DOSSIERS
Alle dossiers

Strafrecht  

IEF 8923

Valse merkkleding en het wegmaken van een lijk

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 juni 2010, LJN: BM7688, Strafzaak (wegmaken lijk en merkinbreuk)

Merkenrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegmaken van een lijk, door dat weg te voeren naar een braakliggend terrein en het aldaar te verbranden. Niet is vast te stellen wat de mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij het om het leven brengen van het slachtoffer is geweest. Onder deze omstandigheden kan dan ook niet anders worden geconcludeerd dan dat, bij het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs, de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde moord dan wel doodslag. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het telen, verwerken, voorhanden hebben en verkopen van hennep. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het (ter verspreiding) voorhanden hebben van valse merkkleding. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.
 
Lees het arrest hier.

IEF 8895

Handelen in valse merkkleding

Rechtbank Zutphen, 4 juni 2010, LJN: BM6779. Strafzaak

Merkenrecht. Strafrecht. Wel veroordeling wegens medeplegen van handelen in soft- en harddrug, niet wegens handelen in valse merkkleding.

11. De rechtbank is van oordeel, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het - kort gezegd - handelen in valse merkkleding, op een wijze zoals haar uiteindelijk is ten laste gelegd. Tijdens het politieonderzoek is verdachte niet geconfronteerd met (foto's van) de in de vrachtwagen aangetroffen (merk)kleding; aan haar is niet gevraagd op de op 9 februari 2010 in beslaggenomen (merk)kleding de kleding betrof die verdachte eind november 2009 aan [naam A] had verkocht. Evenmin is duidelijk geworden welke kledingmerken verdachte toen aan [naam A] zou hebben verkocht. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat [naam A] in november 2009 (vervalste merk)kleding van haar heeft gekocht, is opmerkelijk dat de aangetroffen kleding - mocht deze van verdachte afkomstig zijn - na zo'n geruime tijd nog in de vrachtwagen aanwezig zou zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat de merkkleding die op 9 februari 2010 in de vrachtwagen is aangetroffen, afkomstig is van verdachte. De leren jassen die verdachte aan [naam A] had meegegeven, blijven in dit verband buiten beschouwing, nu het naar zeggen van verdachte merkloze leren jassen betreft en bovendien uit het dossier niet volgt dat ook deze leren jassen tot de partij aangetroffen vervalste merkkleding behoren.
Overwogen wordt dat het verkopen van andere vervalste merkkleding door verdachte aan [naam A] in 2009, niet onder het bereik van de dagvaarding te brengen is, nu de steller het oog heeft gehad op de onderhavige partij kleding die op 9 februari 2010 in beslag is genomen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8823

Het openbaar maken van naaktbeelden

Lucas Cranach der Ältere – “Gerechtigkeit als nackte Frau mit Schwert und WaageGerechtshof Leeuwarden, 4 mei 2010, LJN: BM3169, Strafzaak plaatsen privéfilmpjes op internet (de zaak Manon Thomas).

Auteursrecht. Portretrecht. Strafrecht. Veroordeling ter zake van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht en portretrecht. Geen gebruik van gegevens die met inbreuk op auteursrechten zijn verkregen (31a aanhef en onder a en/of b AW) en plaatsen op MSN in "gedeelde mappen" van zes contactpersonen is geen openbaarmaking ex art 31 juncto artikel 12 van de Auteurswet (beperkte kring van personen). Wel openbaarmaking door plaatsing op MSM m.b.t. portret benadeelde. Ten laste gelegde eenvoudige belediging onvoldoende feitelijk: het openbaar maken van naaktbeelden op zichzelf niet beledigend.

Verdachte heeft opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene] (partner benadeelde), van de computer van die [betrokkene] gekopieerd. Vervolgens heeft hij dat filmpje openbaar gemaakt en verspreid door het op de internetsite "You Tube" te plaatsen. Op dat filmpje is [benadeelde], bekend van televisie onder de naam [naam], tevens partner van [betrokkene] voornoemd, naakt te zien. Door deze handelwijze heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het auteursrecht van die [betrokkene], maar heeft hij ook het portretrecht van die [benadeelde] geschonden. Daarnaast heeft verdachte het portretrecht van [benadeelde] eveneens geschonden door foto's in voor derden toegankelijke gedeelde mappen te plaatsen.

Het hof is van oordeel dat het onder 3A ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. Met name acht het hof niet bewezen het onderdeel "een (aantal) (computer)bestanden, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een (aantal) werk(en) is/zijn vervat" hetgeen de kern van het delict is als omschreven in (de aanhef van) artikel 31a aanhef en onder a en/of b van de Auteurswet en derhalve van de hierop gebaseerde tenlastelegging. Deze wetsbepaling beoogt strafbaar te stellen diegene die gebruik maakt van gegevens die met inbreuk op auteursrechten zijn verkregen. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene] (degene die het auteursrecht van de foto's en de filmpjes had) zelf degene is geweest die de bestanden in zijn eigen computer heeft geplaatst, maar daarbij is geen inbreuk gemaakt op zijn eigen auteursrecht. Verdachte heeft deze gegevens weliswaar zonder toestemming van die [betrokkene] van diens computer gekopieerd en zich daarbij mogelijk aan andere strafbare feiten schuldig gemaakt, maar dit doet aan het vorenstaande niet af.

Met betrekking tot het onder 3B ten laste gelegde is het hof van oordeel dat van de foto's niet bewezen kan worden dat deze openbaar zijn gemaakt als bedoeld in artikel 31 juncto artikel 12 van de Auteurswet. Uit het dossier en hetgeen ter zitting van het hof naar voren is gekomen blijkt, dat verdachte de foto's heeft geplaatst op MSN in "gedeelde mappen" van zes contactpersonen van verdachte. Deze beperkte kring van personen acht het hof van te geringe omvang om te kunnen spreken van openbaarmaking in de zin waarop feit 3B ziet. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen hetgeen met betrekking tot openbaarmaking in artikel 12 van de Auteurswet is opgenomen en de strekking van de Auteurswet die er op gericht is het commerciële belang van de auteursgerechtigde te beschermen.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde.

Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel, dat met het plaatsen door verdachte van foto's van [benadeelde] in gedeelde, voor zes contactpersonen toegankelijke, mappen - en het aldus aan derden ter beschikking stellen van de foto's - wel sprake is van openbaarmaking in de zin waarop feit 4 ziet. Daartoe overweegt het hof dat het bij feit 4 gaat om de schending van het portretrecht van [benadeelde]. Daarbij spelen niet alleen commerciële belangen een rol maar ook privacy-belangen van de geportretteerde.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat:

3B. hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], en/of te [plaats 2], opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [betrokkene], immers heeft verdachte opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene], van de computer van die [betrokkene] gekopieerd en vervolgens openbaar gemaakt en verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen;

4. hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 2], zonder daartoe gerechtigd te zijn een aantal portretten, te weten een privéfilmpje en een aantal foto's, waarop [benadeelde] naakt te zien is, openbaar heeft gemaakt, door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en door voornoemde foto's in gedeelde voor derden toegankelijke mappen van MSN te plaatsen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 3B en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie: Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

onder 3B: opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht;

en de overtreding: onder 4: zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maken.

Strafbaarheid: Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Lees het arrest hier.

IEF 8577

Delicten die verband houden met schending van IE rechten

Kamerstuk 32194, nr. 6, 2e Kamer. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten. Verruiming mogelijkheden voordeelontneming; Nota n.a.v. het verslag

“Artikel 36e, derde lid, Sr. Wanneer de veroordeelde er een criminele levensstijl op nahoudt, kan worden aangenomen dat het vermogen dat hij gedurende een aantal jaren heeft opgebouwd, wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt.

(…) Het bewijsvermoeden wordt gehanteerd na een veroordeling voor potentieel lucratieve feiten, zoals de internationale handel in harddrugs en mensenhandel. Ook misdrijven die worden bedreigd met relatief korte vrijheidsstraffen, maar waarvoor wel een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, kunnen aanleiding vormen het bewijsvermoeden toe te passen. Deze leden kunnen daarbij bijvoorbeeld denken aan delicten die verband houden met schending van intellectuele eigendomsrechten (namaak en piraterij; artikel 337 Sr) of de benadeling van schuldeisers (artikel 340 Sr).”

Lees het kamerstuk hier

IEF 8499

Weliswaar kan vastgesteld worden

Rechtbank Amsterdam, 26 november 2009, LJN: BK7336, Strafzaak Illegale dvd’s

Auteursrecht. Vrijspraak in strafzaak. Artikel 31, 31a en 31b Auteurswet. Bij verdachte en medeverdachte zijn dvd's inbeslaggenomen, welke zijn onderzocht op illegale werken. Weliswaar kan vastgesteld worden dat zich in de partij met inbeslaggenomen dvd’s exemplaren bevonden, waarmee inbreuk werd gemaakt op eens anders auteursrecht, maar nu zowel onder verdachte als onder medeverdachte dvd’s in beslag zijn genomen, blijft onduidelijk aan wie deze dvd’s toebehoorden. Niet kan worden vastgesteld dat de onderzochte dvd’s de dvd’s betreffen, die onder verdachte in beslag zijn genomen.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 8340

Die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie

Gerechtshof Leeuwarden, 10 november 2009, LJN: BK2773 (Strafzaak diefstal virtueel voorwerp).

Nuttig om te weten: Een virtueel voorwerp is een goed dat gestolen kan worden. Het hof is van oordeel dat een virtueel amulet en een virtueel masker voorwerpen zijn die van de bezitter daarvan gestolen kunnen worden. Het betrof in deze zaak virtuele voorwerpen van het online computerspel RuneScape. Verdachte heeft met zijn mededader de aangever door intimidatie en geweld gedwongen zijn account van het spel te openen om aldus de weg vrij te maken voor overheveling van zijn bezittingen op RuneScape naar de account van de mededader.

"(...) Het hof komt op grond van een en ander tot de conclusie dat redelijke wetsuitleg meebrengt, dat de hier bedoelde virtuele voorwerpen worden aangemerkt als een goed in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Relevant is voorts dat de spelregels van RuneScape niet voorzien in een wijze van verwerving van deze goederen als in casu is geschied. De wegnemingshandeling is gepleegd buiten de context van het spel. Het gaat derhalve niet om virtuele handelingen binnen een virtuele wereld, maar om feitelijke handelingen waardoor een virtuele wereld wordt beïnvloed.

(…)

Is voldaan aan de overige voorwaarden voor strafbaarheid in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht? Een volgende stelling van de verdediging is dat er geen sprake is van eigendom noch van bezit van de betreffende virtuele goederen, doch slechts van een gebruikersrecht van het spel RuneScape. Het veranderen van virtuele eigenaar brengt geen verandering in eigendomsrechten in de fysieke wereld. Het spel, en alles wat daar binnen gebeurt, behoort toe en blijft toebehoren aan de eigenaar ervan, te weten Jagex Ltd. in het Verenigd Koninkrijk.
Op deze wijze geeft de verdediging naar het oordeel van het hof een te beperkte invulling aan het begrip 'toebehoren' in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof stelt vast dat aangever binnen het spel de feitelijke en exclusieve heerschappij had over de goederen. Alleen hij kon, door in te loggen op zijn RuneScape-account, bij de door hem verworven amulet en het masker komen en daarover beschikken. In strafrechtelijke zin behoorden de in het geding zijnde goederen toe aan aangever. Hij is door de diefstal getroffen in het ongestoorde genot van de beschikkingsmacht die hij bij uitsluiting van een ander over die goederen had.
Dat het spel RuneScape vanzelfsprekend een eigenaar en/of beheerder heeft, acht het hof in het verband van deze strafzaak niet relevant. Zo is een paspoort onbetwist eigendom van de Staat der Nederlanden, maar kan dit document wel degelijk door middel van diefstal uit de beschikkings- macht van de houder geraken.
Voorts stelt het hof vast dat in deze zaak is voldaan aan een andere jurisprudentiële voorwaarde voor diefstal, inhoudende dat de goederen door toedoen van verdachte uit de beschikkingsmacht van aangever moeten zijn geraakt en in die van verdachte zijn gekomen. Dit ligt anders, zo heeft de Hoge Raad uitgemaakt, ten aanzien van het ontvreemden van - bijvoorbeeld - software, computergegevens en een pincode, aangezien het goed daarbij niet uit de beschikkingsmacht van de aangever geraakt doch ongewenst ook in die van de ontvreemder. In die gevallen kan er dan ook niet worden gesproken van diefstal.

Alles overziende is het hof van oordeel dat er in de thans ter beoordeling staande zaak sprake is van diefstal als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts overweegt het hof dat als gevolg van de digitalisering van de maatschappij een virtuele realiteit is ontstaan, die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie, ten aanzien waarvan het plegen van strafbare feiten niet mogelijk zou zijn."

Lees het arrest hier.

IEF 8304

Het enkele geplaatst houden

Rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2009, LJN: BK1571, strafzaak tegen moderator website.

Aansprakelijkheid moderator website in strafzaak. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte als moderator van een extreemrechtse website de technische bevoegdheid had om op de website geplaatste teksten te verwijderen, niet zonder meer inhoudt dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van alle op de website geplaatste teksten. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden niet enkel uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk kan worden gehouden voor het op de website plaatsen, geplaatst houden dan wel niet verwijderen van de teksten.

Ook het medeplegen van het opzettelijk beledigen en/of openbaar maken van de teksten acht de rechtbank niet bewezen, nu het enkele geplaatst houden dan wel niet verwijderen van de teksten onvoldoende is om te spreken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte al dan niet samen met een ander (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep mensen dan wel op het openbaar maken van een beledigende uitlating. Verdachte wordt vrijgesproken. Zie echter ook: Rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2009, LJN: BK1564, veroordeling voor het dezelfde website opzettelijk beledigend uitlaten).

Lees het vonnis hier.

IEF 8130

Eén op één namaak

Rechtbank Rotterdam, 29 juli 2009, LJN: BJ4213, Strafzaak (wegmaken lijk en vervalste kleding van diverse merken).

Een lijk wegvoeren, wegmaken en verbranden, handelen in strijd met de opiumwet, handelen in strijd met de wet wapens en munitie en opzettelijk waren ter verspreiding voorhanden hebben die inbreuk maken op het handelsnaam-, auteurs- of merkrecht van anderen. De bewezenverklaarde IE-component:

Bij de doorzoeking in het pand [adres] te Rotterdam, werden tevens twintig dozen met daarin kennelijk vervalste kleding van diverse merken aangetroffen en in beslag genomen. De in beslag genomen kleding bestond uit broeken, shirts, ondergoed, trainingspakken en schoenen van de merken Diesel, Replay, Lamartina, G-star, Armani, Bjorn Borg, Prada, Victoria Beckham, Bikkembergs, Lacoste, Scappa, Dolce & Gabanna en Nike. Op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking werd vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn. De logo’s van de desbetreffende merkproducten zijn werken als bedoeld in de Auteurswet 1912 en aldus is met het namaken daarvan een inbreuk op auteursrechtelijke bescherming van logo’s gepleegd.

De getuige [getuige 3] regelde veel administratieve, logistieke en financiële kwesties voor de verdachte. In het pand aan de [adres] te Rotterdam lag veel kleding, waarvan [getuige 3] wist dat het om valse merkkleding ging. De verdachte wist dat het verboden was om te handelen in valse merkkleding. De getuige [getuige 1] had wel eens kleding bij de verdachte gekocht, twee broeken en een paar shirtjes. Het was nep, de verdachte noemde het één op één namaak aldus deze getuige.

De verdachte wist dat de kleding onder merkvervalsing viel, dat bijvoorbeeld de mensen van Prada geen geld zouden ontvangen voor de verkoop.

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verachte ten aanzien van de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, nu niet vast zou staan dat, en zo ja, welke onderdelen van de in de tenlastelegging genoemde producten vervalsingen zijn.

Uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan inderdaad niet blijken dat alle genoemde hoeveelheden kledingstukken en schoenen vervalsingen zijn, maar wel dat de verdachte van de daar genoemde goederen vervalsingen in voorraad. Dit verweer wordt daarom overigens verworpen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7827

Deze zaak was wel het hoogtepunt

Gerechtshof Arnhem, 3 maart 2009, LJN: BI1243, Strafzaak achtergrondmuziek.

Auteursrecht. “Meermalen, telkens opzettelijk voorwerpen, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, werken, te weten muziekwerken met of zonder woorden, waren vervat, openlijk ter verspreiding aanbieden en  ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden hebben en/of hebben bewaard uit winstbejag.” Gevangenisstraf van 12 maanden na belastingfraude en het bedrijfsmatig overtreden van de Auteurswet 1912, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

“Voorts heeft verdachte bedrijfsmatig gedurende een lange periode de Auteurswet 1912 overtreden. Aannemelijk is geworden dat verdachte na de ontbinding van de zogeheten overeenkomst achtergrondmuziek is doorgegaan met het ongeautoriseerd leveren van [repertoire] aan horecaondernemingen en dat verdachte vervolgens ook zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 februari 2009 is verdachte reeds tweemaal veroordeeld wegens overtreding van artikel 31b van de Auteurswet 1912. Ook heeft verdachte ter zake van het onderhavige feitencomplex reeds diverse civiele procedures verloren. Kennelijk heeft verdachte deze illegale maar lucratieve activiteit hardnekkig ondanks dit soort waarschuwingen voortgezet. Het hof is er dan ook niet gerust op dat met deze strafzaak een einde komt aan het illegale handelen van verdachte mede nu verdachte ter zitting heeft verklaard nog steeds in dezelfde branche werkzaam te zijn. Voor de ernst van het onder 4 bewezenverklaarde is tekenend dat getuige-deskundige [D] ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in de 24 jaar dat hij bij de stichting Stemra werkzaam was, niet anderszins heeft meegemaakt dat er door iemand gedurende zo’n lange periode zoveel inbreuken op eens anders auteursrecht werden gemaakt. Deze zaak was wel ‘het hoogtepunt’.

Gezien het bovenstaande acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel gerechtvaardigd. In de omstandigheden dat de behandeling van de strafzaak lang heeft geduurd en dat het oude feiten betreft, ziet het hof evenwel aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht het hof passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof zal aldus een zwaardere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is geëist. Aangezien de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling inmiddels in werking is getreden, zal het hof aldus (netto) ook een zwaardere straf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd."

Lees het arrest hier.  

IEF 7807

Openlijk ter verspreiding aanbieden

Rechtbank Leeuwarden, 9 april 2009, LJN: BI0666, strafzaak (naaktfimpje You Tube - Manon Thomas)

Strafrecht. Auteursrecht, portretrecht, belediging. “Uit het dossier blijkt dat op het privé-filmpje te zien is dat aangeefster [slachtoffer] naakt in het bad staat. Verdacht heeft eerdergenoemd filmpje zonder toestemming van [slachtoffer] op het internet geplaatst.

“Het bewezene levert de volgende misdrijven op: Eenvoudige belediging, opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden.  Het bewezene levert de volgende overtreding op: Zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret in het openbaar ten toon stellen.  (…)

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelen in strijd met de Auteurswet en belediging.

Het gaat hier om een verregaande inbreuk op de privacy van het slachtoffer. Verdachte heeft foto's en een filmpje uit de computer van het slachtoffer gehaald, waarbij het ook nog eens ging om beeldmateriaal dat onmiskenbaar niet voor buitenstaanders bestemd was. Verdachte heeft zich voldoende kunnen realiseren dat dit een verregaande invloed moest hebben op het privéleven van het slachtoffer. Ieder die heden ten dage enig benul heeft van de werking van het internet, weet dat pogingen om onrechtmatig geplaatst beeldmateriaal te verwijderen vaak stranden op de schier oneindige verbindingen van het worldwide web, in combinatie met de gemakkelijke kopieerbaarheid van beeldbestanden.

Als men al in staat is om beeldmateriaal van een bepaalde gevonden plaats verwijderd te krijgen, kan dit alweer in een veelvoud op andere plaatsen opduiken. Het is dan ook niet overdreven om te vrezen dat het slachtoffer nooit meer uit het virtuele moeras zal komen waarin zij zich door toedoen van verdachte bevindt. Schrijnend daarbij is te horen dat verdachte zegt dit allemaal in een melige bui te hebben gedaan. De rechtbank zal verdachte echter ten volle verantwoordelijk houden voor zijn onrechtmatige handelwijze en hem een straf opleggen, zoals hierna te vermelden. (…)

Veroordeelt verdachte te dier zake tot een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid. Een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, betaling van een geldboete ten bedrage van  €250,-. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.000,-.

Lees het vonnis hier.