DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 12469

De troonswisseling: Die Kroon past ons allemaal

Th.W. van Leeuwen, Die Kroon past ons allemaal, Abcor.nl.

Een verkorte redactionele bijdrage van Theo-Willem van Leeuwen, Abcor merkenbureau.

30 April is het zover. Koningin Beatrix treedt dan af en Nederland krijgt nu een Koning. Het Koninklijk Huis is in Nederland nog steeds mateloos populair dus de inhuldiging is voor het bedrijfsleven hét moment om hierop in te haken. Er zijn inmiddels al speciale vlaggen, T-shirts, mokken en misschien komt er zelfs een Koningssoep. Maar daar zal het zeker niet bij blijven. De vraag is natuurlijk wel; mag iedereen in zijn communicatie de namen en portretten van leden van het Koninklijk Huis zo maar vrijelijk gebruiken? Mag en kan het bedrijfsleven de namen van de leden van het Koninklijk huis gewoon als merk registreren? Wat mag nu eigenlijk wel of niet? (De complete nieuwsbrief Kroningsspecial is te vinden onder de button: nieuwsbrief-Abcor ABC-tje-nieuwsbrief 17).

Onderwerpen: Merkenrecht, Reclame, De Reclame Code Commissie (RCC), Kunst, Satire/parodie, Sociale Media en Do's and dont's

Merkenrecht
In de Benelux kunnen namen van leden van het Koninklijk Huis gewoon als merk geregistreerd worden. In de rechtspraak is al eerder bepaald, dat merkgebruik niet de indruk mag wekken dat het product of de dienst van rijkswege wordt bevorderd, gesteund of erkend. De autoriteiten zullen namen goedkeuren, zolang het teken niet een negatieve lading heeft. Zo werd bijvoorbeeld het merk TRIX IS NIX geweigerd door de autoriteiten omdat dit denigrerend was voor de koningin.

Reclame
De dag na de toespraak van Koningin Beatrix stonden de bladen vol met inhakende campagnes. Van “Dag Beatrix, Hallo Alex” (Jumbo) tot “… eindelijk écht Hofleverancier” (Heineken). De grote vraag is natuurlijk, mag dit allemaal zo maar? De RVD hanteert het standpunt dat je alleen het Koninklijk Huis mag feliciteren of geluk wensen. Een commerciële link is niet toegestaan, maar dat is in de praktijk een rekbaar begrip. Het is duidelijk dat je niet een lid iets mag laten aanprijzen, zonder zijn toestemming.

De Reclame Code Commissie (RCC)
Er is weinig rechtspraak over het gebruik van foto’s en namen van leden van het Koninklijk huis in reclame. Eigenlijk is dit wel logisch want als de staat een actie start, genereert dit direct veel publiciteit en kan dit gezien worden als een politiek statement. Wel zijn er de nodige uitspraken over het gebruik van politici in reclame. Vaak met een verbod als uitspraak omdat de afbeelding in strijd is met de goede zeden, onnodig denigrerend is of de suggestie wekt dat er wordt meegewerkt etc. Kwesties met het Koninklijk Huis spelen daarom vrijwel uitsluitend af bij de RCC. In het algemeen is de RCC wat strenger bij dit soort uitingen. De reden hiervan is, dat de RCC er van uitgaat dat het Koninklijk Huis zich minder goed kan verweren tegen een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer (gezien hun staatkundige positie). Zo vond de RCC de foto van een weglopende dame na de troonrede en de tekst “Oke, oke ik ga wel naar de VSB”, in strijd met het fatsoen. Maar niet iedere uiting lijkt tegenwoordig de RCC te halen. Er kwam geen protest van de RVD tegen de uiting van het Kruidvat waar de koningin de folder leest als troonrede (logisch want het mag duidelijk zijn dat de Koningin niet meegewerkt heeft aan deze uiting).

Kunst
Het Koninklijk Huis en de RVD voeren een veel minder streng beleid met betrekking tot kunstuitingen. Afbeeldingen van de koningin komen in menig kunstwerk voor. Zolang de producten maar niet commercieel geëxploiteerd worden, lijkt er veel te mogen.

Satire/parodie
Majesteitsschennis is in ons wetboek nog altijd strafbaar (art 111/112) Str. Een wet uit 1811. De ratio ervan is, dat de vorst een personificatie is van de staat, en een aanval op de vorst is een indirecte aanval op de staat. Het beledigen van de koning wordt gestraft met een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar. De vrijheid van meningsuiting is tegenwoordig een zwaarwegend goed , waarbij het duidelijk is dat het om satire gaat. Zo zorgde het filmpje van Lucky TV over het vermeende staatsbezoek van onze koningin, Willem-Alexander en Maxima aan Papoea Nieuw Guinea wel voor veel ophef. Het hoofd van de koningin, Willem-Alexander en Maxima werden op naakte lichamen geplakt. Ook dit keer bleef een officiële waarschuwing uit.

Social Media
Het aanvragen van een Twitteraccount met andermans naam in Nederland is niet strafbaar. Twitter (maar ook andere social media, zoals Facebook) geeft namelijk de identiteit en persoonsgegevens van de aanvrager (om privacy redenen) niet vrij. Een bekende parodie is die van onze koningin, te vinden op Twitter via Koningin_NL (met bijna 150.000 volgers). Gezien de hype rond dit account is het een gemiste kans dat de RVD het Twitteraccount Koningsdag niet bij voorbaat heeft geclaimd.

Do’s and don’ts
Inhaken is nooit risicoloos, dus anticipeer:
- maak een insteker op actualiteit
- niet een hele campagne
- houd het netjes/ fatsoenlijk
- zorg voor een knipoog (wordt niet grof)
- voorkom directe aanprijzing
- suggereer niet dat de persoon werkelijk heeft meegewerkt aan de campagne
- vooral: zorg voor humor!

IEF 12454

Short note on key characteristics Unified Patent Court

Wouter Pors, A legal innovation in patent law: a European intellectual property right and a single court to enforce it – a short note on key characteristics, IE-Forum.nl. en

Kort verslag van het event 'Bird & Bird's Hague office holds first in a series of UPC seminars', 7 maart 2013.

Een bijdrage van Wouter Pors en Maurits Westerik, Bird & Bird LLP.

[red. artikel is ingekort, gehele short note]

What is the current situation?
Patents protect inventions and thus investments in innovation. Until now, patents in Europe have been national rights for all practical purpose. There is one system to apply for a patent for the whole of Europe, but after grant such a European Patent needs to be registered at national level, which also involves a recurring fee per country. It only provides protection in the countries where it is actually registered. In general, actions against infringers need to be brought in the national courts on a country-by-country basis.

The European Patent Convention has 38 member states. In practice an international patent dispute tends to be litigated in 3 – 6 countries. The European Court of Justice only allows national courts to decide for more than their own country in very limited situations.

What law will the court apply?
Primarily its own. The validity of European Patents and therefore also of Unitary Patents will be governed exclusively by the existing European Patent Convention. The basic criteria for infringement are in the UPC Agreement itself. The procedural law is also in the UPC Agreement and in the Rules of Procedure based on it. There already is a quite comprehensive draft of 382 detailed rules.

However, in addition there is a whole body of existing international law that will also apply and if that does not provide a solution, the court will apply national law as indicated by private international law.

When will it start?
With the signing of the UPC Agreement on 19 February all documents have been signed, but the UPC Agreement still needs to be ratified and the system needs to be set up. The European Commission is pushing very hard for the system to go live by April 2014, but it may take a number of additional months to be able to guarantee sufficient quality. Next to the UPC Agreement there is a declaration signed by the states that provides the framework for setting up the implementation which doesn’t require ratification. Preparatory work has already commenced and a kick-off meeting will probably be held before the end of March. Nevertheless, this is a massive job. A cross-border ICT-system needs to be built that will support case management and electronic filing of submissions, the central registry needs to be set up, judges need to be appointed and educated, facilities for court hearings need to be selected or even built.

Is the system mandatory?
The Unified Patent Court will be the only venue to litigate Unitary Patents, but for the first 7 years it will be optional for litigating traditional European Patents, with a possibility to extend that transition period for another 7 years.

Do you need expert counsel?
Every lawyer who is authorised to litigate in a national court can also litigate in the Unified Patent Court, as well as European Patent Attorneys who have obtained a special litigation certificate, so that provides a wide choice throughout Europe.

However, this system adds a new dimension to patent enforcement that requires developing elaborate strategies. There are new options for forum shopping among divisions of the Unified Patent Court and national courts. Procedural practices and substantive case law need to be developed. That calls for true in-depth knowledge and involvement in all relevant countries.

[red. bovenstaand artikel is ingekort, gehele short note]
Wouter Pors

Coming up Further seminars in the series will be happening as listed below:
• 21 March - Munich
• 18 April – London
• 31 May - Paris.
Please contact Katie Blampied if you would like to request an invitation to any of the seminars.

IEF 12450

Nationale afdeling Europese Octrooigerecht

Nationale afdeling Europese Octrooigerecht, IRDI 2013/01, p. 7-25 en www.legalworld.be 15 maart 2013.

European Patent Office

In februari 2013 ondertekenden 25 EU-lidstaten een Verdrag tot oprichting van een nieuw Europees geschillenbeslechtingssysteem voor Europese/Unitaire octrooien onder de naam 'Unified Patent Court'. Om verschillende redenen is het van belang dat België beschikt over een nationale afdeling van dit Europese Octrooigerecht. De volledige lijst van instanties die pleiten voor zulke nationale afdeling is terug te vinden in nr. 2013/01 van Intellectuele rechten Droits intellectuels (IRDI).

Dit nieuwe octrooigerecht zal zich voor de 25 lidstaten uitspreken over geschillen inzake inbreuken en/of geldigheid van Europese en Unitaire octrooien. De Europese Commissie wil dit Europees Octrooigerecht laten starten begin 2014.

Om de hierna volgende redenen is het uiterst belangrijk zowel voor de uitstraling van België als voor haar ondernemingen, zowel KMO’s, spin-off bedrijven, universiteiten en haar kenniscentra, etc. dat België vanaf de inwerkingtreding van het systeem beschikt over een nationale afdeling van dit Europese Octrooigerecht:

  • toegang blijven garanderen tot een kwalitatieve octrooirechtbank in eigen land;
  • Europese octrooigeschillen goedkoper maken, minstens betaalbaar houden;
  • procesvoering in de eigen taal (in het bijzonder voor KMO’s) blijven garanderen;
  • onderzoek en ontwikkeling door nationale en internationale ondernemingen in België nog aantrekkelijker maken;
  • het behouden en ontwikkelen van de expertise aanwezig bij Belgische raadgevers op het vlak van octrooien (octrooigemachtigden, advocaten, etc.);
  • nieuwe innovatieve spelers aantrekken en vermijden dat innovatie uit België verdwijnt;
  • Belgische rechters deel laten uitmaken van de poule van rechters van de Unified Patent Court;
  • één centrale rechtbank binnen België mogelijk maken voor alle nationale en Europese octrooigeschillen;
  • in het algemeen de internationale uitstraling van België te bevorderen door een stabiel en kwalitatief hoogstaand rechtssysteem aan te bieden dat een optimaal klimaat creëert voor investeringen in R&D en innovatie;
  • rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling in België aanmoedigen.

Dit document dat pleit voor de oprichting van een nationale afdeling van het Europese Octrooigerecht wordt onderschreven door een groot aantal rechters en raadsheren, advocaten, universiteiten en Tech Transfer Offices, beroepsorganisaties alsook personen actief in de industrie. De volledige lijst kan samen met een Nederlandse, Franse en Engelse versie van het document worden gevonden in IRDI 2013/01, 7-25.

De volledige tekst vindt u in het Intellectuele rechten Droits intellectuels (IRDI). Klik hier voor meer informatie over het Intellectuele rechten Droits intellectuels (IRDI), alsook voor de abonnementsvoorwaarden.

IEF 12449

Gelekte documenten geven inzicht in de herziening van het Europees merkenrecht

Max Planck Institute - As a follow-up contribution to the Study the Max Planck Institute has produced synopses of the Trade Mark Directive (Synopsis TMD) and the Community Trade Mark Regulation (Synopsis CTMR). These synopses of the current legal texts and the proposed amendments present the implementation of the Study proposals. They are published here for the first time. A summary of the Study with the most important results and proposals refers to amendments laid down in the synopses.

World Trademark Review - Drilling down, the proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending the Community Trademark Regulation (207/2009) outlines five specific aims:

  • adapting terminology to the Lisbon Treaty and provisions to the Common Approach on decentralised agencies;
  • streamlining procedures to apply for and register a Community trademark;
  • increasing legal security by clarifying provisions and removing ambiguities;
  • establishing an appropriate framework for cooperation between OHIM and national offices for the promoting of convergence of practices and developing common; and
  • aligning the framework to Article 290 of the Treaty on the Functioning of the European Union.

De Brauw Legal Alert; Overhaul of EU Trademark System imminent: draft legislation leaked
Draft legislation by the European Commission ('Commission') concerning the European Trademark System was recently leaked. The available version of this draft legislation is unofficial and the final amendments may differ. Marques has reported on these documents, and since the potential impact is quite significant, we deem it useful to highlight a few of the expected changes.

Leeswijzer:

Community Trademarks and OHIM
Terminology
CTM filing practice
Graphical representation dropped, non-traditional trademarks welcomed
Customs procedure, shifting the burden of proof to the importer
Preventive action – labels and packaging in itself will be infringing
Bad faith
Use of class headings in older registrations
Foreign descriptive terms banned

National Law
Extension of territories where absolute grounds apply
Revocation and invalidity in administrative procedures
Third party observations allowed
Genuine use period defined

IEF 12448

Hoe vier auteursrechtindustrieën thuiskopiemaatregelen implementeren

Roberto Camerani, e.a., Private Copying, IPO | Patent Office 2013.

De IPO (Verenigd Koninkrijk) heeft een studie gedaan naar hoe vier auteursrechtindustrieën thuiskopiemaatregelen hebben geïmplementeerd en of de kosten van het product (voldoende) het thuiskopierecht weerspiegelt.

Music database (5.94Mb)
Film database (907Kb)
eBook database (672Kb)
Software database (386Kb)

Main findings

Music: We did not find any evidence in support of a widely-held view that stores are including in their price the permission to copy. All digital albums are allowed to be copied for personal use, as opposed to CD albums that cannot be copied. In spite of this, we found that digital music is associated with a lower price compared to a CD. Whether the lower price depends on the store, on the intangible nature of the product, or on the possibility to copy, cannot be determined due to the lack of variability in the explanatory variables. However as private copying for personal use is widespread and allowed in the UK, it is plausible that private copying is already largely or fully priced in the UK market. Consumers and producers of music appear to expect that music will be copied for personal non-commercial use and all downloads are sold on these terms.

Films: In parallel with traditional films, which come with only one license (e.g. Blu-Ray and DVD), the film industry has found different ways to allow users to have more than one copy of the films they purchase. Examples can be found in the sales of digital films (which could be copied onto a number devices), by bundling multiple formats in the same package (which may also include a complimentary downloadable digital copy), or through new kinds of licenses, such as Ultraviolet. We found a positive relationship between price and film copies. In particular, since different types of formats have different impacts on price, we can conclude that film stores charge users not simply to have more copies, but to have the opportunity to choose from a higher variety of available choices.

Books: All the bookstores in the sample allow users to make copies of their eBooks. In particular, the copying terms and conditions are enforced using technologies embedded in the eBooks (DRMs) which are able to limit the number of copies that users is allowed and the kinds of devices in which the eBooks may be read on (e.g. smartphones, tablets, eBook readers). The influence of the number of copies allowed and the number of allowable devices on the price could not be determined because (1) of the lack of variability in the explanatory variables, and (2) to the fact that the large majority of price dissimilarities were captured by the difference between traditional books and eBooks. However, when considering that they are allowed to be copied, eBooks are on average less expensive than physical books (which are not allowed to be copied). This premium for a physical book is of course likely to be explained by manufacturing costs and the value consumers place on physical features, rather than on the number of copies that can be made from it.

Software: This market case was used partly as a control case as it would notionally not be affected by a private copying exception. However, it is a sector, which actively tries to price for additional copies. The analysis suggests that software producers charge a price that reflects the possibility of making additional copies. In other words, a higher number of copies is associated with an increase in the price. However, this effect becomes smaller as the number of copies increases.

IEF 12447

Uitbreiding elektronische aanlevering search rapporten

Europees Octrooibureau: uitbreiding elektronische aanlevering van resultaten van nieuwheidsonderzoek inzake prioriteitsaanvragen

Een bijdrage van Cees Mulder, Maastricht University.

Op 27 februari 2013 heeft de President van het Europees Octrooibureau besloten dat per 1 april 2013 de Republiek Korea (KR) wordt toegevoegd aan de lijst van landen die resultaten van het nieuwheidsonderzoek betreffende prioriteitsaanvragen elektronisch aanleveren aan het Europees Octrooibureau.

Op 1 januari 2011 is Regel 141 EOV (‘Information on prior art’) door de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie (‘Administrative Council’) gewijzigd, waarbij aanvragers van Europese octrooien voortaan verplicht zijn de resultaten van het nieuwheidsonderzoek (‘search result’) van de prioriteitsaanvrage aan te leveren bij het Europees Octrooibureau (EOB) zodra dit nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager beschikbaar is gemaakt. In Regel 141(2) EOV is geregeld dat de octrooiaanvrager vrijgesteld is van het opsturen van de kopie van het nieuwheidsonderzoek van de prioriteitsaanvrage als het EOB het resultaat van het nieuwheidsonderzoek zelf toevoegt aan het dossier van de Europese octrooiaanvrage.

Met de toevoeging van Korea omvat het lijstje van landen die de resultaten van nieuwheidsonderzoek aanleveren aan het EOB (zie utilisation scheme): Oostenrijk, Japan, de Republiek Korea, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika.

Opgemerkt zij, dat de President van het EOB al eerder had besloten dat Europese en internationale (PCT) nieuwheidsonderzoeken en nieuwheidsonderzoeken van het internationale type voor zover opgesteld door het EOB en waarvan de prioriteit wordt ingeroepen in een later ingediende Europese octrooiaanvrage, automatisch worden toegevoegd aan het dossier van die Europese octrooiaanvrage. Dit geldt ook voor nieuwheidsonderzoeken die door het EOB voor nationale octrooiautoriteiten worden uitgevoerd. Dit betreft: België, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Nederland en Turkije.

IEF 12446

Meten is weten - Waar op te letten bij het gebruik van marktonderzoeken in merkenzaken voor het BHIM?

Robbert Sjoerdsma, 'Meten is weten', BMM Bulletin 2012-1, p.15-21.

Een bijdrage van Robbert Sjoerdsma, met deze bijdrage in BMM Bulletin (gedeelde) winnaar VIE-Prijs 2013.

Op de kop af elf jaar geleden heeft de BMM een themanummer besteed aan marktonderzoeken. Nu is het weer zover. Waarom deze aandacht voor dit onderwerp kan men zich afvragen. Het antwoord ligt voor de hand; bij beslissingen die de rechter op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht moet nemen, figureert het publiek dikwijls als voorname en onmisbare toetssteen. De belangrijkste rol voor publieksopvattingen is weggelegd in het merkenrecht [IEF 7370]. Alhoewel er in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of die publieksopvattingen beter door middel van een normatieve beoordeling door de rechter of beter door middel van empirisch (d.w.z. markt- of opinie-)onderzoek kunnen worden vastgesteld, is men het er wel over eens dat marktonderzoeken nuttig kunnen zijn.

In de praktijk wordt er in merkenzaken voor de Nederlandse rechterlijke colleges in ieder geval steeds vaker gebruik gemaakt van marktonderzoeken, en hetzelfde geldt voor merkenzaken voor het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (Merken, Tekeningen en Modellen) te Alicante (BHIM). Over de waarde die het BHIM hecht aan marktonderzoeken in merkenzaken en de kansen en uitdagingen die op dat gebied spelen, is in de Nederlandse literatuur nog niet veel geschreven. Ziedaar de reden voor deze bescheiden bijdrage. Maar eerst iets over wat voor merkenzaken bij het BHIM terecht kunnen komen en een korte schets van het juridisch kader.

Leeswijzer:
Merkenzaken voor het BHIM
Juridisch kader
Waarde van marktonderzoeken en kansen en valkuilen bij het gebruik daarvan
- Verkregen onderscheidend vermogen (inburgering)
- Bekendheid & voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan
- Verwarringsgevaar
De eisen die het BHIM aan marktonderzoeken stelt en de (on)zin daarvan
- Representativiteit
- Gesloten vragen ≠ leidende vragen
Marktonderzoeken in de praktijk
Conclusie

IEF 12445

Today's rights management the Dutch way

Stichting Reprorecht, Today's rights management the Dutch way, Hoofddorp 2013.

VOI©E bericht: Ter gelegenheid van een bijeenkomst van de internationale reproductierechten organisaties IFRRO met ‘governance’ als thema heeft Stichting Reprorecht een Engelstalig boekje gepresenteerd over de bereikte kwaliteitsverbeteringen in het Nederlandse collectief beheer, met name door het in 2011 ingestelde CBO-Keurmerk dat internationaal als een unicum kan worden gezien.

De ontwikkeling van het Nederlandse CBO-Keurmerk wordt ook in het buitenland met interesse gevolgd. Binnen WIPO is in 2012 een discussie gestart over een internationale kwaliteitsstandaard voor collectief beheer op basis van zelfregulering in het kader van het TAG-project (Excellence in Transparancy, Accountability and Governance.

De Nederlandse collectief beheer sector heeft in 2008 de branchevereniging VOI©E opgericht, met name om een concrete en constructieve invulling te geven aan de roep vanuit overheid en het betalingsplichtige bedrijfsleven om meer transparantie en harmonisatie in het rechtenbeheer. De gedragscode die de leden van VOI©E bij de oprichting hebben onderschreven is in de jaren daarna omgezet in een kwaliteitskeurmerk met een onafhankelijke toetsing, dat in 2011 voor het eerst aan alle leden verleend is. Voldoen aan de vereisten van het CBO-Keurmerk is nu een voorwaarde voor het lidmaatschap van VOI©E.

 

Het boekje 'Today's rights management the Dutch way' gaat in op de totstandkoming van het CBO-Keurmerk en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit die daar een integraal onderdeel van uitmaken. Vervolgens wordt het certificatieproces beknopt beschreven en wordt besproken hoe het keurmerk bijdraagt aan toenemende transparantie en vertrouwen in de sector. Het tweede deel van het boekje bevat een Engelse vertaling van de CBO-Keurmerkcriteria en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit cbo's.

 

VOI©E heeft uiteraard meegewerkt aan de publicatie, maar de credits gaan naar Martèl Bakker Schut die als manager van stichting Reprorecht het initiatief heeft genomen en naar Willem Wanrooij, die ook het eerdergenoemde WIPO TAG-project ondersteunt, die zorg heeft gedragen voor selectie en redactie.

 

 

 

IEF 12442

Provisional Cross-Border Jurisdiction in Patent Cases according to the CJEU in Solvay

R.E. Ebbink, Provisional Cross-Border Jurisdiction in Patent Cases according to the CJEU in Solvay, IE-Forum.nl nr. IEF 12442.

Een bijdrage van Richard Ebbink, Brinkhof.

The Court of Justice of the European Union last year delivered a decision on the impact of the GAT/LuK decision on jurisdiction in preliminary infringement proceedings (Solvay/Honeywell red. IEF 11570).).

As the case below is continuing its way through the Dutch courts, the frequency of publications trying to make sense of the 2012 CJEU decision come down significantly. The majority of the commentators so far seem to conclude that the CJEU in Solvay gave the green light to cross-border jurisdiction in preliminary infringement proceedings.

This is a fresh attempt at establishing the impact of the Solvay decision on the interpretation of the relevant articles of the Brussels Regulation (EU Regulation 2001/44).

Leeswijzer:
Jurisdiction under the Brussels Regulation
GAT/LuK
Solvay/Honeywell
Article 31 rules
Article 22 has special scope
Reasonable possibility
Conclusion
Ratio
This is a European rule

IEF 12441

Drie studies over de status van de parodie

Baroness Wilcox with Wallace & GromitDe status van de parodie is onder de loep genoemen in deze drie (Engelstalige) studies. Niet alleen benadrukken deze studies de parodie als een vorm van cultuuruiting, maar ook als een potentiële bron voor innovatie.

Evaluating the impact of parody on the exploitation of copyright works: Report 1 (1.06Mb)
This document reports the key findings of the empirical study carried out by Dr. Kris Erickson and research assistants at Bournemouth University. The primary purpose of this research is to assess the potential for economic damage to rightsholders, should an exception for parody be introduced.

The Treatment of Parodies Under Copyright Law in Seven Jurisdictions: Report 2 (2.52Mb)
The purpose of this paper is to review the legal treatment of parodies in several key countries, with a view to identifying possible regulatory options for benefiting from a parody exception to copyright infringement, and distilling the (economic and non-economic) rationales underlying tests developed by legislators and courts.

Copyright and the Economic Effects of Parody: Report 3 (638Kb)
This synopsis reports the key findings from two complementary studies carried out by Bournemouth University researchers.