Naburige rechten  

IEF 2142

Belast met het beheer

Hof van Justitie EG, 1 juni 2006, zaak C-169/05. Uradex CVBA tegen RTD en BRUTELE.  

Uradex is een vennootschap voor collectief beheer van de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars. Uradex heeft een vordering ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel tot vaststelling dat de kabelmaatschappijen die lid zijn van de Beroepsvereniging van de radio- en teledistributie (RTD), en in het bijzonder  de Intercommunale maatschappij voor teledistributie (BRUTELE), door zonder haar toestemming en dus in strijd met de artikelen 51 en 53 van de wet de tot haar repertoire behorende prestaties van uitvoerende kunstenaars via de kabel door te geven, de naburige rechten schenden die Uradex beheert. Zij heeft eveneens gevorderd dat elk van de betrokken maatschappijen wordt gelast, de doorgifte via de kabel van die prestaties te staken.

De rechtbank wijst de vordering af. Het Hof van Beroep wijst de vordering gedeeltelijk toe en oordeelt dat BRUTELE de doorgifte van niet audiovisuele prestaties dient te staken wegens schending van de naburige rechten van de uitvoerende kunstenaars die het beheer ervan aan Uradex hebben opgedragen. Uradex  stelt cassatie in en het Hof van Cassatie stelt de volgende prejudiciële vraag:

„Moet artikel 9, lid 2, van [de] richtlijn [...] aldus worden uitgelegd dat wanneer een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging wordt geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van een auteursrechthebbende of houder van naburige rechten die het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging heeft opgedragen, die maatschappij het recht van deze rechthebbende om een kabelmaatschappij de doorgifte via de kabel van een uitzending toe te staan of te verbieden, niet mag uitoefenen, daar zij alleen belast is met het beheer van de financiële aspecten van de rechten van deze rechthebbende?”

Het HvJ beantwoord de vraag in negatieve zin,  het beheer van de rechten van de rechthebbende door die maatschappij is niet beperkt tot de financiële aspecten van deze rechten.

Artikel 9 („Uitoefening van het recht op doorgifte via de kabel”) van richtlijn 93/83/EG luidt als volgt:

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat het recht van auteursrechthebbenden en houders van naburige rechten om aan kabelmaatschappijen doorgifte via de kabel van een omroepuitzending toe te staan of te verbieden, uitsluitend door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging kan worden uitgeoefend.

2. Indien een rechthebbende het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging heeft opgedragen, wordt de maatschappij die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van zijn rechten te zijn belast. Indien de rechten van die categorie door meer dan één maatschappij voor collectieve belangenbehartiging worden beheerd, staat het de rechthebbende vrij te kiezen welke van die maatschappijen geacht wordt zijn rechten te beheren. Voor rechthebbenden waarnaar in dit lid wordt verwezen, gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de kabelmaatschappij en de maatschappij voor collectieve belangenbehartiging die geacht wordt met het beheer van hun rechten te zijn belast, als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten hebben opgedragen aan deze maatschappij voor collectieve belangenbehartiging.

Het Hof overweegt dat op grond van artikel 9 lid 1 richtlijn rechthebbenden het recht op doorgifte enkel kunnen uitoefenen via een maatschappij voor collectieve behartiging. Indien een rechthebbende zijn rechten niet heeft overgedragen aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging, dan wordt deze maatschappij geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van deze rechthebbende (artikel 9 lid 2 richtlijn). Volgens het Hof brengt deze bepaling geen beperking aan voor wat betreft de omvang van het beheer:

"Derhalve volgt uit de formulering ervan niet dat een dergelijk beheer enkel betrekking zou moeten hebben op de financiële aspecten van de betrokken rechten, met uitsluiting van het recht op doorgifte"
Dit laat onverlet de mogelijkheid dat van een rechthebbende het recht op doorgifte over te dragen. In dat geval wordt de rechtsverhouding tussen hem en de maatschappij voor collectieve behartiging verbroken.

Lees het arrest hier. Eerder bericht hier.

IEF 2127

Diensten

De Raad voor Concurrentievermogen, de raad van Europese ministers van Economische Zaken, heeft ingestemd met een nieuw voorstel voor de Dienstenrichtlijn, de richtlijn moet het vrije verkeer van diensten en de vrije vestiging van dienstverleners binnen de Europese Unie bevorderen.

Belangrijkste wijziging is dat het oorspronkelijke idee om alleen de regels van het land van waaruit de dienstverlener opereerde te laten gelden uit de richtlijn is geschrapt. Voor ie-rechten verandert er zo op het eerste oog weinig. In het eerdere voorstel was immers al een uitzondering gemaakt op in het oude artikel 16 vervatte land-van-oorsprongsbeginsel)

Relevante bepalingen uit het nieuwe voorstel zijn:

“Artikel 3: In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(...) 7 bis. "dwingende redenen van algemeen belang": redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; hiertoe behoren de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;”

“Artikel 16 (Vrij verrichten van diensten. De lidstaten eerbiedigen het recht van dienstverrichters om diensten te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn)  is niet van toepassing op:

(...)13. auteursrechten, naburige rechten, de rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG van de Raad[54] en Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad[55] en industriële-eigendomsrechten;”

Lees het voorstel van de Commissie hier. Eerdere berichten hier, hier, hier en hier.

IEF 2120

Voorbij de datum

Kamerstuk 30392, nrs 6 + 7, 24 mei 2006, 2e Kamer. Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet.

Ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195); Nota naar aanleiding van het verslag + Nota van wijziging.

"Een zevental wijzigingen beoogt op het gebied van het verstrekken van informatie over de inbreukketen een betere scheiding aan te brengen tussen het procesrecht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het materiële recht in de intellectuele-eigendomswetten."

Lees de verslagnota hier, de wijzigingen hier.

IEF 2034

Staand Comité

Cptech berichtte op 5 mei over een meeting van het WIPO Standing Committee on Copyright and Related Rights, waarover het WIPO zelf  nog niet erg veel te melden heeft:

“Today WIPO finally took a step back from forcing a restrictive Rome Convention intellectual property right on Internet publishing... This is a victory for everyone who has opposed linking webcasting to the broadcasting treaty. 

There is still a lot of work to. There is a strong likihood the traditional broadcasting treaty will move forward, and the EU will clearly push to expand this to cases where broadcasters use the Internet.... and there are considerable problems with many of the proposals for the broadcasting treaty, including some very strong rights, TPMs, and other problems.  However, there is now also a growing movement away from granting IP rights in the content of transmissions, in favor of theft of services protections, which is a very positive development, and a new project to examine the impact of TPMs on limitations and exceptions, which is quite important.   The Internet is far safer now than before, because the threat of a new treaty for Internet middleman is now much less likely."

Lees hier meer. WIPO berichtgeving hier. Bericht op Tweakers hier.

IEF 1987

Prêtrecht

HvJ EG, 27 april 2006, C-180/05. Commissie tegen Grand-Duché de Luxembourg (Alleen beschikbaar in het Frans).

Droits voisins du droit d’auteur dans le domaine de la propriété intellectuelle, droit de prêt public, non-transposition dans le délai prescrit.

En l’espèce, il est constant que les mesures réglementaires destinées à fixer, dans l’ordre juridique luxembourgeois, les conditions de la rémunération au titre du prêt public, requise à l’article 5, paragraphe 1, de la directive 92/100 comme condition pour permettre la dérogation au droit exclusif prévu à l’article 1er de cette directive, n’avaient pas été adoptées à l’expiration du délai imparti dans l’avis motivé. Il est constant également que l’absence de telles mesures a fait obstacle à l’application, à cette date, des dispositions de la directive 92/100 relatives à cette rémunération.

Par conséquent, il convient de constater que, en n’appliquant pas les dispositions relatives au droit de prêt public prévues par la directive 92/100, le Grand-Duché de Luxembourg a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu des articles 1er et 5 de cette directive.

Lees het arrest hier.

IEF 1832

Vreemde bedgenoten (8)

Prof. mr. D.J.G.Visser: Rechten op overheidsinformatie gewijzigd. Artikel 15b Aw gewijzigd, nieuw artikel 9a WNR ingevoerd. Vermoedelijk het laatste bericht in de serie Vreemde Bedgenoten (eerdere berichten hier).

Per 20 januari 2006 (zie Stb. 2005, 25) is art. 15b Auteurswet dat betrekking heeft op door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakte werken op een belangrijk punt gewijzigd. De regel dat verdere openbaarmaking of verveelvoudiging daarvan geen auteursrechtinbreuk oplevert is sindsdien alleen nog van toepassing op werken “waarvan de openbare macht de maker of rechtverkrijgende is”.

De wijziging van art. 15b heeft tot gevolg dat publicatie door of vanwege de openbare macht niet meer tot ‘onteigening’ van auteursrecht van derden kan leiden. De overheid kon onder de oude regeling zonder toestemming en zonder het recht daartoe te verwerven beschermd werk van derden ‘in het publiek domein gooien’. Dat kan nu niet meer, dat is een pluspunt. Minpunt is voor de gebruikers dat zij er niet meer op kunnen vertrouwen dat als informatie door of vanwege de openbare macht openbaar is gemaakt, deze vrijelijk mag worden hergebruikt (vgl. M.M.M. van Eechoud, Mediaforum 2005-9, p. 291). Zie voor kritiek op de oude regeling:  Spoor/Verkade/Visser, p. 140-49.

Daarnaast is er in de WNR een nieuw artikel 9a opgenomen dat als volgt luidt:

“De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, zijn niet van toepassing op een door of vanwege de openbare macht in het verkeer gebrachte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, opnamen van een programma, en een reproductie daarvan en openbaar gemaakte uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma, opname van een programma, en een reproductie daarvan, waarvan de openbare macht de rechthebbende is, tenzij de rechten hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal zelf dan wel bij het in het verkeer brengen of openbaar maken daarvan uitdrukkelijk zijn voorbehouden”.

Deze aanpassing van de WNR is het herstel van een omissie die vanaf in de invoering van de WNR in 1993 in de wet heeft gezeten. Er was en is geen reden om in de WNR niet een met artikel 15b Aw overeenstemmende regeling op te nemen en het ontbreken ervan ondergroef de effectiviteit van art. 15b Aw (vgl. Spoor/Verkade/Visser, p. 673).

IEF 1690

Stemrecht (2)

In reactie op dit eerdere bericht, over de algemene voorwaarden van navigatiestemmen.nl, stelt Dirk Visser:

"Het gaat hier (uiteraard) niet om auteursrecht, maar mogelijk wél om naburig recht. Als de opname van een stem in een bepaald geval als een vastlegging van de prestatie van een uitvoerend kunstenaar zou moeten worden aangemerkt, hetgeen bepaald niet valt uit te sluiten, kan zelfs de toestemming voor het gebruik ervan uitsluitend bij akte geschieden. Mogelijk geldt dat ook al omdat iedere geluidsopname een fonogram is in de zin van de WNR en de inspreker de fonogrammenproducent daarvan.

Blijkens de laatste volzin van art. 9 WNR is namelijk niet alleen voor de overdracht maar ook voor toestemming een akte vereist:

'De rechten die deze wet verleent gaan over bij erfopvolging. Deze rechten zijn, met uitzondering van die welke genoemd zijn in het eerste lid van artikel 5, vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, geschiedt door een daartoe bestemde akte. De overdracht omvat alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. Ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 is het bepaalde in de derde en vierde volzin van dit artikel van overeenkomstige toepassing.'"

Andere mening? Zin in een discussie over de juridische status van stemmen? Reacties kunnen kunnen worden gemaild.
IEF 1615

Een Kafkaëske strijd

Kamerstuk 30 392, nr. 5, Tweede Kamer. Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en alle IE-wetten ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195).

Verslag vaste commissie voor Justitie, vastgesteld 8 februari 2006. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid. Interessante discussiepunten. Lees het verslag hier.

IEF 1278

Wijzigingen (2)

Nog even een paar extra documenten, inclusief de begeleidende briefjes, m.b.t de implementatiewetgeving Handhavingsrichtlijn (zie twee berichten hieronder), via de website van Justitie: 

- "Hoi Nicole,  Hierbij, zoals afgesproken, het commentaar van mevrouw Fasseur op het wetsvoorstel IE. Groeten Dorien" (hier)

- "Nicole, Dank voor je reactie. Inmiddels kreeg ik van een lid van de Adviescommissie nog nadere opmerkingen over het voorstel. De Adviescommissie als geheel heeft er niet meer naar kunnen kijken, maar er lijken ook geen bezwaren tegen te bestaan. Daarom neem ik - gezien de tijdsdruk - de vrijheid om dit je op deze wijze informeel toe te sturen. Met vriendelijke groet, Adrienne Hoevers, Nederlandse Orde van Advocaten (hier)

- Nader rapport, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad van State, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad voor de Rechtspraak, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies van Adviescommissie Intellectuele eigendom NOvA o.l.v. Mr W.A. Hoyng (hier)

IEF 1276

Belangrijke en interessante wijzigingen

Op donderdag 24 november jl. is het wetsvoorstel tot implementatie van de Europese richtlijn m.b.t. de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar dit wetsvoorstel werd reikhalzend uitgezien omdat de betreffende richtlijn betrekkelijk veel ruimte laat aan de nationale wetgevers.

Brengt het wetsvoorstel interessant nieuws? Ja.

De belangrijkste en interessantste wijzigingen zijn:

a) Er komen uitgebreidere mogelijkheden voor het leggen van bewijsbeslag (art 1019 a-d Rv).
b) Er komt een Einstweilige Verfügung: (een verbod in) kort geding zonder dat de gedaagde wordt gehoord (art. 1019e) (maar dan moet er wel sprake zijn van dreigende onherstelbare schade).
c) Er komt een verruimde mogelijkheid voor veroordeling in proceskosten in IE-zaken (art. 1019h)

Daarnaast wordt het noemen van de voorman en het verschaffen van andere informatie over het distributie-kanaal gecodificeerd (art. 1019f). verder worden er in de Auteurswet, de WNR en Databankenwet enkele wijzigingen ingevoerd ter zake van (kort gezegd) ‘vermoeden van makerschap’ en ten aanzien van beslagmogelijkheden. In Landbouwkwaliteitswet (!?) worden enkele procedures inzake geografische benamingen vastgelegd.

“Uitkristalliseren en naar bevind van zaken handelen”

Het meest fascinerend is op het eerste gezicht het voorgestelde art. 1019h Rv dat ruimere proceskostenveroordelingen in IE-zaken mogelijk maakt. Dit kan heel interessant worden, maar is volledig afhankelijk van hoe de rechterlijke macht dit gaat invullen. In de MvT staat te lezen dat één en ander zich opnieuw moet uitkristalliseren en dat de rechter “naar bevind van zaken [moet] handelen”. Let op: ook eisers/rechthebbenden kunnen in ruimere proceskosten worden veroordeeld.

Artikel 1019h Rv luidt als volgt:

“Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet”.

Memorie van Toelichting:

Artikel 14 van de richtlijn verplicht tot een ruime proceskostenveroordeling van de verliezende partij. In het Nederlandse civiele procesrecht wordt thans uitgegaan van forfaitaire kostenveroordeling, gebaseerd op vaste tarieven (artikel 239 Rv en de Wet tarieven in burgerlijke zaken). Daarnaast voorziet artikel 6:96 BW in schadevergoeding voor de redelijke kosten tot verkrijging van voldoening buiten rechte.

De proceskostenveroordeling zal zich onder het nieuwe regime in intellectuele-eigendomsinbreukzaken opnieuw moeten uitkristalliseren. De rechter zal moeten komen tot een veroordeling in evenredige kosten, te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Deze billijkheid zal bijvoorbeeld meespelen bij de proceskostenveroordeling van een inbreukmaker te goeder trouw. Beperking van de proceskostenveroordeling tot hetgeen onder het huidige recht gebruikelijk is, ligt dan meer voor de hand dan een volledige kostenveroordeling.

Deze laatste ligt vooral in de rede wanneer het gaat om grootschalige namaak of piraterij. Voor de inbreuken die daartussen liggen, zal de rechter naar verwachting naar bevind van zaken handelen en beoordelen wat redelijke en evenredige kosten zijn die door de verliezende partij dienen te worden gedragen. Door de formulering van de aanhef van het artikel - voor zover nodig in afwijking van de artikelen 237 e.v. - wordt aangegeven dat in situaties waarin de forfaitaire kostenveroordeling meer op zou leveren dan de werkelijk gemaakte kosten, de forfaitaire kostenveroordeling voorgaat.

Prof. mr Dirk J.G. Visser

Voorstel van wet

Memorie van Toelichting