Octrooirecht  

IEF 7452

Voortgangsverslagen beschermingsduur & gemeenschapsoctrooi

Kamerstukken II 2008/09,21501-30, nr. 198. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met het verslag van de Raad van 1 en 2 december 2008

Verlenging beschermingsduur muziekwerken: Voortgangsverslag. Het voorzitterschap gaf een toelichting op het voortgangsrapport en benadrukte het belang van een akkoord. De Commissie, bij monde van Commissaris McCreevy, benadrukte dat de huidige beschermingsduur in de EU kort is ten opzichte van bijvoorbeeld de VS (55 jaar) en Mexico (75 jaar). De Commissaris verwelkomde het voortgangsverslag van het voorzitterschap en sprak de hoop uit dat de Raad snel tot een akkoord kan komen over dit voorstel. Er was geen tafelronde voorzien en er werden dan ook geen interventies gepleegd. Tijdens het volgende agendapunt «Gemeenschapoctrooi» heeft Nederland kort benadrukt afwijzend te staan tegenover dit voorstel.

Gemeenschapsoctrooi: Voortgangsverslag. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van een snellere voortgang op dit dossier, om eindelijk politiek knopen te kunnen doorhakken. Veelgenoemde openstaande punten zijn de kwaliteit van de rechtspraak (geschilbeslechting), de rol van het Europese Hof van Justitie, de vertaling en de kosten voor het aanvragen en in standhouden van het gemeenschapsoctrooi. Een tweetal lidstaten herhaalde het standpunt dat geen sprake mag zijn van discriminatie van hun taal. Tot slot stelden veel lidstaten zich sceptisch op tegenover het voorstel van de Commissie in het Europees herstelplan om de kosten van octrooien met 75% te verminderen.

Lees de brief hier.

IEF 7429

Tijdens een internationale veehouderijbeurs in Utrecht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 december 2008, HA ZA 07-3236, Merial Ltd. c.s. tegen Cipla Ltd. (met dank aan Klaas Bisschop, Lovells).

Eerst even kort. Octrooirecht. EP. ‘derivative of a N-fenylpyrazole). Niet in geschil is dat het door Cipla verhandelde product PROTEKTOR onder de beschermingsomvang van het octrooi valt.

Geen inbreuk door aanbieden op eigen website cipla.com. Rechtbank is uitsluitend bevoegd is te oordelen over eventuele inbreuken in Nederland. Betreffende website is niet onmiskenbaar op Nederland gericht. het actief benaderen van andere websites met melding dat wereldwijde verkoop mogelijk is, omdat het een generiek product betreft, kan schadelijk zijn voor het octrooirecht van eisers in Nederland, maar brengt geen inbreuk met zich mee aangezien gesteld nog gebleken is dat die handelingen in Nederland hebben plaatsgevonden of gericht waren op Nederlandse verkopers.

Gedaagde Cipla heeft wel inbreuk gemaakt op het octrooi tijdens een internationale veehouderijbeurs in Utrecht in 2006.  De van de aanwezigheid op de beurs uitgaande dreiging in combinatie met de genoemde handelingen maakt dat zich een voldoende serieuze bedreiging van verdere inbreuken door Cipla in Nederland voordoet. De rechtbank acht het gevorderde verbod voor wat betreft Nederland toewijsbaar. Proceskosten €27.084.01.

Lees het vonnis hier.

IEF 7391

Volstrekt onvoldoende

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 08-3150, Vetus N.V. tegen Inno Nautic Holding B.V & Entre Deux B.V.

Met dank aan Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten.

Vrijwaringsincident in octrooizaak. Vordering afgewezen.

“4.2. Vooropgesteld moet worden dat de hoofdzaak de geldigheid van het Nederlandse octrooi (NL1013030) betreft en dat de nadelige financiële gevolgen van de hoofdzaak slechts zijn gelegen in de proceskosten, waarin Entre Deux zou kunnen worden veroordeeld. Deze proceskosten zijn gemaakt ten gevolge van de keuze van Entre Deux om haar octrooirecht te handhaven en bijgevolg in de hoofdzaak verweer te voeren. Entre Deux heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom zij deze proceskosten gelet op het vorenstaande op Inno Nautic, [X] en Cuckoo zou kunnen verhalen. De enkele stelling van Entre Deux dat Inno Nautic, [X] en Cuckoo opzettelijk en op oneerlijke concurrentiële wijze haar rechten hebben willen schaden en ook daadwerkelijk hebben geschaad is volstrekt onvoldoende. De incidentele vordering tot vrijwaring zal bijgevolg worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.  

IEF 7386

Met daarin een driedimensionaal figuurtje

Octrooirecht. Werkwijze voor het produceren van glazen knikkers met daarin een driedimensionaal figuurtje. Procesvolmacht na overdracht octrooi tijdens procedure. Niet aannemelijk dat dezelfde werkwijze wordt gebruikt. Liquidatietarief i.v.m. datum dagvaarding, geen aanpassing tarief i.v.m. gestelde misbruik van procesrecht.

Marbleous had een Europees octrooi op een werkwijze om glazen knikkers te produceren. Dit octrooi is tijdens de procedure overgedragen en zij heeft van de huidige houder een procesvolmacht gekregen voor de voortzetting van deze zaak. Sulphide stelt dat dit tot niet-ontvankelijkheid leidt. De rechtbank wijst deze stelling echter af met een beroep op HR 21 oktober 1983, NJ 1984, 254. De overdracht van het octrooi staat volgens de rechtbank niet in de weg aan (de voortzetting van) deze procedure.

Sulphide heeft het voornemen om glazen knikkers in Nederland op de markt te brengen. Marbleous stelt dat deze knikkers van Sulphide op dezelfde wijze worden geproduceerd als de door haar onder bescherming gestelde productiemethode. Ter onderbouwing van deze stelling claimt Marbleous dat haar geoctrooieerde werkwijze de enige commercieel haalbare methode is om 3D-knikkers op grote schaal te vervaardigen die volledig gaaf blijven. Ook wordt door Marbleous verwezen naar een brief van haar Vietnameze producent waaruit zou blijken dat Sulphide een machine heeft waarmee de geoctrooieerde werkwijze zou worden toegepast.

Sulpide betwist gemotiveerd dat zij inbreuk maakt op het octrooi van Marbleous. Zij stellen dat ze een eigen werkwijze hebben – die overigens ook is geoctrooieerd – en hebben ter onderbouwing van deze stelling een rapport overgelegd van het bureau SGS Vietnam Ltd. Ten slotte beweren zij dat de methode van Marbleous niet de enige commercieel haalbare methode is om 3D-knikkers op grote schaal te vervaardigen, aangezien ook Marbleous eigen producent – die dus kennelijk in staat is om gave knikkers te maken – in een brief stelt niet te werken volgens de werkwijze van Marbleous.

In het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot afwijzing van de vorderingen van Marbleous. Marbleous wordt veroordeeld in de proceskosten die volgens het liquidatietarief worden vastgesteld.

Lees het vonnis hier. Zie ook IEF 7128 (Dridimensionale figurine)

IEF 7374

Voortgangsrapportages

Uit het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen (1 en 2 december):

"The Council took note of a progress report (16006/08) from the Presidency on discussions to create a Community patent and establish an EU patent court. As regards the patent litigation system, the discussions held in the preparatory bodies enabled better coordination to be achieved between the provisions of the various jurisdiction instruments so that the Commission would be able, in due course, to propose negotiating directives on a future international agreement establishing an EU patent court. As regards the Community patent, the discussions enabled the concerns of delegations to be expressed, particularly in relation to cost issues and the language arrangements."

"The Council took note of a progress report on a proposal for a Directive amending Directive 2006/116/EC on the term of protection of copyright and related rights. It asked its preparatory bodies to continue discussions with a view to finding solutions to the questions outstanding."

Lees het hele verslag hier

IEF 7351

Schoorhouders

Inrichting voor de bevestiging van schoren voor het vasthouden van een spatbordRechtbank ’s-Gravenhage 3 december 2008 (bij vervroeging), HA ZA 08-1223, SKS-Metaplast Scheffer-Klute GmbH tegen Orion-Italy Componenti Biciclette S.R.L.

Octrooirecht. Verklaring voor recht dat inbreuk wordt gemaakt wordt afgewezen nu niet voldoende is komen vast te staan dat Orion nog altijd inbreuk maakt op het octrooi. Het gevorderde verbod wordt om dezelfde reden afgewezen

SKS drijft een onderneming die zich bezighoudt met de handel in plastic onderdelen. Zo houdt zij zich onder meer bezig met de ontwikkeling, productie en verhandeling van fietsgerelateerde producten, waaronder schoorhouders. Schoorhouders vormen de verbinding tussen het fietsframe en een schoor, die het spatbord in positie helpt te houden. 

SKS is houdster van een Europees octrooi met betrekking tot de “inrichting voor de bevestiging van schoren voor het vasthouden van een spatbord”. gedaagde Orion drijft een onderneming die is gespecialiseerd in de productie van spatborden, Zij heeft onder andere in Nederland schoorhouders verkocht onder de naam Secusys.

SKS stelt dat de Secusys inbreuk maakt op haar octrooi en vordert onder meer een verklaring voor recht dat Secusys inbreuk maakt en een verbod op de verhandeling ervan. Orion voert verweer en werpt onder meer een bevoegdheidsincident op. Orion stelt daartoe dat de rechtbank haar internationale bevoegdheid ontleent aan artikel 5 lid 3 EEX-Vo en uit hoofde daarvan niet bevoegd is kennis te nemen van vorderingen die zich niet beperken tot het Nederlandse grondgebied.

De rechtbank oordeelt in het incident als volgt:

“4.1 Deze rechtbank is op grond van artikel 80 lid 2 ROW1995 bevoegd kennis te nemen van vorderingen die zien op de handhaving van octrooirechten. De rechtbank is internationaal bevoegd omdat gesteld wordt dat Orion inbreuk maakt in Nederland (artikel 5 lid 3 EEX-Vo.). Het petitum is op onderdelen ruim (want niet beperkt tot Nederland) geformuleerd. Lezing van het petitum in het licht van het lichaam van de dagvaarding leert echter dat de vorderingen van SKS zich uitdrukkelijk beperken tot Nederland. Nu Orion uitgaat van een verkeerde lezing van de dagvaarding, dient haar vordering te worden afgewezen.”

In hoofdzaak oordeelt de rechtbank dat de verklaring voor recht wordt afgewezen nu niet voldoende is komen vast te staan dat Orion nog altijd inbreuk maakt op het octrooi, terwijl wel als vaststaand wordt aangenomen dat Orion in het verleden inbreukmakende handelingen heeft verricht. Ook het gevorderde verbod wordt om dezelfde reden afgewezen.

“4.4 Het gevorderde verbod zal eveneens worden afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen, is niet komen vast te staan dat op dit moment van enig inbreukmakend handelen sprake is. Orion heeft in het verleden weliswaar inbreukmakende handelingen verricht, maar dat is in het onderhavige geval voor het opleggen van een verbod onvoldoende. Orion verhandelt de Secusys al sinds september 2006 niet meer, hetgeen ook tot uitdrukking komt in het door Orion overgelegde en door SKS in onvoldoende mate betwiste accountantrapport. Zij heeft bovendien aangeboden een onthoudingsverklaring te ondertekenen, op straffe van verbeurte van een boete en heeft zich voorts bereid verklaard de door haar met de verkoop van de Secusys behaalde winst af te dragen. Ook van een dreigende inbreuk is gelet hierop geen sprake. Dat, gelijk ter zitting is betoogd, uit een nader op te maken accountantsrapport mogelijk anders zou kunnen blijken, is - daargelaten dat de daarop betrekking hebbende vordering eveneens zal worden afgewezen - onvoldoende.”

Ten slotte worden ook de schadevergoeding en de nevenvorderingen afgewezen vanwege het feit dat de verkoop van de Secusys reeds langere tijd was gestaakt door Orion.

SKS wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank hanteert echter het liquidatietarief omdat Orion heeft verzuimd haar vordering op grond van art. 1019h Rv te onderbouwen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7332

Geen gebruik maken van deze theoretische mogelijkheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, Rolbeschikking van 26 november 2008, HA ZA 08-2507, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V. c.s.

Op 16 juni 2008 heeft Abbott bij de rechtbank in Maastricht een verzoek tot het leggen van een zogenaamd conservatoir bewijs- en beschrijvend beslag ingediend op grond beweerdelijke octrooi-inbreuk. Het verzoek is als verzocht toegewezen.

Medtronic heeft vervolgens bij de voorzieningenrechter in kort geding gevorderd dat Abbott zal worden verboden om inzage te krijgen in de beslagen bewijsstukken. De voorzieningenrechter is met Medtronic van oordeel dat het bewijsbeslag uitsluitend dient voor het veiligstellen van bewijs en niet om dat te vergaren en verbiedt Abbott van het vergaarde bewijs kennis te nemen.

In de aanhangige hoofdzaak heeft Abbott conclusie van antwoord in reconventie, tevens inhoudende een incidentele vordering ex. artikel 843a juncto art. 1019a Rv genomen. Abbott heeft voorts bij brief verzocht om van de regeling versneld regime in octrooizaken af te wijken in zoverre dat in het incident direct vonnis zal worden gewezen.
In de rolbeslissing van de rechtbank is uitsluitend aan de orde de vraag of en met name wanneer de rechtbank zal beslissen op het verzoek in het incident ex de artt. 1019a jo. 843a Rv.

“3.11. In het nu voorliggende geval is er een theoretische mogelijkheid (…) op korte termijn een mondelinge behandeling van het incident te bepalen en daarna op zo korte termijn te beslissen, dat Abbott (…)  tijdig van het bewijs kan kennis nemen en dit nog voor de behandeling op 6 februari 2009 in geding zou kunnen brengen. (…)"

"3.12. De rechtbank zal evenwel geen gebruik maken van deze theoretische mogelijkheid. Redengevend hiervoor is de omstandigheid, welke ook door de voorzieningenrechter te Maastricht in het vonnis van 29 juli 2008 onder 3.15 is gesignaleerd, dat het bewijs waarvan Abbott kennis wil nemen de omvang van schade en inbreuk betreft en niet het bestaan van de inbreuk. Abbott heeft niet bestreden dat zij de toegang tot het bewijs niet van node heeft ter onderbouwing van het bestaan van de inbreuk. Onder die omstandigheid heeft Abbott geen voldoende zwaarwegend en spoedeisend belang bij voortijdige toegang tot het bewijs en is bovendien de behandeling van de hoofdzaak een meer geëigend moment voor de beoordeling van het incident. (…)”

Lees de rolbeschikking hier.

IEF 7329

De materie van het basisoctrooi

Octrooicentrum Nederland, beschikking op bezwaar van 13 november 2008, inzake de afwijzing van een ABC van Stallergenes. (met dank aan Sascha Schalkwijk, Bird & Bird

Beslissing op bezwaar tegen weigering afgifte aanvullend beschermingscertificaat voor timoteegrasextract. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard.

Aanvraagster Stallergenes heeft haar verzoek tot afgifte gebaseerd op het aan haar toekomende Europese octrooi EP 278 877 en de marktvergunningen RVG 33788 en SE21278 voor het geneesmiddel Grazax. Deze marktvergunningen komen toe aan de in deze procedure als belanghebbende optredende derde partij ALK-Abelló.
 
Het OCNL is in de eerste plaats van oordeel dat RVG 33788 niet de eerste marktvergunning is in de zin van artikel 3(d) ABC-verordening, omdat er in Nederland een eerdere marktvergunning is afgegeven voor het geneesmiddel Alutard,  dat dezelfde werkzame stof als Grazax bevat (timoteegras). Het betoog van Stallergenes dat Alutard een combinatie van werkzame stoffen bevat, namelijk ook aluminiumhydroxide, wordt gepasseerd, aangezien aluminiumhydroxide een hulpstof is en geen werkzame stof.

 Voorts oordeelt het OCNL dat SE 21278 niet de eerste vergunning is voor het in de handel brengen van het product in de Gemeenschap, maar – wederom – een vergunning voor Alutard, in dit geval de Deense. Deze Deense vergunning is verleend op 4 maart 1982, derhalve vóórdat Richtlijn 65/65/EEG van toepassing werd verklaard op allergeenproducten en –vaccins. Toch is het OCNL van oordeel dat deze Deense vergunning onder de werkingssfeer van de ABC-verordening valt, omdat uit een verklaring van een Deense advocaat blijkt dat deze vergunning is afgegeven na controle van de veiligheid, kwaliteit en het nut van de stof die analoog is aan de door de Richtlijn vereiste controle. Het gevolg van de aanname dat de Deeense vergunning voor Alutard moet worden beschouwd als eerste EG-vergunning is dat geen certificaat kan worden afgegeven, omdat dit uitsluitend mogelijk is voor producten waarvoor de eerste EG-vergunning is afgegeven na 1 januari 1985 (artikel 19 ABC-verordening).

Bovendien is er nog een derde grond waarop de afgifte van het ABC dient te worden geweigerd. Het OCNL is van oordeel dat het product van Grazax niet wordt beschermd door het basisoctrooi EP 278 877. In conclusie 1 van dit octrooi wordt onder meer vereist dat sprake is van “désensibilisation progressive”. Naar het oordeel van het OCNL zal de vakman uit de beschrijving van het octrooi opmaken dat onder deze term wordt verstaan een desensibilisatie met toenemende doseringen. Dit betekent dat het product van Grazax, dat mono-doseringen van timotheegras betreft, niet tot de materie van het basisoctrooi hoort. OCNL ziet deze zienswijze bevestigd door de beslissing van de Kamer van Beroep T 0341/00 die het basisoctrooi in de huidige vorm heeft geaccepteerd en in een brief van de rechtsvoorganger van Stallergenes die destijds houder was van het octrooi.

Ten slotte wordt het verweer van ALK-Abelló dat het onderhavige octrooi geen geschikt basisoctrooi is, omdat het is verleend voor een specifieke toedieningsvorm, verworpen: “Naar het oordeel van Octrooicentrum Nederland zijn de conclusies van het octrooi toepassingsconclusies van het type tweede medische indicatie en geen productconclusies voor een toedieningsvorm. Een dergelijk octrooi valt zonder meer onder de definitie van het begrip basisoctrooi in artikel 1(c) als zijnde een octrooi dat een toepassing van een product beschermt.”

Leed de beschikking hier.

IEF 7324

Van vitaal belang

Kamerstukken II 2008/09, 21501-30, nr. 196. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 1 en 2 december 2008

Richtlijnvoorstel verlenging beschermingsduur muziekwerken - Voortgangsverslag:
Nederland is niet overtuigd van de noodzaak van een termijnverlenging. Er is niet gebleken van een economische of culturele noodzaak voor een verlenging van de beschermingsduur. Dit blijkt ook uit een aantal wetenschappelijke studies. De beoogde inkomensverbetering van uitvoerende kunstenaars is zeer beperkt en weegt wat Nederland betreft niet op tegen de lasten voor het publieke domein van het later vrijkomen van muziekwerken. Ook is onduidelijk wie de kosten moeten gaan dragen. Zoals aangegeven in het BNC fiche (...) stelt Nederland zich derhalve afwijzend op ten aanzien van dit voorstel.

Gemeenschapsoctrooi - Gedachtewisseling: 
Nederland hecht sterk aan vooruitgang op het terrein van het gemeenschapsoctrooi en het systeem voor geschilbeslechting. Nederland is van mening dat de totstandkoming van één uniform stelsel van octrooibescherming (gemeenschapsoctrooi) en rechtspraak (geschilbeslechting) van onverminderd groot belang is voor het concurrentievermogen van het innovatieve bedrijfsleven in Europa. (...)  Het innovatieve bedrijfsleven in Europa is gebaat bij een snelle invoering van een goede, snelle, kostenefficiënte en uniforme octrooirechtspraak en gemeenschapsoctrooi. (...) Daarom is een doorbraak op korte termijn van vitaal belang. Nederland zal bij de Commissie en aankomende voorzitterschappen blijven aandringen op een actieve rol ten behoeve van een meer voortvarende besluitvorming.

Lees de hele brief hier

IEF 7323

Geen verboden handelingen in Nederland

Cipla SerofloRechtbank ’s-Gravenhage, 26 november 2008, HA ZA 08-1339, Glaxo Group Limited tegen Cipla Limited & Arrowtarget Enterprises Limited. 

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 26 november 2006, HA ZA 08/1339, Glaxo Group Limited tegen Cipla Limited en Arrowtarget Enterprises Limited

Octrooirecht. Farmaoctrooi. Internetapotheken. Product gedaagde valt onder de beschermingsomvang van het octrooi van eiser, maar omdat door gedaagde geen (middellijk) voorbehouden handelingen zijn verricht in Nederland (de website is niet gericht o Nederland), is van octrooi-inbreuk door gedaagde derhalve geen sprake.

Eiser Glaxo is houdster van een Europees octrooi dat betrekking heeft op “medicaments comprising salmeterol and fluticason”. Tegen de verlening van het octrooi is geen oppositie ingesteld. Het Britse equivalent van het octrooi is bij vonnis van wijlen Pumfrey J vernietigd en het verlof om tegen die beslissing in hoger beroep te gaan is geweigerd. Gedaagde Cipla is de fabrikant van een met Galxo’s Seretide concurrerend generiek product, Seroflo.

Glaxo vordert jegens Cipla en Arrowtech in de hoofdzaak (onder meer) een inbreukverbod op de verhandeling van Seroflo en bij wege van provisionele voorziening een zelfde verbod voor de duur van de bodemprocedure.

De rechtbank passeert het nietigheidsverweer van Cipla. De loutere verwijzing naar het vonnis van wijlen Pumfrey J – dat dateert van voor de landmark decision van de House of Lords inzake Conor v. Angiotech –  en zonder daadwerkelijk het vonnis en de daar besproken prior art te overleggen is in de ogen van de rechtbank “bepaald onvoldoende”. Ook voor het overige zijn de argumenten van Glaxo niet voldoende weerlegt. De rechtbank gaat dus uit van de geldigheid van het ingeroepen octrooi.

Tussen partijen is niet in geschil dat het door Cipla geproduceerde Seroflo onder de beschermingsomvang van het octrooi valt. Echter, de stelling van Glaxo dat Cipla (middellijk) voorbehouden handelingen heeft verricht in Nederland wordt verworpen. Van octrooi-inbreuk door Cipla is derhalve geen sprake zijn.

De vraag of er sprake is van onrechtmatige betrokkenheid van Cipla bij octrooi-inbreuk door Arrowtech wordt eveneens ontkennend door de rechtbank beantwoord. Niet is aangetoond dat Arrowtech betrokken is bij een website waarop Sroflo zou worden aangeboden. Bovendien geldt dat het aanbieden op die websites niet heeft te gelden als aanbieden in de zin van artikel 53 ROW nu deze website blijkens de inrichting ervan niet op Nederland is gericht. De website heeft geen Nederlandse toplevel-extensie (.nl extensie), de site is in het Engels, er zijn geen taalkeuzemogelijkheden en ook verder zijn er geen verwijzingen naar Nederland.

 “4.12. De volgende vraag is dan of Arrowtarget producten levert of verkoopt in Nederland. Glaxo heeft bewijsgaringen doen verrichten door een deurwaarder die proces-verbaal heeft opgemaakt van een online aankoop van Seroflo op voornoemde website en de daaropvolgende levering te zijnen kantore. De rechtbank laat onbesproken of er wel reden was voor het doen van bedoelde bewijsgaringen – in beginsel dient daarvoor immers een voldoende verdenking van inbreuk te bestaan. Hoe dat ook zij, Glaxo heeft ter zitting desgevraagd niet kunnen aangeven of Arrowtarget, vóór het doen van de testaankoop hetzij daarna, generiek seretide in Nederland heeft geleverd. Onder die omstandigheden kan de eenmalige – op instigatie van de octrooihouder – levering door Arrowtarget aan de deurwaarder niet worden aangemerkt als een inbreukmakende levering.”

Ten slotte is volgens de rechtbank ook van dreiging van inbreuk niet gebleken. Beide gedaagden maken derhalve geen inbreuk op het octrooi van Glaxo. Glaxo wordt – ondanks haar verweer – in de volledige proceskosten veroordeeld (€ 25.345,35).

Lees het vonnis hier.