DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 8303

Faillissement is geen geldige reden

Rechtbank Dordrecht, 29 oktober 2009, LJN: BK1517, Curator in het faillissement van Bellevue Dordrecht B.V. tegen Gasterhoon B.V.

Merkrecht. Handelsnaamrecht. Faillissement. Onrechtmatige daad. Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder. Na faillissement heeft curator t.b.v. failliet het merk 'Bellevue Dordrecht' geregistreerd. Aannemelijk is dat het recht op dit merk is vervallen, omdat het zonder geldige reden gedurende een onafgebroken tijdvak van 5 jaar niet is gebruikt. Faillissement is geen geldige reden

De gestelde inbreuk op de zich nog in de faillissementsboedel bevindende handelsnamen wordt niet aangenomen omdat niet aannemelijk is dat de onderneming van de gefailleerde vennootschap weer wordt opgestart. Handelsnaam is geen exclusief recht. Niet kan worden aangenomen dat in de bedoelde handelsnamen thans nog goodwill is geïncorporeerd. Het beroep op oneerlijke mededinging faalt eveneens. De omstandigheid dat het merk of de handelsnamen niet ten voordele van de boedel aan een derde kunnen worden overgedragen kan onder de gegeven omstandigheden gedaagden niet worden toegerekend.

Merkenrecht/non-usus: 4.3.  Niet in geschil is dat de onderneming van Bellevue Dordrecht B.V. na haar faillissement is gestaakt en dat het merk ‘Bellevue Dordrecht’ pas na dat faillissement is geregistreerd. De curator heeft tegenover de betwisting van GasteRhoon c.s. niet aannemelijk gemaakt dat nadien het merk is gebruikt bij activiteiten die er op waren gericht afzet voor de door het merk beschermde diensten te vinden of te behouden. Het publiceren van een website over de afwikkeling van de boedel en/of de geschiedenis van Hotel Bellevue onder de domeinnaam www.bellevuedordrecht.nl richt zich niet op het genereren van afzet voor diensten. Het kan ook niet, zoals de curator stelt, worden gezien als een advertentie voor de door het merk beschermde diensten omdat geen sprake is van een aanbod om die diensten te leveren. Pogingen van de curator om de activa van de gefailleerde vennootschap met het merk aan derden over te dragen, zouden – indien deze waren geslaagd – weliswaar tot gebruik van het merk voor het vinden van afzet van de door het merk beschermde diensten hebben kunnen leiden, maar kunnen op zichzelf niet als daarop gerichte handelingen worden gezien.

4.4.  Blijkens het door de curator overgelegde registratie uit het Merkenregister heeft de inschrijving van het merk ‘Bellevue Dordrecht’ plaatsgevonden op 11 oktober 2004. Op grond van het vorenstaande is aannemelijk dat nadien het merk ‘Bellevue Dordrecht’ gedurende een onafgebroken tijdvak van vijf jaren niet is gebruikt. Anders dan de curator heeft betoogd kan het faillissement van Bellevue Dordrecht B.V. niet worden aangemerkt als een geldige reden daarvoor. Daargelaten dat het faillissement reeds voor de inschrijving van het merk plaatsvond, is dat immers geen buiten de macht van de merkhouder liggende, niet tot zijn normale ondernemingsrisico behorende feit of omstandigheid.

(…)

Handelsnaamrecht:  4.10.  De door de gefailleerde vennootschap gevoerde handelsnamen zijn vermogensrechten en zijn als zodanig in het faillissement gevallen. Het recht om bij de afwikkeling van de boedel de handelsnamen te voeren en daarover te beschikken blijft ook tijdens het faillissement bestaan (vgl. HR 23-4-1931, NJ 1931, 1313). De door GasteRhoon c.s. aangevoerde omstandigheid dat de curator geen onderneming drijft, doet daar niet aan af.

4.11.  De tot een handelsnaam gerechtigde heeft niet, zoals de curator lijkt te stellen, een exclusief recht op het gebruik van de naam, maar is bevoegd om op de voet van art. 5 Hnw het gebruik door een ander van een gelijke of in geringe mate afwijkende handelsnaam te (doen) verbieden, indien bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is. Deze bevoegdheid behoudt de handelsnaamgerechtigde ook na staking van zijn onderneming en wel zolang als de vorenbedoelde verwarring te duchten is, hetgeen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 7-2-1979, BIE 1983, 49). Van deze verwarring tussen beide ondernemingen zal slechts sprake kunnen zijn indien de door de gefailleerde vennootschap gedreven onderneming weer opgestart wordt met gebruikmaking van de eerder gevoerde handelsnamen. GasteRhoon c.s. hebben gemotiveerd bestreden dat het laatste mogelijk is. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.

4.12.  Ingevolge artikel 2 Hnw kan een handelsnaam slechts in verbinding met de onderneming die onder die naam werd gedreven worden overgedragen. Daarvoor is voldoende dat een relevant deel van de onderneming met de handelsnaam wordt overgedragen. Onder een relevant deel van de onderneming kan ook de – al dan niet in de handelsnaam belichaamde – goodwill worden verstaan. De curator beroept zich er op dat zich, naast schulden, in de boedel van de gefailleerde vennootschap nog goodwill bevindt, wat door GasteRhoon c.s. gemotiveerd is betwist.

4.13.  Volgens opgave van de curator zijn de bedrijfsinventaris en huurovereenkomst(en) van de door de gefailleerde vennootschap gedreven onderneming in 2004 aan een derde overgedragen. Niet gesteld is dat zich in de boedel andere rechten of zaken bevinden die van belang kunnen zijn voor de continuïteit van een hotel- of horecaonderneming. Met zijn beroep op de aanwezigheid van goodwill in de boedel van de gefailleerde vennootschap doelt de curator derhalve kennelijk op in de handelsnamen belichaamde goodwill. Hieruit volgt dat zich, naast de schulden en het merkrecht waarvan hiervoor is aangenomen dat het is vervallen, in de boedel van de gefailleerde vennootschap alleen nog de handelsnaam bevindt en dat roept de vraag op of daarmee niet reeds is gegeven dat niet kan worden voldaan aan het in artikel 2 Hnw neergelegde vereiste voor overdracht van de handelsnaam. Wat er ook zij van het antwoord op die vraag, de vordering stuit op het volgende af.

(…)

4.15.  Op grond van het vorenstaande kan de aanwezigheid van in de handelsnaam belichaamde goodwill in de boedel van de gefailleerde vennootschap niet worden aangenomen. Voor zover die goodwill heeft bestaan, is immers aannemelijk dat die slechts in combinatie met het gebruik van het complex aan de Boomstraat 37 te Dordrecht bestond. Het recht op het gebruik van dat complex, dat gedurende het 5½ jaar oude faillissement leeg heeft gestaan, bevindt zich echter niet in de boedel van de gefailleerde vennootschap en niet gesteld, laat staan voldoende aannemelijk gemaakt is, dat het mogelijk is dat dit recht in de boedel zal terugkeren. Vanwege de verwarring die kan ontstaan met de locatie van de onderneming is niet aannemelijk dat een derde die geen gebruik kan maken van het complex aan de Boomstraat 37 onder de voormelde omstandigheden is geïnteresseerd in overname van de handelsnamen van de gefailleerde vennootschap. Derhalve kan niet worden aangenomen dat in de bedoelde handelsnamen thans nog goodwill is geïncorporeerd en dat er een mogelijkheid bestaat dat de door de gefailleerde vennootschap gedreven onderneming weer wordt opgestart.

4.16.  Op grond van het vorenstaande is niet aannemelijk dat het gebruik van de domeinnaam www.bellevuegroothoofd.nl en de daaraan verbonden website bij het publiek tot een verwarring zal leiden als bedoeld in artikel 5 Hnw. De daarop gebaseerde vorderingen tot staking van het gebruik van deze domeinnaam en tot overdracht van de domeinnaam dienen daarom te worden afgewezen. Het beroep van de curator op artikel 5a Hnw faalt, nu hiervoor is aangenomen dat het merk ‘Bellevue Dordrecht’ is vervallen.

(…)

Onrechtmatig handelen:  4.18.  Het beroep van de curator op oneerlijke mededinging faalt, omdat op grond van het vorenstaande niet aannemelijk is dat ooit sprake zal zijn van mededinging tussen de ondernemingen die vanaf december 2009 in het complex aan de Boomstraat 37 zullen worden gedreven en de onderneming van de gefailleerde vennootschap. De omstandigheid dat het onwaarschijnlijk is dat de curator de handelsnamen en het merk ten voordele van de boedel nog aan een derde zal kunnen overdragen, kan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet aan GasteRhoon c.s. worden toegerekend.

Lees het vonnis hier.

IEF 8298

De algemene regels inzake oneerlijke concurrentie

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 oktober 2009, KG ZA 09-1261, CosmicNavigation B.V. en ANWB B.V ( met dank aan Radboud Ribbert, Ribbert Advocaten).

Handelsnaamrecht. Oudere handelsnaam tegen jonger merk. Eiser CosmicNavigation, o.a. houdster van het Benelux-beeldmerk Onderweg.nl maakt bezwaar tegen het teken ‘ANWB Onderweg’. De voorzieningenrecht wijst de vorderingen van eiser, die zich i.c. geheel gebaseerd zijn op het handelsnaamrecht, af. Geen gebruik als handelsnaam, geen verwarring, geen kwade trouw en geen 1019h proceskosten (oneerlijke concurrentie, geen procedure krachtens  art. 5 of 5a Hnw). “Het gebruik van een jonger merk is onrechtmatig ten opzichte van de rechthebbende op een handelsnaam indien door dat merkgebruik verwarring kan worden gewekt bij het publiek.”

4.3. In het midden kan blijven of CosmicNavigation de tekens Onderweg en Onderweg.nl als handelsnaam gebruikt. Ook indien sprake zou zijn van handelsnaamgebruik, wat ANWB uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft betwist, kan dat namelijk niet leiden tot toewijzing van de vorderingen.

4.4. in dit verband is van belang dat gesteld noch gebleken is dat ANWB het teken ANWB Onderweg als handelsnaam gebruikt. Beide partijen gaan ervan uit dat sprake is van gebruik als merk. De vraag die partijen verdeeld houdt is dus of CosmicNavigation op grond van haar vermeende handelsnaamrechten met betrekking tot de tekens Onderweg en Onderweg.nl zich kan verzetten tegen het gebruik van het merk ANWB Onderweg.

4.5. Voornoemde vraag moet worden beantwoord aan de hand van de algemene regels inzake oneerlijke concurrentie. Op basis van die regels moet, mede gelet op artikel 10bis lid 3 van het Verdrag van Parijs, naar voorlopig oordeel worden aangenomen dat het gebruik van een jonger merk onrechtmatig is ten opzichte van de rechthebbende op een handelsnaam indien door dat merkgebruik verwarring kan worden gewekt bij het publiek.

4.6. 'In dit geval acht de voorzieningenrechter gevaar van verwarring voorshands onvoldoende aannemelijk gelet op (i) het weinig onderscheidende vermogen van d egestelde handelsnamen, (ii) de verschillen tussen de gestelde handelsnamen en het merk ANWB Onderweg en (iii) de verschillen tussen het deel van de onderneming van CosmicNavigation waarvoor CosmicNavigation de gestelde handelsnamen zegt te gebruiken en de door ANWB onder het merk ontplooide activiteiten.

4.7. Cosmic Navigation heeft op zich terecht aangevoerd dat ook een niet onderscheidende handelsnaam een geldige handelsnaam is. Dat laat echter onverlet dat een gebrek aan onderscheidend vermogen van een handelsnaam gevolgen heeft voor de beschermingsomvang van het handelsnaamrecht in die zin dat minder snel verwarringsgevaar kan worden aangenomen. Dat is in deze zaak ook het geval.

4.8. Het teken ANWB Onderweg wijkt duidelijk af van de tekens Onderweg en Onderweg.nl door de toevoeging van het element ANWB. Het toegevoegde element ANWB heeft bovendien - anders dan het woord Onderweg - sterk onderscheidend vermogen. Niet in geschil is immers dat ANWB een bekend merk (en een bekende handelsnaam) is. (…)
4.9. Daar komt bij dat de waren en/of diensten die beide partijen aanbieden weliswaar overeenkomen, maar niet identiek zijn. Beide partijen bieden informatie aan, maar zij doen dat in een verschillende vorm.(…)

(…)

4.1 1. CosmicNavigation zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Anders dan ANWB meent, maakt zij geen aanspraak op een vergoeding op grond van artikel 1019h Rv. Gelet op artikel 1019 Rv komen de kosten van een procedure inzake een handelsnaam uitsluitend voor een vergoeding op grond van artikel 1019h Rv in aanmerking als het een procedure krachtens de artikelen 5 of 5a van de Handelsnaamwet betreft. Daarvan is in dit geval geen sprake. CosmicNavigation baseert haar vorderingen immers niet op de bedoelde bepalingen van de Handelsnaamwet, maar op de algemene regels inzake oneerlijke concurrentie. De Nederlandse wetgever heefî er niet voor gekozen om de toepassing van de handhavingsmaatregelen van titel 15 Rv uit te breiden tot dergelijke procedures. ANWB kan dus slechts aanspraak maken op een vergoeding conform het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier of hieronder:

IEF 8293

De naam wordt geassocieerd met de locatie

Vzr. Rechtbank Groningen, 23 oktober 2009, LJN: BK1114, W.H. Entertainment B.V. tegen Gedaagden
 
Handelsnaamrecht. Stukgelopen samenwerking. Eisers, de voormalige exploitanten van “Nightclub De Woeste Hoeve” vertrekken, kort gezegd, uit huurpand dat vervolgens wordt verhuurd aan derden die er de “Day & Nightclub De Woeste Hoeve” exploiteren. Eisers maken bezwaar, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de handelsnaam is gekoppeld aan de onderneming en niet aan de ondernemer.

4.2.  De vraag die als eerste ter beantwoording voorligt is of de handelsnaam rust op de plaats waar de activiteiten worden ontplooid of dat hij berust bij de exploitant van die activiteiten. Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende elementen van belang.
 De functie van de handelsnaam is de identificatie van de onderneming, waaraan de handelsnaam is verbonden. Slecht onder zeer bijzondere omstandigheden kan een handelsnaam gekoppeld zijn aan een persoon, bijvoorbeeld wanneer dit een landelijk bekend persoon is.
 In het onderhavige geval staat vast dat de handelsnaam gerelateerd is aan de exploitatie van een onderneming, een nightclub, in een pand dat ook al voor de tijd dat die onderneming in dat pand werd geëxploiteerd, de naam De Woeste Hoeve droeg. Vaststaat tevens dat ook nu nog hetzelfde bedrijf wordt geëxploiteerd op die plaats. Dezelfde zelfstandigen zonder personeel [zzp’ers] werken er en er wordt eenzelfde soort diensten aangeboden als door [eisers]
 Niet is gesteld noch is anderszins gebleken dat de klanten van de nightclub de naam koppelen aan de [eisers]. Veeleer is uit de stukken en de behandeling ter zitting gebleken dat de naam wordt geassocieerd met de locatie waar de nightclub sinds jaar en dag is gevestigd. Dat rekeningen en correspondentie (ook) geadresseerd zijn aan [eisers] is onvoldoende om te kunnen oordelen dat de handelsnaam primair is gekoppeld aan de persoon van de exploitant.

4.3.  Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de eerste vordering van [eisers] dient te worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8234

Vrees voor toekomstige inbreuk is aannemelijk

Vzr. Rechtbank Breda, 1 oktober 2009, KG ZA 09-510, Stichting Afzetbevordering Grootgroenproducten tegen Direct Select (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Eerst even voor jezelf lezen. Onrechtmatige registratie domeinnamen grootgroen.nl en vakbeursgrootgroen.nl . Eiser maakt op grond van haar handelsnaam- en merkenrecht succesvol bezwaar tegen domeinnaamregistratie door, althans in vermeende samenspraak met een voormalig medewerker.

“Al deze omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, brengen mee dat voldoende aannemelijk is dat de registratie door Direct Select van de domeinnaam grootgroen.nl in een bodemprocedure eveneens als domeinnaamkaping zal worden gekwalificeerd, gepleegd in samenspanning met Verheijen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8226

Een verwarrend uithangbord

Rechtbank Utrecht, 12 november 2008, HA ZA 08-451, Thuisbezorgd.nl tegen Jolidé V.O.F.  c.s. (met dank aan Fleur Folmer, NautaDutilh)

Handelsnaamrecht. Thuisbezord.nl tegen thuisbezorgen.nl. Nog niet eerder gepubliceerd tussenvonnis uit november 2008, voorafgaand aan het vorige week gewezen eindvonnis (Rechtbank Utrecht, 23 september 2009, IEF 8218). Een domeinnaam is in beginsel niet meer dan een (internet)adres, maar kan kleuren tot handelsnaam. Thuisbezorgd.nl is niet zuiver beschrijvend. Sprake van verwarring of verwarringsgevaar. Geen inbreuk op beeldmerk Thuisbezorgd.nl. In citaten:

Domeinnaam gebruikt als handelsnaam: 7.7 (…) Dit alles leidt tot de conclusie dat de domeinnaam thuisbezorgen.nl gebruikt wordt als een uithangbord voor een website waaruit niet een duidelijk andere handelsnaam blijkt voor de onderneming die de site voert. Daarmee wordt de domeinnaam niet uitsluitend als een adres gebruikt, maar tevens als voor derden kenbare aanduiding van de bedrijfsactiviteiten/onderneming. Door deze koppeling wordt thuisbezorgen.nl gekleurd tot handelsnaam.

Verwarring: 7.13. De handelsnaam thuisbezorgen wijkt slechts in zeer geringe mate af van de handelsnaam thuisbezord.nl(…) Tb heeft onweersproken gesteld dat dat verwarringsgevaar niet alleen bestaat bij de consument, maar ook bij het personeel van de bij haar aangesloten bezorgrestaurants. (…). Uit het feit dat Jolidé bij brief van 3 november 2006 Tb heeft gesommeerd het gebruik van de naam thuisbezorgd.nl te staken leidt de rechtbank af dat ook Jolidé van mening is dat er sprake is van verwarring of verwarringsgevaar.

Niet beschrijvend: 7.14. (..) In de onderhavige zaak doet zich niet de situatie voor dat een zuiver beschrijvend woord als handelsnaam gebruikt wordt. De handelsnaam van Tb is samengesteld uit het (sic) woorden thuis gevolgd door een vervoeging van het woord bezorgen. Dit zijn weliswaar gewone Nederlandse woorden, maar door de combinatie van deze woorden met het achtervoegsel ‘.nl’ is een niet zuiver beschrijvend woord ontstaan voor de door Tb aangeboden diensten (…) In zoverre is er hier een andere situatie dan bij het gebruik van de naam Camping Holidays voor kampeervakanties of hypotheekloffeerte.nl voor het online aanbeiden van hypotheekoffertes. Anders dan Jolidé heeft aangevoerd is hier derhalve geen sprake van monopolisering door Tb. Van een louter beschrijvende aanduiding.

Merkenrecht: 7.15 (…) verwijst de rechtbank naar het oordeel daarover in het arrest van 15 januari 2008 van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem. Ook de rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende overeenstemming bestaat tussen de tekst thuisbezorgen.nl en het door Tb geregistreerde beeldmerk, om te kunnen oordelen dat inbreuk op het merkenrecht van Tb wordt gemaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8218

Thuisbezorgen

Rechtbank Utrecht, 23 september 2009, LJN: BJ8578, Thuisbezorgd.nl B.V. tegen Jolidé V.O.F.

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eindvonnis (tussenvonnis: Rechtbank Utrecht, 12 november 2008, IEF 8226) in zaak over thuisbezorgd en thuisbezorgen. Kort vonnis, in citaten:

2.2.  In het tussenvonnis van 4 maart 2009 heeft de rechtbank Tb in de gelegenheid gesteld te reageren op de door Jolidé bij antwoordakte in het geding gebrachte stukken en de stellingen van Jolidé met betrekking tot de oprichting en inschrijving van de besloten vennootschap Tjokke e-marketing B.V. en de overdracht van de domeinnaam aan die besloten vennootschap.

2.5.  Met Tb moet worden geoordeeld, dat het nog steeds in de macht ligt van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] als vennoten van de vof Jolidé en pro se om de domeinnaam op elk gewenst moment opnieuw aan Jolidé dan wel aan een derde te doen overdragen en dientengevolge haar inbreukmakende en onrechtmatige handelwijze voort te zetten. Gelet op de overdracht van de domeinnaam door Jolidé gedurende deze procedure is dit ook geenszins uit te sluiten.
Het mag dan zo zijn, dat zoals Jolidé stelt, de situatie niet meer is zoals in het tussenvonnis van 12 november 2008 onder 7.3. is vermeld, maar dit laat onverlet dat nog steeds sprake is van een dreigende inbreuk van de handelsnaam thuisbezorgen.nl op de handelsnaam thuisbezorgd.nl en een daarmee verbandhoudend onrechtmatig handelen door Jolidé en haar vennoten pro se. Een verbod op het gebruik van de handelsnaam thuisbezorgen.nl en de domeinnaam thuisbezorgen.nl is derhalve nog steeds gerechtvaardigd evenals het verbod als vermeld in het tussenvonnis van 12 november 2008 onder 7.17.

2.10.  (…) In de onderhavige procedure heeft de discussie zich met name toegespitst op het bepaalde van artikel 5 HNW. Er zal dan ook van worden uitgegaan dat aan de werkzaamheden die daarmee gemoeid zijn 90% is besteed. De overige 10% moet worden geacht te zijn besteed aan werkzaamheden in verband met de discussie op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW, omdat dit een aanzienlijk geringer onderdeel van de discussie in deze procedure uitmaakt.

2.11.  Deze zaak kan als een eenvoudige zaak (zonder re- en dupliek en/of pleidooi) in het kader van de indicatietarieven worden gekwalificeerd. (…) kan een bedrag van
90 % van EUR 8.000,-- als maximaal redelijk en evenredig worden geacht, oftewel
EUR 7.200,--, vermeerderd met het vastrecht van EUR 254,--.  Voor de overige 10% dient aansluiting te worden gezocht bij het gebruikelijke liquidatie tarief.

 Lees het vonnis hier.

IEF 8157

Onder psychologen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 3 september 2009, KG ZA 09-1503 P/EB, E.L. Deen tegen Deen Coaching B.V. & Hexson B.V. (met dank aan Jesse Hofhuis, Jesse Hofhuis).

Handelsnaamrecht. Partijen hebben al eerder over een handelsnaamrechtelijke geschil tot aan het hof geprocedeerd. Het onderhavige geschil ziet op de handelsnamen Deen Outplacement en Deen Coaching. Eiser ziet zijn vorderingen afgewezen en wordt veroordeeld in de onbetwiste 1019h proceskosten. Kort, in citaten:

Conventie. 53. Deen Coaching heeft ter zitting toegezegd dat zij - zonder te erkennen dat zij daartoe rechtens gehouden is - het Handelsregister zal verzoeken om haar handelsnamen 'Deen Coaching' en 'Deen Outplacement' door te halen en dat zij haar statutaire naam zal wijzigen, omdat zij geen plannen heeft om zich onder deze namen te profileren. (…)

5.4. Met betrekking tot het gevorderde verbod op het voeren van andere handelsnamen dan onder 5.3 genoemd, die op verwarringwekkende wijze overeenstemmen met die van Erik Deen, dient te worden beoordeeld of Erik Deen de handelsnamen 'Deen Outplacement’ en 'Deen Coaching' rechtmatig voerde voordat Deen Coaching onder daarop gelijkende namen naar buiten trad. Partijen zijn het er over eens dat bij die beoordeling het vonnis van de voorzieningenrechter te Den Haag en het arrest van het gerechtshof te Den Haag als uitgangspunt moeten worden genomen, Partijen zijn het er voorts over eens dat uit die uitspraken volgt dat Erik Deen slechts gebruik mag maken van de naam 'Deen' in zijn handelsnamen, indien die naam wordt voorafgegaan door de naam 'Erik' en gevolgd door een omschrijving van het werkterrein. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat het gebruik door Erik Deen van handelsnamen zonder toevoeging van zowel de naam 'Erik' als een omschrijving van de activiteit niet geoorloofd is. Voorzover Deen Coaching het woord 'Deen' in haar handelsnaam wil laten volgen door een woord dat de gebruikelijke omschrijving van haar werkgebied is, kan haar dat recht niet worden ontzegd. Dat dit verwarring kan veroorzaken met de door Erik Deen gevoerde handelsnamen (Deen', voorafgegaan door 'Erik' en gevolgd door een omschrijving van het werkterrein), is uitsluitend het gevolg van de keuze van Erik Deen om met zijn handelsnamen zo dicht aan te gaan zitten tegen de reeds veel langer gebruikte handelsnamen van (de rechtsvoorganger van) Deen Coaching. Dit verwarringsgevaar kan dan ook niet leiden tot een verbod aan Deen Coaching om in haar handelsnamen het beschrijvende element op te nemen. Het gevorderde verbod op het gebruik van andere, op de handelsnaam van Erik Deen gelijkende handelsnamen wordt daarom afgewezen.

5.5. Erik Deen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Zij vordert een bedrag van EUR 11.780.85 aan advocaatkosten. Erik Deen heeft hiertegen geen verweer gevoerd en deze kosten komen redelijk voor.

Reconventie: 6.3.A Partijen verschillen van mening over de vraag of het gebruik van een domeinnaam moet worden aangemerkt als het gebruik van een handelsnaam. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van alle omstandigheden van her geval. Erik Deen gebruikt de domeinnamen www.deencoaching.nl en www.deenreintegatie.nl om mogelijke klanten die op zoek zijn naar een onderneming die onder de naam 'Deen' deze diensten aanbiedt, naar zijn site te leiden. Hij treedt onder deze naam dus naar buiten, zodat het gebruik van deze namen als gebruik van handelsnamen moet warden aangemerkt. Omdat de handelsnamen van partijen zo dicht bij elkaar liggen, rust op Erik Deen de plicht om verwarring zoveel mogelijk te voorkomen Nu zijn echt op gebruik van de naam 'Deen' - zoals hiervoor onder 5.4 is ovenrwogen - is beperkt door de eis dat die naam moet zijn voorzien van de hiervoor genoemde toevoegingen en nu het gebruik van de domeinmamen www.deencoaching.nl en www .deenreintegratie.nl. de verwarring nog groter maakt, maakt Erik Deen door het gebruik van die domeinnamen inbreuk up de (handelsnaam- en merk)rechten van Deen en Herxson. Dit geldt niet voor de domeinnaam www.erikdeen.nl, nu deze domeimaam duidelijk verwijst naar Erik Deen. Dat Erik Deen heeft toegezegd om de domeinnamen www.deencoaching.nl en www.deenreintegatie.nl “dood” te zullen maken, ontneemt Deen en Herxson niet hun belang bij het gevorderde verbod om andere inbreukmakende handelsnamen te voeren. De slotsom is dat het gevorderde verbod op het gebruik van de domeinnamen www.deencoaching.nl, www.deenreintegratie.nl en www.erikdeen.nl zal worden afgewezen, maar dat vordering voor bet overige zal worden toegewezen, waarbij de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8142

Tot twee keer toe

Rechtbank Arnhem, 12 augustus 2009, LJN: BJ6245, Ebw Installatietechnieken B.V. tegen Ebw Elektrotechniek B.V.,

Handelsnaamwet, tussenvonnis. Ex art. 5 en 5a HNW is tussen de beide ondernemingen verwarring te duchten - ouder recht? - recente wijziging handelsnaam - bewijsopdracht m.b.t. gunnen van installatiewerk, dat door misverstand aan de wederpartij zou zijn gegund. 

4.5.  Over deze vragen is tot twee keer toe uitspraak gedaan in kort geding en de rechtbank neemt de inhoudelijke overwegingen van de voorzieningrechter over en maakt die tot de hare. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank EBW Installatietechnieken heeft aangetoond dat er verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is in de zin van artikel 5 en 5a HNW. (…)

4.6.  Of EBW Elektrotechniek als gevolg van de overeenkomst met [betrokkene] over zodanige oudere rechten op een handelsnaam met het onderdeel EBW beschikt, dat EBW Installatietechnieken om die reden EBW Elektrotechniek niet meer kan verbieden de handelsnaam EBW Elektrotechniek te gebruiken, laat de rechtbank in het midden. [betrokkene] kon immers niet méér overdragen dan hij zelf had, te weten een recht op de handelsnaam ‘[naam bedrijf])’ met een geografisch zeer beperkte omvang, te weten Thorn en omstreken. Dit betekent dat de eventuele oudere rechten van EBW Elektrotechniek niet verder strekken dan dat en dat EBW Installatietechnieken EBW Elektrotechniek in dat geval niet kan verbieden de oudere handelsnaam ‘[naam bedrijf])’ te gebruiken in Thorn en omstreken.

4.7.  Daarnaast maakt EBW Elektrotechniek door het voeren van de handelsnaam EBW Elektrotechniek inbreuk op het door EBW Installatietechnieken geregistreerde beeldmerk EBW. (…)

4.8.  Het vorenstaande betekent dat het eerste gedeelte van de onder C gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is. Voor toewijzing van het tweede gedeelte van de onder C gevorderde verklaring voor recht en de onder D gevorderde veroordeling tot betaling van een voorschot op een schadevergoeding moet echter vast komen te staan dat EBW Installatietechnieken schade heeft geleden tot minimaal het bedrag van € 15.000,--. EBW Installatietechnieken stelt in dit verband dat zij een overeenkomst met Eurocommerce had gesloten betreffende het hiervoor al genoemde kantoorgebouw in Hoofddorp en dat EBW Elektrotechniek later als gevolg van een misverstand de opdracht heeft gekregen. Omdat EBW Elektrotechniek betwist dat zij als gevolg van een misverstand de bewuste opdracht heeft gekregen, rust op EBW Installatietechnieken volgens de normale regels de bewijslast van het door haar gestelde.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Vzr Rechtbank Arnhem, 18 december 2008, IEF 7607 & Rechtbank Arnhem 21 augustus 2008, IEF 7015.

IEF 8137

Eén advocaat is geen advocaten

Rechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht, 2 juli 2009, LJN: BJ4765, Eiser tegen de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten & de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, partij ex artikel 8:26 van de Awb.

Handelsnaamrecht, althans handelsnaamzelfregulering. Eén advocaat mag zich niet ‘advocaten’ noemen. "Eiser heeft het verzoek gedaan om hem op grond van artikel 7, tweede lid, van de Samenwerkingsverordening 1993 ontheffing te verlenen voor het gebruik van de kantoornaam “{eiser} Advocaten”. Verweerder heeft zulks geweigerd (…) “Eiser is thans de enige aan het kantoor “{eiser} Advocaten” verbonden advocaat. Daarnaast is een niet-jurist op het gebied van bewindvoering werkzaam. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder, dat met het gebruik van de naam “{eiser} Advocaten” wel het bestaan van zo’n samenwerkingsverband wordt gesuggereerd. Ingevolge het bepaalde in het hiervoor weergegeven artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van de verordening is dit niet toegestaan. De weigering van de aangevraagde ontheffing kan daarom gehandhaafd blijven."

Lees de uitspraak hier.

IEF 8106

Geografisch en economisch niet te verwaarlozen

Gerechtshof Amsterdam 18 augustus 2009, rolnr. 2006/1817. Eurocommerce Holding B.V. tegen Eurocommercial Properties B.V. (Met dank aan Remco van Leeuwen, Van Doorne).

Handelsnaamrecht. Hoger beroep (vonnis in eerste aanleg IEF 2160). Over inburgering en het voeren van handelsnamen. 75% / 25% kostenveroordeling.

Merk. "ECH heeft zich er op beroepen dat het teken Eurocommerce door inburgering onderscheidend vermogen heeft verkregen. In zijn arrest van 7 september 2006 (NJ 2007, 238) in de zaak Europolis, naar welk arrest beide partijen hebben verwezen, heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen het bepaalde in artikel 3 lid 3 van de Merkenrichtlijn 89/104/EEG aldus uitgelegd - kort samengevat en voorzover hier van belang - dat bij een beroep op inburgering dient te worden aangetoond dat het merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gehele gedeelte van het Beneluxgebied waar een weigeringsgrond [tot inschrijving van het merk] bestaat en dat, indien de weigeringsgrond slechts bestaat in één taalgebied van de Benelux, moet komen vast te staan dat het merk door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven in dit gehele taalgebied, in die zin dat de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel ervan, de betrokken waar of dienst op basis van het merk als van een bepaalde onderneming afkomstig identificeren.

In het licht van dit arrest en in aanmerking nemende hetgeen hierboven onder 4.5 is overwogen met betrekking tot het gebrek aan onderscheidend vermogen van de woordcombinatie Eurocommerce en van de bestanddelen "euro" en "commerce", kan van inburgering hier slechts sprake zijn indien deze betrekking heeft op het gehele gebied van de Benelux, derhalve niet alleen het Nederlandstalige maar - in ieder geval - ook het Franstalige gebied. Nu ECH uitdrukkelijk stelt het merk alleen in Nederland te gebruiken, is aan deze voorwaarde niet voldaan zodat het beroep op inburgering reeds daarom niet kan slagen. maar ook indien dit anders zou zijn en zou moeten worden aangenomen dat, zoals ECH stelt, in het onderhavige geval inburgering door gebruik in alleen het Nederlandse taalgebied van de Benelux volstaat, is daaraan niet voldaan nu ECH zich naar eigen zeggen niet, althans niet meer, mede op de - geografisch en economisch niet  te verwaarlozen - Nederlandstalige markt van België (Vlaanderen) heeft begeven en - zoals reeds opgemerkt - alleen in Nederland actief is. Het door ECH aangeboden bewijs van inburgering in Nederland is derhalve niet ter zake doende althans ontoereikend en het aanbod wordt gepasseerd."

Handelsnaam. "Gebruik door ECH van de enkele aanduiding Eurocommerce als handelsnaam blijkt niet uit de (in eerste aanleg en in hoger beroep) door haar overgelegde producties voor zover deze afkomstig zijn van B.V. Eurocommerce. Deze vennootschap is immers, zoals ECH zelf te kennen heeft gegeven, niet ingebracht in ECH. Uit de stukken blijkt wel van gebruik door Eurocommerce Robex Groep B.V., de rechtsvoorgangster van ECH, van de enkele aanduiding Eurocommerce als handelsnaam vóór 31 mei 2001, toen EXP de handelsnaam Eurocommercial Properties is gaan voeren. Het hof is echter van oordeel dat de aard en de plaats van de bedrijfsactiviteiten van partijen in zodanig belangrijke mate van elkaar verschillen dat bij het relevante publiek geen gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten."

"Bij deze uitkomst van het geding in hoger beroep, waarbij partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld, past een kostenveroordeling van ECH voor 75% en van ECP voor 25%."

Lees het vonnis hier.