Hof van Discipline 2 november 2015, IEF 15406; ECLI:NL:TAHVD:2015:286 (uittreksel vuurwapengevaarlijke drugscrimineel)
Mediarecht. Het hof van discipline bekrachtigt de door de raad ongegronde verklaarde klacht [ECLI:NL:TADRSGR:2015:75]. Verweerders traden in kort geding op voor de krant. De krant heeft in juli 2011 enkele artikelen gepubliceerd waarin klager werd omschreven als een “vuurwapengevaarlijke drugscrimineel”. Klager heeft de krant in kort geding gedagvaard en rectificatie met schadevergoeding gevorderd. Verweerders ontvingen ongevraagd een uittreksel uit het politieregister van een journalist. Klager meent dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld (46 Advocatenwet) door in een kort gedingprocedure gebruik te maken van onrechtmatig verkregen informatie van de politie.
Nu onweersproken is gesteld dat het stuk het enige schriftelijke bewijs vormde dat voorhanden was en het verschil zou (kunnen) maken tussen winnen en verliezen, hebben verweerders niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het stuk te handhaven, aldus de raad.
4.1 Verweerders traden in kort geding op voor de wederpartij van klager, [de krant]. De krant heeft in juli 2011 enkele artikelen gepubliceerd waarin klager werd omschreven als een “vuurwapengevaarlijke drugscrimineel”. Klager heeft de krant in kort geding gedagvaard en rectificatie met schadevergoeding gevorderd. De zitting vond op 23 augustus 2011 plaats.
4.2 Op 22 augustus 2011, op de avond voor de zitting kort na 22 uur, hebben verweerders aan de voorzieningenrechter en aan klagers advocaat als productie een uittreksel uit het politieregister toegezonden, waaruit blijkt dat klager daar stond geregistreerd onder code 2 (harddrugsdelicten) en code 4 (vuurwapenwetgeving). Verweerders hebben dit stuk op de avond voor de zitting ongevraagd ontvangen van een journalist van de krant, die het – zoals later is gebleken - had gekregen van een medewerker van de politie. Verweerster sub 1 heeft die avond nog met een kantoorgenoot besproken of zij het stuk zou overleggen.
4.5 Bij beschikking ex art. 12 Sv van 14 februari 2013 heeft het gerechtshof Den Haag het beklag van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om (onder meer) verweerders niet te vervolgens wegens opzettelijke schending van een wettelijke geheimhoudingsplicht als bedoeld in art. 272 Sr, afgewezen. Het gerechtshof overwoog daarbij dat verweerders de informatie alleen ten behoeve van het kort geding hebben ingebracht en niet met de bedoeling om deze verder naar buiten te brengen, en dat zo er al sprake zou zijn van een strafbaar feit, het gerechtshof geen specifiek strafrechtelijke belang aanwezig achtte om tot vervolging van verweerders over te gaan.
5.5 Daarnaast is niet gebleken dat verweerders ter ondersteuning van hun stellingen in het kort geding nog over andere doorslaggevende bewijsstukken (dan anonieme getuigenverklaringen) konden beschikken, zodat het gebruik van deze gegevens in het belang van hun cliënt geboden was. De schending van de privacybelangen van klager was in die zin beperkt, dat de door klager aangevochten kwalificaties door de publicaties in de krant reeds verspreid waren; daar voegde het bij het kort geding ingebrachte uittreksel uit de politieregisters niet veel aan toe. De belangen van klager zijn door die overlegging dus noch nodeloos, noch ontoelaatbaar geschaad.
Op andere blogs:
Advocatie