DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 9479

Ex parte, ex nunc of ex tunc?

Dirk Visser en Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Schaap: Ex parte, ex nunc of ex tunc?

Een ten onrechte gegeven ex parte verbod moet niet ex nunc worden opgeheven, maar moet met terugwerkende kracht, dus ex tunc moet worden herzien of vernietigd.

“Het ex parte verbod van art. 1019e Rv is een succes. Er wordt veel gebruik van gemaakt en er wordt weinig bezwaar tegen gemaakt. Kennelijk wordt het dus vaak terecht gegeven. Met enige regelmaat wordt het echter ten onrechte gegeven, soms door (flagrant) onjuiste voorlichting van de voorzieningenrechter. In een dergelijk geval dienen de schadelijke gevolgen van een dergelijk ten onrechte gegeven ex parte verbod uiteraard snel en zo volledig mogelijk ongedaan te kunnen worden gemaakt. Daarvoor is het ‘opheffings’-kort geding. De vraag die in de rechtspraak tot nu toe verschillend wordt beantwoord is of dat door opheffing ex nunc of herziening of vernietiging ex tunc kan of moet gebeuren.

(…) Ook in minder extreme gevallen, zelfs in alle gevallen, is het naar onze mening aangewezen om de herziening van een ex parte verbod hetzelfde te benaderen als het hoger beroep in een kort geding, waarbij in de vorm van vernietiging de maatregel ex tunc geacht wordt niet te zijn gegeven en dwangsommen niet zijn verbeurd. Naar onze overtuiging zal dat niet afdoen aan de effectiviteit en afschrikwekkendheid van het ex parte verbod. Je moet immers wel heel zeker van je zaak zijn om een verbod met dwangsom opzettelijk te gaan overtreden. Wel zal het leiden tot een eerlijker verdeling van de proces- en executie-risico’s en -kosten, met name ook bij het al te lichtvaardig, te ruim of met misleiding van de voorzieningenrechter vragen van een ex parte verbod.”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9477

Hier spreekt Zeist

De jaarlijks auditieve after party van het Zeist Symposium. Dit jaar geluidsopnames van àlle lezingen en debatten. Vragen uit de zaal zijn helaas soms niet of nauwelijks verstaanbaar, maar alle sprekers en panelleden zijn luid en duidelijk hoorbaar. Beluister, herluister of download (rechter muisknop: opslaan als) de lezingen, de debatten de prijsuitreiking en de samenvattingen via de onderstaande links:

10.00:

Opening door de voorzitter, prof. mr. Willem A. Hoyng, Hoyng Monegier en Universiteit van Tilburg

10.05:

Een Europees merk, één territoir?, mr. Willem Leppink, Ploum Lodder Princen.

Beluister of download de opening en de 1ste lezing hier: 
deel 1deel 2. Download de sheets hier.

10.50:

Intellectuele Eigendomsbiologie, mr. Hendrik Gommer, Universiteit van Tilburg

Beluister of download de lezing hier: deel 1, deel 2.

12.00:

"Google" en "Ebay". Luxemerken onder bedreiging?, mr. Eric de Gryse, Simont Braun, Brussel.

 Beluister of download de lezing hier: deel 1, deel 2.

14.00:

Drie parallelle debatten:

Debat 1: Parameter conclusies; zijn er grenzen aan de wensen? Voorzitter: mr. dr. Peter H. Blok, rechter, Rechtbank Den Haag. Ruime grenzen: ir. Bart Swinkels, Nederlandsch Octrooibureau. Beperkte grenzen: mr. Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer

Beluister of download debat 1 hier: deel 1, deel 2, deel 3.

Debat 2: Het merkenrecht dient te worden aangepast aangezien het te zeer de vrijheid van meningsuiting beperkt. Voorzitter: mw. mr. Tanja. H. Tanja-van den Broek, vicepresident Gerechtshof Den Haag. Pro: mag. iur. dr. Wolfgang Sakulin, Lamsma Veldstra & Lobé Advocaten. Contra: mw. mr. Annette Hirschfeld, Deterink Advocaten

Beluister of download debat 2 hier: deel 1, deel 2, deel 3. Sheets Wolfgang Sakulin hier.

Debat 3: Auteurscontractenrecht: hoe meer, hoe beter. Voorzitter: prof. mr. Dirk visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden. Debaters: mr. Vincent van den Eijnde (directeur Pictoright) en mr. Peter van Schelven (juridisch adviseur ICT-Office)

Beluister of download debat 3 hier: deel 1, deel 2, deel 3.

 

16.15:

 Uitreiking van de VIE-prijs aan Ruud van der Velden (Hogan Lovells) voor 'De positie van de octrooihouder in bewijsnood', Bulletin Industriële Eigendom, December 31, 2010. Jury: mw. mr. Josine Fasseur van Santen, vice-president Gerechtshof Den Haag (voorzitter), prof. Charles Gielen, NautaDutilh en Universiteit van Groningen, en dr. Jeroen den Hartog, Hoyng Monegier

Plenaire samenvatting van de debatten door de voorzitters.

Beluister of download de prijsuitreiking en de samenvatting van de debatten en de afsluiting hier.

IEF 9472

Nu ook op tabloidformaat

Drie recente NRC IE-columns van Bas Kist, Chiever:

Suske en Wiske vs. Vlaams Belang (NRC 25 februari 2011): De Belgische politieke partij het Vlaams Belang mag geen kalenders meer verspreiden met een bewerkte omslag van het Suske en Wiske-album De Wilde Weldoener. (…) Een duidelijke en geoorloofde politieke parodie, zo stelt het Vlaams Belang in de Belgische krant De Standaard. Een rechttoerechtaan auteursrechtinbreuk. Lees het gehele stuk hier.

Modehuis verbiedt schilderij met Vuitton-tas (NRC 9 maart 2011): Nadia Plesner, een Deense kunstenares die in Amsterdameen opleiding aan de Rietveld Academie volgt,mag haar schilderij Darfurnica niet meer vertonen of exposeren.   (…) Volgens Jens van den Brink, de advocaat van Plesner, is het verbod van de Haagse rechter een ontoelaatbare inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en de artistieke vrijheid van de kunstenares. Zij is niet gehoord in de procedure. Haar advocaat spreekt van ‘misbruik van het procesrecht’. Het schilderij is door Plesner niet van de website gehaald. Ze bereidt een kort geding tegen Vuitton voor. Lees het gehele stuk hier.

Kung Fu Pandaidee is gestolen (NRC 10 maart 2011): In mei gaat de animatiefilm Kung Fu Panda 2 in première in de VS (in Nederland in juni), een vervolg op de succesvolle animatiefilm Kung Fu Pa n d a van filmbedrijf DreamWorks uit 2008. Kunstenaar Jayme Gordon uitMassachusetts vindt het tijd voor een tegenaanval.   (…) Bepaalde scenes lijken door DreamWorks zelfs min of meer op het kopieerapparaat gelegd te zijn, zoals een schets uit 1993, waarop de dikke panda en zijn vriendje samen te zien zijn. Volgens Gordon heeft DreamWorks zijn verhaal en figuren gewoon gestolen. Lees het gehele stuk hier.

IEF 9468

Rondom dance

Bjorn Schipper, Bousie: Kleine juridische kroniek van de elektronische muziek. Een greep uit Nederlandse rechtszaken rondom dance. Eerder gepubliceerd in Muziekwereld, nr, 1 2011.

Om het succes van uit Nederland afkomstige dance-muziek kan niemand meer heen. (…) in de tussenliggende jaren is op juridisch gebied het nodige gebeurd in de dance-industrie. In deze bijdrage laat ik een aantal in het oog springende zaken, waarin dance-muziek direct of indirect centraal heeft gestaan, de revue passeren in de vorm van een kleine kroniek. Ik benadruk vooraf dat het een volstrekt willekeurige en vooral geen uitputtende kroniek betreft. Het gaat om zaken die op de een of andere manier mijn aandacht hebben getrokken. Vergunningsperikelen rondom de organisatie van dance-evenementen laat ik buiten beschouwing. Portretrecht blijft echter niet onbesproken. Omdat vele kwesties achter de schermen minnelijk geregeld worden, de uitspraken van de Vaste Commissie Plagiaat (VCP) van Buma/Stemra niet gepubliceerd worden, en lang niet alle zaken externe aandacht hebben gekregen, kan het voorkomen dat kwesties waarvan de lezer denkt dat deze op zijn minst in deze kroniek thuishoren, niet in dit overzicht behandeld worden.

Lees het artikel hier.

IEF 9455

Afscheid van vijf leden

Speech staatssecretaris Teeven ter gelegenheid van het afscheidsdiner van 5 leden van de Commissie Auteursrecht. Amsterdam, 3 maart 2011.

"Geachte leden en oud-leden van de Commissie auteursrecht, Een speciaal welkom voor de leden die hier vanavond afscheid nemen: Prof. Spoor, Prof. Verkade, Prof. Dommering, Prof. Grosheide en mw. Schaap. Und herzlich Willkommen auch Frau Pakuscher vom Bundesministerium von Justitz in Deutschland.

Dames en heren, de auteursrechtelijke advisering aan het Ministerie kent een lange voorgeschiedenis. Al tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1915, werd een Commissie van Advies ingesteld, die desgevraagd aan de 'Hoofden van de Ministeriële Departementen" inlichtingen verstrekte rond vragen op het gebied van auteursrecht.

Die Commissie had opvallende bevoegdheden. Zo kon ze bijvoorbeeld ook adviseren over het verzoek van de maker van het oorspronkelijke werk om een bestaande uitgeefbevoegdheid geheel of gedeeltelijk op te heffen. Let wel - en daarbij richt ik mij speciaal tot de vijf vertrekkende leden: dat was dus al in 1915! Ik stuitte namelijk op een opmerkelijke uitspraak in uw laatste advies, in het najaar van 2010. Daarin schreef u dat het voorstel voor een recht van de maker om een licentie na vijf jaar op te zeggen "revolutionair” was! Maar u hoort het: een dergelijke bepaling bestond in Nederland zelfs al vóór de Russische Revolutie ... Dit voorbeeld maakt in ieder geval duidelijk dat ook op het gebied van het auteursrecht de geschiedenis zich - in meer of mindere mate - herhaalt."

Lees de volledige speech hier.

IEF 9443

Een merkwaardig oordeel omtrent AdWords

Theo Blomme, Arvid van Oorschot, Freshfields: Een merkwaardig oordeel omtrent AdWords.

Noot bij: Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage,  20 december 2010, IEF 9300 (Tempur /Energy+)  & Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 februari 2011, IEF 9383 (Tempur c.s. / Medicomfort).

"De voorzieningenrechter lijkt in zijn oordeel omtrent de gestelde merkinbreuk geen duidelijk onderscheid te maken tussen het gebruik van het AdWord an sich en het (doen) plaatsen van de gesponsorde advertentie die aan het AdWord gekoppeld is.  (…) Tempurs vordering richtte zich nu juist niet primair tegen de gesponsorde advertenties, maar tegen het gebruik van haar merk als AdWord.

(…) Zelfs al bevatte de advertentie wel een im- of expliciete vergelijking dan staat het gebruik van het AdWord daar los van. Of een vergelijkende reclame is toegestaan of niet is niet afhankelijk van het gebruik van AdWords. Zie in dat verband de MvT van artikel 6:194a BW waar staat vermeld dat het voor het vergelijkende reclame gebruikte medium (bioscoop, billboard, krant, tv, internet) niet relevant is voor de toelaatbaarheid.

(…) Hoe zit het met het gebruik van een merk als AdWord an sich? Zoals blijkt uit de AdWord-arresten van het HvJ moet voor de toelaatbaarheid daarvan de merkenrechtelijk weg worden bewandeld. Zie daarover onder meer Hofhuis in Ars Aequi oktober 2010 . Een andere lezing – zoals de Haagse voorzieningenrechter ogenschijnlijk voorstaat – zou betekenen dat de AdWord-arresten van het HvJ aan betekenis inboeten omdat eerst en vooral zou moeten worden getoetst aan het leerstuk van de vergelijkende reclame (zelfs indien de gesponsorde advertentie geen vergelijking bevat zoals in Tempur I).

(…) Het is voorstelbaar dat de Haagse voorzieningenrechter van oordeel is geweest dat het gebruik van een AdWord en van de daaraan gekoppelde gesponsorde advertentie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. (…) Op die manier is het gebruik van een merk van een concurrent als AdWord per definitie toegestaan en hoeven we alleen nog maar te kijken naar de vraag of de gesponsorde advertentie wel voldoet aan de eisen van toelaatbare vergelijkende reclame. Zoals betoogd zou dit ons inziens een verkeerde lezing van de O2 en AdWord-arresten zijn. (…) Dat een reclameboodschap met name doeltreffend is als die het bedoelde publiek bereikt is op zichzelf genomen juist, maar kan ons inziens geen rechtvaardiging vormen om zonder meer het merk van een derde als AdWord te gebruiken."

Lees de volledige noot hier.

Zie ook: Van Oorschot/Blomme: Een merkwaardig oordeel omtrent de proceskostenveroordeling (IEF 8227).

IEF 9441

Het databankenrecht & online databanken

Mark JansenMark Jansen, Dirkzwager: Is het databankenrecht wel geschikt ter bescherming van online databanken tegen specialistische zoekmachines?

Uitgebreid en opiniërend overzichtsartikel over de toepasbaarheid van het databankenrecht op online databanken, in het bijzonder in verband met het ‘parasiterend’ gebruik van online databanken. Het artikel was reeds afgerond voordat op 16 februari 2010 bekend werd dat het Hof ’s-Gravenhage inzake Gaspedaal voornemens is prejudiciële vragen te stellen (IEF 9415). In verband met dat voornemen is dit artikel nu sneller gepubliceerd.

De vragen van het Gerechtshof zien met name op de uitleg van de begrippen herhaald en systematisch hergebruiken van gegevens uit een databank. In dit artikel wordt ook aan andere problemen rondom de bescherming van online databanken aandacht besteed die mogelijk in een volgende procedure voor vragen aan het Hof van Justitie in aanmerking komen.

De conclusie van het artikel is dat het databankenrecht niet toegespitst lijkt op de bescherming van online databanken, nu belangrijke begrippen toegespitst lijken te zijn op de bescherming van statische in plaats van op dynamische databanken. De gesignaleerde knelpunten in de Databankenwet stellen de rechters voor een onmogelijke opgave. Het effect is dat eenduidige criteria niet te formuleren zijn en de rechtszoekende in grote onzekerheid blijft verkeren. Dat is onwenselijk en zal ook niet beoogd zijn met de invoering van regels ter bescherming van databanken. De oplossing zal naar mijn mening gezocht moeten worden in aanpassing van de regels. Dat vraagt om een Europees initiatief.

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9425

Een tien voor marketing, een vier voor rechtenbeheer.

Vincent van den EijndeVincent van den Eijnde,  directeur Pictoright: Creative Commons. Een tien voor marketing, een vier voor rechtenbeheer.

“De populariteit van Creative Commons lijkt nog steeds toe te nemen, ook internationaal. Inmiddels zijn er licenties in meer dan 35 landen beschikbaar. Het initiatief heeft dan ook onmiskenbaar een zekere dynamiek en probeert op een integere wijze oplossingen te bieden. Daarbij kan men zich verheugen op grote belangstelling vanuit de politiek. Zo geeft de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht (Gerkens) aan dat Creative Commons een kans moet worden gegeven (…) Het lijkt erop dat veel beleidsmakers en politici van Creative Commons de ultieme oplossing verwachten voor de door hen veronderstelde auteursrechtelijke hindernissen.

(…) Tegelijkertijd zijn er wel degelijk kanttekeningen bij dit initiatief te plaatsen. In de eerste plaats blijkt de inhoud van de licenties niet op alle punten duidelijk, wat met name geldt voor de licenties waarin commercieel gebruik niet is toegestaan. Daarnaast bieden de CC-licenties geen enkele rechtszekerheid en kan er op termijn een grote hoeveelheid “onteigende” werken met een onbevoegd gegeven licentie op het internet gaan rondzwerven. Verder zijn de licenties niet voor alle makers geschikt, hoewel Creative Commons anders doet voorkomen. Hieronder zal ik nader op deze aspecten ingaan.

(…) Men zal snel meer duidelijkheid moeten creëren rondom het commercieel gebruik. Ook zal men iets moeten verzinnen om ervoor te zorgen dat er niet naast de verweesde werken weer een nieuw probleem met “onteigende werken” wordt gecreëerd.  Maar vooral zal Creative Commons duidelijk zou maken in welke gevallen de licentie bruikbaar is en in welke gevallen niet, want er dreigen zeker op termijn serieuze auteursrechtelijke ongelukken. (…) Tot slot is het misschien aardig om te kijken of Creative Commons voor het eigen logo gebruik maakt van de CC-licentie. Dat blijkt niet het geval. “

Lees het gehele artikel hier.

IEF 9407

Merkgebruik in adwords

F.J. Van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte Advocaten: Noot bij Vzr Rb Den Haag, 20 december 2010, Tempur Energy+

Normaal gesproken leidt merkgebruik in adwords door een ander dan de merkhouder tot merkinbreuk. Deze uitspraak brengt de uitzondering daar waar sprake is van vergelijkende reclame. Deze uitspraak gaat zover dat ook gebruik wordt ontzegd van algemene bewoordingen die de concurrent eerder gebruikte, zonder dat daarbij sprake is van enige inbreuk op een IE-recht op die bewoordingen. 

Het gebruik van het merk van een ander als adword wordt gesanctioneerd voor zover dat gebruik niet wordt aangemerkt als vergelijkende reclame (art. 6:194a BW). Vergelijkende reclame is elke vorm van reclame waarbij een concurrent of de door een concurrent aangeboden producten worden genoemd. Het vergelijkende karakter van de advertentie speelt een ondergeschikte rol.Wie 'tempur' googlet en de advertentie van de concurrent van Tempur (matrassen) in de gesponsorde links ziet, zal, volgens de voorzieningenrechter, een verband leggen tussen Tempur en die concurrent, i.c. Energy+.

In vele andere zaken leidt een dergelijk merkgebruik door een derde in adwords tot merkinbreuk, deze zaak brengt de uitzondering daar waar sprake is van vergelijkende reclame. Het gebruik van merken als adword is noodzakelijk voor een doeltreffende vergelijkende reclame op internet. Want, zo vervolgt de voorzieningenrechter (r.o. 4.4) "vergelijkende reclame kan namelijk alleen doeltreffend zijn als de reclame het publiek bereikt dat primair geïnteresseerd is in de producten van de concurrent." Juist dat kan worden bewerkstelligd door een merk van een concurrent als adword te gebruiken. 

Voorwaarde is dan wel dat de gesponsorde link die na het intypen van het adword verschijnt, verwijst naar een webpagina waarin de producten van i.c. Tempur en Energy+ duidelijk met elkaar worden vergeleken. Er moet sprake zijn van een duidelijk onderscheid tussen de producten van de twee concurrenten. Dat onderscheid is vereist om te voorkomen dat het publiek de registratie van producten van de ene concurrent gaat toeschrijven aan de andere.

En met name gaat het volgens dit vonnis fout, als de ene eigenschappen benadrukt waarop de reputatie van het merk van de andere, zijn concurrent, is gebaseerd. I.c. is de reputatie van het merk Tempur o.a. gebaseerd op (volgens eigen affichering) het 'drukverlagend effect' van haar matrassen. Goed, ik ben een leek op het gebied van matrassen, maar het lijkt me dat een matras zich in het algemeen van een houten plank onderscheidt doordat het drukverlagend is, maar dit terzijde. 

Daar waar de Google ad i.c. sprak van een drukverlagende matras van Energy+ handelt zij oneerlijk t.o.v. haar concurrent Tempur in de zin van 6:194a BW en ongerechtvaardigd in de zin van art. 9 lid 1 sub c GemVo. Want, aldus de voorzieningenrechter, zo profiteert Energy+ zonder meer van de commerciéle inspanningen van Tempur om de reputatie van haar merk 'Tempur' te creëren en te onderhouden.

Op zich is het interessant te mogen constateren dat een concurrerend merk als adword bij Google mag worden opgegeven, mits het strekt tot vergelijkende reclame. Een prachtige escape dus voor al die Skoda-dealers die nu eindelijk ook eens Audi-liefhebbers naar hun site willen trekken.

Vraagtekens plaats ik bij het doeltreffendheidscriterium dat de rechter hanteert, naast het vergelijkingscriterium. Dat laatste criterium is het enige waarop gebouwd mag worden in de leer van de vergelijkende reclame; dus, akkoord daar waar de voorzieningenrechter stelt dat producten duidelijk en duidelijk onderscheiden met elkaar moeten worden vergeleken.

Dat het handig kan zijn dat de vergelijkende reclame het publiek bereikt, zal in de meeste gevallen dan wel zo zijn - vooral voor de concurrent, i.c. Energy+ die de vergelijkende reclame heeft verzonnen -, maar het is algemeen bekend dat vergelijkende reclame een marketingmiddel is pur sang en reeds omwille daarvan de objectiviteit en alomvattendheid van de gepresenteerde 'vergelijking' vaak ver te zoeken is. Het is en blijft per slot van rekening reclame en laat dit vonnis ons nu niet op het spoor brengen alsof vergelijkende reclame valt onder de reikwijdte van de pers- of vrijheidsmening waarmee enig publiek belang kan zijn gediend en daarom het publiek moet kunnen bereiken. Dat doeltreffendheidscriterium kan overboord, want laat de concurrent gewoon zijn eigen boontjes doppen en niet door louter het merk van zijn concurrent als adword te gebruiken, zijn marketing ontplooien.
Het ware mij overigens nog wel anders geweest, althans (enigszins) gerechtvaardigd of verdedigbaar als de concurrent naast de naam van zijn concurrent ook zijn eigen naam had opgegeven als bij elkaar horende zoekwoorden in zijn adword-campagne, i.c. 'tempur energy+'. Dan is tenminste nog verdedigbaar dat de internetgebruiker die 'tempur energy+' googlet, (vermoedelijk) op zoek is naar vergelijkingsmateriaal.

De overweging van de voorzieningenrechter dat het heldere onderscheid tussen de producten vereist is om te voorkomen dat het publiek de reputatie van de concurrerende producten met elkaar gaat verwarren, strekt - ten onrechte - tot kapstok om Energy+ te verbieden louter beschrijvende bewoordingen in de mond te nemen die Tempur al gebruikte. Het lijkt erop dat die bewoordingen via de vergelijkende reclame-leer en het gemeenschapsmerkenrecht gemonopoliseerd kunnen worden. Energy+ mag als kopje van haar Google ad de bewoordingen 'drukverlagend topmatras' niet gebruiken, omdat haar concurrent Tempur die bewoordingen reeds gebruikt. Deze verregaande belemmering van de mededinging is ongefundeerd. Als die bewoordingen niet door enig IE-recht zijn beschermd, brengt de vrije mededinging met zich mee dat die vrijelijk te gebruiken zijn, ook door de concurrent. M.a.w. Energy+ moet ook van haar eigen matrassen kunnen zeggen dat die drukverlagend zijn. Dat recht kan niet exclusief haar concurrent Tempur toekomen, zonder dat er sprake is van een inbreuk op intellectuele eigendomsrechten op die bewoordingen.

Ik mag, kortom, hopen dat het vrije mededingingsrecht blijft voortbestaan, met daarop wettelijke geregelde uitzonderingen, zoals de beperkingen die zijn geregeld in de Auteurswet 1912, Handelsnaamwet, BVIE, GemVo en andere wet- en regelgeving. En niet omgekeerd, nl. dat in principe een beperkte mededinging geldt en per geval bekeken wordt waar de vrijheid van de mededinging zit.

(Parallele publicatie ITenRecht.nl )

IEF 9403

De rechtmatige verkrijger van een exemplaar

Hendrik Struik, CMS Derks Star Busmann: Noot bij Rechtbank Dordrecht, 11 augustus 2010, IEF 9044 (I.E. Beheer / IV Bouw en Industrie). Eerder gepubliceerd in AMI 2010/6, pp. 208 - 209.

"Dit vonnis van de Rechtbank Dordrecht biedt een heldere weergave en juiste toepassing van de speciale - en niet eenvoudige - auteursrechtelijke regels rondom uitputting en gebruikersbescherming met betrekking tot computerprogrammatuur. Dat dit geen makkelijke materie is, bleek eerder uit een vonnis uit 2002 van (nog wel) de rechtbank Den Haag. Die rechtbank, met een zeker aplomb maar ten onrechte, overwoog over een inbreukvordering tegen een partij die door koop (op een veiling uit het faillissement-Fokker) ‘stellig eigenaar’ was geworden van eerder aan Fokker krachtens licentie geleverde diskettes met flight simulator programmatuur: ‘…doch dat brengt nog niet met zich dat hij tevens enig recht heeft verkregen de daarop voorkomende software op welke wijze dan ook te gebruiken.’

Dat uit art. 45j Auteurswet juist het tegendeel voortvloeit, wordt in het hier besproken vonnis (r.o. 4.11) wèl duidelijk voor ogen gehouden: als inbreuk op auteursrecht op een computerprogramma wordt niet beschouwd de verveelvoudiging door de rechtmatige verkrijger van een exemplaar van een computerprogramma welke noodzakelijk is voor het met dat programma beoogde gebruik. Het is dus de wet die aan het (enkele) feit van de rechtmatige verkrijging van een exemplaar de bevoegdheid verbindt het programma te gebruiken; het al of niet instemmen van de rechthebbende met dat gebruik is dan voor zo’n verkrijger niet meer relevant."

Lees de volledige noot hier.