DOSSIERS
Alle dossiers

Strafrecht  

IEF 11214

Om in zijn levensonderhoud te voorzien

Rechtbank Utrecht 12 maart 2012, LJN BW3491 (opzetheling, valse merkkleding voor levensonderhoud)

Strafrecht en IE. Veroordeling voor heling en verkopen van valse merkkleding.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1 een gewoonte heeft gemaakt van opzetheling; Feit 2: opzettelijk binnen Nederland valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken heeft verkocht, terwijl hij dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend, meermalen gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij handelt in valse merkkleding om in zijn levensonderhoud te voorzien. Verdachte heeft bij zijn handelen slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling en de handel in valse merkkleding. Niet alleen wordt met valse merkkleding de rechthebbenden van de intellectuele eigendomsrechten op deze waren, schade toegebracht, maar tevens wordt bonafide bedrijven die wel aan hun verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. Verdachte heeft bij zijn handelen slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

(...)

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in 2007 eerder is veroordeeld tot een geldboete voor handel in valse merkkleding en tevens in 2007 een transactie heeft betaald voor heling. De rechtbank is daarom van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf niet aan de orde is. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een werkstraf een passende straf is voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal een iets lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij niet tot een bewezenverklaring komt van opzetheling van de laptop.

Op andere blogs:
Mode-recht (Strafrechtelijke vervolging voor de handel in namaakkleding in China en Nederland)
Nederlandsch Octrooibureau (Straf voor handelen in valse merkkleding)

IEF 11194

Twee keer Strafrecht

Meervoudige strafkamer Rechtbank Zutphen 10 april 2012, LJN BW1489 (drugshandel en 2 jaar voor vervalste merkproducten)

Strafrecht en IE. Chemicaliën, drugs en vervalste merkproducten. Rechtspraak.nl: Vrijspraak voor de ten laste gelegde overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Niet duidelijk is wat in de reguliere handel en met name bij het bedrijf van verdachte gebruikelijke hoeveelheden zijn en bij welke hoeveelheid verdachte rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een verdachte transactie. De rechtbank acht wel bewezen de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, het voorhanden hebben van middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet en het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren die voorzien zijn van de handelsnaam van een ander of het merk waarop een ander recht heeft.

Dictum: Opzettelijk in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, meermalen gepleegd;
(...) * veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaar;

HR 10 april 2012, LJN BV8242 conclusie AG Hofstee (In vereniging kleding met beeldmerken in voorraad hebben in een oude sporthal, de man wenkte ons binnen)

illustratie link businessinsider

Strafrecht en IE, strafoplegging. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de waardering van de factoren die voor de strafoplegging van belang zijn, ook aan de feitenrechter in hoger beroep is voorbehouden en dat diens oordeel daaromtrent geen nadere motivering behoeft, tenzij de opgelegde straf verbazing wekt. De strafmotivering van het Hof is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad volgt de conclusie van de AG: De middelen kunnen echter niet tot cassatie leiden. Het arrest wordt zonder motivering ex artikel 81 RO afgedaan.

Anekdotisch: Binnen in het gebouwtje troffen wij, verbalisanten, een oude sporthal met daarin veel dozen. Vervolgens keken wij, verbalisanten, wat er in de dozen zat. Wij, verbalisanten, zagen merkkleding van onder andere "Replay", "Gucci", "Armani"(...) Ik, verbalisant [verbalisant 1], fietste langs de toegangsdeur van genoemd gebouwtje. Ik, verbalisant [verbalisant 1], keek via het glas van de toegangsdeur het gebouwtje binnen. In het halletje zag ik, verbalisant [verbalisant 1], een manspersoon staan. Vervolgens wenkte de man ons om binnen te kijken. Ik, verbalisant [verbalisant 1], vroeg de man naar zijn naam.

Hof: De verdachte heeft samen met een ander kort gezegd vervalste merkkleding in voorraad gehad. Door zijn handelswijze heeft de verdachte niet alleen de reputatie, exclusiviteit en werfkracht van de merken aangetast, maar ook het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in de juiste vermelding van de naam van de rechthebbenden van de merken van de kleding en andere waren. Ook heeft de verdachte hiermee de rechthebbenden financieel nadeel berokkend.

16. De Politierechter heeft verzoeker veroordeeld tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het Hof heeft daar dus een schepje bovenop gedaan. Deze verhoging zal mijns inziens echter niet tot cassatie behoeven te leiden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de waardering van de factoren die voor de strafoplegging van belang zijn, ook aan de feitenrechter in hoger beroep is voorbehouden en dat diens oordeel daaromtrent geen nadere motivering behoeft, tenzij de opgelegde straf verbazing wekt.(3)

17. Gezien de strafmotivering van het Hof, wekt de door het Hof opgelegde straf bij mij geen verbazing. Daarbij komt dat het Hof in het bijzonder heeft overwogen dat een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een hogere werkstraf thans een passende en geboden reactie vormt, gelet op de ernst van het feit en de zeer grote hoeveelheid kleding die de verdachte in voorraad had.

IEF 11134

Kopiëren van geneesmiddelenrecepten

Hof 's-Gravenhage 20 maart 2012, LJN BV9808 (strafzaak kopie geneesmiddelenrecepten)

Als randvermelding. Kopiëren van recepten voor geneesmiddelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meer dan eens valselijk opmaken van recepten en het aanbieden van deze recepten aan diverse apotheken ten einde het medicijn Temazepam te verkrijgen. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 96 (zesennegentig) dagen.

Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat niet met zekerheid is vast te stellen dat in de aangiftes van de apotheken op de verdachte wordt gedoeld nu de aangevers nooit zijn geconfronteerd met de verdachte, overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft op 15 december 2009 tegenover de politie verklaard dat achter de recepten die zij heeft gekregen van de medisch specialisten Smeets, Walburg-Schmidt en Westedt een blanco recept zat en dat zij deze blanco recepten heeft gekopieerd teneinde Temazepam te verkrijgen. Ook heeft zij verklaard dat zij de naam [medeverdachte] als pseudoniem gebruikt. Bij de rechter-commissaris heeft zij opnieuw verklaard recepten te hebben vervalst. De politieverklaring van de verdachte wordt ondersteund door de facturen en de blanco recepten die zijn aangetroffen in de woning van de verdachte, alsmede door de tenaamstelling daarvan en de namen van de "voorschrijvende" artsen die worden genoemd in de aangiftes van de apotheken. Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande dat het de verdachte is die in de aangiftes wordt bedoeld. Dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 26 oktober 2010 gedeeltelijk is teruggekomen van haar tegenover de politie en rechter-commissaris afgelegde verklaring, doet daar niets aan af. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
IEF 11075

Strafrecht special maart 2012

Hoge Raad 20 maart 2012, LJN BU8695 (strafzaak privéfilm op YouTube/MSN)

Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de ter terechtzitting van de Rechtbank door de OvJ gedane vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan en mag worden beschouwd als een (partiële) intrekking van de oorspronkelijke dagvaarding en als het uitbrengen van een nieuwe dagvaarding [ toevoeging inbreuk op auteursrecht / inbreuk portretrecht]. Dat oordeel is echter, gelet op de wettelijke regeling ter zake, onjuist. De Hoge Raad doet om doelmatigheidsredenen de zaak zelf af.

De Hoge Raad doet om doelmatigheidsredenen de zaak zelf af en verklaart het OM niet-ontvankelijk, waar het Hof had ten laste van de verdachte bewezen verklaard,

hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te Sneek, en/of te Nes, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [betrokkene 1], immers heeft verdachte opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene 1], van de computer van [betrokkene 1] gekopieerd en vervolgens openbaar gemaakt en verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen;

hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te Nes, zonder daartoe gerechtigd te zijn een aantal portretten, te weten een privéfilmpje en een aantal foto's, waarop [betrokkene 2] naakt te zien is, openbaar heeft gemaakt, door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en door voornoemde foto's in gedeelde voor derden toegankelijke mappen van MSN te plaatsen. [ red. deze citaten komen uit het vernietigde arrest van het Hof]

Hof 's-Gravenhage 22 februari 2012, LJN BV8472 (counterfeits; nauwelijks van echt te onderscheiden)

De verdachte wordt vrijgesproken van inbreuk op het auteursrecht van artiesten. Onder feit 1:

Indien en voor zover de in de tenlastelegging genoemde muziekcd's door of via de verdachte aan de Free Record Shop zouden zijn geleverd, dan is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de betreffende muziekcd's illegale, nagemaakte exemplaren betroffen. Volgens de getuige [getuige] van de Stichting Brein ging het immers om zogenoemde 'counterfeits': exacte kopieën van een bestaande uitgave die nauwelijks van echt te onderscheiden zijn en die ook door de Free Record Shop kennelijk niet als kopieën waren herkend.

Het hof heeft geen bewijs dat de verdachte zelf de 'counterfeits' heeft geproduceerd; hij heeft verklaard de cd's van derden te hebben betrokken.

De in de tenlastelegging genoemde muziekcd's zijn op 16 februari 2006 door de 'International Federation of the Phonographical Industrie' (IFPI) te Londen onderzocht, waarbij door de IFPI een 'mouldcode' op de cd's is aangetroffen, waarvan is vastgesteld dat deze code in gebruik was bij: Disk Spezial GmbH/Digitale Datentraeger GmbH in Duitsland. Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek is uit Duitsland de informatie verkregen dat tegen de directeuren van voornoemde Duitse firma een strafzaak loopt wegens de productie van illegale kopieën en dat bij een doorzoeking in het kader van dat strafrechtelijk onderzoek bij [bedrijf 3] circa 9700 illegale muziekcd's zijn aangetroffen. Nader onderzoek is uitgebleven.
Dat de verdachte grote aantallen cd-doosjes en -trays heeft ingekocht en inlays van cd's liet scannen acht het hof in dit verband niet zonder meer belastend voor de verdachte. Zeer wel mogelijk is immers dat de verdachte in de cd-doosjes en -trays handelde, terwijl zonder meer ook niet onaannemelijk is dat de verdachte de ingescande inlays voor promotiedoeleinden gebruikte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard.

Hof 's-Gravenhage 3 februari 2012, LJN BV5850 (meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën),  LJN BV5750

 

Uit IEF 10923. Berner Conventie. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op grote schaal bedrijfsmatig illegaal vervaardigde kopieën van diverse films, te weten Yash Raj Films International Limited en Tip Top Entertainment Limited, ter verspreiding voorhanden gehad en heeft zo in belangrijke mate het illegale circuit gefaciliteerd. Het hof stelt vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis. Zie verder IEF 10923.

HR 17 januari 2012, LJN BU2868 (internationale merken die wereldwijd bekend staan)

Uit IEF 10792. Strafrecht. Art. 337 Sr. Bewijsklacht opzet. Dat de merken internationale merken zijn die wereldwijd bekend staan, acht het hof een feit van algemene bekendheid. Bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. De conclusie van de AG is anders.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 25 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten diverse goederen, bestaande uit onder andere stropdassen en zonnebrillen voorzien van onder andere het merk en/of de naam Louis Vuitton en Dior en Prada, heeft ingevoerd"

De raadsman voert aan dat opzet niet kan worden bewezen, omdat de verdachte de merken niet kent, vanwege de wereldwijde bekendheid van de merken, acht het hof dit volstrekt onaannemelijk. Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hier gaat om "internationale merken die wereldwijd bekend staan". Gezien de tot het bewijs gebezigde goederenlijst is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Dit behoeft geen bewijs en het middel kan niet tot cassatie leiden (art. 81 RO - geen nadere motivering). Zie verder IEF 10792.

Zie voorgaande editie: IEF 10665 november 2011

IEF 10923

Meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën

Hof 's-Gravenhage 3 februari 2012, LJN BV5850 (meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën), LJN BV5750

Berner Conventie. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op grote schaal bedrijfsmatig illegaal vervaardigde kopieën van diverse films,  te weten Yash Raj Films International Limited en Tip Top Entertainment Limited, ter verspreiding voorhanden gehad en heeft zo in belangrijke mate het illegale circuit gefaciliteerd. Het hof stelt vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.

Ontbreken van opzet
Met betrekking tot het ontbreken van de opzet bij de verdachte overweegt het hof het volgende. De verdachte stond op een parkeerterrein met zijn medeverdachten bij auto's vol met spindels met dvd's, kaften van dvd-dozen te bekijken. Diverse getuigen, onder wie [getuige 1] en [getuige 2], hebben verklaard dat alle betrokkenen ermee bekend waren dat het hier ging om illegale kopieën van recente films. In de schuur van de medeverdachte [medeverdachte] zijn grote voorraden illegale dvd's aangetroffen, waarmee de markt werd bevoorraad. Naast dvd's op spindel, was er sprake van lege doosjes en slecht vervaardigde kopieën van de inlegvellen. De objectieve omstandigheden, in samenhang beschouwd met hetgeen de getuigen hebben verklaard, brengen het hof ertoe wettig en overtuigend bewezen te achten dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.

Verder stelt het hof vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 31a en 31b van de Auteurswet 1912 en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Het ten laste gelegde is bewezen verklaard:
hij op een of meer tijdstip(pen) liggende in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 12 september 2005 te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft in de periode van november 2008 tot en met februari 2010, samen met een of meer mededaders in winkelbedrijven op geraffineerde wijze een zeer groot aantal met name oudere personen bestolen van hun portemonnee. In enkele gevallen werd korte tijd later met de gestolen pinpas geld opgenomen van de rekening van het slachtoffer en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] althans een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer voorwerp(en), te weten een (groot) aantal informatiedrager(s) (cd's en/of dvd('s), waarin (telkens) met inbreuk op het auteursrecht van (een) ander(en), te weten Yash Raj Films International Limited en/of Tip Top Entertainment Limited en/of een of meer andere rechthebbende(n), zonder toestemming van bovenbedoelde rechthebbende(n), illegaal vervaardigde kopieën van een of meer werk(en), te weten (een) filmwerk(en) met onder meer de titel(s), "Bunty aur Babli" "Veer-Zaara" "Parineeta" "Sarkaar" "Viruddh" was/waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft/hebben aangeboden en/of ter verspreiding voorhanden heeft/hebben gehad, zulks terwijl hij/zij, verdachte, en/of zijn/ haar mededader(s) van het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven zijn/haar/hun beroep heeft/hebben gemaakt of het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

IEF 10841

Inzake strafrechtelijke maatregelen handhaving IE

Kamerbrief met kabinetsreactie concept-prioriteitenlijst Tweede Kamer Werkprogramma Europese Commissie 2012, Referentie: DIE-080/12, p.3.

Inzake het ontbreken van IE-strafrechtelijk handhavende voorstellen uit Werkprogramma EC:

Op de conceptprioriteitenlijst van uw Kamer voor 2012 staat verder een behandelvoorbehoud op een voorstel dat de Commissie in 2010 had willen uitbrengen, inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen. Dit voorstel is noch in 2010 noch in 2011 verschenen, en de Commissie heeft in haar planning voor 2012 alleen een voorstel over handhaving van intellectuele eigendomsrechten opgenomen zonder op de aard van die handhaving vooruit te lopen (voorstel 88)*.

* Uit de bijlage Werkprogramma EC Voorstel 88. Handhaving van intellectueleeigendomsrechten - Wetgevend:

De hoofddoelstelling zou zijn Richtlijn (2004/48/EG) aan te passen aan de uitdagingen van vandaag om ervoor te zorgen dat de intellectuele-eigendomsrechten in de EU daadwerkelijk en eenvormig kunnen worden beschermd, met name in een digitale omgeving. Diverse bepalingen van de richtlijn dienen duidelijker te worden gemaakt om tot een coherente uitlegging en handhaving te komen.

IEF 10792

Verdachte kent de internationale merken met wereldwijde bekendheid niet

HR 17 januari 2012, LJN BU2868 (internationale merken die wereldwijd bekend staan)

Strafrecht. Art. 337 Sr. Bewijsklacht opzet. Dat de merken internationale merken zijn die wereldwijd bekend staan, acht het hof een feit van algemene bekendheid. Bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. De conclusie van de AG is anders.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 25 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten diverse goederen, bestaande uit onder andere stropdassen en zonnebrillen voorzien van onder andere het merk en/of de naam Louis Vuitton en Dior en Prada, heeft ingevoerd"

De raadsman voert aan dat opzet niet kan worden bewezen, omdat de verdachte de merken niet kent, vanwege de wereldwijde bekendheid van de merken, acht het hof dit volstrekt onaannemelijk. Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hier gaat om "internationale merken die wereldwijd bekend staan". Gezien de tot het bewijs gebezigde goederenlijst is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Dit behoeft geen bewijs en het middel kan niet tot cassatie leiden (art. 81 RO - geen nadere motivering).

Dit is anders dan de Conclusie van de AG:

3.6. De door het hof in dit verband gegeven argumenten zijn:
- Verdachtes verklaring dat hij geen van de bedoelde merken kent is volstrekt onaannemelijk;
- Het betreft wereldwijd bekende merken waarvan onaannemelijk is dat de verdachte de gangbare prijzen niet kende;
- Blijkens de aankoopbonnen heeft de verdachte beduidend lagere prijzen betaald dan voor de merkkleding gangbaar is;
- De verdachte heeft de goederen ontdaan van verpakking;
- De goederen omvatten het grootste deel van verdachtes bagage;
- De verdachte heeft er bij aankomst op Schiphol voor gekozen niets aan te geven.

3.7. Hierover het volgende. Anders dan de steller van het middel, acht ook ik verdachtes mededeling niet bekend te zijn met ook maar één van de getroffen merken wel erg veel van het goede. Volgens de goederenlijst betreft de verzameling namelijk een digitale camera (Sony), kleding, slippers en zonnebrillen van de merken Dolce & Gabbana, Calvin Klein, Chanel, Burberry, Armani, Emporio Armani, Giorgio Armani, Versace, Playboy, Yves Saint Laurent, Lacoste, Prada, Levi's, Louis Vuitton, Gucci, Hugo Boss, Energie, Nike, Dior, Adidas, Ralph Lauren. Je moet - huiselijk gezegd - van een andere planeet komen wil je van géén van deze merken ooit hebben vernomen.

Het punt is echter dat het hof verdachtes verklaring - uitsluitend - "onaannemelijk" acht. Terzijde, dat oordeel deel ik. Het hof merkt verdachtes verklaring in zoverre echter niet aan als leugenachtig. Het enige dat het hof uit een en ander zou kunnen afleiden is derhalve dat de verdachte - in weerwil van zijn verklaring - bekend moet zijn geweest met één of meer van deze merken. Meer niet.


3.8. Vervolgens oordeelt het hof, zo begrijp ik, dat de verdachte ook wel degelijk bekend moet zijn geweest met de gangbare prijzen voor de merkkleding, althans dat het tegendeel onaannemelijk is. Hier gaan 's hofs wegen en die van mij uiteen. Het is namelijk maar zeer de vraag of er voor merkkleding "gangbare" prijzen bestaan. Ofschoon in het buitenland met groot gemak vervalste merkkleding kan worden verkregen, en daarvoor ook geregeld wordt gewaarschuwd, kan op bepaalde locaties ook onvervalste merkkleding tegen dumpprijzen worden bekomen. In Europa zijn outlet-stores van merkkleding inmiddels geen onbekende fenomenen meer, en de daar te bekomen kortingen zijn bepaald niet mals. Ik durf het zelf in elk geval niet aan om de minimumprijzen te schatten waartegen merkkleding op de legale markt te verkrijgen is. Het begrip "gangbare" prijs is daardoor als zodanig kwestieus. Daarmee acht ik 's hofs als tweede en derde gegeven argumenten niet dragend.

3.9. Dat geldt ook voor de overige drie argumenten betreffende verdachtes handelwijze met betrekking tot de goederen (het ontdoen van verpakking, de hoeveelheid, het ontwijken van de heffing van invoerrechten). Deze handelwijze laat zich namelijk even goed verklaren door de wens geen invoerrechten te betalen over geïmporteerde (onvervalste) goederen. Dit gedrag is dus niet typerend voor het tenlastegelegde.

3.10. Resteert de vraag of uit de combinatie van gegevens wellicht het voorwaardelijk opzet op de valsheid van de merken kan worden afgeleid. Ik meen toch van niet. Ik zei het al: voor het aanbod van vervalste merkkleding en zonnebrillen in het buitenland wordt veelvuldig gewaarschuwd, en daarop zul je dus bedacht moeten zijn. Onder de door het hof vastgestelde omstandigheden zou echter iedereen die in het buitenland een grote hoeveelheid goedkope merkkleding koopt en daarover liever geen invoerrechten betaalt (en daarnaar handelt) tevens welbewust het aanmerkelijke risico op de koop toe nemen dat hij vervalste merkkleding importeert. Dat gaat mij thans net te ver.

IEF 10760

Een nepaccount op Twitter is geen diefstal

Een bijdrage van Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan advocaten.

Twitter-kaping, een andere invalshoek. Bij De Wereld Draait Door zijn ze het er voorlopig over eens: ‘Diefstal van identiteit’ moet worden gestraft met ten hoogste vier jaar cel. De aanleiding voor het debat vormde een persoonlijke ervaring van strafrechtadvocate Bénédicte Ficq, die het slachtoffer was geworden van een nep-Twitter account. Ficq blijkt niet de enige bekende Nederlander te zijn die hier mee te maken heeft gehad. In de DWDD studio zaten vier andere BN’ers die waren geconfronteerd met onder hun naam geplaatste Tweets, waaronder Matthijs van Nieuwkerk zelf. Het voorval zette Ficq er in ieder geval aan tot het opstellen van een conceptwetsvoorstel waarin diefstal van identiteit met elk oogmerk strafbaar wordt.

Een civiel probleem
Diefstal van identiteit, of beter: je voordoen onder een andere identiteit kan natuurlijk tot problemen leiden. Omdat er geen specifieke wetsbepaling voor bestaat laat het zich wat lastig binnen een specifiek rechtsgebied plaatsen. Enerzijds heeft het wat weg van een intellectueel eigendomsrecht, anderzijds kan misbruik leiden tot schade aan iemands reputatie en dus zijn recht op privacy. Dit neemt niet weg dat de wet wel degelijk mogelijkheden biedt om ‘identiteitsboeven’ aan te pakken. Deze persoon handelt dan waarschijnlijk onrechtmatig. Indien sprake is van een handelsnaam of merknaam kan het slachtoffer uiteraard een beroep doen op de Handelsnaamwet of zijn merkrechten. De vraag is dan wel of deze commerciële rechten volledig van toepassing zijn indien iemand zich voordoet onder die naam of identiteit. Zie hier voor een eerdere analyse over de handhaving van merkrechten op Twitter en deze uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Ook in de domeinnaamjurisprudentie zien we dat personen met recht een beroep kunnen doen op hun eigen naam. Dit recht is bovendien expliciet opgenomen in de geschillenregeling van de SIDN (artikel 2.1 (a) (II)). Bij domeinnamen ligt de situatie uiteraard wel net even anders, omdat de houder zich niet per se voordoet ‘als de domeinnaam’.

Strafrecht?
Een oplossing zoeken in het strafrecht is in ieder geval opmerkelijk. Niet elke onrechtmatige handeling heeft een strafrechtelijke pendant nodig. Al helemaal op het gebied van intellectueel eigendomsrechten en privacy is het niet gebruikelijk om conflicten op te laten lossen door de politie. Natuurlijk zijn er uitzonderingen voor notoire namakers, maar de norm is dat het conflict in een civiele procedure wordt opgelost. De vraag is ook of de samenleving, als iemand zich voordoet onder een andere naam, dusdanig geschokt is dat een strafrechtelijke sanctie gerechtvaardigd is. Het is vooral een probleem voor het slachtoffer zelf. Bij het publiek leidt ‘diefstal van identiteit’ eerder tot hilariteit, zoals bleek uit de DWDD-uitzending waar een nep-Tweet van Van Nieuwkerk werd getoond waarin hij ogenschijnlijk een seksuele toespeling maakt aan het adres van K3-zangeres Josje (bij 10:51). Bovendien is het doel van de identiteitsboef vaak veel ludieker dan de term diefstal impliceert. Eerder zal sprake zijn van satire. Een persiflage is immers ook niets anders dan het nadoen van een bekend persoon. Uiteraard wordt satire in veel gevallen beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Het moet dan wel duidelijk zijn dat het gaat om satire. Dit kan overigens soms tot problemen leiden, zo bleek bij de zaak van Ron Boszhard.

Desondanks meent Ficq dat diefstal van identiteit, in ieder geval op Twitter, kan leiden tot grote schade, zelfs bedreigingen. De vraag is echter of het Wetboek van Strafrecht voor die gevallen geen andere aanknopingspunten biedt. Er zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn van belaging, althans dat vond het Gerechtshof Arnhem toen een vriendin contactadvertenties voor seks op naam van een voormalige vriendin online had gezet. De rechtspraak over nep-Twitter accounts beperkt zich in ieder geval nog tot een tweetal zaken over inbreuk op intellectueel eigendomsrechten. Kennelijk heeft het probleem nog niet zo een grote proporties aangenomen dat een gang naar de rechter onafwendbaar is.

Ficq stelt overigens ook dat strafrechtelijke handhaving nodig is omdat de identiteit van de nep-Twitteraars niet kan worden achterhaald. Dit zal echter voor de politie niet direct veel eenvoudiger zijn. Voor de NAW-gegevens is de medewerking van Twitter noodzakelijk. Het is dan ook logisch dat het slachtoffer zich in eerst bij Twitter meldt.

Eenvoudig melden
Zoals Sven Kramer in de uitzending terecht opmerkte biedt Twitter hiervoor een vrij eenvoudig formuliertje waarmee misbruik (‘impersonation’) gemeld kan worden. Twitter voert dus streng beleid om haar platform binnen de perken te houden. Overigens waren niet alle tafelgasten overtuigd van de eenvoud van deze tool. Onze eigen ervaring leert echter dat melden vrij goed werkt. In ieder geval kon Mark Rutte zonder veel moeite een einde maken aan @mark_rutte. Twitter had toen, mogelijk onterecht, weinig oren naar het verweer dat het om een parodie ging.

Daarnaast houdt Twitter zelf een oogje in het zeil. Bekende mensen worden actief gescreend op authenticiteit. Vermeende neppers worden zonder pardon verwijderd. Zoals wij eerder berichtten is Twitter zelfs zo streng dat per abuis echte accounts worden geblokkeerd. Het ging toen om de account van Salman Rushdie, wiens echte naam (Sir Ahmed Salman Rushdie) bij Twitter tot verwarring leidde. Het lijkt dus eerder noodzaak ervoor te waken dat Twitter zelf zorgvuldig te werk blijft gaan. Het wetsvoorstel van Bénédicte Ficq lijkt in ieder geval overbodig.

(voor de duidelijkheid: het gaat natuurlijk om een nepwetsvoorstel)

IEF 10665

Strafrecht special november 2011

Rechtbank Roermond 30 november 2011, LJN BU6849 (Politicus en zakkenvullerij)

Politierechter ná civiele procedure. Internetbericht op Ruiver.nl met betrekking tot politicus: smaadschrift of vrijheid van meningsuiting:  zeker waar het betreft het gestelde opknappen van het fabriekspand van [naam] met gemeenschapsgeld en de gestelde zakkenvullerij. Daarin zijn elementen van smaad in strafrechtelijke zin in beginsel aanwezig.

De jurisprudentie van het EHRM is dat het recht op vrijheid van meningsuiting daar waar het politici betreft, ruim moet worden geïnterpreteerd en beperkingen daarop niet snel worden toegestaan. Politierechter begrijpt het gevoelen van benadeelde partij en verdachte erkend dat sommige bewoordingen beter anders hadden gekund. Onder de geschetste omstandigheden heeft het plaatsen van het internetbericht zich afgespeeld binnen het kader van het publieke debat over genoemd onderwerp en dat de tekst niet van dien aard is dat deze een beperking zou rechtvaardigen van de vrijheid van meningsuiting waarvan verdachte gebruik heeft gemaakt. Er volgt vrijspraak.

Rechtbank Leeuwarden 22 november 2011, LJN BU5629, BU5641, BU5655, BU5661 (Vrijspraak) BU5767 (Salduz-verweer) en BU5769 (Salduz-verweer) (Sigarettensmokkel)

Wet op de accijnzen. Vervalste of wederrechtelijk vervaardigde beeldmerken. Invoering van handelshoeveelheden verpakkingen met daarin sigaretten met de merknamen en beeldmerken van MARLBORO en LAMBERT & BUTLER zijnde een merk waarop een ander recht heeft, zijnde en bevattende valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken.

De verdachte heeft zich, samen met een aantal anderen, schuldig gemaakt aan de smokkel van een grote hoeveelheid vervalste sigaretten van Duitsland naar Nederland. Daarmee is hij medeverantwoordelijk voor het feit dat de Nederlandse fiscus een aanzienlijk bedrag aan accijns en omzetbelasting is misgelopen. Daarnaast worden zowel de consument als de merkenhouder, in dit geval Philip Morris, benadeeld als er vervalste sigaretten op de markt worden gebracht.

HR 15 november 2011, LJN BR5551 (met concl. PG Vegter; Computervredebreuk databank ANP)

Computervredebreuk. Inloggen in databanken. Bewijsklacht feitelijk leiding geven. Computervredebreuk. Het oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk. Het hof stelde vast dat verdachte - hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden - geen maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat met de inlogcodes zou worden ingelogd op de nieuwsserver (database) van het ANP, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat van die inlogcodes gebruik zou worden gemaakt om onbevoegd toegang te krijgen tot de server van het ANP, is niet onbegrijpelijk. Dit kan niet tot cassatie leiden en ex art. 81 RO hoeft geen nadere motivering. De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Rechtbank Breda 21 oktober 2011, LJN BT8862 (Accijnsgoederen zonder accijnsheffing, sigarettenompakking)

Sigarettenompakken. Ondanks het fysiek ontbreken van twee machtigingen tot verlenging van telefoontaps is voor het beschikbaar stellen van een loods en het ompakken van grote ladingen accijnsgoederen, zonder dat overeenkomstige de wet op de accijns in de heffing waren betrokken, zijnde illegale sigaretten (totaal ruim 11,3 miljoen) een gevangenisstraf van 15 maanden op zijn plaats. Nu het OM de vervolgingstermijn heeft overschreden beperkt de rechtbank de straf tot 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

Rechtbank Leeuwarden 13 december 2011, LJN BU7737 (merkschoenen Nike Airmax)

Strafrecht. In de auto van verdachte is een hoeveelheid valse merk schoenen aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de politie niet bevoegd was om tot doorzoeking van de auto van verdachte over te gaan, derhalve heeft de doorzoeking onbevoegd plaatsgevonden.

IEF 10612

Informatieplicht in het douanerecht

Vzr. Rechtbank Utrecht 23 november 2011, LJN BU6248 (eiser tegen DHL Express en Staat der Nederlanden)

Informatieplicht in het douanerecht. Modelrechten op elektronica. Opheffing strafrechtelijk beslag.

Eiser drijft een webshop in elektronica-artikelen en heeft diverse artikelen uit China ingekocht. DHL is een logistieke dienstverlener. Tijdens een controle zijn door de douane goederen aangetroffen die mogelijk inbreuk maken op IE-rechten (modelrecht) van Nintendo, Apple, Intel en Microsoft. Daarvan is melding gemaakt bij de rechthebbenden, waarop zij binnen 10 werkdagen aan kunnen geven of zij hiertegen wensen te ageren.

Eiser is niet geïnformeerd over de status van deze zendingen en stelt Douane en DHL aansprakelijk wegens onrechtmatige (overheids)daad. DHL heeft eiser niet (juist) geïnformeerd over de reden van vertraging van de zendingen en afleverplaats / tijd. Douane heeft gericht de zendingen tegengehouden en had eiser moeten informeren conform het Handboek Douane (art. 6.14.4).

De door eiser gevorderde stukken worden in het geding gebracht door gedaagden, nu deze stukken wél in het bezit zijn, is vordering I onvoldoende onderbouwd.

Uit het vervoersrecht en de douanewetgeving volgt verder geen informatieplicht jegens de geadresseerde van de zending. Uit de omstandigheden blijkt dat eiser wel regelmatig is geïnformeerd over de status en redenen van vertraging. Nu blijkt dat alle goederen die zijn vrijgegeven al zijn bezorgd, valt er niets meer te bezorgen bij eiser en wordt de vordering tot bezorging afgewezen. Eiser is niet-ontvankelijk in kort geding tot opheffing van het strafrechtelijk beslag, omdat hiertoe een ander rechtsmiddel openstaat, namelijk een klaagschriftprocedure ex art. 552a Sv.

Eiser wordt veroordeeld in de kosten aan de zijde van DHL en Staat, beiden begroot op €1.376.

Informatieverstrekking
4.2. (...) Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eiser] opgemerkt dat dit de stukken zijn waar [eiser] om heeft verzocht. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat met deze informatie reeds aan het gevorderde onder I is voldaan. Mocht de overgelegde informatie toch niet volledig zijn, dan had het – mede gelet op het feit dat alle stukken vóór de mondelinge behandeling aan de advocaat van [eiser] zijn toegestuurd en [eiser] ook tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling de mogelijkheid heeft gehad om de stukken te bekijken – op de weg van [eiser] gelegen zich daarop te beroepen. Nu hij dat niet heeft gedaan, heeft [eiser] zijn belang bij de vordering onder I onvoldoende onderbouwd, zodat deze vordering reeds om die reden moet worden afgewezen.

4.3.  Verder acht de voorzieningenrechter in dit verband van belang dat DHL Express en de Staat gemotiveerd hebben aangevoerd dat in het vervoersrecht respectievelijk de douanewetgeving geen informatieplicht jegens de geadresseerde van een zending is opgenomen. [eiser] heeft dit niet bestreden, maar gesteld dat DHL Express en de Staat hem desalniettemin over de status van de zendingen hadden behoren te informeren. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt. Uit hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is kan onder omstandigheden mogelijk worden afgeleid dat de Douane en/of een vervoerder de geadresseerde moet(en) informeren over de status van een zending. In de onderhavige kwestie blijkt uit alle overgelegde stukken en ingenomen stellingen dat dit ook is gebeurd. Op regelmatige basis heeft [eiser] namelijk contact gehad met DHL Express en de Douane en daarbij zijn de status van de zendingen en redenen van de vertraging aan de orde gekomen. (...) Waarom - ondanks dit alles - door DHL Express en/of de Douane onrechtmatig is gehandeld, is door [eiser] niet nader gemotiveerd onderbouwd, zodat ook het vorenstaande ertoe leidt dat de vordering onder I moet worden afgewezen. Dat de gehele gang van zaken [eiser] niet beviel en hem de wanhoop nabij was, maakt dit oordeel niet anders.

4.4.  De verwijzing van [eiser] naar het Douane handboek, en meer specifiek artikel 6.14.4. hieruit, is door de voorzieningenrechter niet in de beoordeling betrokken. Redengevend hiervoor is dat dit handboek niet is overgelegd en door de Staat gemotiveerd is bestwist dat in dat handboek de door [eiser] gestelde informatieplicht is te lezen.

Bezorging goederen
4.6.  Daar komt nog bij dat als onweersproken gesteld vaststaat dat alle goederen uit zendingen (...) inmiddels bij [eiser] zijn bezorgd of door hem zijn opgehaald. Met andere woorden: er zijn geen (niet tegengehouden) goederen die op dit moment nog bezorgd kunnen worden. Mocht dit anders zijn, dan had het op de weg van [eiser] gelegen om - mede aan de hand van de door DHL Express en de Staat overgelegde stukken en ingenomen stellingen - gemotiveerd te onderbouwen welke (niet tegengehouden) goederen nog niet zijn bezorgd/opgehaald.

Opheffing strafrechtelijk beslag
4.8.  Ten aanzien van de vordering tot opheffing van de beslagen heeft de Staat terecht aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk is, omdat daartoe voor hem de klaagschrift-procedure als bedoeld in artikel 552a Sv openstaat. Het is onverenigbaar met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken dat de voorzieningenrechter vooruitlopend op de behandeling door de raadkamer in strafzaken oordeelt over de rechtmatigheid van een beslag. Voor toewijzing van een vordering tot opheffing van een strafrechtelijk beslag, zoals hier aan de orde, kan daarom slechts sprake zijn in zeer uitzonderlijke of buitengewoon spoedeisende omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaak echter onvoldoende gebleken. [eiser] is dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering onder III.