DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7745

De geografische omvang van het handelsnaamrecht

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 maart 2009, 329321 / KG ZA 09-115, X Horeca Beheer B.V., Einstein Exploitatie B.V. en X tegen IJssalon Van Bokhoven h.o.d.n. Café Einstein, Y en Z.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Partijen worden gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. Vorderingen voor het overige afgewezen. Dominerende bestanddelen samengesteld merk. 

Geen van de afzonderlijke bestanddelen als zodanig is dominant: geen sprake van een grote mate van visuele overeenstemming "enkel en alleen omdat in de tekens van Van Bokhoven het woordbestanddeel Einstein terugkomt." Geografische omvang van het handelsnaamrecht. Vordering tot vergoeding van € 102,00 ter zake van ‘honorarium secretariaat’ berust op een vergissing. Veroordeling in de kosten van de procedure ad € 6.530,21.

Niet ontvankelijkheid:

4.3 (…) Dat verweer slaagt. Einstein heeft in reactie op het verweer ter zitting slechts gesteld dat X Beheer en Einstein Exploitatie een ‘gebruiksrecht’ hebben, doch niet gebleken is dat er door X een licentie is verstrekt aan beide vennootschappen in de zin van artikel 2.32 BVIE.

4.12 Ook hier heeft Van Bokhoven het verweer gevoerd dat, nú, X en X Beheer niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen aangezien de handelsnamen Einstein en Etablissement Einstein slechts worden gevoerd door Einstein Exploitatie. Ook dit verweer slaagt aangezien alleen laatst genoemde vennootschap daadwerkelijk bedoelde handelsnamen voert. Dat X Beheer volgens de stellingen van Einstein voorheen wel de handelsnamen voerde, doet aan het bovenstaande niet af.

De vorderingen voor zover gebaseerd op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE worden afgewezen:

4.8 (…) Nu geen van de afzonderlijke bestanddelen als zodanig dominerend zijn, kan niet gezegd worden dat sprake is van een grote mate van visuele overeenstemming, enkel en alleen omdat in de tekens van Van Bokhoven het woordbestanddeel Einstein terugkomt. Een samengesteld merk, zoals hier aan de orde, kan immers slechts worden geacht overeen te stemmen met een ander teken, dat gelijk is aan of overeenstemt met één van de bestanddelen van het samengestelde merk, indien dit het dominerende bestanddeel is in de totaalindruk die door het samengestelde merk wordt opgeroepen. Dat sprake is van een zekere auditieve en begripsmatige overeenstemming, doet er naar voorlopig oordeel niet aan af dat slechts in beperkte mate sprake is van overeenstemming.

Ook het beroep op artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE faalt:

Kennelijk in verband met dat eerste heeft X gesteld dat Van Bokhoven in een telefoongesprek met de raadsman van X heeft verklaard dat zij bekend was met Etablissement Einstein in Leiden voordat zij haar handelsnaam Café Einstein ging voeren, doch deze stelling, die door Van Bokhoven ter zitting gemotiveerd is betwist, wordt gepasseerd. Immers, ook als met Einstein zou moeten worden aangenomen dat Van Bokhoven heeft gekeken naar het merk van Einstein, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat zij daarvan voordeel heeft genoten en al helemaal niet dat dit ongerechtvaardigd was. Ook vermag de voorzieningenrechter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom met de door Van Bokhoven gebruikte tekens voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het beeldmerk.

De voorzieningenrechter gaat ook in op de geografische omvang van het handelsnaamrecht

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De geografische omvang van het handelsnaamrecht wordt bepaald door de omvang van het gebruik dat van de handelsnaam wordt gemaakt. Van Bokhoven heeft betwist dat Einstein Exploitatie buiten Leiden voldoende beschermingswaardige bekendheid geniet. (…) Ten aanzien van het gestelde gebruik van de handelsnaam van Einstein Exploitatie op de domeinnaam einstein.nu, geldt dat, anders dan bijvoorbeeld in het geval dat een website die blijkens de inhoud daarvan daadwerkelijk is gericht op het verwerven van klanten in geheel Nederland of in het geval van online verkopen op een website, dat gebruik bij lokale horecagelegenheden, niet wezenlijk bijdraagt aan de bekendheid van de handelsnaam buiten de eigen locatie. De aard van een horeca-onderneming brengt immers met zich dat zij in beginsel een lokaal verzorgingsgebied zal hebben. Het feit dat de horeca-gelegenheden van partijen beide op restaurant-sites als www.iens.nl en www.dinnersite.nl worden genoemd, doet aan het vorenstaande niet af.

Lees het vonnis hier.

IEF 7736

Al dan niet in die volgorde

Vzr. Rechtbank Roermond, 18 maart 2009, KG ZA 09-25, Caravan & Camper Limburg B.V. tegen Schipper Caravans (met dank aan Chris Nome, Nome Advocaten).

Handelsnaamrecht. Domeinnaam caravan-camperlimburg.nl (eiser) tegen camper-caravanlimburg.nl (gedaagde). Vorderingen afgewezen. Gebruik als handelsnaam niet aangetoond. Geen onderscheidend vermogen. Liquidatietarief.

4.2. (…) Het enkele gebruik van een domeinnaam levert op zich nog geen gebruik als handelsnaam op. In dit geval is op de website www.camper-caravanlimburg.nl duidelijk de naam van Schippercaravans dan wel “Schade Caravan Camper” vermeld. Op grond van hetgeen door Caravan & Camper Limburg naar voren is gebracht en aan producties is overlegd kan vooralsnog niet als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van gebruik door Schipper van de aanduiding www.caravan-camperlimburg.nl als handelsnaam. (…)

4.3. Voor zover Caravan & Camper Limburg heeft willen betogen dat Schipper inbreuk maakt op haar handelsnaam door het gebruik van de woorden “camper”, “caravan” en “Limburg” (al dan niet in die volgorde) overweegt de voorzieningenrechter dat deze woorden uitsluitend beschrijvend zijn voor de betrokken bedrijfsactiviteiten en de regio waarin deze plaatsvinden. Met andere woorden:  “camper”, “caravan” en “Limburg” hebben geen –althans onvoldoende- onderscheidende vermogen en zijn algemeen beschrijvende termen die derhalve als zodanig geen inbreuk maken op het handelsnaamrecht van Cravan & Camper Limburg.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7725

Zijn jullie niet dezelfde als Fotostudio A.B. onder aan de Cauberg?

Vzr. Rechtbank Maastricht, 6 maart 2009, LJN: BH7294, Fotostudio A.B. B.V. tegen Gedaagden (Fotostudio Arno Broeren)

Handelsnaamrecht, auteursrecht, domeinnaam. Eigennaam maakt inbreuk op initialen. Fotostudio A.B. wordt verkocht, oude eigenaren beginnen op 1 kilometer afstand een nieuwe fotostudio onder de eigennaam Fotostudio Arno Broeren (de ‘A.B.’ van Fotostudio A.B.) Tweede rechtszaak. Handelsnaamrechtelijke verwarring is te duchten. Ook gebruik van domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl  is een vorm van (verwarringwekkend) handelsnaamgebruik.

Geen inbreuk op huisstijl en auteursrecht eiser A.B. m.b.t. de op de site van gedaagden gebruikte foto’s, nu niet aannemelijk is geworden dat de rechten op de foto’s uit hoofde van de koopovereenkomst ook aan Fotostudio A.B. zijn overgedragen. Wel inbreuk auteursrecht van gedaagde door gebruik van zijn foto’s op website van eiser A.B.  Bewijsvermoeden artikel 8 Aw.

Wel oneerlijke mededinging door negatief uitlaten door gedaagde over Fotostudio A.B. en op ongeoorloofde wijze verwijzen naar hun verleden als oorspronkelijke oprichters van Fotostudio A.B. Partijen dragen hun eigen kosten.

Handelsnaam: 4.4.5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagden]. erkennen dat zij eerst sedert 12 februari 2009 in het register van de kamer van koophandel niet meer verwijzen naar de domeinnaam en het emailadres van Fotostudio A.B.

In algemene zin mogen handelsnamen beschrijvend zijn. De woordcombinatie: “Fotostudio A.B.” is aangekocht vanwege de naamsbekendheid en de daaruit voortvloeiende goodwill en verdient derhalve bescherming. Het woord: “Fotostudio” kan niet worden gemonopoliseerd, in die zin dat een andere fotograaf die foto’s maakt en verkoopt de omschrijving van die diensten door middel van gebruik van het woord: “Fotostudio” moet worden verboden, echter het gebruik van het woord “Fotostudio” dient wel zodanig te zijn dat er geen verwarringsgevaar ontstaat.

Nu [gedaagden]. naar aanleiding van het vonnis van 7 november 2008 voor de omschrijving van hun nieuwe onderneming het woord “Fotostudio” hebben gekozen, zijnde een onderneming die plaatsvindt in hetzelfde veld gelegen op (onweersproken) één kilometer afstand van Fotostudio AB, én aan het woord “Fotostudio” de eigennaam: “[gedaagde1]” hebben toegevoegd, een naam die rechtstreeks verwijst naar [gedaagde1] de oprichter van Fotostudio A.B., is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij het publiek verwarring te duchten. Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter zal ook een bodemrechter tot die conclusie komen, zodat gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet de primaire vordering tot verbod een onderneming te drijven onder de naam: “Fotostudio [gedaagde1]” of onder een met Fotostudio A.B. gelijkende naam zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarna [gedaagden]. dit verbod dienen na te leven zal worden gesteld op vijf dagen na betekening van dit vonnis. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

Domeinnaam: 4.4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebruik van de domeinnaam: www.fotostudioarnobroeren.nl als vorm van handelsnaamgebruik kan worden gezien, zodat hetgeen hiervoor is overwogen ook geldt voor het gebruik van deze domeinnaam en dus voorshands voldoende aannemelijk is dat bij gebruik van deze domeinnaam het zelfde verwarringsgevaar is te duchten. Het gevorderde verbod tot gebruik van domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl ligt derhalve voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de termijn waarna [gedaagden]. dit verbod dienen na te leven zal worden gesteld op vijf dagen na betekening van dit vonnis. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

Auteursrecht eiser: A: 4.5. Voorts stelt Fotostudio A.B. dat [gedaagden]. onrechtmatig jegens haar handelt door op slaafse wijze haar huisstijl na te bootsen door onder meer foto’s die haar toebehoren te publiceren op hun website.

(…)

4.5.4. (…) Deze artikelen zien naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet op overdracht van de activa, maar, gelet op hun inhoud en het feit dat zij geplaatst zijn onder artikel 3: “garanties verkoper (financieel / fiscaal) Jaarrekening en financiële gegevens”, op garanties van de verkoper.
Nu noch uit de door Fotostudio A.B. genoemde artikelen van de koopovereenkomst, noch uit de overige artikelen van de koopovereenkomst, voortvloeit, dat de foto’s als activa zijn overgedragen en bovendien geen enkele lijst met overgedragen activa, noch de notariële akte van levering, is overgelegd waaruit eigendomsoverdracht van de foto’s zou kunnen worden afgeleid, is ondanks de overgelegde verklaringen van Mulder en [[YY]] voorshands onvoldoende aannemelijk dat de foto’s waarop Fotostudio A.B. in productie 3 doelt haar eigendom zijn uit hoofde van de koopovereenkomst.

4.5.5. Voorts voert Fotostudio A.B. aan dat de foto’s waarvan zij het auteursrecht claimt zijn gemaakt op de locatie van Fotostudio A.B., met haar middelen, in haar opdracht en voor haar rekening en risico. Daaruit vloeit volgens haar voort dat de foto’s ingevolge artikel 7 van de Auteurswet haar eigendom zijn.
De voorzieningenrechter volgt in dit kader [gedaagden]. in hun betoog dat het, indien wordt uitgegaan van de periode dat [gedaagde1] in dienstverband dan wel in opdracht heeft gefotografeerd voor Fotostudio A.B., om zeer weinig foto’s zal gaan en het bovendien onduidelijk is om welke foto’s het precies gaat, zodat deze vordering ook om deze reden zonder nadere onderbouwing niet toewijsbaar is.
Wel is, mede gelet op hetgeen [gedaagde1] zelf heeft verklaard, voldoende aannemelijk dat [gedaagde1] sedert 2006 weinig tot geen foto’s meer heeft gemaakt. Echter niet valt vast te stellen door wie de gewraakte foto’s dan wel zijn gemaakt.
Raadpleging van de door Fotostudio A.B. overgelegde productie 3 levert op dat op enkele foto’s de naam “[gedaagde1]” staat afgedrukt. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat uit de artikelen 4 (en 8)van de Auteurswet een bewijsvermoeden volgt ten gunste van degene die op het auteursrechtelijk te beschermen werk als maker wordt aangeduid. Daaruit volgt het vermoeden dat in ieder geval de foto’s waarop “[gedaagde1]” staat afgedrukt aan [gedaagde1] en niet aan Fotostudio A.B. toebehoren.

Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat zonder nader onderzoek niet valt vast te stellen om welke foto’s het precies gaat en het er dus voorshands voor moet worden gehouden dat de auteursrechten op de foto’s waarop de naam [gedaagde1] staat afgedrukt aan [gedaagde1] toebehoren. Met betrekking tot de eigendom van deze en de overige foto’s is voorshands niet aannemelijk geworden dat zij uit hoofde van de koopovereenkomst aan Fotostudio A.B. zijn overgedragen. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde derhalve af.

Oneerlijke mededinging: 4.6. (…) De voorzieningenrechter wijst dit verweer af en is van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [gedaagden]. zich schuldig maken aan oneerlijke mededinging. Nu de domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl deel uitmaakt van dit geding en voor raadpleging door de voorzieningenrechter toegankelijk is heeft de voorzieningenrechter uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat [gedaagden]. zich uitvoerig negatief uitlaten over Fotostudio A.B. en op ongeoorloofde wijze verwijzen naar hun verleden als oorspronkelijke oprichters van Fotostudio A.B. Met name onder de link: “vraag en aanbod” nemen [gedaagden]. voor Fotostudio A.B. onder meer de volgende schadelijke standpunten in: (…)

Op de vraag: “Zijn jullie niet dezelfde als fotostudio A.B. onder aan de cauberg?”  antwoorden [gedaagden].: “Nee niet meer. Wel waren we de oprichters/eigenaars van fotostudio A.B. tot mei 2007 Maar nu we hebben we die zaak verkocht, en zijn daar ineens onverwachts niet meer welkom. Dat vonden we natuurlijk niet leuk en daarom hebben we besloten helemaal zelf opnieuw te beginnen, met en prachtige splinternieuwe en veel ruimere fotostudio naast de Aldi. Met Fotostudio A.B. hebben we dus helemaal niets meer mee te maken.. en zijn dus ook géén filiaal van fotostudio AB,.. en zijn daar ook niet meer werkzaam als fotograaf daar. Let-op. 99% van alle foto’s op hun site en e.d. zijn nog gemaakt door fotograaf [gedaagde1], wij gebruiken alleen eigen gemaakte foto’s op de site en in de advertentie’s.”

Auteursrecht gedaagde: 4.8.2. Gelet op hetgeen met betrekking tot de eigendom van foto’s in conventie is overwogen geldt ook in reconventie dat ten aanzien van [gedaagden]. geldt dat onvoldoende is komen vast te staan – behoudens de foto’s waarop de naam [gedaagde1] staat - om welke foto’s het precies gaat. Zoals in conventie onder 4.5.5 is overwogen volgt uit de artikelen 4 (en 8) van de Auteurswet een bewijsvermoeden ten gunste van [gedaagde1], nu hij degene is die op het auteursrechtelijk te beschermen werk, in casu de hiervoor bedoelde foto’s, als maker wordt aangeduid. Daaruit volgt het vermoeden dat in ieder geval de foto’s waarop “[gedaagde1]” staat afgedrukt niet aan Fotostudio A.B. toebehoren en dat derhalve díe foto’s van haar website dienen te worden verwijderd. De vordering zal derhalve worden toegewezen met dien verstande dat in het dictum zal worden opgenomen dat alleen díe foto’s dienen te worden verwijderd waarop de naam [gedaagde1] staat afgedrukt.

De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden hun onderneming onder de naam Fotostudio Arno Broeren of onder een op Fotostudio A.B. gelijkende naam te drijven (…) verbiedt gedaagden in hun reclame-uitingen, zoals op hun website, e-mailadres, in kranten of anderszins, te refereren aan Fotostudio A.B. B.V. (…) verbiedt [gedaagden]., ieder voor zich en/of gezamenlijk de domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl te gebruiken. Fotostudio A.B. wordt bevolen om de foto’s waarop de naam: “Arno Broeren” staat afgedrukt van haar website te verwijderen en verwijderd te houden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7706

Eersteklas eiken

CTM Prime OakVzr. Rechtbank Almelo, 27 januari 2009, LJN: BH6361, Primeoak Buildings Ltd. tegen HMB.

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiseres Primeoak Buildings ontwerpt, produceert en bouwt, evenals gedaagde, eikenhouten gebouwen en bijgebouwen. Gedaagde handelt onder de naam HMB. Primeoak Buildings is merkhouder van het gemeenschapswoord-/beeldmerk PRIME OAK en stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteurs- en merkrechten.

De voorzieningenrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat gedaagde de foto’s op zijn website niet zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s niet zelf heeft ontworpen en gebouwd. De domeinnaam www.primeoak.nl  is reeds verwijderd uit het handelsregister en gedaagde heeft verklaard dat hij daar waar op zijn website staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Bovendien is er geen spoedeisend belang. De vorderingen van Primeoak Buildings worden derhalve afgewezen. Niet-ontvankelijkheid bij reconventionele vordering, nu gedaagde in persoon is verschenen. Liquidatietarief.

Auteursrecht: 4.4.  Primeoak Buildings stelt daartoe allereerst dat gedaagde zonder toestemming van Primeoak Buildings fotomateriaal van Primeoak Buildings heeft geplaatst op zijn website. Volgens Primeoak Buildings gebruikt gedaagde foto’s uit het databestand van Primeoak Buildings. Primeoak Buildings onderbouwt haar stelling verder door te verwijzen naar de tekst ‘Prime Oak’ boven de foto’s op de website www.eikengebouwen.nl. Gedaagde heeft het voorgaande gemotiveerd betwist, daartoe stellende dat hij de foto’s zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s bovendien zelf heeft ontworpen en ook de gebouwen eigenhandig, samen met zijn partner, heeft gebouwd. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de foto’s die gedaagde gebruikt op zijn website, auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn van Primeoak Buildings. Uit de stellingen van Primeoak Buildings kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat de in het geding zijnde foto’s alle een afzonderlijk werk zijn van Primeoak Buildings, een oorspronkelijk en eigen karakter bezitten en de persoonlijke stempel van Primeoak Buildings als maker dragen in de zin van de Auteurswet.  

Domeinnaam / Handelsnaamrecht: 4.5.  Primeoak heeft geen belang meer bij de gevorderde verwijdering van de domeinnaam www.primeoak.nl in het handelsregister, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij voornoemde domeinnaam reeds heeft verwijderd uit zijn inschrijving in het handelsregister, hetgeen Primeoak ter zitting heeft bevestigd. Ook heeft Primeoak Buildings ter zitting bevestigd dat gedaagde de link naar de technische site www.primeoak.co.uk heeft verwijderd van zijn website.

Merkenrecht: 4.6.  Ten aanzien van de gestelde inbreuk op het woord-/beeldmerk PRIME OAK [afbeelding] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gedaagde heeft niet betwist dat Primeoak Buildings houder is van het woord-/beeldmerk PRIME OAK. Wel twisten partijen over de ingangsdatum waarop het merk gedeponeerd is door Primeoak Buildings, met andere woorden vanaf wanneer Primeoak Buildings de merkenrechtelijke bescherming in kan roepen van het woord/beeld PRIME OAK. De discussie hierover kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter achterwege blijven, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij op zijn website daar waar staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Of er al dan niet sprake is van een door gedaagde gepleegde merkenrechtelijke inbreuk door gebruik van het merk PRIME OAK is voor de beoordeling van dit geschil daarom niet langer relevant.

 4.7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde inbreuk maakt op de auteurs- en/of merkrechten van Primeoak Buildings. Van onrechtmatig handelen aan de zijde van gedaagde is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De vorderingen van Primeoak Buildings dienen te worden afgewezen.

4.8.  Primeoak Buildings heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft gesteld dat zij door het onrechtmatig handelen van gedaagde schade lijdt en dat zij omzetderving heeft te duchten, maar heeft nagelaten te stellen waaruit die schade bestaat. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er een reëel gevaar voor schade bestaat in de toekomst. Een onmiddellijke voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet geboden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7666

De gedaagde is in persoon verschenen

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 19 februari 2009 LJN: BH5638, Huureenbus.nl tegen Huureenbus.info

Handelsnaamrecht. Inbreuk. Zaak die vraagt om commentaar. Eiser maakt in het kader van de uitoefening van zijn onderneming onder meer gebruik van de namen 'huureenbus.nl' en 'huureenbus'  en heeft “de website www.huureenbus.nl op zijn naam doen registeren”. Gedaagde  beschikt over de website www.huureenbus.info. Eiser beschouwt het gebruik van deze domeinnaam als inbreuk op zijn handelsnaamrecht.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe. "Huureenbus"  kan weliswaar niet gemonopoliseerd worden, maar:  “Anders ligt dit, daar waar het gaat om de handelsnaam "huureenbus.nl." Deze tekst is weliswaar samengesteld met gangbare woorden, maar de tekst als geheel is door de toevoeging .nl geen gangbaar woord dat enkel uit beschrijvende elementen bestaat. Gedaagde wordt veroordeeld om de inbreuk te staken en “de domeinnaam c.q. het internetadres” aan eiser over te dragen. Liquidatietarief.

4.2 [eiser] roept in deze procedure de bescherming in van de handelsnamen "huureenbus" en "huureenbus.nl". Ten aanzien van de eerste handelsnaam geldt dat het hier, afgezien van de schrijfwijze, gaat om de gangbare woorden en beschrijvende elementen 'huur een bus'. Toekenning van de door [eiser] gevraagde bescherming leidt ertoe dat voormelde woorden gemonopoliseerd zouden worden, in die zin dat anderen voormelde woorden niet meer zouden kunnen gebruiken ter aanduiding van hun onderneming. Op basis hiervan komt meergenoemde bescherming niet aan de handelsnaam "huureenbus" toe. De vorderingen van [eiser] die zien op voormelde handelsnaam worden daarom afgewezen.
Anders ligt dit, daar waar het gaat om de handelsnaam "huureenbus.nl.". Deze tekst is weliswaar samengesteld met gangbare woorden, maar de tekst als geheel is door de toevoeging .nl geen gangbaar woord dat enkel uit beschrijvende elementen bestaat (vergelijk Gerechtshof te Amsterdam 15 januari 2008, LJN BF 7442). Deze handelsnaam geniet daarom wel bescherming op basis van het bepaalde in de Handelsnaamwet.

4.3 Op basis van het voorgaande ligt thans de vraag ter beantwoording voor of [gedaagde] met zijn handelsnaam www.huureenbus.info inbreuk maakt op de handelsnaam van [eiser]. Vooropgesteld wordt dat [eiser] zijn handelsnaam eerder gebruikte dan [gedaagde]. Vast staat immers dat [gedaagde] de door hem gebezigde handelsnaam eerst sinds 13 januari 2009 in gebruik heeft, terwijl [eiser] onweersproken gesteld heeft dat hij meergenoemde handelsnaam reeds sinds 5 april 2004 bezigt. Verder geldt dat de handelsnaam van [gedaagde] in slechts geringe mate afwijkt van die van [eiser], nu het verschil tussen beide namen enkel is gelegen in de gebruikte extensie. De handelsnaam van [eiser] eindigt op .nl, terwijl die van Koor eindigt op .info. Aan deze vereisten van het hiervoor onder 4.1. weergegeven artikel is derhalve voldaan. Verder geldt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de aard van beide ondernemingen min of meer gelijk is. [eiser] en [gedaagde] richten zich op het busvervoer en bieden onder meer de mogelijkheid om via de desbetreffende website offertes op te vragen voor de huur van een touringcar. Ten slotte is van belang dat beide partijen werkzaam zijn via het internet en daarnaast hun feitelijke vestigingsplaats in de regio Noord-Holland hebben.

4.4 Ter beoordeling ligt daarmee thans nog enkel de vraag voor of er, als gevolg van het gebruik van de handelsnaam www.huureenbus.info door [gedaagde], bij het publiek gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. [eiser] heeft in dit verband aangevoerd dat hij naar aanleiding van de mailing van [gedaagde] reacties van klanten heeft ontvangen, waarin zij vragen of [eiser] een nieuwe website heeft. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard die verwarring op zichzelf wel te begrijpen. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat voormeld gevaar voor verwarring te duchten is.

4.5 Uit al hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat [gedaagde] met de door hem gebezigde naam inbreuk maakt op de handelsnaam huureenbus.nl van [eiser]. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat hij de naam www.huureenbus.info niet gebruikt met commerciële doeleinden maar enkel hobbymatig. Dit betoog komt de voorzieningenrechter, mede gelet op de omstandigheid dat ondernemingen op de website van [gedaagde] kunnen adverteren, ongeloofwaardig voor. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij voor die advertenties na de gratis proefperiode van twee maanden geen enkele vergoeding zou ontvangen. De vorderingen van [eiser] die zien op het staken van die inbreuk en de overdracht van de domeinnaam www.huureenbus.info, kunnen daarom worden toegewezen. Aan [gedaagde] zal na te melden termijn worden gegund om aan de veroordelingen te voldoen. De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd.

4.6 (…) Ook de rectificatie op de website www.huureenbus.info is niet toewijsbaar. [gedaagde] wordt immers veroordeeld om die website binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] over te dragen. Door die overdracht heeft [gedaagde] geen zeggenschap meer over de inhoud van die website, hetgeen het voor hem feitelijk onmogelijk maakt om de desbetreffende rectificatie op de website te plaatsen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7662

Geen verband

Rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht 12 december 2008, LJN: BH4488, Stichting Gay Business Amsterdam tegen de burgemeester van Amsterdam

Voortdurend geschil over de organisatie van de Amsterdamse Gay Pride waarin ook de IE-rechten weer, heel eventjes,  opduiken (zie ook: IEF 2462). Onderhavig geschil betreft in hoofdzaak de weigering van een evenementenvergunning voor de klassieke locaties van de Gay Pride 2007 aan de Stichting Gay Business Amsterdam

“3.6.2.  Eisers heeft voorts aangevoerd dat verweerder in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet zou hebben gehandeld door namen te deponeren die lijken op het woordmerk van eiseres (Amsterdam Pride). Nu deze grief geen verband houdt met het bestreden besluit wordt ook deze door de rechtbank verworpen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7656

Het enkele feit dat

Vzr. Rechtbank Zwolle, 30 oktober 2008, LJN: BH3756, Kachelplaats.nl B.V tegen Bugter

Handelsnaamrecht. Typosquatting. Kachelplaats.nl tegen Kachelplaat.nl. Geen inbreuk op handelsnaam Kachelplaats.nl  omdat gedaagde de domeinnaam kachelplaat.nl niet als handelsnaam gebruikt, maar alleen via de domeinnaam doorlinkt naar zijn eigen website. Typosquating en aanhaken is niet aannemelijk gemaakt. 1019h proceskosten: €5.718,96.
 
 Eiser Kachelplaats.nl verhandelt kachels etc. via een showroom en via het webadres www.kachelplaats.nl. De onderneming staat in het handelsregister onder meer ingeschreven onder de namen Kachelplaats.nl en Kachel-plaats.nl. De activiteiten van gedaagde bestaan onder andere uit het restaureren en plaatsen van antieke schouwen. Gedaagde beschikt sinds 2 juli 2007 over de domeinnaam Kachelplaat.nl die automatisch doorlinkt naar de website www.antiekeschouwen.nl.

De voorzieningenrechter ziet in dit gebruik  geen gebruik als handelsnaam en dus geen inbreuk op de handelsnaamrechten van eiser. Ook van enige andere vorm van onrechtmatig handelen door gedaagde is geen sprake en de voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor overdracht van de domeinnaam Kachelplaat.nl aan eiser.

Handelsnaamrecht: 4.3.  (…) Het enkele gebruik van een domeinnaam leidt nog niet tot de conclusie dat deze als handelsnaam wordt gebruikt

.4.  Vast staat dat de onderneming van gedaagde in het handelsregister staat ingeschreven onder de naam gedaagde Antieke Schouwen en Schoorsteenmantels, Open haarden, Restauratie en Beeldhouwwerken Import/Export. Voorts is gebleken dat degene die kachelplaat.nl intikte, na tien seconden automatisch werd doorgelinkt naar de website van gedaagde, www.antiekeschouwen.nl. Onder Kachelplaat.nl als zodanig was op zichzelf geen enkele informatie te vinden. De website www.antiekeschouwen.nl bevat uitsluitend informatie over de activiteiten van gedaagde. De naam Kachelplaat.nl wordt op deze website niet gebruikt of genoemd.

4.5.  Het bovenstaande in aanmerking genomen, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de wijze van gebruik door gedaagde van de naam Kachelplaat.nl niet aan te merken als het voeren van een handelsnaam. Niet is gebleken dat gedaagde de naam Kachelplaat.nl anders gebruikt dan als naam voor het bedoelde internetdomein. Ook is er geen sprake van enig uiterlijk kenmerk, zoals de vermelding van Kachelplaat.nl op het bedrijfspand van gedaagde, waaruit een gebruik als handelsnaam kan worden afgeleid. Het enkele feit dat internetbezoekers via Kachelplaat.nl werden doorgeleid naar de website van gedaagde (www.antiekeschouwen.nl) maakt dit niet anders. Hierbij acht de voorzieningenrechter tevens van belang dat de website van gedaagde uitsluitend een informatief karakter heeft en dat hierop geen on-line verkoop plaatsvindt.

4.6.  Uit het vorenstaande volgt dat het beroep op artikel 5 van de Handelsnaamwet, nu hiervoor is vereist dat er sprake is van het voeren van een handelsnaam als bedoeld in artikel 1 van deze wet, niet opgaat. Dit brengt mee dat het onder 1. en 2. gevorderde, dat is gegrond op de stelling dat gedaagde handelt in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet, niet toewijsbaar is.

Typosquatting:  4.7.  Volgens eiser is sprake van typosquatting omdat gedaagde met Kachelplaat.nl beoogt internetgebruikers die, terwijl zij zoeken naar kachelplaats.nl, een typefout maken, door te leiden naar zijn eigen website. (…) De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat, mede bezien in het licht van hetgeen gedaagde ten verwere heeft aangevoerd, eiser onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht om aannemelijk te achten dat gedaagde geen kachelplaten verkoopt waardoor de registratie en het gebruik van de domeinnaam Kachelplaat.nl als typosquatting dient te worden aangemerkt. Nadere bewijsvoering voor de stelling van eiser valt buiten het bestek van dit kort geding. De conclusie dient te luiden dat het verwijt van typosquatting geen grond biedt voor toewijzing van het gevorderde.

Aanhaken: 4.8.  Ter zitting heeft eiser zijn vorderingen aanvullend gebaseerd op de rechtsgrond oneerlijke mededinging. Hiertoe heeft hij gesteld dat het gebruik van Kachelplaat.nl een vorm van ‘aanhaken’ is die als onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt. Daargelaten het verzet van gedaagde tegen voormelde aanvulling, omdat deze eerst ter zitting is ingebracht, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat eiser de stelling dat sprake is van ‘aanhaken’ niet met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Aldus heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht, zodat ook op deze grond geen aanleiding bestaat de vorderingen toe te wijzen.

4.9.  Uit het hiervoor overwogene volgt dat er geen sprake is van gebruik van Kachelplaat.nl als handelsnaam, noch van enige andere vorm van onrechtmatig handelen door gedaagde. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor overdracht van de domeinnaam Kachelplaat.nl aan eiser.

(…) Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat partijen ter zitting eensluidend hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen de opgave van kosten van de wederpartij waarvan zij op grond van artikel 1019h Rv vergoeding hebben gevraagd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7642

Zorgvuldig onderzocht

Rechtbank Amsterdam, 5 maart 2009, LJN: BH5027,  Hardrockband Red uit Roelofsarendveen tegen SBS Broadcasting B.V. c.s.

Merkenrecht, handelsnaamrecht. De bandleden van hardrockband RED beroepen zich tevergeefs op voorgebruik van het merk RED. SBS maakt met het gebruik van de naam RED! voor Popstars deelnemers geen inbreuk op merk- en handelsnaamrechten en handelt evenmin onrechtmatig jegens de hardrockers.

De vier bandleden (hierna: “eisers”) van de in 1999 opgerichte band RED maken met name hardrock muziek. SBS is producent van het televisieprogramma Popstars, een talentenjacht voor een nieuwe band. De drie winnende finalisten van Popstars vormen vanaf 19 december 2008 tezamen een band die de naam RED! draagt.

Op 23 december 2008 heeft SBS het beeldmerk RED! gedeponeerd. Eisers hebben op 20 januari 2009 een spoedregistratie laten verrichten bij het Benelux-bureau voor het merk RED en SBS c.s. gesommeerd de naam RED! te staken en het door SBS bij het Benelux-bureau gedeponeerde beeldmerk RED! te laten doorhalen. SBS heeft hier geen gehoor aan gegeven, waarop de hardrockband in kort geding onder meer een stakingsgebod vordert van de naam RED en dat de single ‘Step into the Ligth’ van RED! uit de markt wordt gehaald en vernietigd.

Eisers stellen, kort gezegd, dat SBS c.s. inbreuk maakt op de merkrechten en handelsnaamrechten van eisers. Eisers stellen o.a. dat zij de handelsnaam RED langer voeren dan gedaagden en dus een ouder recht hebben. De handelsnamen RED en RED! zijn, met uitzondering van het uitroepteken, identiek, en zowel RED als RED! houden zich bezig met (de exploitatie van) muziek. Eisers stellen dat het evident is dat bij het publiek verwarring te duchten is, nu RED en RED! op dezelfde markt actief zijn. Bovendien zouden gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens eisers doordat met het gebruik van de naam RED! afbreuk wordt gedaan aan de goede naam en reputatie van de band RED, waarin eisers jarenlang geïnvesteerd hebben.

De voorzieningenrechter volgt eisers niet in hun vordering. “Nu SBS het merk RED! op 23 december 2008 heeft gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau en aan de zijde van eisers pas in aanloop naar dit kort geding op 20 januari 2009 bij dat bureau een spoedregistratie is verricht voor het merk RED, heeft SBS een ouder merkrecht dan eisers. Van een inbreuk op het merkrecht van eisers door gedaagden kan dan ook geen sprake zijn.”

Eisers kunnen zich niet beroepen op voorgebruik van het merk RED. Het feit dat eisers het merk RED eerder gebruikten dan gedaagden doet daar niet aan af, volgens de voorzieningenrechter.

“4.2. Het recht van voorgebruik kan eisers alleen maar baten in het geval SBS haar merk te kwader trouw zou hebben deponeerd en daarvan is voorshands niet gebleken. In dit verband is van belang dat SBS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij, voordat zij het merk RED! heeft laten deponeren, zorgvuldig heeft onderzocht of zij tot deze naamskeuze kon overgaan. Daarbij is meegewogen dat SBS onderzoek heeft gedaan in het Benelux merkenregister en in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, welke registers als meest gangbare bronnen worden aangemerkt voor de vraag of een professionele band, wat eisers stellen te zijn, bestaat en dat de band van eisers in beide registers niet voorkwam. Eisers hebben weliswaar gesteld dat gedaagden voor een gedegen onderzoek de website poponline.nl en de popencyclopedie hadden moeten raadplegen, maar dat is tegen de gemotiveerde betwisting van gedaagden niet aannemelijk geworden. Daarnaast heeft SBS onvoldoende weersproken gesteld dat zij op internet heeft gegoogled met de zoekopdracht ‘red en muziek’ en dat dat meer dan 4 miljoen resultaten opleverde. SBS wordt gevolgd in haar verweer dat van haar niet gevergd kan worden dat zij al die resultaten verder had moeten onderzoeken. Onder deze omstandigheden kan er voorshands niet van worden uitgegaan dat gedaagden wisten of had behoren te weten dat eisers het merk RED al gebruikten voordat SBS tot het deponeren van het merk RED! overging. Het beroep van eisers op voorgebruik van het merk RED kan dan ook niet slagen.”

De voorzieningenrechter oordeelt voorts dat er geen sprake is van inbreuk op handelsnaamrechten, omdat de band van eisers niet kan worden aangemerkt als een onderneming in de zin van de handelsnaamwet. De band van eisers staat niet ingeschreven in het KvK-handelsregister, heeft zich niet aangemeld bij de belastingdienst als ondernemer, draagt geen BTW af en CD’s van de band niet of nauwelijks in het openbaar verkrijgbaar zijn, maar overwegend in eigen beheer (bij concerten en sinds kort via haar website) worden verkocht, waarbij de oplage minimaal is (100 exemplaren).

“4.3 (…) Daar komt bij dat de band van eisers de afgelopen jaren slechts 4 keer per jaar heeft opgetreden en niet of nauwelijks onder de naam RED tot het publiek probeert door te dringen met bijvoorbeeld vermelding van de naam op briefpapier, facturen, reclamemateriaal en advertenties.”

 Een beroep op artikel 5a Hnw (het verbod een handelsnaam te voeren die het merk bevat waarop een ander recht heeft) strandt, nu de voorzieningenrechter oordeelt dat eisers geen ouder merkrecht hebben en gedaagden de benaming RED! bovendien niet als handelsnaam, maar als merk gebruiken.

 “4.5. Verder is niet gebleken van enig onrechtmatig handelen van gedaagden jegens eisers. In dit verband hebben eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met het gebruik van de benaming RED! door gedaagden afbreuk wordt gedaan aan de goede naam van de band van eisers. Daarnaast kan niet gezegd worden dat door het gebruik van de naam RED! nodeloos verwarring bij het publiek ontstaat. In dit kader hebben gedaagden voldoende aannemelijk gemaakt dat eisers, die met name hardrock muziek maken, zich op een geheel ander publiek richten dan gedaagden sub 3, 4 en 5 die met de band RED! vrolijke popmuziek brengen die eerder aanslaat bij een breed en vaak jonger publiek. Dat de twee bands elkaar op dezelfde festivals zullen tegenkomen is dan ook niet waarschijnlijk.”

Geen van de gevraagde voorzieningen is toewijsbaar is. Matiging en indicatietarief 1019h proceskosten: €6.000,--. 17.008,65 (uitsluitend de IE gerelateerde kosten).

Lees het vonnis hier

IEF 7635

Tardief in het geding gebracht

Vzr. Rechtbank Zutphen, 24 februari 2009, KG ZA 09-26, Eiser tegen Gedaagde (rekenfout proceskosten) (met dank aan Sandra Koloc, JPR Advocaten)

Procesrechtelijk staartje van de zonwerings-handelsnaamzaak (zie IEF 7629). Verzoek ex artikel 31 en 32 Rv. Afwijzing verzoek tot verbetering van een kennelijke rekenfout in de proceskostenveroordeling.

1.3. In het vonnis is overwogen dat eiser als productie 13 een kostenspecificatie in het geding heeft gebracht waarin de advocaatkosten op een bedrag van € 4.833,78 inclusief BTW worden begroot en dat de Vof deze specificatie bij dagvaarding van 26 januari 2009 heeft ontvangen. Bij de beoordeling van de vordering om de Vof in de volledige kosten te veroordelen is, zo blijkt genoegzaam uit de overwegingen in het vonnis, uitgegaan van deze kostenspecificatie. 
  eiser heeft eerst bij pleidooi, derhalve te laat, een nadere specificatie van de kosten tot aan de terechtzitting in het geding gebracht. In het geval vergoeding van volledige proceskosten wordt gevorderd, dienen immers de gevorderde kosten zo tijdig opgegeven en gespecificeerd te worden dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren (LJN: BC2 153). De voorzieningenrechter heeft dan ook geen acht geslagen op de tardief in het geding gebrachte kostenspecificatie. Van een kennelijke rekenfout zoals door eiser gesteld is derhalve geen sprake.

Lees het vonnis hier.

IEF 7630

Ne bis in idem

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 23 januari 2009, KG ZA 08-815, Boco Chemie B.V. tegen CWS-Boco Nederland (met dank aan Peter Claassen, AKD Prinsen Van Wijmen).

Handelsnaamrecht. Procesrecht. Casus is vergelijkbaar met het recente gepubliceerde vonnis Vzr Rechtbank Arnhem, 18 december 2008, IEF 7607, EBW Installatietechnieken / EBW Elektrotechniek (Bis in idem). De Rechtbank Den Bosch komt echter tot een andere conclusie. Het arrest van Hof Leeuwarden van 26 juli 2006, BIE 2007,64, IEF 2414, Storteboom/Fraas wordt door de twee voorzieningenrechters anders geïnterpreteerd.

Vergelijkbaar met de situatie waar de rechtbank Arnhem over oordeelde, heeft ook eiseres Boco Chemie B.V. in het eerste kort geding met gedaagde CWS-Boco Nederland B.V. grotendeels gelijk gekregen. Gedaagde diende het gebruik van enige handelsnaam met daarin de aanduiding ‘boco’ te staken en gestaakt te houden. De toegewezen voorlopige voorzieningen hebben ook in onderhavig geschil hun werking verloren door toedoen/nalaten van eiseres.

In een tweede kort geding meent gedaagde primair dat eiseres niet ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat eiseres thans opnieuw en op inhoudelijk dezelfde gronden dezelfde vorderingen tegen haar heeft ingesteld. Ingevolge artikel 101 9i Rv had eiseres in plaats daarvan een eis in hoofdzaak behoren in te stellen en de uitkomst daarvan behoren af te wachten. Een hernieuwde behandeling in kort geding is in strijd met het door artikel 1019i Rv voorgestane systeem en in strijd met een goede procesorde, aldus gedaagde. Dit verweer slaagt.

Ter onderbouwing van het argument dat een hernieuwde behandeling in kort geding in strijd is met de ratio van artikel 101 9i Rv besteedt gedaagde, zo blijkt uit een begeleidend schrijven van de advocaat van gedaagde,  in de procedure uitgebreid aandacht aan de parlementaire geschiedenis inzake de invoering van artikel 260 Rv. Tevens brengt gedaagde het arrest van het Hof Leeuwarden van 26 juli 2006, BIE 2007,64, Storteboom/Fraas onder de aandacht van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter is met gedaagde van oordeel dat eiseres niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu dit in strijd is met de ratio van artikel 101 9i Rv. Daarbij wordt tevens aansluiting gezocht bij hetgeen het Hof Leeuwarden heeft overwogen, te weten dat het in artikel 260 Rv (thans artikel 1019i Rv) voorziene verlies van kracht van een voorlopige voor- ziening, niet kan worden teniet gedaan of uitgesteld door het telkenmale opnieuw instellen van (nagenoeg) dezelfde vordering onder het (steeds) vorderen van een nieuwe termijn voor het aanhangig maken van een bodemprocedure, nu een ander strijdig moet worden geacht met de inhoud en strekking van voorgenoemd artikel en voorts met hetgeen de goede procesorde met zich meebrengt. ‘Boco Chemie heeft het ook zelf in de hand gehad dat zij thans nadeel ondervindt van het feit dat CWS-Boco op dit moment niet behoeft te voldoen aan hetgeen waartoe zij bij het eerdere kort geding vonnis van 2 september 2008 is veroordeeld.’

Lees het vonnis hier.