Octrooirecht  

IEF 7149

Vaarwel Spiro/Flamco

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 oktober 2008, HA ZA 97-1605, Boston Scientific International B.V. c.s. tegen Expandable Grafts Partnership c.s. (met dank aan Bas Berghuis van Woortman, Freshfields Bruckhaus Deringer èn Chantal Morel, Klos Morel Vos & Schaap). 

“4.15. Het EOV 2000 introduceert naast het zelfbeperkingsrecht van de octrooihouder uit het nieuwe art. 138 ten overstaan van de nationale rechter ook een nieuwe mogelijkheid van centrale zelfbeperking na verlening, art 105b(2) EOV 2000. Dat EPG deze weg niet volgt, zoals Boston EPG tegenwerpt, maakt het vorenstaande niet anders. Er is een verdergaande harmonisatie van de partiële nietigheidsregeling op centraal en nationaal niveau doorgevoerd in het EOV 2000 en daarin is geen plaats meer voor de beperkende criteria uit de Spiro/Flamco-leer, die het aldus geïntroduceerde zelfbeperkingsrecht van de octrooihouder in een nationale geldigheidsprocedure zou inperken.

4.16 Aan de door Boston aan het Spiro/Flamco-arrest ontleende argumentatie zal dan ook worden voorbijgegaan. De gewijzigde conclusies zijn mitsdien als zodanig niet ontoelaatbaar.”

Lees het vonnis hier (inmiddels de 'schone' pdf van de Rechtbank Den Haag).

IEF 7143

Geschoven veldelen

NL 1024703Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 september, zaaknr. 105.005.475/01, Van Dillewijn Group B.V. tegen Zwapak B.V. (Remco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Hoger beroep in zaak over NL octrooi met betrekking tot een vel voor het inpakken van bloembossen en dergelijke. Het Hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 14 juli 2006 (zie: IEF 2346). Voor de vaststelling van de beschermingsomvang volgt het Hof de Lely/Deleval-leer van de Hoge Raad (r.o. 9) en  neemt inbreuk aan bij wege van equivalentie (r.o. 13). Het nietigheidsverweer van Zwapak slaagt niet. Proceskosten €15.431: “het in rekening gebrachte uurtarief van €350,- is alleszins redelijk, zeker voor een gespecialiseerde advocaat”. .

“13. Het Neuvella-vel van Zwapak kent verschillende uitvoeringen. Het betreft een enkellaags inpakvel met hei uiterlijk van een aantal verschoven op elkaar liggende (in kleur, materiaal of motief verschillende) vellen. De omtrek van de Neuvella-vellen kan als volgt worden weergegeven. (vier) rechte hoeken, maar daarnaast ook drie grotere hoeken (van, bij benadering, 150") vertoont. In zoverre is geen sprake van oen omtreksvorm die gelijk is aan de buitenste omtreksvorm van een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen in de zin van conclusie 1 zoals deze hierboven is uitgelegd, dat wil zeggen met slechts rechte hoeken. Hieruit volgt naar het voorlopig oordeel van het hof dat het Neuvellavel geen letterlijke inbreuk maakt op het octrooi. Dit neemt niet weg dat, naar het voorlopig oordeel van het hof, wel sprake is van equivalentie. Het Neuvella-vel is enkellaags en is zodanig bewerkt dat een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen wordt gerepresenteerd, waardoor het een vergelijkbaar aantrekkelijk uiterlijk heeft. De bij het Neuvella-vel toegepaste maatregel -het tevens representeren van veldelen zonder rechte hoeken - vervult in wezen dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze en leidt tot in wezen hetzelfde resultaat. Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat het Neuvella-vel inbreuk maakt op het octrooi. Grief 4 is dus gegrond. De gestelde inbreuk door de overige uitvoeringen van het Neuvella-vel acht het hof onvoldoende onderbouwd.”

Lees het arrest hier.

IEF 7141

Een derde in vrijwaring

Rechtbank ’s-Gravenhage 1 oktober 2008, HA ZA 08-2204 (Bureau voor Free Publicity V.O.F. c.s. tegen IDMC)

Vonnis in incident. Octrooirecht. Auteursrecht. Eiser Free Publicity vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, kort samengevat, het octrooirecht van gedaagde IDMC vernietigt en voor recht verklaart dat IDMC geen auteursrecht heeft op de beschreven werkwijze en dat IDMC onrechtmatig met haar octrooirecht, auteursrecht en/of enig aanverwant recht wappert. In dit incident vordert gedaagde IDMC dat de rechtbank haar zal toestaan haar adviseur met betrekking tot de aanvraag van het octrooirecht in vrijwaring op te roepen. De rechtbank wijst de vordering toe.

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. IDMC heeft aangevoerd dat zij met betrekking tot de aanvraag en de handhaving van het octrooirecht door Muller & Eilbracht is geadviseerd en heeft daarmee het bestaan van een rechtsverhouding in de zin van artikel 210 Rv voldoende gemotiveerd gesteld. Gelet op deze rechtsverhouding, die doorgaans kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, valt immers niet uit te sluiten dat IDMC, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig uitvalt, verhaal heeft op Muller & Eilbracht. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. De
rechtbank merkt hierbij nog op dat niet valt in te zien waarom de vrijwaring geen betrekking zou (kunnen) hebben op de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen. In ieder geval is niet vereist dat de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident op dezelfde rechtsgronden berusten.

4.2. Gelet op de in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de kosten aanhouden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7132

Het begrip gebruik

IBC RAIVzr. Rechtbank Amsterdam, 12 september 2008, KG ZA 08-1721 WT/MB, Altech Technologies (PTY) ltd. c.s. tegen SISVEL (met dank aan Bart van den Broek, Howrey).
 
Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. MPEG-standaard. Conservatoir beslag tot afgifte, monsterneming en gerechtelijke bewaring van producten en reclamemateriaal die zich op de IBC beurs in de RAI bevonden. Verzoek om opheffing afgewezen. Demonstreren valt onder het begrip ‘gebruiken’.

“4.3. Altech heeft betoogd dat van inbreuk op enig in Nederland geldend octrooirecht van Sisvel geen sprake is, aangezien op geen enkele wijze producten in Nederland op de markt worden gebracht. Altech heeft echter niet betwist dat de producten - waarvan op zichzelf niet in geschil is dat deze inbreuk maken op het Nederlandse octrooi - op de beurs in Amsterdam aan het publiek worden getoond en gedemonstreerd, waarbij, zoals Sisvel onweersproken heeft aangevoerd, geen onderscheid tussen de bezoekers wordt gemaakt naar het land van herkomst. Het demonstreren van de genoemde producten vindt plaats in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten van Alltech.

Anders dan Altech heeft betoogd, valt niet in te zien dat een demonstratie van een geoctrooieerd product niet zou vallen onder het begrip 'gebruiken' als bedoeld in art. 53 lid 1 van de Rijksoctrooiwet 1995. Het demonstreren is immers aan te merken als een toepassing van de geoctrooieerde werkwijze, nog daargelaten dat op voorhand niet te controleren valt wie de (potentiële) klanten van Alltech zijn en waar de producten uiteindelijk verhandeld worden. Niet valt dus uit te sluiten dat op de beurs in de RA1 tevens inbreukmakende verkoopactiviteiten plaatsvinden. De grondslag van de beslagen kan daarom niet als ondeugdelijk worden gekenschetst. Aangezien de mogelijk inbreuk makende producten zich in Amsterdam bevonden, was de voorzieningenrechter, anders dan Altech heeft gesteld, bovendien wel degelijk bevoegd tot de verlening van het verlof.

4.4. Altech heeft verder betoogd dat Sisvel zou kunnen volstaan met de inbeslagname van één exemplaar per soort product, als het haar alleen om het veilig stellen van bewijs zou gaan. Sisvel heeft echter op grond van artikel 70 lid 6 van de Rijksoctrooiwet 1995 ook de bevoegdheid om onttrekking aan het verkeer of vernietiging te vorderen van inbreukmakende producten. Ook dit aspect heeft zij in het beslagrekest belicht en, onder verwijzing naar artikel 730 Rv uitdrukkelijk aan haar verzoeken ten grondslag gelegd. Bovendien kan het ook in het kader van het bewijsbeslag van belang zijn om over alle ter plaatse aanwezige inbreuk makende artikelen te beschikken. Er is, mede gelet op het zwaarwegende belang van Sisvel bij handhaving van haar octrooi in Nederland, dan ook geen aanleiding om de beslagen in de door Altech gewenste zin te beperken.

4.5. Altech heeft voorts nog gesteld dat Sisvel niet bereid is tegen redelijke voorwaarden aan haar een licentie te verlenen voor de Octrooien, die voor het gebruik van de MPEG Standaard essentieel zijn. Sisvel heeft aangevoerd daartoe wel degelijk bereid te zijn, maar niet akkoord te willen gaan met de wens van Altech om alleen aan haar voor de paar dagen dat de beurs in de RA1 plaatsvindt een licentie te verstrekken à raison van slechts ongeveer € 300,-. In het licht van dit verweer zijn de stellingen van Altech op dit punt vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. Ook op die grond is derhalve geen aanleiding tot opheffing van de beslagen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7128

Driedimensionale figurine

Figurine SulphideRechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, HA ZA 07-2836, Sulphide Productions (HK) Ltd, Ceramtrade (HK) Ltd & Standard Group Holding B.V tegen  c.s. tegen Joker AG & Really Marbleous AG.

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Versneld regime nieuwe stijl. Gevulde knikkers. NL octrooi “Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een voorwerp van glas met ten minste een daarin opgenomen driedimensionale figurine”. Octrooi eiser Sulphide niet nietig, inbreuk.Octrooi eiser Ceramtrade wel nietig.

“4.7. Onder het versneld regime nieuwe stijl, waar deze procedure onder valt, is het in beginsel niet strijdig met de goede procesorde om bij wege van verweer een beroep te doen op het bestaan van één of meer nietigheidsgronden, zonder een daarop toegesneden eis in reconventie in te stellen. Wordt een dergelijk verweer gevoerd, dan biedt het versneld regime de mogelijkheid een akte te nemen, waarin alsdan (uitsluitend) op het nietigheidsverweer kan worden gereageerd. Wordt een reconventionele (zij het in dit geval niet ontvankelijke) nietigheidseis ingesteld, dan kan - gelijk in het onderhavige geval is gebeurd - voor antwoord in reconventie worden geconcludeerd. Daarin is door Sulphide c.s. gereageerd op de nietigheidsargumentatie van Marbleous c.s. De rechtbank komt gelet hierop toe aan het verweer dat conclusie 1 nietig is en zal in dat kader ook het [voor de reconventionele nietigheidsvordering te laat ingediende – IEF] advies van OCN betrekken.”

NL 679 (eiser Sulphide). 4.31. De rechtbank kan Marbleous c.s. hierin niet volgen. Marbleous c.s. geeft zelf op de verpakking aan dat de knikkers via de drie genoemde VN-octrooien [Vietnamese octrooien- IEF] worden geproduceerd. De rechtbank gaat er van uit dat dit ook het geval is. Omdat het ervoor moet worden gehouden dat in ieder geval de werkwijze volgens VN  5406, maar ook die volgens het uitvoeringsvoorbeeld van VN 4385 inbreuk maakt op conclusie 1 van NL 679, is het vervolgens aan Marbleous c.s. om aan te tonen dat de knikkers, ondanks hetgeen zij op haar verpakking vermeldt, niet middels een inbreukmakende werkwijze zijn vervaardigd. Zij heeft zich ertoe beperkt te stellen dat Kim Truc niet wil zeggen hoe zij de knikkers produceert en dat de productiewijze van Kim Truc inmiddels wellicht is gewijzigd. Zij heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist dat de Marbleous knikkers inbreuk maken op conclusie 1 van NL 679.

NL 444 (eiser Ceramtrade). 4.43. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet overtuigend is aangetoond dat het gestelde probleem zich in de stand van de techniek voordoet en evenmin dat het in NL 444 geclaimde voordeel is toe te dichten aan de kenmerkende maatregelen van NL 444. Dit leidt tot de conclusie dat het octrooi niet verleend had mogen worden. NL 444 zal om die reden worden vernietigd. Dit betekent dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen en die in reconventie worden toegewezen. Aan de in reconventie (subsidiair) gevorderde opeising wordt gelet hierop niet toegekomen.

De rechtbank verbiedt Marbleous en Joker inbreuk te maken op NL 1017679, vernietigt NL 1017444 en bepaalt dat partijen aan beide zijden hun eigen kosten dragen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7107

Met het oog op verbeteren van intellectueel eigendom

Kamerstukken II 2008/09, 21501-20, nr. 398, Bijlage. Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 2008 - 2010; In het kader van de Lissabonstrategie (bijlage bij 21501-20, nr. 398)
 
"De succesvolle innovatievoucherregeling wordt in de periode 2008 tot en met 2010 uitgebreid van 6000 naar 8000 vouchers en bedient alle MKB-bedrijven. De voucher kan ook worden ingezet voor de kosten die gemoeid zijn met het aanvragen en verkrijgen van een (inter)nationaal octrooi."
 
"Met het oog op verbeteren van intellectueel eigendom zet Nederland zich sterk in voor verdere harmonisatie van het Europese octrooibeleid, met name het tot stand brengen van een Europees geschilbeslechtingssysteem en het gemeenschapsoctrooi. In 2009 moet toetreding van Nederland tot het Verdrag van Singapore wettelijk geregeld zijn, waarmee een belangrijke uitbreiding en vereenvoudiging van het merkenrecht wordt gerealiseerd."

Lees het kamerstuk hier.

IEF 7106

In het kader van het octrooibeleid & creatieve online inhoud

Kamerstukken II 2008/09, 31702, nr. 2. Bijlage bij de Staat van de Europese Unie 2008-2009; Bijlagen bij de Staat van de Europese Unie 2008-2009
 
Raad voor Concurrentievermogen: “In het kader van het octrooibeleid heeft de Commissie op 3 april 2007 een mededeling aangenomen Verbetering van het octrooisysteem in Europa, waarin zij haar visie op de toekomst van het Europese octrooisysteem uiteenzet, met als doel om één uniform stelsel van octrooibescherming en -rechtspraak te ontwikkelen voor de interne markt. Aanleiding voor deze mededeling is een in 2006 gehouden consultatie onder gebruikers waaruit naar voren is gekomen dat octrooieringskosten in Europa onevenredig hoog zijn. Hoge vertaalkosten en een verbrokkeld geschilbeslechtingssysteem zijn de twee belangrijkste veroorzakers daarvan.

In haar mededeling stelt de Commissie voor om opnieuw (een eerdere poging mislukte in 2003) te pogen het Gemeenschapsoctrooi tot stand te brengen en een stelsel van Europese octrooirechtspraak te ontwikkelen. In vervolg op de mededeling is door achtereenvolgens het Portugese en het Sloveense voorzitterschap verder gewerkt aan zowel de realisatie van een uniforme geschilbeslechtingsregeling als ook aan het Gemeenschapsoctrooi, met als einddoel dat beide gelijktijdig inwerking zullen treden. De twee trajecten zijn onder het Sloveense Voorzitterschap gepresenteerd als één pakket. Tijdens het Franse voorzitterschap zullen de onderhandelingen hierover worden voortgezet.”
 
Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur:”De samenleving digitaliseert in een rap tempo. Het Europees regelgevend kader moet daarop blijven aansluiten. Een mededeling over creatieve online inhoud (14 januari 2008) met bijbehorende consultatie moeten in de visie van de Commissie eind 2008 uitmonden in een aanbeveling aan de Raad en het Europees Parlement.
De Commissie wil de verspreiding en toegankelijkheid van online verspreide creatieve inhoud verbeteren. Hiertoe moet gekeken worden naar het gebruik van nieuwe businessmodellen om het online aanbod te vergroten en moet de werking van digital rights management (DRM) systemen verbeterd worden. Ook moet illegaal aanbod teruggedrongen worden en is een innovatieve aanpak van grensoverschrijdend collectief auteursrechtenbeheer nodig om gebruik te maken van de voordelen van de interne markt.

Nederland staat positief tegenover het initiatief van de Commissie.Wel meent Nederland, evenals het Europees Parlement en diverse andere lidstaten, dat met name het laatstgenoemde punt bezien moet worden in relatie tot het behoud van een cultureel divers aanbod. Nederland heeft hiervoor via onder meer een position paper aandacht voor gevraagd.  De OJC-Raad van 21–22 mei 2008 heeft zich over deze thematiek gebogen. Een aanverwant thema betreft de verschillen in regelgeving die lidstaten hanteren ten aanzien van de zogenaamde thuiskopie. Het ontbreken van enige harmonisatie op dit punt werkt zowel mededingingsverstorend als innovatiebelemmerend. Nederland zal aandacht blijven vragen voor deze problematiek.”

Lees het kamerstuk hier

IEF 7102

Den Haag Vandaag

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, KG ZA 08-817, Taartenwinkel.nl B.V. tegen Gefelicitaart B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Eisers vorderen – samengevat – een verbod op inbreuk op hun handelsnaam en onrechtmatig handelen jegens hen door GefeliciTAART, alsmede overdracht van de domeinnaam taartwinkel.nl aan hen, een en ander op straffe van een dwangsom. Tevens vorderen eisers een veroordeling van GefeliciTAART in de proceskosten conform artikel 1019h Rv.

4.3. GefeliciTAART heeft terecht opgemerkt dat de handelsnaam van Taartenwinkel.nl zeer weinig onderscheidend vermogen heeft. De handelsnaam is immers zuiver beschrijvend voor de onderneming van Taartenwinkel.nl. Daarnaast staat tussen partijen vast dat vele andere ondernemingen vergelijkbare handelsnamen voeren, waaronder “de taartwinkel” en “taartenservice.nl”, en dat de handelsnaam van Taartenwinkel.nl dus ook in dat opzicht weinig onderscheidend is. Dat die handelsnaam volgens Taartenwinkel.nl bekendheid heeft gekregen, weegt, voor zover juist, niet op tegen het aanzienlijke gebrek aan inherent onderscheidend vermogen. Een en ander brengt mee dat de beschermingsomvang van het handelsnaamrecht van Taartenwinkel.nl zeer gering is. Met andere woorden, er dienen hoge eisen te worden gesteld aan de vaststelling van het op grond van artikel 5 Handelsnaamwet vereiste verwarringsgevaar.

4.4. Toetsend aan de voornoemde strenge eisen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat GefeliciTAART geen inbreuk maakt op de handelsnaam van Taartenwinkel.nl. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat GefeliciTAART de domeinnaam taartwinkel.nl slechts gebruikt om bezoekers door te leiden naar haar website, die onder een andere domeinnaam wordt gepubliceerd, te weten gefelicitaart.nl, en dat zij op die website haar diensten uitsluitend aanbiedt onder de naam “GefeliciTAART”. Voor zover deze wijze van gebruik van de domeinnaam kan worden aangemerkt als handelsnaamgebruik, moet worden aangenomen dat de eventueel door dat gebruik veroorzaakte verwarring gering is. GefeliciTAART heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat de website waarnaar de domeinnaam doorleidt, “onmiskenbaar duidelijk” maakt dat de bezoeker bij een online taartwinkel van GefeliciTAART is terecht gekomen. Daar komt bij dat GefeliciTAART met de keuze van de domeinnaam taartwinkel.nl enige afstand heeft genomen van de handelsnaam Taartenwinkel.nl. Daarom is er, ondanks de door Taartenwinkel.nl geconstateerde overeenstemming in de aard van de onderneming van partijen, geen sprake van verwarringsgevaar in voornoemde strikte zin.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, KG ZA 08-1024, Stichting Pink Ribbon tegen De Scheffrahn-groep c.s (met dank aan Marlou van de Braak, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. De Scheffrahn-groep krijgt (naast een inbreukverbod) ook een verbod opgelegd tot het verrichten van enig Benelux- of Gemeenschapsmerkdepot met daarin PINK RIBBON of een andere combinatie van de woorden PINK en RIBBON, totdat in de door Stichting Pink Ribbon aanhangig te maken bodemprocedure over de (on)rechtmatigheid van de wijze van deponeren en handelen in de oppositieprocedures is beslist etc.

Bovendien wordt de Scheffrahn groep bevolen mee te werken aan gezamenlijke verzoeken tot uitstel voor het indienen van de inhoudelijke onderbouwing door Stichting Pink Ribbon, dan wel, ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon, een gezamenlijk verzoek tot schorsing, in die door Stichting Pink Ribbon aanhangig gemaakte en nog aanhangig te maken oppositieprocedures tegen de door de Scheffrahn-groep gedeponeerde Benelux- en Gemeenschapsmerken die op het moment van het wijzen van het vonnis nog niet inhoudelijk onderbouwd zijn, etc.

Lees het vonnis hier en, inmiddels ook op rechtpraak.nl, hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, HA ZA 05-2885 / HA ZA 06-2576, Monsanto Technology LLC tegen Cefetra B.V. c.s. & de Staat Argentinië / Monsanto Technology LLC tegen Vopak Agencies Rotterdam B.V. c.s.

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Tussenvonnis. Nadere formulering prejudiciële vragen aan HvJ EG.

“2.6.5. Het voorgaande leidt tot de hieronder geformuleerde vragen, waarin nog enkele wijzigingen zijn opgenomen die door partijen zijn geformuleerd, waartegen door de wederpartij geen bezwaren zijn aangevoerd en die de rechtbank zinvol voorkomen. (…).

1. Moet artikel 9 van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen (Pb EG L 1998, nr. 213 blz. 0013 – 0021) aldus worden opgevat dat de in dat artikel geboden bescherming ook dan kan worden ingeroepen in een situatie zoals in deze procedure, waarin het voortbrengsel (de DNA-sequentie) deel uitmaakt van een in de Europese Unie ingevoerd materiaal (sojameel) en zijn functie op het moment van de gestelde inbreuk niet uitoefent, maar wel heeft uitgeoefend (in de sojaplant) of mogelijk, nadat het uit dat materiaal is geïsoleerd en in de cel van een organisme is ingebracht, opnieuw zijn functie zou kunnen uitoefenen?

2. Uitgaande van de aanwezigheid van de in conclusie 6 van het octrooi met nummer EP 0 546 090 beschreven DNA-sequentie in het door Cefetra en ACTI in de Gemeenschap geïmporteerde sojameel en ervan uitgaande dat het DNA in de zin van artikel 9 van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen (Pb EG L 1998, nr. 213 blz. 0013 – 0021) is verwerkt in sojameel en dat het daarin zijn functie niet uitoefent: staat de door deze richtlijn voorgeschreven bescherming van een octrooi voor biologisch materiaal, in het bijzonder artikel 9, eraan in de weg dat de nationale octrooiwetgeving1 (daarnaast) absolute bescherming toekent aan het voortbrengsel (het DNA) als zodanig, ongeacht of dat DNA zijn functie uitoefent, en moet de bescherming van artikel 9 van de richtlijn dus geacht worden uitputtend te zijn, in de in dat artikel bedoelde situatie dat het voortbrengsel bestaat uit genetische informatie of zulke informatie bevat, welk voortbrengsel in materiaal is verwerkt en in welk materiaal de genetische informatie is opgenomen?

3. Maakt het bij de beantwoording van de vorige vraag verschil dat het octrooi met nummer EP 0 546 090 is aangevraagd en verleend (op 19 juni 1996) voordat Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen (Pb EG L 1998, nr. 213 blz. 0013 – 0021) was vastgesteld en dat een dergelijk absolute voortbrengsel bescherming volgens de nationale octrooiwetgeving werd verschaft voordat deze richtlijn was vastgesteld? 4. Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande vragen het TRIPs-verdrag betrekken, in het bijzonder de artikelen 27 en 30 daarvan?”

Lees het vonnis hier.

IEF 7077

Mededeling van de Rechtbank 's-Gravenhage

Herziening versnelde bodemprocedure in octrooizaken. Op 1 september 2008 is het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken in werking getreden. De regels omtrent de versnelde bodemprocedure in octrooizaken - versie maart 2005 -  zijn hieraan aangepast. De aanpassingen zijn na overleg met de voorzitter van de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank ’s-Gravenhage. Het versnelde regime in octrooizaken zal voortaan de hierna weergegeven regeling volgen (onmiddellijke werking), behoudens voor zover uit de door de voorzieningenrechter te wijzen of reeds gewezen beschikkingen anders blijkt.

Lees de volledige mededeling hier.

IEF 7062

Aangevraagd en verkregen

LadderklemRechtbank ’s-Gravenhage, 11 september 2008, KG ZA 08-902, V.I.O.B. tegen Van Ophem.

Eerst even voor jezelf lezen.. Stukgelopen samenwerking. Overeenkomst  m.b.t. ‘ladder safety device’-octrooi van eiser, de Toplocker. Gedaagde zou de Toplocker exclusief mogen verkopen en verder ontwikkelen en heeft dat ook gedaan en zelf nieuwe octrooien aangevraagd en verkregen. Overeenkomst ontbonden, eiser stelt dat gedaagde klanten benadert met de mededeling dat hij uitvinder van de Toplocker is en daarop octrooi heeft, afbeeldingen van de Toplocker gebruikt, inbreukmakende domeinnamen bezit en door V.I.O.B. gemaakte en auteursrechtelijk beschermde technische tekeningen van de Toplocker gebruikt in zijn eigen octrooiaanvragen en eveneens in zijn folders. Eiser beroept zich niet op zijn octrooirechten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. 75% werkelijke proceskosten, 25% liquidatietarief.

“4.2. Volgens Van Ophem maakt hij geen aanspraak op het Europees octrooi of de daarin beschreven uitvinding. Van Ophem wijst er op dat hij, volgens afspraak, de Toplocker verder heeft ontwikkeld. Van Ophem heeft, zo stelt hij, een eigen product (de Ladderclip) ontwikkeld en daarvoor Nederlands octrooien aangevraagd en verkregen. Van enige onrechtmatige mededeling is volgens hem geen sprake.

4.3. V.I.O.B. heeft in reactie op dit verweer niet meer aangevoerd dan dat het Van Ophem niet is toegestaan in de markt mee te delen dat hij rechten heeft op de Toplocker. V.I.O.B. heeft niet gemotiveerd dat en waarom haar onder 2.3 afgebeelde Toplocker aan de in de octrooien van Van Ophem beschreven inrichtingen de vereiste nieuwheid en inventiviteit onthouden. V.I.O.B. heeft de Nederlandse octrooien van Van Ophem ook niet opgeëist en bestrijdt niet dat Van Ophem zich met de verdere ontwikkeling van de Toplocker heeft beziggehouden. Daarmee blijft als onvoldoende gemotiveerd weersproken de stelling van Van Ophem, die erop neerkomt dat hij op grond van zijn Nederlandse octrooien rechten kan doen gelden op de doorontwikkeling van de Toplocker, overeind. Van onrechtmatige mededelingen blijkt onvoldoende.”

Lees het vonnis hier.