Merkenrecht  

IEF 1134

Tien verboden (2)

Arrest in Talpa tegen TV 10, in aansluiting op dit eerdere bericht. Het Gerechtshof blijkt, anders dan de voorzieningenrechter (vonnis hier) van mening dat er geen sprake is geweest van normaal gebruik van de TV 10-merken. Ook meent het Hof dat er geen 'heilung' heeft plaatsgevonden, omdat TV10 te laat met het helingsproces is begonnen; welliswaar voor Talpa's beroep op verval, maar pas nadat publiekelijk bekend was gemaakt dat Talpa de nieuwe zender TIEN wilde gaan noemen. Talpa's grieven ten aanzien van de merkenrechtelijke beslissingen van de Voorzieningenrechter slagen dus.

Uiteindelijk redt Talpa het toch niet, omdat het Hof het wel met voorzieningenrechter eens is dat Talpa's gebruik van het merk TIEN onrechtmatig is jegens TV 10 als rechthebbende op de oudere, wel gebruikte en in de tv-wereld bekende handelsnaam TV 10. Lees het arrest hier (met dank aan De Brauw Blackstone Westbroek)

IEF 1133

Onthouding

Rechtbank Den Haag, 26 oktober 2005, zaaknr. 182466. Polo/Ralph Lauren & Timberland tegen Trio Bakker Sport c.s. Drie gedaagden die allen in (een bepaalde) relatie tot elkaar staan wordt inbreuk ter kwade trouw op de  merkrechten van eisers verweten.

Eén van de gedaagden is in 2001 al eens aangesproken door SNB voor het verhandelen van namaakproducten van Nike. Deze gedaagde had een onthoudingsverklaring van de SNB getekend die op zijn minst gezegd nogal ruim geformuleerd was. Deze gedaagde heeft in de onthoudingsverklaring aan de SNB toegezegd geen namaakprocucten (in z'n geheel!) meer te zullen verhandelen, te importeren of te produceren op straffe van een dwangsom van 1.000 gulden per dag, zonder maximering.

 

De Rechtbank te Den Haag stelt inbreuk ter kwade trouw op de Timberlandmerken vast. Op de Polo merken wordt ook inbreuk geconstateerd, echter niet te kwader trouw. Omdat de gedaagden allemaal met elkaar verbonden leken te zijn (gedaagde sub 2 is enig aandeelhouder en bestuurder/directeur van gedaagde sub 1 en 3 en alle gedaagden voeren in de handelsnaam de woorden "Bakker" en "Sport") wordt de inbreuk aan allen toegerekend.

Ook het feit dat de onthoudingsverklaring slechts door één van de gedaagden is ondertekend mag niet baten. Gedaagden worden alledrie geacht gebonden te zijn aan de onthoudingsverklaring. Bakker c.s. heeft gehandeld in strijd met de onthoudingsverklaring en de geëiste boete van 100.000 EURO wordt toegekend.

Bakker c.s. probeerde met het oog op het Haviltex criterium nog de reikwijdte van de onthoudingsverklaring te beperken. Brinkman wil er echter niet aan. "(…) een andere uitleg (bijvoorbeeld dat alleen Nike-producten daaronder zouden vallen) in strijd zou komen met de immers veel ruimere bewoordingen van de onthoudingsverklaring." Lees vonnis hier.

IEF 1131

Wat is winst?

Benelux Gerechtshof, 24 oktober 2005, A 2004/5/12. Delhaize tegen Dior. Arresten van het Benelux Gerechtshof zijn zeldzaam, maar vorige week heeft het hof in het kader van het langdurig juridisch gebakkelei tussen Delhaize en Dior uitspraak gedaan inzake twee prejudiciële vragen die waren gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. De vragen betreffen het begrip ‘winst’ in artikel 13A lid 5 BMW. Samengevat:

Met betrekking tot de tweede vraag: Onder ten gevolge van het onrechtmatig gebruik van het merk genoten winst, waarvan de afdracht in artikel 13.A.5 van de Eenvormige Beneluxwet op de merken is geregeld, moet wordt verstaan de door de derde genoten nettowinst die wordt berekend door niet alle de aankoopprijs van de waren maar ook de belastingen en kosten als bedoeld in de beantwoording van de tweede vraag van de verkoopprijs af te trekken.

Met betrekking tot de tweede vraag: De aftrekbare belastingen en kosten zijn die welke rechtstreeks met de verkoop van de desbetreffende waren samenhangen.

Lees het volledige arrest hier.

IEF 1126

Dichtgetimmerd

Nieuwe Shield Mark nieuwsbrief, voor een overzicht van de meest sexy merkenzaken van de laatste tijd (Geen MERK voor geel-blauw IKEA, Zitzak Fatboy VOGELVRIJ. Senseo als model DICHTGETIMMERD. Met plaatjes. Lees de nieuwsbrief hier.

IEF 1119

Toch een monopolie verkrijgen

Vers op rechtspraak.nl: Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, 27 oktober 2005, KG ZA 05-512. De Woonoutlet Alkmaar tegen M. Zanders Beheer. 

“Zanders maakt, door op haar website www.kamersuite.nl het teken outlet te gebruiken, geen inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van De WoonOutlet c.s. De combinatie 'woonoutlet' lijkt letterlijk en begripsmatig genomen niets anders te betekenen dan een winkel waar (af fabriek) restpartijen bestaande uit woonartikelen worden verkocht. Bovendien zou eiser sub 2, door zich op grond van zijn gecombineerde woord-/beeldmerk met succes te kunnen verweren tegen het gebruik door Zanders van het woord woonoutlet uit dat merk, zich in feite beroepen op merkbescherming van niet als merk te deponeren woorden en aldus toch een monopolie verkrijgen ten aanzien van dat 'woord-onderdeel' van haar merk.” Lees vonnis hier.

IEF 1118

Hoger beroep

ANP bericht: “SBS heeft ook het hoger beroep over de naam TIEN van Talpa gewonnen. Dat heeft het Amsterdamse gerechtshof vandaag besloten. Eerder al had de Utrechtse rechter in kort geding geoordeeld dat SBS-dochter TV 10 BV eigenaar is van de naam TV 10. Daardoor werd Talpa verboden de naam TIEN voor haar zender te gebruiken. Volgens de rechter zou gebruik van TIEN door Talpa tot verwarring leidt met TV 10 BV. SBS is verheugd over de uit- slag. De bodemprocedure die Talpa aanspande loopt nog.” Arrest is nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl. Wel gepubliceerd en ook leuk: arrest Hof Amsterdam over “Heffing van regenbelasting” (hier).

IEF 1115

BMW/Deenik uitgevoegd? (2)

Enige aanvulling c.q. verduidelijking van bovengenoemd bericht van gisteren. Ten eerste dateert het arrest waarnaar in het persbericht wordt verwezen niet van gisteren, maar (al) van 7 juli jl. Waarom nu pas met een persbericht wordt gekomen, is niet duidelijk. Daarnaast blijkt dat het Hof in zijn beslissing het BMW/Deenik-criterium niet 'uitvoegt', maar nader, en op zijn zachtst gezegd bijzonder, interpreteert. De belangrijkste rechtsoverweging:

6.12 Naar het voorlopig oordeel van het hof is louter het gebruik van die beeldmerken bij het kenbaar maken door Van As c.s. dat zij de reparatie en het onderhoud van auto’s van het merk Subaru verrichten, dan wel dat zij gespecialiseerd dan wel specialist zijn in de verkoop of de reparatie en het onderhoud van die auto’s in zijn algemeenheid onvoldoende om de indruk te wekken dat er een (relevante) commerciële band bestaat tussen hen en Subaru c.s. Die beeldmerken zijn immers zo onlosmakelijk met auto’s van het merk Subaru verbonden dat (potentiële) klanten het gebruik van het beeldmerk als normaal – ook los van het distributienet bij de betrokken auto’s behorend – zullen ervaren, terwijl het achterwege laten veeleer vragen zal oproepen. Van As c.s. zouden dan ook op niet gerechtvaardigde achterstand worden gezet indien zij bedoelde beeldmerken niet in hun advertenties zouden mogen gebruiken. Dit kan evenwel anders zijn, indien Van As c.s. in hun wijze van presentatie van auto’s van het merk Subaru te veel de nadruk zouden leggen op de Subaru beeldmerken en te weinig op hun eigen onderneming. Het hof zal dit aan de hand van een voorbeeld toelichten. Naar zijn voorlopig oordeel is de eerste advertentie die als productie 14 in eerste aanleg door Subaru c.s. is overlegd (Leusden Huis aan Huis) gelet op het voorgaande niet in strijd te achten met de beeldmerken van Subaru c.s., terwijl dit eerder valt aan te nemen ten aanzien van de tweede advertentie (Flevopost).

Over de bepaling van deze grens is tussen partijen echter geen debat gevoerd, zodat het hof thans niet in staat is vast te stellen in hoeverre de vordering van Subaru c.s. toewijsbaar is. Op die grond moet de vordering om de inbreuk op de beeldmerken van Subaru c.s. te staken derhalve alsnog als onvoldoende toegelicht worden afgewezen.

Lees hier het arrest.

IEF 1114

Obelix & Mobilix

Arrest GvEA, 27 oktober 2005, zaak T-336/03, Les Éditions Albert René tegen Orange A/S. Geen gevaar voor verwarring tussen mobiele telefoons en obelisken. 

Op basis van haar ouder gemeenschapsmerk en het nationaal woordmerk OBELIX heeft Les Éditions Albert René oppositie ingesteld tegen gemeenschapsmerkaanvraag voor het woord MOBILIX vanwege verondersteld verwarringsgevaar in de zin van artikel 8 lid 1 sub b en lid van Verordening nr. 40/94. De oppositieafdeling heeft bij beslissing van 30 mei 2002 de oppositie afgewezen omdat volgens haar de merken in het geheel beschouwd niet overeenstemmen. Zij oordeelt: “Er is sprake van een zekere auditieve overeenstemming, maar deze wordt gecompenseerd door het visuele aspect van de merken, en meer in het bijzonder door de zeer verschillende noties die zij uitdragen: mobiele telefoons in het geval van MOBILIX, en obelisken in het geval van OBELIX. Bovendien wordt de oudere inschrijving eerder vereenzelvigd met de beroemde tekenfilm, waardoor uit begripsmatig oogpunt het onderscheid met het aangevraagde merk nog groter wordt”.

In beroep is de beslissing van de oppositieafdeling gedeeltelijk vernietigd. De kamer van beroep is van oordeel dat de merken wel in zekere mate overeenstemmen. De kamer van beroep heeft de gemeenschapsmerkaanvraag afgewezen voor “sein- en onderwijstoestellen en –instrumenten” en voor de diensten omschreven als “advies en hulp bij de leiding en organisatie van zaken, hulp en advies in verband met het uitvoeren van zakelijke plichten”. Zij wijst de aanvraag toe voor de overige waren en diensten in de klasse 9, 16, 35, 37, 38 en 42. Kort gezegd betreft de inschrijvingsaanvraag de waren en diensten gerelateerd aan telecommunicatie, met name telefonie.

Les Éditions Albert René komt hiertegen in beroep bij het GvEA. Het GvEA is echter van mening dat er geen sprake is van overeenstemming tussen het oudere merk OBELIX en het teken MOBILIX. Volgens het gerecht zal het gemiddelde publiek de term OBELIX direct opvatten als de bekende corpulente stripfiguur uit het stripverhaal Asterix en Obelix. Juist door deze vereenzelviging van het woordmerk met het stripfiguur zal er niet snel sprake zijn van begripsmatige verwarring. Het gerecht oordeelt : “Dergelijke begripsmatige verschillen kunnen in bepaalde omstandigheden opwegen tegen de visuele en fonetische overeenstemmingen tussen de betrokken tekens. Daartoe dient tenminste één van de betrokken tekens voor het relevante publiek een duidelijke en vaste betekenis te hebben die het publiek onmiddellijk kan begrijpen (…). In casu is dit het geval voor het woordteken Obelix (…).” Lees hier het arrest.

IEF 1113

De geur van een rijp arrest

GvEA 27 oktober 2005, zaak T-305/04, Eden SARL - BHIM. Een zeer uitgebreid arrest over grafische voorstelling van het aangevraagde geurmerk 'geur van een rijpe aardbei'.

Al in 1999 dient Laboratoires France Parfum ("na overdracht: Eden") een gemeenschapsmerkaanvraag in betreffende het niet visueel waarneembare geurmerk, beschreven als "geur van een rijpe aardbei" voor onder meer schoonmaakmiddelen, kantoorbehoeften, lederwaren en kledingstukken. Gezien het feit dat het aangevraagde geurmerk niet vatbaar is voor grafische voorstelling en derhalve niet voldoet aan art. 7 lid 1, sub a Vo. en het voorts voor bepaalde geclaimde waren elk onderscheidend vermogen mist, is de aanvraag afgewezen. Ook het ingestelde beroep is verworpen, echter alleen op grond van het niet vatbaar zijn voor grafische voorstelling.

"Verzoekster herinnert eraan dat het Hof in het arrest van 12 december 2002, Sieckmann (C-273/00, Jurispr. blz. I 11737), heeft geoordeeld dat tekens die als zodanig niet visueel waarneembaar zijn, zoals geluiden of geuren, een merk kunnen vormen, op voorwaarde dat zij vatbaar zijn voor grafische voorstelling. Verzoekster beklemtoont dat het Hof in dit arrest heeft geoordeeld dat een geur grafisch kan worden voorgesteld door middel van figuren, lijnen of lettertekens, en dat die voorstelling „duidelijk, nauwkeurig, als zodanig volledig, gemakkelijk toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief” moet zijn (punt 55 van het arrest). Wat meer in het bijzonder geurmerken betreft, wijst zij erop dat het Hof van oordeel was dat „noch een scheikundige formule, noch een beschrijving met woorden, noch het depot van een geurmonster noch een combinatie daarvan aan de vereisten van grafische voorstelling voldoet” (punt 73 van het arrest).


Verzoekster verwijt de kamer van beroep dat zij deze rechtspraak op het onderhavige geval heeft toegepast zonder rekening te houden met de kenmerken van de betrokken inschrijvingsaanvraag", ten eerste omdat de inschrijvingsaanvraag geen monster of scheikundige formule bevat en ten tweede omdat de kamer van beroep de grafische elementen van de aanvraag verkeerd heeft beoordeeld.


Het Gerecht oordeelt: "Allereerst zij vastgesteld dat, hoewel – zoals ter terechtzitting is gesteld – het menselijke geheugen met betrekking tot geuren waarschijnlijk het meest betrouwbare is, en marktdeelnemers dus duidelijk belang hebben bij het gebruik van geuren om hun waren te identificeren, dit niet wegneemt dat de grafische voorstelling van een teken mogelijk moet maken dat dit teken nauwkeurig kan worden geïdentificeerd teneinde de goede werking van het stelsel van inschrijving van de merken te waarborgen. Bijgevolg mogen de voorwaarden voor een geldige grafische voorstelling niet worden gewijzigd of versoepeld om de inschrijving te vergemakkelijken van tekens waarvan de aard de grafische voorstelling bemoeilijkt."

"Het Gerecht is [...] van oordeel dat [...] een beschrijving weliswaar niet de grafische voorstelling kan vormen van geuren die op tal van manieren kunnen worden beschreven, doch dat niet kan worden uitgesloten dat een geur kan worden beschreven op een wijze die voldoet aan alle voorwaarden van artikel 4 van verordening nr. 40/94, zoals uitgelegd door de rechtspraak."
Tevens "[...] dient te worden vastgesteld dat de voor de kamer van beroep overgelegde bewijsstukken aantonen dat de geur van een aardbei verschilt van variëteit tot variëteit. Aangezien de beschrijving „geur van een rijpe aardbei” betrekking kan hebben op verschillende variëteiten en dus op een aantal verschillende geuren, is zij derhalve eenduidig noch nauwkeurig, en sluit zij niet elke subjectieve factor bij de identificatie en waarneming van het geclaimde teken uit.

Vaststaat bovendien dat er tot op heden geen algemeen erkende internationale classificatie van geuren bestaat die het mogelijk maakt, een geur op objectieve en nauwkeurige wijze te identificeren door toekenning van een benaming of code die nauwkeurig en eigen is aan elke geur, zoals dit het geval is bij de internationale kleurcodes of het muziekschrift. Uit het voorgaande volgt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat de beschrijving „geur van een rijpe aardbei” niet objectief, duidelijk en nauwkeurig is."

"Het Gerecht kan derhalve alleen maar vaststellen dat de in de inschrijvingsaanvraag opgenomen afbeelding van een aardbei slechts de vrucht voorstelt die beweerdelijk dezelfde geur voortbrengt als het betrokken geurmerk, en niet de geclaimde geur, zodat deze afbeelding geen grafische voorstelling van het geurmerk vormt. Bovendien stuit deze afbeelding op dezelfde bezwaren als de beschrijving „geur van een rijpe aardbei”. Aangezien is vastgesteld dat aardbeien, of minstens bepaalde variëteiten van aardbeien, een verschillende geur hebben naar gelang van de variëteit, is het immers op basis van de afbeelding van een aardbei zonder specificatie van de variëteit niet mogelijk, de geclaimde geur duidelijk en nauwkeurig te identificeren."

Wat betreft de combinatie van de beschrijving met de afbeelding betreft, merkt het Gerecht op dat de afbeelding geen bijkomende informatie toevoegt aan de beschrijving. Aldus wordt het beroep verworpen. Lees hier het arrest.

IEF 1112

Eerst even voor jezelf lezen

- Arrest GvEA T-336/03 Editions Albert René / OHMI - Orange (MOBILIX). Gemeenschapsmerk - Door houder van het nationale woordmerk en gemeenschapsmerk "OBELIX" voor bepaalde waren en diensten van onder meer de klassen 9, 16, 28, 35, 41 en 42 gevorderde vernietiging van beslissing R 559/2002-4 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 14 juli 2003, houdende gedeeltelijke verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie ingesteld tegen de aanvraag tot inschrijving van het woordmerk "MOBILIX" voor bepaalde waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 37, 38 en 42

- Arrest GvEA T-305/04 Eden / OHMI (Odeur de fraise mûre). Gemeenschapsmerk ? Vernietiging van beslissing R 591/2003-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 24 mei 2004 houdende verwerping van het beroep dat is ingesteld tegen de weigering van de onderzoeker om het geurmerk "Odeur de fraise mûre", vergezeld van een grafische voorstelling van een aardbei, in te schrijven.