DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 9549

V. Rörsch, Downloading to become illegal in the Netherlands, but no enforcement against downloaders, IT 315, 12 april 2011

Downloading to become illegal in the Netherlands, but no enforcement against downloaders

Parellel from IT 315 With special thanks to Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek. Read the entire article here (pdf)

The mission statement of State Secretary for Public Safety and Justice, Fred Teeven, of 11 April 2010, introduces a proposal to modernise the Dutch copyright regime. Teeven plans, among other things, to ban downloading from evidently illegal sources and wants to abolish the private copy levy system. According to the State Secretary this change is necessary due to recent technological developments and is appropriate in light of initiatives of the European Commission. At the moment, downloading from illegal sources for private use is permitted under Dutch law (see De Brauw's Legal Alert - Two Remarkable Copyright Rulings of the Court of Appeal of The Hague on 15 November 2011). Consumers pay a levy on rewriteable CDs or DVDs that make it possible to make copies for private use.

Downloading and uploading

Teeven emphasises that it is important to focus on the role of intermediaries, like website owners, hosting providers and other facilitators. Copyrights would not be enforced against individuals who download, regardless of whether a legal or illegal source is concerned. In addition, it would also not be possible to act against individuals who upload on a limited scale. It is highly questionable whether this is appropriate in light of the exhaustive enumeration of exceptions and limitations of the Copyright Directive and the tree-step-test, also codified in the TRIPS agreement. Teeven fails to see that the Directive does not allow a limitation to the right of communication to the public for private use. Contrary to the US fair use doctrine, the European Directive contains an exhaustive list of exceptions.

In addition, the proposal introduces a new safe haven for Internet Service Providers. They would not be obligated to provide copyright holders with contact details of consumers who infringe copyrights on a limited scale. However, it is again questionable whether this proposal meets the obligations under the Directive on the Enforcement of Intellectual Property Rights ("IP Enforcement Directive"). 

Furthermore, it is debatable whether Teeven's mission statement enhances the enforcement of copyrights, as the proposed codification does not go beyond the existing case law regarding the liability of intermediaries for (facilitating) copyright infringement.

Teeven also sees an important role for search engines, which should give priority to search results referring to websites offering legal content. Does this mean that search results referring to illegal content will not be allowed? Or that search engines should manipulate or filter the 'natural' search results? Under theE-commerce Directive no general monitoring obligation can be imposed. Moreover, the involvement of a search engine in prioritising search results may constitute an indication of knowledge or control and consequently the engine may not rely on the safe harbour provisions of theE-commerce Directive. One thing is for sure, Teeven’s proposal will not make it easier for intermediaries to find their way through the jungle of rules.

The mission statement includes plans to strengthen copyright enforcement when the infringing activity takes place outside the Netherlands. Copyright owners must then be able to request from the Internet Access Provider to block access to specific websites. This plan seems unnecessary, as (art. 26d of) the Dutch Copyright Act implementing the Copyright Directive and the IP Enforcement Directive already establishes such a regime.

The State Secretary wants to stipulate that it is illegal to download copyright protected material from an evidently illegal source. However, it remains unclear what is to be considered an evidently illegal source. As mentioned above, what is given with the one hand is immediately taken back with the other: even though this will constitute a copyright infringement, there will be no measures available to enforce the copyrights against individuals. This seems an ill-conceived compromise. Also, the State Secretary states that if copyright holders want to protect their work, they need to start applying technological measures. This contradicts Teeven's starting point that infringers are inventive when it comes to avoiding technical protection measures, and of course it denies the fact that the industry has tried this already, with consumers ending up complaining. Consequently, the copyright holders might very well end up empty handed, especially as the State Secretary at the same time wants to abolish the Dutch private copy levy system.

Abolition of Dutch private copy levy
Teeven argues that if downloading from an illegal source is no longer allowed, there is no longer a need for a private copy levy on blank CDs. The State Secretary suggests that copyright owners should instead increase the price of their products. Paradoxically, consumers who buy a legal copy would then need to pay more in order to compensate for others who download illegally (and against whom the copyright cannot be enforced). Other questions come to mind as well. For example, what about copies made in the offline world? People still buy CDs, which are copied for private use as well. And what about the compensation for downloads from not evidently illegal sources?

Even more problematic is Teeven's reasoning based on the unrealistic assumption that enforcement measures against intermediaries who facilitate evidently illegal downloading, will reduce all private copies to a minimum level. It is remarkable that in this respect he refers to the ruling of the EU Court of Justice (ECJ) in Case C 467/08, Padawan v SGAE in which the ECJ – to the contrary –
stipulates that right holders should be “adequately” compensated for the use made of their protected works.

Conclusion
Overall, Teevens’s copyright mission statement falls short of the goals set by the European Parliament in September last year to combat infringements in the digital environment. It leaves individuals free to download regardless of whether illegal sources are concerned. Insofar as the European directives would even allow for the proposed changes, the proposal is an empty shell, at best.

Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek

Read the entire article here (pdf)

IEF 9548

P.G.F.A. Geerts, Is een andere (mildere) lezing van HvJ EU 22 december 2010, IEF 9306 en BIE 2011, 21, p. 59 e.v. m.nt. Quaedvlieg (Sofwarová associace) wellicht mogelijk?

Geen werk tonen

met dank aan Paul Geerts, Rijksuniveriteit Groningen 

HvJ EU 22 december 2010 (Bezpečnostní Sofwarová Asociace) heeft het HvJ EU twee prejudiciële vragen beantwoord. Het arrest is op fraaie wijze geanalyseerd en becommentarieerd door Quaedvlieg in BIE 2011, p. 64-67. In deze bijdrage zal ik enkel aandacht besteden aan (het antwoord) op de tweede prejudicële vraag: is het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending een mededeling van een auteursrechtelijk beschermd werk aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn?

Quaedvlieg merkt op dat het antwoord van het HvJ EU op deze (tweede) vraag met afkeuring en verbijstering is ontvangen (BIE 2011, p. 66). Ik moet eerlijk zeggen dat ook ondergetekende (bij eerste, tweede en zelfs derde lezing) van zijn stoel gevallen is. (…)

(…) Het prangende punt is natuurlijk dat het HvJ EU in zijn arrest belangrijke  woorden/passages uit de conclusie van de A-G niet heeft overgenomen. Waarom - zo kan men zich afvragen - heeft het HvJ EU niet uitdrukkelijk overwogen dat de televisieomroep geen werk toont? Waarom heeft het HvJ EU in zijn dictum bij de beantwoording van vraag 2 letterlijk het eerste deel van conclusie 3 van de A-G overgenomen, maar niet het tweede deel na de komma? Allemaal vragen waarop ik helaas geen antwoord kan geven en waarvan ik alleen kan zeggen dat het opmerkelijk is.

Lees de volledige artikel hier.

IEF 9547

D.J.G. Visser, De Speerpunten van Teeven, IEF 9547, 12 april 2011

De speerpunten van Teeven

Dirk Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap: De speerpunten van Teeven

Op 11 april 2011 heeft staatsecretaris Teeven zijn langverwachte ‘Speerpuntenbrief auteursrecht 20©20’ aan de Tweede Kamer verstuurd. De eerste reacties waren gemengd en voorspelbaar. Alle belangenorganisaties die niet of niet volledig hun zin kregen waren teleurgesteld. Belangenorganisaties die wel kregen waarop ze hadden gehoopt, waren blij.

In zijn brief bespreekt Teeven 4 speerpunten, te weten:

1. Het vergroten van het vertrouwen in het auteursrecht en de auteursrechtorganisaties. In dat verband wil ik het wetsvoorstel toezicht, dat thans in de Kamer aanhangig is, overnemen.
2. Het versterken van de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van exploitanten door middel van een wetsvoorstel auteurscontractenrecht.
3. Het bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet door een wetsvoorstel ter bestrijding van inbreukfaciliterende websites en een herbezinning op de thuiskopie-exceptie. Daartoe wordt het downloaden uit evident illegale bron onrechtmatig verklaard in combinatie met een afgewogen handhavingskader waarin een balans wordt gevonden tussen de bescherming van rechthebbenden en het belang van een open internet.
4. Het steunen van de Europese plannen om digitaliseringsprojecten en het behoud van cultureel erfgoed te faciliteren en om de territoriale beperkingen van auteursrechtlicenties terug te dringen. Daarnaast wil ik inzetten op een fair-use exceptie in de richtlijn auteursrecht.

In deze bijdrage worden deze vier speerpunten kort besproken.

Lees het gehele artikel hier (opgemaakte pdf volgt)

Speerpunt 1

Speerpunt 1 is het vergroten van het vertrouwen in het auteursrecht en de  auteursrechtorganisaties. Dit speerpunt is politiek nauwelijks omstreden. Iedereen lijkt het  erover eens dat het ‘wetsvoorstel toezicht’ dat reeds geruime tijd bij de Tweede Kamer ligt en  wacht op mondelinge behandeling, snel tot wet wordt verheven. Of strenger toezicht  daadwerkelijk de belangenverstrengeling, zelfverrijking, vriendjespolitiek en ‘het geld dat aan  de strijkstokken blijft hangen’ in het collectief beheer effectief gaat bestrijden, is de vraag.  Maar het is een begin. Veel zal afhangen van hoe actief het College van Toezicht zich zal  gaan opstellen en hoeveel financiële armslag het daarvoor krijgt. Tot nu toe had het College  van Toezicht te weinig mogelijkheden voor effectieve handhaving, maar gaf het ook blijk van  erg weinig ambitie. Ook de ‘1-loket gedachte’ kent weinig tegenstanders. Met name één loket  voor al het gebruik van audio- en videomateriaal in bedrijven en horeca ligt voor de hand en is  ook al een eind gevorderd. Buma/Stemra, Sena en Videma werken op dit gebied al samen. Nu  bij beide organisaties nieuwe directeuren zijn aangetreden is er misschien ook eindelijk ruimte  voor een fusie van Buma/Stemra en Sena.  

De mogelijkheid van concurrerende collectieve beheersorganisaties om de monopolieposities  te doorbreken wijst Teeven af. Ik denk dat dat niet onverstandig is. Concurrentie lijkt mooi,  maar wie het drama, de chaos en de moddergevechten van de twee concurrerende organisaties  Norma en Irda van nabij heeft gevolgd, weet dat de nadelen ook heel groot zijn.

Speerpunt 2

Speerpunt 2 is het versterken van de contractuele positie van auteurs en uitvoerende  kunstenaars ten opzichte van exploitanten door middel van een wetsvoorstel  auteurscontractenrecht. Het lijkt erop dat na alle negatieve reacties en adviezen (o.a. van de  Cie. Auteursrecht) de meer draconische voorstellen, zoals het afschaffen van de  overdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven en de beperking van exclusieve licenties tot  5 jaar, van tafel zijn. Teeven wil een auteurscontractenrechtelijke regeling, vergelijkbaar met  die in Duitsland, België en Frankrijk. De ervaring in die landen leert dat het niet zo veel  uithaalt. Een structurele verbetering van de inkomenspositie van auteurs en artiesten levert het  in ieder geval niet op. Het levert vooral veel discussies, ingewikkelde contracten en  procedures op over wat een billijke vergoeding is en wanneer een vergoeding billijk is. De  realiteit zal zijn dat als uitgevers en producenten vaker aanvullende vergoedingen voor  bepaalde gebruiksvormen zullen moeten gaan betalen, de initiële vergoedingen omlaag zullen  gaan. 

Speerpunt 3 

Speerpunt 3 is het bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet door  een wetsvoorstel ter bestrijding van inbreukfaciliterende websites en een herbezinning op de  thuiskopie-exceptie. Daartoe wordt het downloaden uit evident illegale bron onrechtmatig  verklaard in combinatie met een afgewogen handhavingskader waarin een balans wordt  gevonden tussen de bescherming van rechthebbenden en het belang van een open internet. 
Dit is ongetwijfeld het lastigste onderwerp, waarbij het onmogelijk is iedereen tevreden te  stellen. Veel rechthebbenden willen het liefst strenge handhaving én heffingen. Sommige  organisaties van rechthebbenden, die vooral denken aan het geld dat via hen wordt verdeeld,  willen geen handhaving, maar wel heffingen. Organisaties die consumenten of  ‘internetvrijheden’ stellen te vertegenwoordigen willen het liefst helemaal geen handhaving  en ook geen heffingen, maar liever (lage) heffingen dan handhaving. De bestaande heffingen  op blanco cd’s en dvd’s verdwijnen vanzelf, omdat die dragers verdwijnen. Een overstap naar  heffingen op MP3-splers, harddisks of op internetaansluitingen of abonnementen is een  mogelijkheid die ook niet erg populair is. Als die stap eenmaal gemaakt is, dan houdt het  nooit meer op met die heffingen en voelen gebruikers zich bovendien begrijpelijkerwijs  gelegitimeerd om alles wat los en vast zit te kopiëren. Handhaven jegens of ‘criminaliseren’  van individuele internetgebruikers is misschien wel het minst populair. Maar de situatie,  waarin kopiëren uit evident illegale bron (beweerdelijk) was toegestaan, is ook niet te  handhaven, zeker niet nu rechters daaraan openlijk de conclusie gingen verbinden dat het  faciliteren van dergelijk ‘illegaal downloaden’ ook niet onrechtmatig zou zijn. 

De keuze die Teeven nu maakt is duidelijk:  

1) Kopiëren uit illegale bron is onwenselijk en moet verboden kunnen worden, maar de  handhaving van zo’n verbod moet zoveel mogelijk bij de bron en bij de tussenpersonen  plaatsvinden. Dat betekent inderdaad dat tussenpersonen in een bepaalde mate zullen moeten  gaan filteren. En dat draagt het risico in zich dat er te veel gefilterd gaat worden. Daaraan  moet dus veel aandacht besteed worden. Kopiëren uit evident illegale bron zal wel  civielrechtelijk te verbieden zijn, wat ook nodig is gebleken om de tussenpersonen te kunnen  aanpakken. Als rechthebbenden in Nederland zouden proberen om individuele internet  gebruikers via civielrechtelijke weg aan te pakken, wat ze op grond van het aan hun  toestemming onderworpen uploaden al lang hadden kunnen doen omdat veel gebruikers ook  uploaders zijn, krijgen ze publicitair iedereen over zich heen. Kopiëren uit evident illegale  bron wordt niet strafrechtelijk verboden en er zal geen strafrechtelijke handhaving tegen  individuele internetgebruikers plaatsvinden. Daarop kan men allerlei kritiek hebben, maar het is nu eenmaal een compromis tussen de belangen van rechthebbenden en de privacybelangen  van gebruikers.  

2) De Thuiskopieheffing wordt afgeschaft. Dat is een dapper besluit, waartegen nationaal en  internationaal veel weerstand zal bestaan bij alle grote en kleine organisaties die uit deze ruif  mee-eten. Zij zullen moord en brand schreeuwen omdat hun omzet, hun werkgelegenheid en  hun voortbestaan in gevaar komen. Als je als organisatie gewend bent dat er tonnen of  miljoenen binnenkomen waarvoor je geen dienst als tegenprestatie hoeft te leveren en  waarvan je een fors percentage inhoudt (voor eigen salarissen, ‘goede doelen’, het voeren van  publiciteitscampagnes en allerlei juridische procedures) en de rest als een soort sinterklaas  kan verdelen onder je dankbare aangeslotenen, dan is het zeer bedreigend als die geldstroom  ophoudt. Zeker als ook die andere geldstroom, de kabel-vergoeding, onder druk staat. Voor de  individuele creatieven zal het betekenen dat zij een klein bedrag minder krijgen, waarvan zij  de herkomst of de hoogte nooit konden verifiëren. Op het functioneren van de markt voor  creatieve producten en op de incentives om te blijven creëren zal het geen enkel effect  hebben. Samen met de thuiskopieheffing zou overigens ook de reprorechtheffing op het  fotokopiëren eindelijk eens moeten worden afgeschaft. Maar omdat het bedrag dat daarvoor  per gebruiker wordt betaald zo klein is, maakt niemand zich daar momenteel druk over. 

Speerpunt 4 

Speerpunt 4 is het steunen van de Europese plannen om digitaliseringsprojecten en het behoud  van cultureel erfgoed te faciliteren en om de territoriale beperkingen van auteursrechtlicenties  terug te dringen. Daarnaast wil Teeven inzetten op een fair-use exceptie in de richtlijn  auteursrecht.
Digitaliseringsprojecten waarbij materiaal dat al jaren niet meer commercieel wordt  geëxploiteerd via internet wordt ontsloten worden vaak gefrustreerd door het auteursrecht.  Individuele rechthebbenden en collectieve organisaties vragen vaak prohibitief hoge  bedragen, waardoor de projecten geen doorgang kunnen vinden. De territoriale beperkingen  van auteursrechtlicenties zijn ook een probleem waardoor Europa grote achterstand heeft op  de Verenigde Staten op het gebied van legaal aanbod van auteursrechtelijk beschermd  materiaal. In beide gevallen zijn het ook weer de bestaande belangen van de nationale  collectieve beheersorganisaties die een groot obstakel vormen. Iedereen is bang dat hij  ‘handel’ verliest als er in Europa centraal kan worden afgerekend of als er dwanglicenties van  kracht worden. Teeven maakt duidelijk dat initiatieven om dit te doorbreken op Europees  niveau moeten worden geconstrueerd. 

Tot slot wil Teeven aandringen op de invoering van een Europese fair-use exceptie. Dat ligt in  veel landen politiek en juridisch-systematisch heel gevoelig. Maar als er nu één maatregel is  die het vertrouwen in het auteursrecht zou vergroten, dan is het het bieden van meer vrijheid  voor creatief hergebruik van bestaand materiaal, onder andere het zogenaamd remixen in al  zijn verschijningsvormen. Dat zou kunnen via een fair-use beperking, maar ook via een ruime  en eigentijdse interpretatie van bestaande beperkingen ten aanzien van citaatrecht, parodie en  incidentele verwerking. Het kan ook door een rechtstreekse afweging van buiten het  auteursrecht liggende grondrechten van informatievrijheid/kunstvrijheid tegen het  auteursrecht. Tenslotte kan creatief hergebruik desgewenst worden toegestaan met een beroep  op de leerstukken van misbruik van machtspositie en misbruik van recht. 

Dirk Visser (12 april 2011)

IEF 9537

RTL Nieuws.nl, wet tegen dowloaden films en muziek, rtl.nl 4 april

Wet tegen downloaden films en muziek

RTL Nieuws bericht: Het kabinet gaat het downloaden van films, muziek en e-boeken aanpakken. Dat schrijft staatssecretaris Teeven van Justitie aan de Tweede Kamer. Teeven wil de zogenoemde thuiskopieheffing, een heffing op blanco CD's en DVD's, afschaffen. Bij DVD's gaat het om ongeveer 60 cent per schijfje.

Lees hier meer. Update Webwereld: meer nieuws om 15.00u.

IEF 9523

T. Cohen-Jehoram, standpunten in discussie Benelux Merkencongres, IEF

Verba volant, scripta manent: woorden vervliegen, maar het geschrevene blijft

(schrift grift, gepraat vergaat).

Van discussies op congressen en symposia blijft anders dan een indruk bij de toehoorders meestal maar weinig bewaard. In onderstaande bijdrage van Tobias Cohen Jehoram, geaccordeerd door het BBIE, zijn de standpunten in een recente discussie over de Onel-uitspraak nu wel eens vastgelegd. Een initiatief  dat hopelijk nagevolgd zal worden.  

“Vrijdag 25 maart jl. vond weer het jaarlijkse Kluwer Benelux Merkencongres plaats. Tijdens mijn inleiding over de fricties tussen het Gemeenschapsmerkenrecht en het Benelux-merkenrecht ontstond een discussie met de zaal over de Onel-uitspraak. Camille Janssen, daar ook aanwezig (met Diter Wuytens het Bureau vertegenwoordigend), gaf aan dat de Onel-beslissing tot misverstanden aanleiding heeft gegeven. Hij gaf aan dat het standpunt van het Bureau inhoudt dat:

  •  het Bureau NIET beslist heeft dat gebruik in één Lid-Staat per definitie geen normaal gebruik van een Gemeenschapsmerk oplevert (maar wel dat dit niet per definitie genoeg is)
  • in de Onel zaak, gezien de concrete omstandigheden (m.n. de betrokken diensten), gebruik van het Gemeenschapsmerk alleen in Nederland inderdaad onvoldoende is geacht
  • landsgrenzen geen rol spelen als criterium; het Bureau meent dus niet dat een internationale component een vereiste op zich is. Echter indien het gebruik zich heeft beperkt tot een klein gedeelte van de EU (dat een land zoals Nederland in de ogen van het Bureau nu eenmaal is) er feitelijk sprake is van een klein gebruiksterritoir. In geval van de beoordeling of er normaal is gebruikt, speelt de omvang van de markt waarvoor een recht wordt verkregen uiteraard wel een rol.
  • dit niet betekent dat gebruik van een Gemeenschapsmerk in alleen Nederland nooit normaal gebruik van dat merk kan opleveren; het territoir van gebruik is slechts één van de factoren die een rol spelen bij de beantwoording van die vraag.
  • een en ander, conform de Europese rechtspraak, afhankelijk is van de betrokken markt (soort waren en diensten, betrokken publiek, marktaandelen, geografische spreiding, etc.). In zeer specifieke gevallen (het door hem genoemde voorbeeld was dat van een vliegtuigbouwer die alleen in Nederland gebruikt heeft) waar het gaat om een markt voor een bijzonder product, waarvan er naar zijn aard weinig zullen worden verkocht en waar aanbieders en afnemers in hoge mate gespecialiseerd zijn, kan gebruik in een zeer klein deel van het totale EU territoir volstaan.

Ik heb daar aan toegevoegd dat ik aanneem dat de diensten van een merkenagent ook een dergelijk internationaal karakter hebben, nu het gebruikelijk is dat buitenlandse ondernemingen/merkenagenten een merkenagent in Nederland aanzoeken voor een Beneluxdepot of  -merk (dat ligt anders in de feiten die het Bureau voorgeschoteld heeft gekregen in de Onel-zaak, en waarvan het niet mag afwijken). Ook ben ik van mening dat (gezien de zeer lage normaal gebruik-drempel zoals door het HvJ gehanteerd in de La Mer en Ansul/Ajax-zaken) een eis van een internationale component niet gesteld kan worden, getuige o.a. het oordeel van het HvJ in de Pago-zaak. Daaruit weten we dat Oostenrijk (minder dan 2% van de Gemeenschap en met de helft van het aantal inwoners van Nederland) een 'aanmerkelijk gedeelte van het grondgebied van de Gemeenschap' vormt, zodat normaal gebruik in heel Nederland ook al snel gezien zal moeten worden als normaal gebruik in een aanmerkelijk gedeelte van de Gemeenschap (en niet als gebruik in een (te) klein gebruiksterritoir). Daar teken ik bij aan dat de geografische omvang van het gebruik maar één van de in aanmerking te nemen componenten is (HvJ inz Vitafruit), en dat een economische beoordeling voorop staat. Overigens vind ik op dat laatste punt ook het Bureau aan mijn zijde.”

Prof. dr. Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.
(tekst geaccordeerd door het BBIE)

IEF 9516

P. Geerts, E.Vollebregt, Het toepassingsgebied van de art. 6:193a-j BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW:misleidende wetgeving die tot verwarring leidt en/of verwarrende wetgeving die tot misleiding leidt? IEF

Misleidende wetgeving veroorzaakt verwarring

Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen en Erik Vollebregt, Greenberg Traurig

"Sinds de implementatie van de Richtlijn OHP (in de art. 6:193a-j BW) is onduidelijkheid ontstaan over het toepassingsgebied van zowel art. 6:194 BW (misleidende reclame) als art. 6:194a BW (vergelijkende reclame).

Wij hebben (in 2009) verdedigd dat de art. 6:193a-j BW van toepassing zijn op oneerlijke handelspraktijken van handelaren gericht op consumenten (B2C), art. 6:194 BW van toepassing is op misleidene reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B) en art. 6:194a BW van toepassing is op vergelijkende reclame van handelaren gericht op consumenten (B2C) en vergelijkende reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B).

In deze bijdrage willen wij een overzicht geven van hetgeen sinds begin 2009 over deze problematiek is geschreven en wat de stand van zaken in de jurisprudentie is. Tot slot vragen wij nog bijzondere aandacht voor art. 6:194a lid 2 sub d BW.

(…) Wij blijven verdedigen dat de art. 6:193a-j BW van toepassing zijn op oneerlijke handelspraktijken (waaronder begrepen (misleidende) reclame) van handelaren gericht op consumenten (B2C), en art. 6:194 BW van toepassing is op misleidende reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B).

Wij nuanceren echter ons standpunt over het toepassingsgebied van art. 6:194a BW: art. 6:194a BW is van toepassing op vergelijkende reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B) en vergelijkende reclame van handelaren gericht op consumenten (B2C), met die aantekening dat art. 6:194a lid 2 sub d BW niet van toepassing is op B2C vergelijkende reclame.

En nu maar hopen dat er niet nog meer genuanceerd hoeft te worden, want wij vinden het zo al ingewikkeld genoeg."

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9513

Kamerstukken I, 32 137, 2010/11, nr. C, blz. 14, 17 maart 2011. Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek.

De planning ten aanzien van boek9 Burgerlijk Wetboek

\\De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten: “De leden van de CDA-fractie vragen hoe de planning ten aanzien van boek9 eruit ziet. De codificatie van het recht inzake intellectuele eigendom (IE-recht) in een boek 9 ligt al enige tijd stil en staat op dit moment niet op het wetgevingsprogramma. Europese wetgeving is de laatste jaren van grote invloed geweest op het nationale IE-recht en heeft tevens geleid tot belangrijke verschillen tussen het octrooirecht, het merkenrecht en het auteursrecht. Nu er niet is gebleken van een sterke behoefte aan codificatie in de praktijk, zie ik geen aanleiding om dit project opnieuw ter hand te nemen. Ik geef er de voorkeur aan om de komende tijd prioriteit te geven aan andere belangrijke projecten zoals het toezicht op collectieve beheersorganisaties en voorstellen die onderdeel van de aangekondigde IE strategie van de Europese Commissie.

Lees het volledige kamerstuk hier, en hier (pdf)

IEF 9510

Over de grenzen (boekrecensie)

Waar een klein land groot in kan zijn. Drie min of meer recente omvangrijke Engelstalige publicaties van Nederlandse auteurs.

\"\"Trade mark Registrations in Bad Faith. Alexander Tsoutsanis. Nieuw volumineus  boek van Tsoutsanis dat aansluit bij zijn eerder verschenen proefschrift over dit onderwerp en dat een goed actueel beeld geeft van alle aspecten van merkenkaping en de nietigheidsgrond van \'kwade trouw\', inclusief de meest recente rechtspraak van het HvJ EU.

"First major treatment and analysis of "bad faith" trade mark registrations, including counterfeiting branded products and wrongful registration of a trade mark belonging to another party. Comparative examination of the relevant rules and registrations in 15 EU Member States. Practical coverage of protecting trade marks against trade mark grabbing and abusive registrations. (504 pagina\'s).

Lees hier meer (Oxford University Press).

\"\"International Copyright. Bernt Hugenholtz & Paul Goldstein. Tweede druk, “combines all the important key developments in the field, including more coverage of the four major systems-- US, UK, France, Germany. A complete and exhaustive analysis of international copyright that serves as a unique and reliable tool to practitioners. "

The authors have eloquently written the treatise in a way that any practitioners with only a working knowledge of copyright law could understand. The best part of this book is that the treatise provides a survey of copyright practice around the world in transactional settings and litigation settings. Better still, the analysis provides insight regarding protecting foreign works in the United States and protecting United States works abroad.” (608 pagina\'s).

Lees hier meer (Oxford University Press).(728 pagina\'s)

\"\"European Trademark Law: Community Trademark Law and Harmonized National Trademark Law. Tobias Cohen Jehoram, Constant Van Nispen & Tony HuydecoperGeen vertaling van ‘De Blauwe Tobias’, maar verwantschap valt ook weer niet te ontkennen. “Heretofore practitioners have had no easily accessible and comprehensive description and analysis of this regime to rely upon in their work, despite the existence of commentaries of the Directive and Regulation on trademarks.

Now, European Trademark Law describes all relevant developments in both legislation and case law, in particular of the Court of Justice. As the authors note, their book provides an ‘overview of trademark law rather than an overview of trademark legislation.’ The authors view the law from different perspectives; they take both the European perspective and the perspective from harmonised national trademark law, in particular as it is in the Benelux countries.”(728 pagina\'s).

Lees hier meer (Kluwer Law International).

IEF 9497

Pleidooi voor afschaffing

Anouk Siegelaar, Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO): Pleidooi voor afschaffing opdrachtgeversauteurs- en opdrachtgeversmodellenrecht.

(…) In haar laatste reactie heeft de Commissie Auteursrecht de door de BNO geconstateerde tegenstrijdigheid tussen artikel 8 Aw en het voorontwerp Auteurscontractenrecht erkend, maar pakt vervolgens niet door en stelt dat het wellicht een brug te ver is om nu over te gaan tot afschaffing van artikel 8 Aw. De BNO meent dat het negeren van de problematiek van het opdrachtgeversauteurs- en -modellenrecht niet langer kan voortduren, nu dit ook nog eens volledig ondermijnt wat het voorontwerp beoogt, namelijk een bescherming en betere onderhandelingspositie van individuele makers met hun opdrachtgevers.

(…) Handhaving van art. 8 Aw in zijn huidige vorm én handhaving van art. 3.8 lid 2 BVIE zijn duidelijk strijdig met de grondgedachte van het voorontwerp, te weten dat makers alleen schriftelijk exclusieve exploitatierechten kunnen verstrekken, nu deze bepalingen een automatische auteursrechtoverdracht bewerkstelligen in situaties waarin juist geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt.

En ook wanneer de niet-overdraagbaarheid van het auteursrecht en de periodieke opzegbaarheid van exclusieve licenties uit het voorontwerp zouden worden geschrapt, dan nog is er de noodzaak om artikel 8 Aw aan te pakken, in tegenstelling tot wat de Commissie Auteursrecht meent. Daarbij zal eerst art. 3:28, lid 2 BVIE moeten verdwijnen, wil de maker van werken die vatbaar zijn voor een modelrecht überhaupt nog de bescherming van het auteurs(contracten)recht kunnen genieten.

De hiervoor geschetste problematiek van het opdrachtgeversauteurs- en –modellenrecht werkt rechtsonzekerheid in de hand en hoe het wetsontwerp ook uitpakt, dit is hét moment om ontwerpers, illustratoren, fotografen, journalisten, tekstschrijvers etc. in dezelfde positie te plaatsen als alle overige makers: dat zij zelf kunnen bepalen wanneer en hoe zij hun rechten regelen in een opdrachtsituatie.

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9481

Een ex parte cross-border verbod

Richard Ebbink, Brinkhof: Een ex parte cross-border verbod tegen een galeriehoudster in Kopenhagen.  Noot bij vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 januari 2011, IEF 9452 (Vuitton/ Plesner)

Een ex parte ordemaatregel van de Nederlandse voorzieningenrechter op grond waarvan een in Denemarken gevestigde galeriehoudster op straffe van een dwangsom verplicht wordt onverwijld in de samenstelling van een schilderijententoonstelling in Kopenhagen in te grijpen, is, ook vanuit een internationaal perspectief, geen kleinigheid.

Het is de vraag of de omstandigheden van het geval een grensoverschrijdende ex parte maatregel rechtvaardigden, zowel jegens de ene als jegens de andere gerekwestreerde.

Tot die omstandigheden behoort de vraag of er werkelijk voldoende belang is om het recht op wederhoor niet toe te passen. Tot die omstandigheden behoort ook de vraag naar de internationale grensoverschrijdende bevoegdheid van de Nederlandse rechter (de situatie van de ‘Deense’ galeriehoudster is op het eerste gezicht niet dezelfde als die van de ‘Nederlandse’ kunstenares). Tot die omstandigheden behoort tenslotte de vraag naar een mogelijke rechtvaardiging van de inbreuk. De uitingsvrijheid is een belangrijk en gevoelig grondrecht dat de afgelopen jaren onder vuur ligt, zowel in Nederland als in Denemarken.

Lees het volledige artikel hier.