Naburige rechten  

IEF 1020

Vreemde bedgenoten (3)

Speciaal voor Mireille van Eechoud en Dirk Visser (zie eerdere berichten hier): Kamerstuk 30 188, nr. 5. Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

"Volgens de regering in de memorie van toelichting (bladzijde 8) kan veel auteurs-, nabuur- en databankrechtelijk beschermde, openbare overheidsinformatie al worden hergebruikt zonder dat daartoe een verzoek dient te worden gedaan. Op welke overheidsinformatie wordt hier gedoeld, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Als het auteursrecht, het naburig recht of het databankenrecht op overheidsinformatie is voorbehouden, dan zal eerst toestemming moeten worden gevraagd om de desbetreffende informatie te kunnen hergebruiken.

De overheid beschikt daarbij over een betrekkelijk grote discretionaire bevoegdheid om een afweging te maken tussen de verschillende betrokkenen en hun belangen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader in te gaan op de reikwijdte van deze bevoegdheid. Leidt deze niet tot onduidelijkheid en dus tot onnodige geschillen, zo vragen deze leden.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie, op welke termijn de Kamer een kabinetsstandpunt over de aanbevelingen in het evaluatierapport over de Wet openbaarheid van bestuur tegemoet kan zien. Wat is het resultaat van het onderzoek naar de wenselijkheid om de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) uit te bouwen tot een Algemene wet toegankelijkheid overheidsinformatie, zoals toegezegd bij de begrotingsbehandeling in 2002 (28 600 VII, nr. 5, blz. 3–4)?  Het voorstel artikel 15b van de Auteurswet 1912 aan te passen zodat de richtlijn alleen van toepassing is op stukken waar de overheid zelfde maker of rechthebbende van is, baart de leden van de PvdA-fractie zorgen. Externen schrijven soms rapporten, nota’s en beleidsstukken al dan niet in opdracht van de overheid. Hoe zit het met de rechten op deze documenten? Mogen zij verder worden verspreid? Deze leden hechten sterk aan de gratis informatievoorziening aan het publiek." Lees document hier.

IEF 656

Naburige Landsgrenzen

HvJ EG, 14 juli 2005, zaak C-192/04, Lagardère Active Broadcast tegen SPRE en GVL, in de hoedanigheid van CERT. Prejudiciële beslissing betreffende een verzoek ingediend door het Franse Cour het cassation. Een HvJ IE uitspraak die geen OHIM-zaak is als een Rapunzelklokje in Amsterdam; zeldzaam maar af er toe wordt er eentje gesignaleerd. Deze gaat over auteursrecht en naburige rechten. En landsgrenzen.

Het probleem betreft de aanwezigheid van landsgrenzen bij de verder geheel technische realisatie van een televisie-uitzending via satelliet. De vennootschap Lagardère is een in Frankrijk gevestigde omroep. Haar uitzendingen worden geproduceerd in haar Parijse studio’s en naar een satelliet gezonden. De signalen lopen terug naar de aarde, waar zij worden opgevangen door grondstations in Frankrijk die de uitzendingen in frequentiemodulatie (FM) aan het publiek doorgeven.

Aangezien deze wijze van doorgeven niet het gehele Franse grondgebied dekt, stuurt de satelliet deze signalen tevens door naar een grondstation te Felsberg, in het Saarland (Duitsland), dat technisch is ingericht om de uitzendingen via de lange golf naar bovengenoemd grondgebied te sturen. Dit uitzenden wordt verzorgd door CERT, een dochteronderneming van Lagardère. De in het Frans uitgezonden programma’s kunnen om technische redenen tevens in Duitsland worden ontvangen, maar alleen binnen een beperkt gebied. Zij worden in Duitsland niet commercieel geëxploiteerd.

Dit roept de volgende vragen op:

(1) Wanneer een omroep die vanuit een lidstaat uitzendt, om een deel van zijn nationale publiek te bereiken, gebruik maakt van een nabijgelegen zendstation op het grondgebied van een andere lidstaat op grond van een concessieovereenkomst met een dochteronderneming waarin de omroep een meerderheidsbelang bezit, geldt dan de wettelijke regeling van laatstbedoelde lidstaat voor de enkele billijke vergoeding in de zin van de artikelen 8, [lid 2,] van richtlijn 92/100 […] en 4 van richtlijn 93/83 […], die is verschuldigd voor het gebruik van voor handelsdoeleinden uitgegeven geluidsdragers in de uitgezonden programma’s?

(2) Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag, is het oorspronkelijke omroepbedrijf dan gerechtigd de door zijn dochteronderneming betaalde bedragen in mindering te brengen op de vergoeding die wordt gevorderd voor de ontvangst op het gehele nationale grondgebied?”

Het Hof van Justitie verklaart vervolgens voor recht dat de binnengrenzen in Europa nog niet volledig verdwenen zijn.

1) In het geval van een uitzending als aan de orde in het hoofdgeding verzet richtlijn 93/83/EEG zich er niet tegen dat voor de vergoeding voor het gebruik van fonogrammen niet alleen de wettelijke regeling geldt van de lidstaat op het grondgebied waarvan de uitzendende vennootschap is gevestigd, maar tevens de wettelijke regeling van de lidstaat waarin zich om technische redenen het grondstation bevindt dat de betrokken uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft. 2) Artikel 8, lid 2, van richtlijn 92/100/EEG (verhuur- en uitleenrecht) moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de in deze bepaling genoemde billijke vergoeding de uitzendende onderneming niet gerechtigd is om het bedrag van de vergoeding die zij verschuldigd is voor het gebruik van fonogrammen in de lidstaat waarin zij is gevestigd, eenzijdig te verminderen met het bedrag dat is betaald of wordt gevorderd in de lidstaat op wiens grondgebied zich het grondstation bevindt dat uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft. Lees arrest.

IEF 342

Eindelijk grondwettelijke bescherming

Europese Grondwet, art. II-77:

1.  Eenieder heeft het recht de goederen die hij rechtmatig heeft verkregen, in eigendom te bezitten, te gebruiken, erover te beschikken en te vermaken. Niemand mag zijn eigendom worden ontnomen, behalve in het algemeen belang, in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet voorziet en mits het verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed. Het gebruik van de goederen kan bij wet worden geregeld, voorzover het algemeen belang dit vereist.

2. Intellectuele eigendom is beschermd.

Toelichting: "De bescherming van intellectuele eigendom, één van de aspecten van het eigendomsrecht, wordt in lid 2 uitdrukkelijk vermeld wegens het toenemend belang ervan en het afgeleid Gemeenschapsrecht. De intellectuele eigendom omvat naast de literaire en de artistieke eigendom, onder meer het octrooi- en merkenrecht alsmede de naburige rechten. De in lid 1 opgenomen waarborgen zijn op passende wijze van toepassing op intellectuele eigendom". Lees Grondwet

IEF 193

Verklaring van de commissie

Betreffende artikel 2 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (2005/295/EG).

De Commissie is van oordeel dat ten minste de volgende intellectuele-eigendomsrechten onder het toepassingsgebied
van de richtlijn vallen:

— auteursrechten,
— naburige rechten van het auteursrecht,
— het recht sui generis van de maker van een databank,
— de rechten van de maker van topografieën van halfgeleiderproducten,
— merkenrechten,
— rechten op tekeningen of modellen,
— octrooirechten, met inbegrip van de rechten afgeleid van aanvullende beschermingscertificaten,
— geografische aanduidingen,
— rechten op gebruiksmodellen,
— kwekersrechten,
— handelsnamen, voorzover deze in het betrokken nationale recht als uitsluitende eigendomsrechten
worden beschermd.

NL 13.4.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 94/37