Naburige rechten  

IEF 2336

Gelden opslokken

Jaarverslag 2005, College van Toezicht Collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten.

De ervaring heeft geleerd dat zonder een deugdelijke en gelegitimeerde beheersorganisatie de praktische effectuering van vergoedingsrechten niet goed te realiseren is. Toezicht op collectieve beheersorganisaties is om een aantal redenen wenselijk.

Allereerst omdat de collectieve beheersorganisaties beschikken over een wettelijk monopolie. Voorts omdat bij eigen-recht-organisaties (de collectieve beheersorganisaties, uitgezonderd Buma) aan rechthebbenden bij wet de mogelijkheid is ontnomen om hun rechten zelfstandig uit te oefenen. Ten slotte is van belang dat collectieve beheersorganisaties belangrijke maatschappelijke en economische taken vervullen, waarmee tevens grote financiële belangen gemoeid zijn.

Sinds het College met zijn werkzaamheden van start is gegaan, worden steeds vaker klachten voorgelegd over collectieve beheersorganisaties. Deze klachten worden met name door individuele betalingsplichtigen onder de aandacht van het College gebracht, en hebben regelmatig een zeer casuïstisch karakter

Het College is belast met het toezicht op de inning en de verdeling van vergoedingen door collectieve beheersorganisaties: de Buma, de Stichting Reprorecht, Stichting De Thuiskopie, de Stichting ter exploitatie van naburige rechten (Sena) en de Stichting Leenrecht

In 2005 was het College als volgt samengesteld: H.F. Dijkstal (voorzitter), mr. Th.R. Bremer (lid) en C.J. Regoort RA (lid).

.Lees het jaarverslag hier.

IEF 2286

Lex Loci

Kamerstukken  23490, nr. 421  2e Kamer. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II") (bijlage bij 23490, nr. 421)

Opgenomen in de kamerstukken.: “Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II")”

“Ten aanzien van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dient het algemeen erkende beginsel lex loci protectionis te worden gehandhaafd. Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder intellectuele-eigendomsrechten bijvoorbeeld verstaan, het auteursrecht, de naburige rechten, het recht sui generis inzake de bescherming van gegevensbestanden, en de industriële-eigendomsrechten.”

IEF 2188

Heet

Kamerstuk  24503, nr. 33, 2e Kamer. Spelen met doorwerking; over de doorwerking van de adviezen van adviescolleges in het Nederlandse openbaar bestuur.

Staat weinig relevants in, maar wel: “Onderwerpen die bij het veld in de belangstelling staan hebben een grotere kans op doorwerking. Het ‘Advies over de uitvoering van de EG-richtlijn Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij’ van de Tijdelijke Commissie Auteursrecht was "hot" in het veld, omdat er veel geld mee was gemoeid. Er werd dan ook veel bij het ministerie gelobbyd in die tijd.”

IEF 2172

Op haar beurt nieuwsgierig

Persbericht: Businessclub WTC Almere, bijeenkomst op 29 juni, onder de titel 'Meer omzet met muziek, of niet?

Gastspreker is Berdien Stenberg. 'mede-oprichter van VIE, de Vereniging Intellectueel Eigendom Uitvoerende Kunstenaars en directeur van IRDA, een rechten verdeelorganisatie voor musici en acteurs.'

Het bedrijfsleven wordt steeds opnieuw geconfronteerd met allerlei heffingen die voortvloeien uit het Auteursrecht. Het gaat jaarlijks om honderden miljoenen, die door het bedrijfsleven worden opgehoest. Terecht of onterecht? Wie profiteert van al deze miljoenen? En hoe wordt de hoogte van al die heffingen eigenlijk vastgesteld; en betaalt het bedrijfsleven niet veel te veel aan dit soort heffingen?

Berdien Stenberg, zal al deze vragen in haar verhaal aan de orde stellen en is op haar beurt nieuwsgierig naar de ervaringen die de aanwezige ondernemers zelf hebben op dit gebied."  

Lees hier meer.

IEF 2142

Belast met het beheer

Hof van Justitie EG, 1 juni 2006, zaak C-169/05. Uradex CVBA tegen RTD en BRUTELE.  

Uradex is een vennootschap voor collectief beheer van de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars. Uradex heeft een vordering ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel tot vaststelling dat de kabelmaatschappijen die lid zijn van de Beroepsvereniging van de radio- en teledistributie (RTD), en in het bijzonder  de Intercommunale maatschappij voor teledistributie (BRUTELE), door zonder haar toestemming en dus in strijd met de artikelen 51 en 53 van de wet de tot haar repertoire behorende prestaties van uitvoerende kunstenaars via de kabel door te geven, de naburige rechten schenden die Uradex beheert. Zij heeft eveneens gevorderd dat elk van de betrokken maatschappijen wordt gelast, de doorgifte via de kabel van die prestaties te staken.

De rechtbank wijst de vordering af. Het Hof van Beroep wijst de vordering gedeeltelijk toe en oordeelt dat BRUTELE de doorgifte van niet audiovisuele prestaties dient te staken wegens schending van de naburige rechten van de uitvoerende kunstenaars die het beheer ervan aan Uradex hebben opgedragen. Uradex  stelt cassatie in en het Hof van Cassatie stelt de volgende prejudiciële vraag:

„Moet artikel 9, lid 2, van [de] richtlijn [...] aldus worden uitgelegd dat wanneer een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging wordt geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van een auteursrechthebbende of houder van naburige rechten die het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging heeft opgedragen, die maatschappij het recht van deze rechthebbende om een kabelmaatschappij de doorgifte via de kabel van een uitzending toe te staan of te verbieden, niet mag uitoefenen, daar zij alleen belast is met het beheer van de financiële aspecten van de rechten van deze rechthebbende?”

Het HvJ beantwoord de vraag in negatieve zin,  het beheer van de rechten van de rechthebbende door die maatschappij is niet beperkt tot de financiële aspecten van deze rechten.

Artikel 9 („Uitoefening van het recht op doorgifte via de kabel”) van richtlijn 93/83/EG luidt als volgt:

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat het recht van auteursrechthebbenden en houders van naburige rechten om aan kabelmaatschappijen doorgifte via de kabel van een omroepuitzending toe te staan of te verbieden, uitsluitend door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging kan worden uitgeoefend.

2. Indien een rechthebbende het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging heeft opgedragen, wordt de maatschappij die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van zijn rechten te zijn belast. Indien de rechten van die categorie door meer dan één maatschappij voor collectieve belangenbehartiging worden beheerd, staat het de rechthebbende vrij te kiezen welke van die maatschappijen geacht wordt zijn rechten te beheren. Voor rechthebbenden waarnaar in dit lid wordt verwezen, gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de kabelmaatschappij en de maatschappij voor collectieve belangenbehartiging die geacht wordt met het beheer van hun rechten te zijn belast, als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten hebben opgedragen aan deze maatschappij voor collectieve belangenbehartiging.

Het Hof overweegt dat op grond van artikel 9 lid 1 richtlijn rechthebbenden het recht op doorgifte enkel kunnen uitoefenen via een maatschappij voor collectieve behartiging. Indien een rechthebbende zijn rechten niet heeft overgedragen aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging, dan wordt deze maatschappij geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van deze rechthebbende (artikel 9 lid 2 richtlijn). Volgens het Hof brengt deze bepaling geen beperking aan voor wat betreft de omvang van het beheer:

"Derhalve volgt uit de formulering ervan niet dat een dergelijk beheer enkel betrekking zou moeten hebben op de financiële aspecten van de betrokken rechten, met uitsluiting van het recht op doorgifte"
Dit laat onverlet de mogelijkheid dat van een rechthebbende het recht op doorgifte over te dragen. In dat geval wordt de rechtsverhouding tussen hem en de maatschappij voor collectieve behartiging verbroken.

Lees het arrest hier. Eerder bericht hier.

IEF 2127

Diensten

De Raad voor Concurrentievermogen, de raad van Europese ministers van Economische Zaken, heeft ingestemd met een nieuw voorstel voor de Dienstenrichtlijn, de richtlijn moet het vrije verkeer van diensten en de vrije vestiging van dienstverleners binnen de Europese Unie bevorderen.

Belangrijkste wijziging is dat het oorspronkelijke idee om alleen de regels van het land van waaruit de dienstverlener opereerde te laten gelden uit de richtlijn is geschrapt. Voor ie-rechten verandert er zo op het eerste oog weinig. In het eerdere voorstel was immers al een uitzondering gemaakt op in het oude artikel 16 vervatte land-van-oorsprongsbeginsel)

Relevante bepalingen uit het nieuwe voorstel zijn:

“Artikel 3: In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(...) 7 bis. "dwingende redenen van algemeen belang": redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; hiertoe behoren de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;”

“Artikel 16 (Vrij verrichten van diensten. De lidstaten eerbiedigen het recht van dienstverrichters om diensten te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn)  is niet van toepassing op:

(...)13. auteursrechten, naburige rechten, de rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG van de Raad[54] en Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad[55] en industriële-eigendomsrechten;”

Lees het voorstel van de Commissie hier. Eerdere berichten hier, hier, hier en hier.

IEF 2120

Voorbij de datum

Kamerstuk 30392, nrs 6 + 7, 24 mei 2006, 2e Kamer. Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet.

Ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195); Nota naar aanleiding van het verslag + Nota van wijziging.

"Een zevental wijzigingen beoogt op het gebied van het verstrekken van informatie over de inbreukketen een betere scheiding aan te brengen tussen het procesrecht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het materiële recht in de intellectuele-eigendomswetten."

Lees de verslagnota hier, de wijzigingen hier.

IEF 2034

Staand Comité

Cptech berichtte op 5 mei over een meeting van het WIPO Standing Committee on Copyright and Related Rights, waarover het WIPO zelf  nog niet erg veel te melden heeft:

“Today WIPO finally took a step back from forcing a restrictive Rome Convention intellectual property right on Internet publishing... This is a victory for everyone who has opposed linking webcasting to the broadcasting treaty. 

There is still a lot of work to. There is a strong likihood the traditional broadcasting treaty will move forward, and the EU will clearly push to expand this to cases where broadcasters use the Internet.... and there are considerable problems with many of the proposals for the broadcasting treaty, including some very strong rights, TPMs, and other problems.  However, there is now also a growing movement away from granting IP rights in the content of transmissions, in favor of theft of services protections, which is a very positive development, and a new project to examine the impact of TPMs on limitations and exceptions, which is quite important.   The Internet is far safer now than before, because the threat of a new treaty for Internet middleman is now much less likely."

Lees hier meer. WIPO berichtgeving hier. Bericht op Tweakers hier.

IEF 1987

Prêtrecht

HvJ EG, 27 april 2006, C-180/05. Commissie tegen Grand-Duché de Luxembourg (Alleen beschikbaar in het Frans).

Droits voisins du droit d’auteur dans le domaine de la propriété intellectuelle, droit de prêt public, non-transposition dans le délai prescrit.

En l’espèce, il est constant que les mesures réglementaires destinées à fixer, dans l’ordre juridique luxembourgeois, les conditions de la rémunération au titre du prêt public, requise à l’article 5, paragraphe 1, de la directive 92/100 comme condition pour permettre la dérogation au droit exclusif prévu à l’article 1er de cette directive, n’avaient pas été adoptées à l’expiration du délai imparti dans l’avis motivé. Il est constant également que l’absence de telles mesures a fait obstacle à l’application, à cette date, des dispositions de la directive 92/100 relatives à cette rémunération.

Par conséquent, il convient de constater que, en n’appliquant pas les dispositions relatives au droit de prêt public prévues par la directive 92/100, le Grand-Duché de Luxembourg a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu des articles 1er et 5 de cette directive.

Lees het arrest hier.

IEF 1832

Vreemde bedgenoten (8)

Prof. mr. D.J.G.Visser: Rechten op overheidsinformatie gewijzigd. Artikel 15b Aw gewijzigd, nieuw artikel 9a WNR ingevoerd. Vermoedelijk het laatste bericht in de serie Vreemde Bedgenoten (eerdere berichten hier).

Per 20 januari 2006 (zie Stb. 2005, 25) is art. 15b Auteurswet dat betrekking heeft op door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakte werken op een belangrijk punt gewijzigd. De regel dat verdere openbaarmaking of verveelvoudiging daarvan geen auteursrechtinbreuk oplevert is sindsdien alleen nog van toepassing op werken “waarvan de openbare macht de maker of rechtverkrijgende is”.

De wijziging van art. 15b heeft tot gevolg dat publicatie door of vanwege de openbare macht niet meer tot ‘onteigening’ van auteursrecht van derden kan leiden. De overheid kon onder de oude regeling zonder toestemming en zonder het recht daartoe te verwerven beschermd werk van derden ‘in het publiek domein gooien’. Dat kan nu niet meer, dat is een pluspunt. Minpunt is voor de gebruikers dat zij er niet meer op kunnen vertrouwen dat als informatie door of vanwege de openbare macht openbaar is gemaakt, deze vrijelijk mag worden hergebruikt (vgl. M.M.M. van Eechoud, Mediaforum 2005-9, p. 291). Zie voor kritiek op de oude regeling:  Spoor/Verkade/Visser, p. 140-49.

Daarnaast is er in de WNR een nieuw artikel 9a opgenomen dat als volgt luidt:

“De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, zijn niet van toepassing op een door of vanwege de openbare macht in het verkeer gebrachte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, opnamen van een programma, en een reproductie daarvan en openbaar gemaakte uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma, opname van een programma, en een reproductie daarvan, waarvan de openbare macht de rechthebbende is, tenzij de rechten hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal zelf dan wel bij het in het verkeer brengen of openbaar maken daarvan uitdrukkelijk zijn voorbehouden”.

Deze aanpassing van de WNR is het herstel van een omissie die vanaf in de invoering van de WNR in 1993 in de wet heeft gezeten. Er was en is geen reden om in de WNR niet een met artikel 15b Aw overeenstemmende regeling op te nemen en het ontbreken ervan ondergroef de effectiviteit van art. 15b Aw (vgl. Spoor/Verkade/Visser, p. 673).