich daartegen verzet.

In een geval als het onderhavige, waar de werkelijke makers, N. en H., in dienst van de wettelijke maker, Marxman, het boek hebben geschreven en waar derhalve de het werk in feite de creatieve prestatie van N. en Marxman is, brengt de tussen Marxman enerzijds en N. en H. anderzijds (voorheen) bestaande contractuele verhouding met zich mee dat N. en H. niet hoeven te dulden dat hun namen niet, althans in beduidend bescheidener mate dan aanvankelijk de bedoeling was worden vermeld. Bij persoonlijkheidsrechten gaat het immers bij uitstek om de bewaking van de bijzondere band tussen de (persoon van de) auteur en zijn werk. Onbetwist is dat N. en H. de teksten voor het boek volledig zelfstandig en zonder tussenkomst en bemoeienis van Marxman hebben geschreven. Marxman heeft weliswaar ondersteuning geboden in uren en ten behoeve van onderzoek, echter het zogenoemde geestelijke voortbrengsel is afkomstig van N. en H.. Onder deze omstandigheden mag N. (en dus ook H.) verlangen dat daarmee bij de naamsvermelding rekening wordt gehouden. Dit betekent dat het beroep van N. op handhaving van zijn persoonlijkheidsrechten in beginsel slaagt en dat het verweer van Marxman dat alle persoonlijkheidsrechten op grond van artikel 7 Aw aan Marxman toekomen, wordt verworpen (Hof Amsterdam 31 juli 2003 AMI 2004,43).

De vraag is echter of N. zich, op grond van zijn persoonlijkheidsrechten kan verzetten tegen een publicatie van het boek die afwijkt van de drukproef van 21 januari 2005. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Naast het belang van N. bij handhaving van zijn persoonlijkheidsrechten staat het belang van Marxman bij handhaving van haar exploitatierechten en het gebruik van het boek als marketingtool. Daarbij moet worden opgemerkt dat zowel het voorwoord als de omslag van het boek de exploitatierechten van Marxman raken. Marxman heeft derhalve belang bij (de wijze van) vermelding van haar naam en N. kan, op grond van zijn persoonlijkheidsrechten, de rol van Marxman in het voorwoord en op de omslag niet beperken. Een dergelijke beperking doet geen recht aan de positie van Marxman als auteursrechthebbende.

Hoewel de vorderingen van N. worden afgewezen, is daarmee niet komen vast te staan op welke wijze het boek kan worden gepubliceerd, zonder schending van het persoonlijkheidsrecht van N. (en H.). Van een dergelijke schending zal in ieder geval naar voorlopig oordeel geen sprake zijn, indien voor het voorwoord wordt uitgegaan van het voorstel van Inmerc (haar productie 2), waarbij de positie van N. en H. als auteurs prominenter tot uitdrukking wordt gebracht en waarbij de rol van D. wordt beperkt tot zijn bijdrage aan literatuur- en jurisprudentie-onderzoek. Met betrekking tot het colofon zou eveneens kunnen worden aangesloten bij het voorstel van Inmerc, met dien verstande dat N. geen recht kan doen gelden op het daarbij plaatsen van een foto. Tenslotte wordt opgemerkt dat inachtneming van de naamsvermeldingen als hiervoor weergegeven (in het voorwoord en in het colofon) het achterwege laten van naamsvermelding op de voor-, achter- en/of zijkant van het boek geen schending van de persoonlijkheidsrechten van N. en H. oplevert. Het staat Marxman jegens N. en H. in dat geval vrij om haar naam op de voor-, achter- en zijkant te vermelden. Lees vonnis.