DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7079

Keurslagerij Voornaam Gedaagde

KeurslagerVzr. Rechtbank Arnhem LJN: BF0746, 8 september 2008, Keurslagerij tegen Gedaagde.

Eerst even voor jezelf lezen. Handelsnaamrecht. `De vraag die nu voorligt is of het door gedaagde voorgenomen gebruik van de vermelding ‘Eigenaar: gedaagde’ op de pui van de slagerij, in reclame-uitingen of in publicaties, naast het gebruik van de niet verwarrende handelsnaam ‘Keurslagerij voornaam gedaagde’, moet worden beschouwd als het voeren van een handelsnaam met het onderdeel ‘achternaam gedaagde’, dat op grond van artikel 5 HNW verboden is.

`4.5.  [gedaagde] heeft ter zitting een foto overgelegd van de voorzijde van zijn te openen bedrijfspand. Daarop is aan de bovenzijde de handelsnaam ‘[gedaagde] keurslager’ in grote letters aangebracht, met vlak daaronder een blauwe balk, waarin in kleinere witte letters staat: ‘verstand van lekker vlees’. Een stuk lager, meer aan de onderzijde van de pui, loopt nog een blauwe balk. In die balk wil hij aan de rechterzijde, ongeveer in dezelfde lettergrootte en met hetzelfde lettertype als de letters ‘verstand van lekker vlees’, de tekst ‘Eigenaar: [gedaagde]’ aanbrengen. Dat [gedaagde] trots is op zijn familienaam en deze graag wil uitdragen acht de voorzieningenrechter begrijpelijk. Echter, de voorzieningenrechter acht in hoge mate aannemelijk dat deze voorgenomen permanente vermelding van ‘Eigenaar: [gedaagde]’ op de voorgevel van de slagerij tot het publiek mede zal doordringen als (onderdeel van de) handelsnaam, omdat bij het publiek daardoor niet alleen de naam ‘[naam bedrijf slager]’ zal blijven hangen maar ook de naam [gedaagde]. Juist vanwege de familiegeschiedenis van de [gedaagde]s, met de opa en de vader van [gedaagde] die beide slagers in hart en nieren waren, zal deze vermelding van zijn naam als eigenaar op de pui van ‘[naam bedrijf slager]’ voorlopig geoordeeld bij het publiek al snel een relatie met de rechtmatig gevoerde oudere handelsnaam ‘[eiseres]’ doen vermoeden. Daarmee blijft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het gevaar bestaan voor verwarring bij het publiek, in die zin dat het publiek op zijn minst een juridische of economische band zal vermoeden tussen de twee genoemde slagerijen. Daardoor valt ook dit gebruik van de naam [gedaagde] onder het verbod van artikel 5 HNW. Overigens is het vermelden van de naam van de eigenaar van de slagerij op de voorgevel of pui ook niet noodzakelijk of gebruikelijk. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding tot toewijzing van het onder 3.1. onder a) gevorderde gebod, zij het dat de voorzieningenrechter dit gebod iets zal beperken en nader specificeren, zodanig dat duidelijk is dat [gedaagde] zich zal dienen te onthouden van het aanbrengen van de vermelding ‘Eigenaar: [gedaagde]’ op de pui of voorgevel van de slagerij aan het adres [adres] te [woonplaats].`

Lees het vonnis hier.

IEF 7068

Jij moet betalen. Betalen jij!

Mr. SchoneleijRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG RK 08/1331, Schoone Lei Incassodiensten B.V. tegen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A., handelend onder de naam ‘Rabobank Nederland’

Ex parte beschikking. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Interactieve reclame van Rabobank.  Door gebruik van het teken ‘Meester Schoneleij’ ( een zeer dubieuze incasseerder) op de website www.schoneleij.nl, het gebruik van de naam ‘Meester Schoneleij’ in de commercial op de website www.schoneleij.nl, het gebruik van de domeinnaam schoneleij.nl en het gebruik van het Google Ad-Word ‘Schoone Lei’ zou Rabobank inbreuk maken op het exclusieve merkrecht van Schoone Lei. Verzoek afgewezen, geen gebruik voor waren of diensten, geen onderneming, geen evident ongerechtvaardigd voordeel of reputatieschade.

 “2.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek niet in overeenstemming is met de aan de onderbouwing van een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk. Voorshands is niet aannemelijk dat het teken Meester Schoneleij (op welke wijze dan ook) wordt gebruikt ter onderscheiding van waren of diensten dan wel dat onder deze naam een onderneming wordt gedreven. Artikel 2.20 lid 1 en onder b BVIE en de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet kunnen om die reden dus niet als grondslag in aanmerking worden genomen. Mede gelet op het parodiërend karakter van de commercial staat voorts niet buiten twijfel dat in het onderhavige geval ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit dan wel afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk. Ook op grond van artikel 2.20 lid 1 en onder d BVIE kan de gevraagde voorziening derhalve niet worden toegewezen.”

Lees de beschikking hier

IEF 7064

In elkaar geknutseld

Peter DonkerslootRechtbank Amsterdam 10 september 2008, HA ZA 03-1002, Peter Donkersloot tegen Va Roij c.s. (met dank aan Rutger Kleemans en Theo Blomme, Freshfields Bruckhaus Deringer).

Twee vonnissen gewezen door de rechtbank Amsterdam op 19 april 2006 (tussenvonnis: bewijsopdracht) en 10 september 2008 (eindvonnis). De zaak betreft auteurs-, merken en handelsnaamrecht alsmede contractenrecht (het beëindigen van een (agentuur)overeenkomst tussen kunstenaar en galeriehouder).
 
Na het tussenvonnis ging de vraag grotendeels over de authenticiteit van een verklaring waarin de kunstenaar Peter Donkersloot al zijn auteursrechten aan de galeriehouder zou hebben overgedragen.

“2.8 (…) De vordering “Ten aanzien van de auteursrechten” onder 2. in het tussenvonnis van 19 april 2006, die zich uitsluitend tot Van Roij richt, is toewijsbaar voorzover die er toe strekt voor recht te verklaren dat Van Roij geen rechten kan ontlenen aan de 97-verklaring. Vast is immers komen te staan dan die verklaring buiten medeweten van Donkersloot in elkaar is geknutseld op de wijze als hiervoor omschreven, teneinde aldus een niet bestaande overdracht van auteursrechten te suggereren. Er is op dit punt geen overeenstemming tussen Donkersloot en Van Roij tot stand gekomen, zodat voor nietigverklaring van d e97-verklaring – die immers geen (al dan niet gebrekkige) wilsuiting van Donkersloot behelst – geen aanleiding is”

Lees het eindvonnis hier, het tussenvonnis hier en de verklaring hier.

IEF 7049

Voor zover van die verplichting niet al ontheven

Rechtbank Utrecht, 3 september 2008, LJN: BE9612, Ferdinand Zandbergen B.V. tegen Jan Zandbergen B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Inbreuk Handelsnaam, ontheffing veroordeling ADR-procedure bij arbitragehof te Praag mbt EU-domeinnaam (Zie ook Gerechtshof Amsterdam, 3 juni 2008, IEF 7018)
 
“4.10.  Resteert de vraag of Ferdinand Zandbergen B.V. moet worden ontheven van haar verplichting tot overdracht van de domeinnaam zandbergen.eu aan Jan Zandbergen B.V. De rechtbank is in beginsel van oordeel dat Ferdinand Zandbergen B.V. uit die verplichting al is ontheven. In artikel 22 lid 13 van de verordening (EG) 874/2004 is immers bepaald dat de resultaten van de ADR bindend zijn voor partijen en het register, tenzij binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van het resultaat van de ADR-procedure aan partijen een gerechtelijke procedure wordt ingeleid. Nu Ferdinand Zandbergen B.V. binnen deze gestelde termijn na kennisgeving van de beslissing van het Arbitragehof van 2 september 2007 de onderhavige procedure heeft ingeleid, is de beslissing van het Arbitragehof tot overdracht van de domeinnaam niet meer bindend tussen partijen. Reeds daardoor is Ferdinand Zandbergen B.V. uit de verplichting tot overdracht ontheven. Een afzonderlijke gerechtelijke uitspraak lijkt daar dus niet voor nodig te zijn.

Artikel B 12 (a) van de Voorschriften ADR, waarnaar het Arbitragehof in haar uitspraak verwijst, is echter niet gelijkluidend aan het genoemde artikel 22 lid 13 van de verordening (EG) 874/2004. In artikel B 12 (a) is immers bepaald dat de uitspraak van de arbiters bindend is, onverminderd het recht van partijen om een gerechtelijke procedure te starten. Met het oog op dit verschil in de formulering van voornoemde artikelen zal de rechtbank Ferdinand Zandbergen B.V. van zijn verplichting tot overdracht van de domeinnaam zandbergen.eu ontheffen, voor zover zij daar niet al van is ontheven op grond van het bepaalde in artikel 22 lid 13 van de Verordening (EG) 874/2004. Dat Ferdinand Zandbergen B.V. de domeinnaam niet aan Jan Zandbergen B.V. hoeft over te dragen brengt geen verandering in het onder 4.4. gegeven oordeel dat de ten name van Ferdinand Zandbergen B.V. geregistreerde domeinnaam zandbergen.eu moet worden ingetrokken.

(…) De rechtbank verklaart voor recht dat noch Ferdinand Zandbergen B.V. noch Jan Zandbergen B.V. de domeinnaam zandbergen.eu toekomt, ontheft Ferdinand Zandbergen B.V. van de verplichting opgelegd bij beslissing van het Arbitragehof te Praag, verzonden op 5 september 2007, tot overdracht van de domeinnaam zandbergen.eu aan Jan Zandbergen B.V., voor zover Ferdinand Zandbergen B.V. van die verplichting niet al is ontheven op grond van het bepaalde in artikel 22 lid 13 van de Verordening (EG) 874/2004, compenseert de

Lees het vonnis hier.

IEF 7043

Kinderen de dupe

Hoge Raad, 5 september 2008, LJN: BD4746, De Stichting Hoop Voor Straat- En Zwerfkinderen tegen De Stichting Fonds Toekomst Voor Kinderen.

Handelsnaamrecht; rechtmatigheid gebruik gelijkende handelsnaam. Verkade & Hoge Raad concluderen dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. (81 RO).

Conflict over de compatibiliteit van de namen: - enerzijds Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen JUCONI, waarbij het gewicht van het woord JUCONI voor het hof doorslaggevend was, wat nu in cassatie wordt bestreden; - anderzijds Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen: dat is niet langer de statutaire naam van Stichting Toekomst (die is nu immers: Stichting Fonds Toekomst voor Kinderen), maar de Stichting Toekomst wijst het verwijt van onrechtmatigheid van een naam met 'hoop voor kinderen' erin van de hand (al dan niet in verband met de schadeclaim van 'Stichting Hoop').

Het hof heeft - als feitenrechter - vastgesteld (IEF 3705) dat Stichting Hoop naar buiten toe veelal optreedt onder de naam 'Juconi', al dan niet met toevoeging van haar statutaire naam, en dat daarom niet sprake is van een zodanig verwarringsgevaar dat dit kan leiden tot het door Stichting Hoop gevraagde verbod. In dit oordeel ligt besloten dat het feitelijk voeren door de Stichting Hoop van haar statutaire naam in samenhang met de naam 'Juconi' zodanig overheersend is (boven het voeren van die statutaire naam zonder de naam 'Juconi'), dat verwarringsgevaar daarmee (zo goed als) uitgesloten is.

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Lees het arrest hier.

IEF 7030

Ik vond het wel grappig

“In 1989 schreef Rotterdammer Willem Spiegelberg zijn bedrijf Nuon, kort voor Nu of Nooit, in bij de Kamer van Koophandel. Het was een bedrijf dat schepen laadde en loste in de haven van Rotterdam. Dat er nóg een bedrijf dat Nuon heette op de markt kwam, merkte hij pas toen de energiereus begin jaren '90 shirtsponsor werd van voetbalclub Vitesse. "Ik vond het wel grappig", grinnikt Willem.

(…) Het havenbedrijfje van Willem liep op de klippen. Hij maakte onder dezelfde naam een doorstart met een taxionderneming.Vervolgens plofte er een brief bij hem op de deurmat, afkomstig van de stroomgigant die beweerde het alleenrecht te hebben op de naam Nuon. (…) Hij nam contact op met de Kamer van Koophandel en nam een advocaat in de arm. Beide partijen stelden hem in het gelijk. Ondanks de brievenstroom krijgt Willem echter geen contact met de energiemaatschappij. Dit zette zoveel kwaad bloed dat de verbeten taxichauffeur inmiddels de rollen heeft omgedraaid. (…)  Nuon bevestigt te zijn teruggekrabbeld na de brieven van de ontstemde taxichauffeur. "We opereren in een compleet andere branche", laat woordvoerster Mandy Ros weten. ’We ondernemen verder geen stappen. Mocht meneer een rechtszaak willen beginnen, dan wachten we dat rustig af.’”

Lees hier meer.

IEF 7018

Ontvlechtingovereenkomst

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem,  3 juni 2008, Ferdinand zandbergen B.V. tegen Jan zandbergen B.V.,

Merkenrecht, handelsnaamrecht. Depot te kwader trouw wegens strijd met addendum ontvlechtingovereenkomst, waarin is overeengekomen dat ook Ferdinand zandbergen de handelsnaam Zandbergen in de toekomst mocht blijven gebruiken, zolang deze maar onderscheidend was van de door Jan Zandbergen gebruikte handelsnamen, waaronder de naam Jan zandbergen. Liquidatietarief: werkelijke kosten slechts onderbouwd met kopieën van enkele (niet nader toegelichte) facturen.

 “4.3 Van dit laatste is in het onderhavige geval sprake. Op basis van het addendum moet worden aangenomen dat Ferdinand zandbergen de handelsnaam 'Zandbergen' (zonder meer) niet zou mogen voeren, hetgeen zij in deze procedure ook niet heeft betwist. Dat zij zich vervolgens - ondanks die afspraak en ondanks het gegeven dat partijen expliciet zijn overeengekomen dat het recht op de (bestaande) handelsnaam 'Jan Zandbergen' aan Jan Zandbergen toekwam - wel het woordmerk 'Zandbergen' (zonder meer) zou kunnen toe eigenen door dat als eerste te deponeren, kan niet worden aanvaard.

In de eerste plaats doorkruist Ferdinand Zandbergen daarmee de in het addendum vastgelegde regeling dat zij haar handelsnaam zal moeten kiezen door aan 'zandbergen' iets onderscheidends toe te voegen om het onderscheidend te maken van (onder meer) de handelsnaam Jan Zandbergen. Het depot van het merk 'Zandbergen' (waarmee Ferdinand Zandbergen immers de aan een woordmerk verbonden rechten verwerft) beperkt Jan Zandbergen in de mogelijke uitoefening van de aan haar handelsnaam verbonden rechten, en ontneemt haar aldus een deel van de haar in het addendum toebedeelde rechten.

Daarnaast moet worden aangenomen dat het merk 'zandbergen' overeenstemmend is met de - voorgebruikte handelsnaam 'Jan Zandbergen' nu het kenmerkende deel van die beide aanduidingen - de geslachtsnaam Zandbergen - identiek is, zodat ook zonder de regeling van artikel 1 lid 4 van het addendum moet worden aangenomen dat het (oudere) recht van Jan Zandbergen op haar handelsnaam in de weg staat aan de mogelijkheid van Ferdinand Zandbergen om die naam als merk te deponeren.

 Ten slotte moet worden opgemerkt dat beide partijen zich bezighouden met dezelfde activiteiten (kort gezegd: de groothandel in vleesproducten) en dat zij daarin ook rechtstreeks concurreren. Aldus is het gevaar gecreëerd dat verwarring ontstaat, nu Ferdinand Zandbergen ervoor gekozen heeft juist (en uitsluitend) dat deel van de door partijen gebruikte namen te deponeren dat volledig met elkaar overeenstemt, en dat dus onduidelijk laat of het publiek te maken heeft met onder neming van Ferdinand zandbergen of Jan Zandbergen. Een en ander impliceert dat ook het hof tot het oordeel komt dat het depot te kwader trouw is verricht en dat de eerste grief van Ferdinand Zandbergen derhalve moet worden verworpen. Dat partijen in het addendum geen expliciete afspraak gemaakt hebben over het - op dat moment ook nog niet gedeponeerde - merk 'Zandbergen' leidt niet tot een ander oordeel; de stelling dat ook Jan Zandbergen zich - in strijd met het addendum - als rechthebbende op het woordmerk en/of de domeinnaam 'Zandbergen' beschouwt evenmin, reeds omdat die aanspraken van Jan zandbergen in dit geding niet ter beoordeling staan.”

Lees het vonnis hier (IEPT-versie), .EU arbitrage hier.

IEF 7015

Installatietechnieken

Rechtbank Arnhem, 21 augustus 2008, KG ZA 08-360, EBW Installatietechnieken B.V. tegen EBW Elektrotechniek

Handelsnaamrecht: “1.1. (…)De handelsnamen van eiseres en gedaagde wijken volgens de voorzieningenrechter slechts in geringe mate van elkaar af. Het meest opvallende bestanddeel ‘EBW’ is in beide handelsnamen identiek en de toevoegingen ‘Installatietechnieken’ enerzijds en ‘Elektrotechniek’ anderzijds zijn beschrijvende aanduidingen en daardoor niet of nauwelijks te monopoliseren. Voldoende aannemelijk is dat tussen de economische bedrijvigheid van de beide bedrijven op zijn minst enkele overlappingen bestaan. De door eiseres overgelegde voorbeelden van de reeds ontstane verwarring tussen de beide ondernemingen tonen naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarnaast aan dat de handelsnaam van eiseres al enige beschermingswaardige bekendheid genoot in het geografische gebied waar gedaagde actief is en dat de handelsnaam van eiseres al bekend was bij de toeleveranciers of instanties die hun stukken per ongeluk naar eiseres in plaats van naar gedaagde hebben verzonden. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter daarbij in aanmerking genomen dat niet alleen (potentiële) afnemers, maar ook leveranciers en andere bedrijven en instellingen waarmee de beide ondernemingen in aanraking komen, als het relevante publiek moeten worden beschouwd en dat het oordeel van het op normale wijze – dus niet goed – oplettende publiek als maatstaf dient te gelden.

Merkenrecht: “1.2. Daarnaast maakt gedaagde door het voeren van de handelsnaam EBW Elektrotechniek naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk op het door eiseres geregistreerde beeldmerk EBW. (…) Eiseres en gedaagde verlenen beiden diensten op het gebied van elektrotechnische installatie en beveiliging. Gedaagde gebruikt haar handelsnaam dus voor soortgelijke diensten. In het onderhavige geval stemt naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in het licht van het dominerende bestanddeel ‘EBW’ van het beeldmerk van eiseres, de totaalindruk van het beeldmerk van eiseres zodanig overeen met de totaalindruk van het logo en de handelsnaam van gedaagde, dat er sprake is van gevaar voor verwarring bij het publiek in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Er is sprake van een auditieve en visuele gelijkenis tussen de beide tekens. De verschillen in het gebruik van strepen in het beeldmerk van eiseres enerzijds en het in de handelsnaam van gedaagde anderzijds, doen aan het voorgaande onvoldoende af, omdat uitgegaan moet worden van de vluchtige indruk van het gemiddeld publiek bij snelle waarneming, dus het niet goed oplettende publiek, zoals hierboven ook al ten aanzien van het handelsnaamrecht is overwogen. Eiseres kan zich dus ook op grond van haar beeldmerk verzetten tegen de in geding zijnde handelsnaam van gedaagde. Het verweer van gedaagde dat zij vanwege haar oude handelsnaam Elektrotechnisch Bureau Wille een geldige reden heeft voor het gebruik van de afkorting EBW kan haar niet baten, nu voldaan is aan de criteria voor merkinbreuk ingevolge artikel 2.20 lid 1 sub b, waarin een eventuele geldige reden voor gebruik – wat daarvan ook zij – geen rol speelt.

Domeinnaam: “4.7. “(…) www.ebw.nu overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Deze vorderingen zijn alleen toewijsbaar op grond van de HNW als het gebruik van deze domeinnaam kan worden aangeduid als handelsnaamgebruik in de zin van artikel 1 HNW en niet slechts als digitaal internet ‘adres’. In het onderhavige geval kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden gesproken van handelsnaamgebruik, omdat gedaagde haar onderneming en haar bedrijfsactiviteiten op de inhoud van de website onder de domeinnaam www.ebw.nu aan het publiek presenteert en deze domeinnaam het meest kenmerkende bestanddeel van de handelsnaam van EBW Elektrotechniek bevat.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6584

Bruorrestriid (twa)

Rechtbank Leeuwarden, 6 augustus 2008, LJN: BD9727, [Y] Roggebroodbakkerij Tegen [C], H.O.D.N. De Breabakker & Eurobanket Vof.

“Roggebrea Van Dijk wint saak. De bakkerijen De Breabakker en Eurobanket meie gjin roggebrea mear ferkeapje mei de namme Van Dijk op it etiket. Dat is de útspraak fan de rjochter yn in boaiemproseduere.

De bedriuwen meitsje ynbreuk op de merkknamme en it etiket fan roggebrea fan Van Dijk Roggebroodbakkerij út Sint Jânsgea. As de De Breabakker en Eurobanket har net oan de útspraak hâlde moatte se in boete betelje fan 5000 euro deis. De saak spile tusken de bruorren Hindrik en Theade van Dijk. Oant 2002 hiene sy in bakkerij, mar dêrnei gie Theade van Dijk selsstannich fierder. Hindrik van Dijk hat doe de rjochten Van Dijk Roggebroodbakkerij fan syn broer kocht.“

Lees het vonnis hier. KG-vonnis hier. Bericht bij Omrop Fryslân hier.

IEF 6574

Den Haag Vandaag

ricastor-mercurius.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG ZA 08-594, Van Zanten Plants B.V. tegen Hofland B.V.(afbeeldingen met dank aan Hidde Koenraad, Vondst).

Kwekersrecht freesia met de rasbenaming “Ricastor” (bovenste afbeelding) 4.3. De onder 4.2. genoemde verweren van Hofland gaan voorshands oordelend niet op. Gesteld noch gebleken is dat Van Zanten De Haan toestemming heeft gegeven Beatrix te vermeerderen, te telen of te verkopen. Uit het feit dat Van Zanten richting De Haan kennelijk geen mededelingen heeft gedaan dit niet te doen, mag naar voorlopig oordeel geen impliciete toestemming worden afgeleid. De voorzieningenrechter laat daarbij nog in het midden of Hofland, als wel (impliciet) toestemming zou zijn gegeven, er vervolgens als koper op mocht vertrouwen dat ook zij Beatrix mocht, vermeerderen, telen of verkopen.”

Lees het vonnis hier.

abb.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG ZA 08-773, ABB ASEA Brown Boveri Ltd. tegen Camporiondo

Merkenrecht, handelsnaamrecht. “4.4. Voorshands oordelend komen de op het merkenrecht gebaseerde vorderingen de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor. Het op de websites van Camporiondo en SAI gebruikte teken ABB is gelijk aan het door ABB op 21 november 2003 gedeponeerde en onder 2.2 van dit vonnis afgebeelde Gemeenschapsbeeldmerk. Bovendien wordt dit teken voorshands oordelend gebruikt voor dezelfde diensten (financiële dienstverlening) als waarvoor het bedoelde Gemeenschapsbeeldmerk is ingeschreven. Het gebruik van het bedoelde teken is daarmee in strijd met artikel 9 lid 1 sub a GMVo. Het gevorderde inbreukverbod zal daarom, te versterken met een dwangsom, als nader in het dictum bepaald worden toegewezen”

Lees het vonnis hier.