DOSSIERS
Alle dossiers

Kamerstukken & EU  

IEF 12075

Publieke EU-consultatie: civiele handhaving van IPRs

DG Internal Market and Services Unit D.3 – Fight against counterfeiting and piracy, consultation document, ´Civil enforcement of intellectual property rights: public consultation on the efficiency of proceedings and accessibility of measures´, 30 november 2012 - 30 march 2013.

Verzoek. This technical survey aims at gathering specific information on the efficiency of proceedings and accessibility of measures used in the context of civil enforcement of intellectual property rights. These data will enable Commission to conduct a comprehensive assessment of the functionality of civil enforcement systems put in place in the Member States in order to improve the situation of all the actors active in the innovative sectors of European economy.

How to submit your contribution
In order to submit your contribution, please follow the procedure below:

This registration procedure is aimed at facilitating the filling in of the survey, as it provides the possibility to save a draft version of your contribution. Please note that the registration is not automatic; once we receive your request for registration, generated by the Registration Form, we will send you an e-mail with a personalised link to the survey.

Received contributions will be published on the Internet. It is important to read the specific privacy statement attached to this consultation for information on how your personal data and contribution will be dealt with. [red. meer informatie]

Period
From 30.11.2012 to 30.03.2013.

 

IEF 12063

WIPO vraagt uw input

Op verzoek. As part of the work of the WIPO Intergovernmental Committee on Genetic Resources, Traditional Knowledge and Folklore (IGC), WIPO is currently in the process of compiling an on-line, searchable database of biodiversity-related Access and Benefit-Sharing Agreements and related information, with a particular emphasis on the intellectual property aspects of such agreements.

The database is a work in progress. Interested parties are invited to contribute by completing Questionnaire WIPO/GRTKF/IC/Q.6 [DOC] and by sending it to the Traditional Knowledge Division at grtkf@wipo.int. (deadline is 14 december 2012)

IEF 12060

Uitbreiding van de geschriftenbescherming ligt daarom niet voor de hand

Brief regering; Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 naar aanleiding vragen van de leden Haverkamp en Van Dam, Kamerstukken II 2012-2013, 33400, nr. 20

In het Algemeen Overleg over de toekomst van het mediabeleid op 13 juni 2012 naar aanleiding van vragen van de leden Haverkamp en Van Dam over de 41 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33827, nr. 41 auteursrechtelijke bescherming van journalistieke producten op internet, toegezegd hierover contact op te nemen met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die verantwoordelijk is voor de Auteurswet. Dit heeft het volgende opgeleverd.

(...) Artikel 15, lid 4 bepaalt dat er ten aanzien van nieuwsberichten en gemengde berichten geen voorbehoud kan worden gemaakt. Dit zijn niet-oorspronkelijke werken die onder het lichtere regime van de geschriftenbescherming van artikel 10, lid 1, sub 1 vallen. Deze geschriftenbescherming is na het recente arrest van het Europees Hof in de Football Dataco-zaak [red. IEF 10977] niet langer onomstreden. Een uitbreiding van de geschriftenbescherming ligt daarom niet voor de hand.

In artikel 15 Aw is kort gezegd geregeld dat het overnemen van artikelen door de pers of door een ander medium met dezelfde functie in de pers of een ander medium met dezelfde functie, niet als een inbreuk op het auteursrecht wordt gezien. Voor een geslaagd beroep op deze exceptie dient wel te zijn voldaan aan een aantal voorwaarden die in artikel 15 zijn opgesomd. Een ervan bepaalt dat de exceptie niet van toepassing is indien het auteursrecht op het artikel uitdrukkelijk is voorbehouden door de maker (of diens rechtverkrijgende). De maker heeft het dus zelf in de hand of de exceptie van toepassing is of niet. Is het voorbehoud gemaakt, dan kan geen beroep gedaan worden op de persexceptie. Een eventuele overneming zonder toestemming vormt dan een inbreuk op het auteursrecht (tenzij er een geslaagd beroep op een andere exceptie mogelijk is). Artikel 15, lid 4 bepaalt dat er ten aanzien van nieuwsberichten en gemengde berichten geen voorbehoud kan worden gemaakt. Dit zijn niet-oorspronkelijke werken die onder het lichtere regime van de geschriftenbescherming van artikel 10, lid 1, sub 1 vallen. Deze geschriftenbescherming is na het recente arrest van het Europees Hof in de Footbal Dataco-zaak niet langer onomstreden. Een uitbreiding van de geschriftenbescherming ligt daarom niet voor de hand.

IEF 12059

Politiek akkoord: afronding octrooipakket voor eind van het jaar

Brief van de Minister van EZ, Kamerstukken II 2012-2013, 21 501-30, nr. 299.

Unitair octrooi - Politiekakkoord
Het voorzitterschap zet in op afronding van het octrooipakket voor het eind van het jaar. Dit betekent naar verwachting een politiek akkoord met betrekking tot de octrooiverordening en het rechtspraakverdrag op de Raad voor Concurrentievermogen van 10–11 december. De verwachting is dat het Europees Parlement nog in december plenair zal kunnen stemmen over de octrooiverordening. Ondertekening van het rechtspraakverdrag kan dan waarschijnlijk begin 2013 plaatsvinden.

Het octrooipakket bestaat uit:
1. De vertalingenverordening. Hierin wordt het vertaalregime voor het unitair octrooi vastgelegd, dat uitgaat van het taalregime van het Europees Octrooibureau: Frans, Duits, Engels. Besluitvorming hierover vindt plaats op basis van unanimiteit. Het Europees Parlement heeft adviesrecht.

2. De verordening unitair octrooi. Hierin wordt de unitaire octrooibescherming geregeld. De gewone wetgevingsprocedure (codecisie) is van toepassing.

3. Het Verdrag voor oprichting van een unitair octrooigerecht (rechtspraakverdrag). Met dit Verdrag wordt het octrooigerecht exclusief bevoegd wordt voor de beslechting van octrooigeschillen. Omdat dit Verdrag betrekking zal hebben op zowel toekomstige unitaire octrooien als de bestaande onder het Europees Octrooiverdrag is een apart, niet Communautair, Verdrag nodig.

Deze drie onderdelen moeten gelijktijdig en als één geheel in werking treden. Dat kan nadat het rechtspraakverdrag door dertien lidstaten is geratificeerd. De octrooiverordening (en het bijbehorende vertaalregime) wordt dan in die lidstaten van kracht. De streefdatum daarvoor is begin 2014.

Over de vertalingenverordening bereikte de Raad voorjaar 2011 een politiek akkoord. Tijdens de onderhandelingen bleek het niet mogelijk om met alle 27 lidstaten overeenstemming te bereiken over het talenregime. Daarom heeft de Raad destijds besloten tot nauwere samenwerking op dit dossier met alle lidstaten, behalve Italië en Spanje, zoals voorzien in het verdrag.

In december 2011 bereikte de Raad op hoofdlijnen overeenstemming over het inhoudelijk deel van de verordening unitair octrooi en het rechtspraakverdrag, maar kon het niet eens worden over de zetel van het octrooigerecht. Deze knoop werd door de Europese Raad van juni 2012 doorgehakt. De centrale divisie van het unitair octrooigerecht zal worden gevestigd in Parijs, met nevenvestigingen in München en Londen.

Daarnaast deed de Europese Raad de aanbeveling om de artikelen 6 tot en met 8 uit de octrooiverordening te schrappen. Deze artikelen hebben betrekking op de beschermingsomvang en -inhoud van het octrooirecht (het recht anderen te verbieden het octrooi te gebruiken, geoctrooieerde producten te vervaardigen, verhandelen en uitzonderingen daarop) en maken als zodanig ook al deel uit van het rechtspraakverdrag. Met de opname van deze bepalingen in de verordening zouden potentieel veel zaken worden doorverwezen naar het Hof van Justitie. Onder het bedrijfsleven – ook het Nederlandse bedrijfsleven – en de rechtspraktijk bestonden zorgen dat dit zou leiden tot langdurige procedures, met onzekere uitkomst. De Europese Raad kwam met de aanbeveling tegemoet aan deze zorgen. Nederland steunt de verwijdering van de bepalingen uit de verordening.

Het Europees Parlement had eerder een amendement voorbereid voor artikel 8 om te voorzien in een kwekersvrijstelling, conform Nederlandse wens. De kwekersvrijstelling houdt in dat kwekers voor het ontwikkelen van plantenrassen vrij gebruik kunnen maken van genetisch materiaal, ook als daar intellectueeleigendomsrechten op rusten. In het kwekersrecht bestaat een dergelijke voorziening al maar omdat steeds meer gebruik wordt gemaakt van technieken die octrooirechtelijk worden beschermd, komt een kwekersvrijstelling ook in het octrooirecht steeds meer in beeld. De kwekersvrijstelling zal nu alsnog in het rechtspraakverdrag worden geregeld. Naast het regelen van de kwekersvrijstelling in het rechtspraakverdrag zal een nieuwe bepaling worden opgenomen waarmee – nu de artikelen 6 tot en met 8 uit de verordening zijn gehaald – het unitair effect van het octrooirecht wordt gewaarborgd. Een definitief akkoord tussen Raad en het Europees Parlement op het pakket lijkt hiermee in zicht. In de commissie juridische zaken is het Europees Parlement akkoord gegaan met dit pakket. De plenaire stemming vindt naar verwachting in december plaats (mogelijk 11 december).

Nederland is een groot voorstander van een spoedige totstandkoming van het unitair octrooi, inclusief een gespecialiseerd octrooigerecht voor beslechting van geschillen. Een doorbraak is essentieel voor de versterking van het Europese economische groeivermogen. Het huidige Europese systeem is ongeveer 10 keer duurder dan dat van de VS en Japan. Daarmee staan Europese innovatieve bedrijven op een forse achterstand. Het unitair octrooi en de bijbehorende octrooirechtspraak zijn voor Nederland van groot belang gezien het grote aantal octrooiaanvragen van Nederlandse bedrijven. Nederland heeft hier de afgelopen jaren dan ook hard aan getrokken. Inhoudelijk zijn veel Nederlandse wensen in het totaalpakket gekomen, zoals een beperkt vertaalregime, een sterke centrale divisie binnen het octrooigerecht, een flexibel talenregime voor octrooirechtzaken en een goede kwaliteit van rechters. Uitgangspunt is dat op termijn het octrooigerecht kostendekkend zal zijn, zij het dat in de aanvangsfase bijdragen van de lidstaten nodig zullen zijn. Nederland steunt de overheveling van de artikelen 6 tot en met 8 naar het rechtspraakverdrag, het formuleren van een nieuw artikel in de verordening om het unitair effect van de octrooien te garanderen en het opnemen van een kwekersvrijstelling in het rechtspraakverdrag, vergelijkbaar met het onlangs bij de Tweede Kamer ingediende voorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995.

IEF 12058

Staatssecretarissen die zijn belast met IE-rechten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer mr. F. Teeven, is binnen de grenzen van het door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde beleid meer in het bijzonder belast met de aangelegenheden betreffende: (...)

c. auteursrecht;
d. juridische beroepen;
e. rechtsbijstand;
f. kansspelen;
g. bescherming persoonsgegevens;

De Staatssecretaris van Economische Zaken, de heer dr. J.C. Verdaas, is binnen de grenzen van het door de Minister van Economische Zaken vastgestelde beleid in het bijzonder belast met: (...)

f. intellectueel eigendom, voor zover het betreft octrooi- en kwekersrecht;

IEF 12043

Staatssecretaris: Ik vertrouw erop dat Nederlandse cbo's goed voorbereid zullen zijn op de Europese ontwikkelingen

Kamerbrief over Richtlijnvoorstel collectief beheer, kenmerk 324397.

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn standpunt ten aanzien van beide voorstellen nogmaals uiteen te zetten. Het onlangs aangetreden kabinet hecht aan een spoedige totstandkoming van het wetsvoorstel verbetering toezicht. Het belang van dit voorstel heb ik eerder verwoord in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 31 766, nr. 3).

Governance en transparantie (eerste deel)
Multiterritoriaal licentiëren (tweede deel)
Verhouding tot wetsvoorstel 31766 (Wetsvoorstel verbetering toezicht)
Bestuur cbo’s
Criteria lidmaatschap
Multiterritoriale licentieverlening

Ik vertrouw er op dat met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Nederlandse cbo's goed voorbereid zullen zijn op de Europese ontwikkelingen. De voorwaarden die het wetsvoorstel toezicht stelt aan de governance en transparantie van Nederlandse cbo‟s hebben tot gevolg dat het functioneren van Nederlandse cbo's in internationale verhoudingen en door buitenlandse rechthebbenden als positief zal worden beoordeeld. Aldus wordt de concurrentiepositie van Nederlandse cbo‟s eerder versterkt dan verzwakt. Nederlandse cbo‟s kunnen zich in het buitenland ook profileren door te wijzen op het feit dat men onder toezicht staat van een onafhankelijke, door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen toezichthouder. Hierin kan ook behulpzaam zijn dat VOICE recent een keurmerk heeft ingevoerd waarmee Nederlandse cbo‟s kunnen aantonen dat hun dienstverlening aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.

 

(...)

Het is op dit moment onduidelijk in hoeverre de voorstellen van de Europese Commissie zullen leiden tot verandering van de markt voor cbo‟s, bijvoorbeeld doordat er meer buitenlandse cbo‟s in Nederland actief zullen worden. Nederland heeft de Commissie gevraagd meer inzicht te geven in de verwachte ontwikkeling van de markt naar aanleiding van de voorstellen. De eerste indruk van de Commissie in het Impact Assessment is dat zij geen grote buitenlandse concurrentie verwacht voor de bestaande, offline inning en verdeling van rechten.

Naar aanleiding van de vraag of minimumharmonisatie zal leiden tot een gelijk speelveld, merk ik op dat het richtlijnvoorstel tot gevolg zal hebben dat alle cbo‟s in de EU moeten voldoen aan een gemeenschappelijk basisniveau ter zake governance en transparantie. In zoverre is sprake van een gelijk speelveld. Nederland zet zich er voor in dat de richtlijn voldoende bescherming biedt. Nederland hecht er veel waarde aan dat de richtlijn in ieder geval de nodige flexibiliteit biedt om het hoge beschermingsniveau van het wetsvoorstel ten aanzien van de gebruiker in stand te houden.

IEF 12033

Twee vormen van sectoroverleg: licentiegedragscode en uitgebreide veredelingsvrijstelling

Kamerbrief over dialoog met stakeholders over veredelingsvrijstelling kenmerk, DGBI-I&K / 12341984.

Een overzicht van de overleggen. Voor de goede orde zij vermeld dat sprake is van twee vormen van sectoroverleg, te weten een sectoroverleg over een licentiegedragscode en een intersectoraal overleg over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en mogelijke alternatieven daarvoor.

Sectorover leg over een gedragscode voor de toegang tot plantmateriaal dat wordt beschermd door een octrooi
Vanuit de gedachte dat wijziging van het octrooirecht een zaak van lange adem is, hebben vertegenwoordigers van bedrijven uit de groenteveredelingssector in 2010 het initiatief genomen om met inachtneming van het vigerende octrooirecht te streven naar een systeem voor eenvoudige toegang van iedereen tot octrooirechtelijk beschermd plantenmateriaal tegen redelijke condities onder het motto: “Free acces but not for free”.

Intersectoraal overleg met belanghebbende organisaties over de veredelingsvrijstelling
Het intersectoraal overleg maakt onderdeel uit van het zogenoemde tweesporenbeleid waarbij de aandacht zowel uitgaat naar de beperkte veredelingsvrijstelling (eerste spoor), als de uitgebreide veredelingsvrijstelling (tweede spoor) c.q. alternatieve oplossingsrichtingen daarvoor.

Eerste spoor: beperkte veredelingsvrijstelling
Deze vrijstelling maakt het mogelijk voor het kweken, ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen gebruik te maken van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder. Voor de commerciële exploitatie van die nieuwe rassen blijft toestemming van de octrooihouder nodig, zolang de nieuwe plantenrassen de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Er blijken zowel in kringen van biotechnologiebedrijven als in kringen van plantenveredelaars geen grote bezwaren te leven tegen invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995.

Tweede spoor: uitgebreide veredelingsvrijstelling c.q. alternatieve oplossingsrichtingen Doelstelling van deze vrijstelling is om het mogelijk te maken om biologisch materiaal waarop een octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder te gebruiken, niet alleen voor het kweken of ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen, maar ook voor de commerciële exploitatie van die nieuwe plantenrassen indien deze de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Bij het tweede spoor (uitgebreide vrijstelling) zijn belanghebbende partijen inclusief maatschappelijke organisatiesin intersectoraal verband, zowel schriftelijk als mondeling geconsulteerd over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en alternatieven daarvoor. De mondelinge consultatie is onder leiding van een onafhankelijke externe voorzitter uitgevoerd met inachtneming van daartoe aangenomen moties van de leden Van Bemmel, Ormel en Van Gerven11. Bij deze consultatie zijn ook maatschappelijke organisaties, waaronder LTO, Greenpeace en Oxfam Novib, betrokken geweest.

IEF 12024

Luxemburgs parlement: benoeming onafhankelijke autoriteit collectief beheer gaat verder dan nodig

Gemotiveerd advies van het Luxemburgse parlement inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

De antwoordtermijn voor de nationale parlementen loopt af op 29 oktober 2012. Na antwoord van de Poolse Sejm [IEF 11995], Zweedse Riksdag [IEF 11969] en de Franse senaat, maakt het Luxemburgse parlement [IEF 12013] de volgende opmerkingen op het voorstel richtlijn [IEF 11565]: (...)

Toetsing op naleving van beginselen van subsidiariteit en evenredigheid Vanuit algemeen gezichtspunt kan de Commissie van economische zaken, buitenlandse handel en solidaire economie met de redenering van de Europese Commissie ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel instemmen. Vanwege de transnationale aard van de problemen die zich bij auteursrechtenbeheer van muziekwerken voordoen, kunnen de doelen van de beoogde
maatregelen immers beter op EU-niveau worden verwezenlijkt.

Bij nadere beschouwing moet de parlementscommissie evenwel constateren dat de Commissie in haar voorstel in zeer vergaande mate ook de details wil regelen, zonder dat zij daarvoor een overtuigende motivering geeft.

Zo wil zij voor de toepassing van de in te voeren regels de lidstaten zelfs voorschrijven een specifieke autoriteit aan te wijzen (artikel 39), die moet worden belast met het beheer van klachtenprocedures (artikel 37), oplegging van sancties (artikel 38) en toezicht op de naleving van titel III (artikel 40). Het is met name artikel 39 die bij deze parlementscommissie op bezwaren stuit. Dat artikel luidt als volgt:

" Artikel 39 Bevoegde instanties: De lidstaten stellen de Commissie voor [datum] in kennis van de bevoegde instanties als bedoeld in de artikelen 21, 37, 38 en 40. De Commissie publiceert die informatie op haar website."

Afgezien van de ernstige problemen die in de Luxemburgse situatie met de uitvoering van artikel 39 gemoeid zouden zijn, meent deze parlementscommissie dat deze bepaling ingaat tegen de beginselen zoals geformuleerd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, luidende als volgt:

" (...) Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt. (...)

Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. (...) ".

Getoetst aan deze beginselen van de Europese Unie gaat het voorschrift dat in elke lidstaat een onafhankelijke autoriteit moet worden benoemd die specifiek moet waken over de toepassing van de regels van de voorgestelde richtlijn, verder dan nodig is.

Het zou meer in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel als de interne organisatie van de lidstaten ongemoeid werd gelaten en een verscheidenheid aan nationale systemen voor controle van die regels werd toegestaan. In Luxemburg zou volgens het huidige systeem de rechter bevoegd zijn om die controle uit te oefenen.

Conclusie
Om de hierboven uiteengezette redenen is de Commissie van economische zaken, buitenlandse handel en solidaire economie van mening dat de voorgestelde regeling in haar huidige vorm niet aan het subsidiariteitsbeginsel beantwoordt.

IEF 12014

Lopen wetsvoorstellen inzake cbo's en auteurscontractrecht in lijn met EU-regelgeving?

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013 (33400 VI), Kamerstukken 2012-2013 II, 33 400-VI, nr. 10.

In hoeverre lopen de twee genoemde Nederlandse wetsvoorstellen (de wet versterking toezicht cbo’s en het wetsvoorstel auteurscontractenrecht) in lijn met de verwachte Europese regelgeving op het gebied van auteursrecht?

De Minister: Voor het onderwerp auteurscontractenrecht wordt geen Europese regelgeving verwacht. Met betrekking tot collectief beheer verwijs ik naar mijn brief van 17 oktober 2012, Kamerstukken I 2012-13, 31 766, nr D [IEF 11896]. waarin ik aangeef dat het wetsvoorstel versterking toezicht cbo's hetzelfde uitgangspunt heeft als het richtlijnvoorstel over collectief beheer. Daarnaast introduceert het richtlijnvoorstel de mogelijkheid om multiterritoriale licenties te verlenen en faciliteert het de mogelijkheden voor rechtenbeheerders om een andere cbo te kiezen of om de rechten in eigen beheer te nemen. Het richtlijnvoorstel is een vorm van minimumharmonisatie.

Wetsvoorstel en richtlijnvoorstel [red. IEF 11565] richten zich op de verbetering van het functioneren van cbo's door het stellen van nadere eisen aan governance en transparantie. In de nadere uitwerking van de voorstellen worden soms andere accenten gezet. Het wetsvoorstel bestrijkt een aantal belangrijke terreinen (zoals de regeling van toezicht) die in het richtlijnvoorstel niet of nauwelijks aan de orde komen of aan de lidstaten worden overgelaten (zoals de mogelijkheid last onder dwangsom en een bestuurlijke boete op te leggen). Daarmee biedt het richtlijnvoorstel de nodige flexibiliteit om nationaal aanvullende regels vast te stellen.
IEF 12013

Franse Senaat: sta veelvoud van nationale modellen inzake muzieklicenties toe

Gemotiveerd advies van de Franse Senaat inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt  (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

Na de Poolse Sejm [IEF 11995] en Zweedse Riksdag [IEF 11969] voorstel richtlijn [IEF 11565], maakt Franse Senaat de volgende opmerkingen: (...)

- met de doelstelling om op dit gebied een harmonisatie van de normen te bevorderen en te zorgen voor de  transparantie van auteursrechtenorganisaties moet worden ingestemd. Met het voorstel wordt echter gestreefd naar een zeer sterke harmonisatie van de regels voor het beheer van auteursrechtenorganisaties zonder dat op overtuigende wijze wordt gerechtvaardigd waarom de regels zo gedetailleerd zijn; 

- de invoering van "Europese normen" voor de toekenning van multiterritoriale licenties leidt niet tot een subsidiariteitsprobleem, aangezien het gaat om de verspreiding op het grondgebied van meerdere lidstaten.  De tekst voorziet ten aanzien van de toepassing van deze "Europese normen" echter in de verplichte aanwijzing in elk land van een specifieke instantie. Het zou echter beter met het subsidiariteitsbeginsel stroken om een veelvoud van nationale modellen toe te staan (in Frankrijk bijvoorbeeld toezicht door de rechter).

De Senaat is derhalve van oordeel dat het voorstel voor een richtlijn in zijn huidige vorm niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel.