DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 2458

Een molecuul in een cactus

Voorzieningenrechter Rechtbank Groningen, 9 augustus 2006, LJN: AY6043. Stichting Keuringsraad Aanprijzing Gezondheidsproducten (KAG) tegen Swiss B.V. c.s. 

Misleidende reclame voor afslankprodukt. Letter en strekking van onthoudingsverklaring. Statutaire belangenbehartiging. Buitengerechtelijke kosten.

Hoewel een zekere overdrijving, respectievelijk het overbelichten van positieve eigenschappen van een product inherent is aan (het wervende karakter van) reclame, moet men in beginsel op de juistheid van feitelijke mededelingen ter zake van een product kunnen vertrouwen.

Naar mate de eigenschappen van het aangeprezen product meer spectaculair zijn - zoals in het onderhavige geval - mogen strengere eisen worden gesteld aan de wijze waarop de omtrent het product gedane mededelingen feitelijk (kunnen) worden onderbouwd en verantwoord.

Ondanks het verzoek van de KAG aan Swiss om bewijs te leveren omtrent de juistheid van voormelde door Swiss gestelde feitelijkheden over de eigenschappen van het afslankmiddel is geenszins gebleken dat deze juist zijn, noch op voldoende wijze onderbouwd respectievelijk verantwoord.’

Dat sprake is van misleidende reclame-uitingen is door Swiss ten aanzien van de gevraagde verboden erkend door ondertekening van de onthoudingsverklaring. Er is sprake van een notoire veelpleger die weigert een onthoudingsverklaring versterkt door een boeteclausule te ondertekenen. Bedacht moet worden dat Swiss steeds nieuwe wegen inslaat om haar producten op misleidende wijze aan de consument voor te leggen, zodat de verboden zoals gevorderd gerechtvaardigd zijn.

Het had op de weg van Swiss gelegen haar reclame-uitingen niet alleen af te stemmen op de letter van de onthoudingsverklaring, maar ook op de strekking daarvan

Ingevolge artikel 3:305a BW kan een stichting een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. Met het instellen van haar vorderingen behartigt de KAG het belang dat - kort gezegd - Swiss c.s. niet (meer) op mislijdende wijze in de zin van artikel 6:194 BW reclame maken voor het product. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit een belang dat de KAG ingevolge haar statuten behartigt. De KAG heeft bovendien een rechtstreeks eigen belang bij de door haar ingestelde vorderingen voortvloeiende uit een met gedaagde overeengekomen onthoudingsverklaring.

Buitengerechtelijke kosten. (…) Voorts geldt, dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten slechts toewijsbaar is, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. De vordering van de KAG gaat het in het Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven.

Uit de stellingen van de KAG kan niet worden afgeleid dat zij redelijkerwijs duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken dan in dit tarief is besloten. De stelling dat thans in IE-zaken de volledige proceskosten kunnen worden vergoed rechtvaardigt geen andere conclusie. De door de KAG gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden.

Lees het vonnis hier.

IEF 2359

Recente RCC uitspraken

- De Reclame Code Commissie heeft reclame-uitingen voor de verzamelwerken “Creatief borduren” en “Tekenen” van Lecturama misleidend bevonden. Uit de reclame blijkt niet of niet duidelijk uit hoeveel “afleveringen” de verzamelwerken bestaan en welke kosten aan die afleveringen verbonden zijn.

- Swiss BV en de drogisterijen Herba en De Brink hebben voor de aanprijzing van het product Garlic Combi Gold gebruik gemaakt van een misleidende reclame-uiting. Dit product is niet ter toetsing voorgelegd aan de Keuringsraad Aanprijzing Gezondheidsproducten. In de uiting worden, niet onderbouwde, toespelingen gemaakt dat Garlic Combi Gold ziekten van een mens kan voorkomen, behandelen of genezen.

- De uitingen 'Gewrichten en spieren blijven soepel’ en  ‘Cranberry + vitamine C: Cran Combi voor gezonde blaas en nieren’ worden misleidend geacht, aangezien de adverteerders niet voldoende aannemelijk kunnen maken dat het product de werking heeft die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven.

Lees hier meer.

IEF 2353

Geen verlies aan zuigkracht

Gerechtshof Amsterdam, 13 juli 2006, 1483/05. Philips Domestic Appliances And Personal Care International B.V. c.s. tegen Dyson B.V. c.s. (Met dank aan Hans van Walderveen, Klos Morel Vos & Schaap).

Hoger beroep. Dyson mag de claim 'Geen verlies aan zuigkracht'. blijven gebruiken. Het voor Dyson gunstige vonnis van de voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht (hier) blijft grotendeels in stand. Alleen de grieven 3 en 9 (ten dele) slagen.

Dyson vordert in dit geding in conventie staking door Philips van iedere reclame-uiting als genoemd in de inleidende dagvaarding bedoelde lijst van claims, alsmede soortgelijke uitingen waarin wordt gesteld of gesuggereerd dat de Marathon niet aan zuigkracht verliest,  dat de zuigkracht van de Marathon constant (hoog) is, dat de Marathon een zuigkracht heeft van 350 airwatts, dat de Marathon qua zuigkracht de beste is in een bepaalde klasse. De claims van Philips zouden onjuist, onvolledig en suggestief en derhalve misleidend en/of onrechtmatig vergelijkend zijn.

In reconventie vordert Philips staking door Dyson van de bedoelde reclame-uitingen en andere uitingen waarin Dyson stof zuigers worden gepresenteerd als beter en/of efficiënter dan andere stofzuigers. Omdat deze ontoelaatbaar en onrechtmatig zouden zijn jegens Philips, waarbij Dyson volgens Philips bovendien ten onrechte superioriteit en uniciteit claimt in vergelijkingen met producten van concurrenten.

Ter toelichting op grief 3 voert Philips aan dat zij, anders dan in eerste aanleg per abuis door haar is gemeld, op haar website www-philips.com geen (op Nederland gerichte) reclame heeft gemaakt. Die webpagina is niet meer dan een openingspagina waarop de bezoeker na het kiezen van een land/taal automatisch wordt doorgelinkt naar de lokale website van het gekozen land, bijvoorbeeld www.philips,nl. Het gebod tot rectificatie op ook eerstgenoemde website acht zij daarom disproportioneel. Deze stellingen zijn door Dyson niet althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. De grief slaagt derhalve en het vonnis dient in zoverre te worden aangepast.

Met grief 9 komt Philips op tegen het door de voorzieningenrechter toelaatbaar oordelen van de reclame- uitingen waarin Dyson claimt dat haar stofzuigers op het gebied van zuig-vermogen superieur zijn aan andere stofzuigers  Deze grief is ten dele terecht voorgedragen, namelijk voor zover zij ziet op de claims waarin wordt gesteld of gesuggereerd dat de Dyson stofzuigers geen stof in huis achterlaten terwijl andere stofzuigers dat wel doen. Deze claims zijn derhalve misleidend en daarom onrechtmatig jegens Philips zodat het vonnis in zoverre dient te worden vernietigd.

Eveneens toewijsbaar is de vordering om al het door afnemers/wederverkopers van Dyson in voorraad of in de winkel gehouden promotiemateriaal waarin de hierboven bedoelde claims voorkomen op eigen kosten terug te vragen en te vernietigen.

Lees het arrest hier.

IEF 2306

Eerst even voor jezelf lezen

- Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 23 juni 2006,  LJN: AY1410. Makelaarsland B.V. tegen gedaagde.
 
“Executiegeschil n.a.v. dit vonnis: Het door Makelaarsland gevorderde bevel om de executie van het vonnis van 16 mei 2006 te staken wordt afgewezen. De aangepaste commercial valt binnen het bereik van het dictum van dat vonnis, omdat Makelaarsland onvoldoende afstand neemt van de oorspronkelijke commercial. Bovendien komt in de gewijzigde voice-over het beperkte karakter van de door Makelaarsland aangeboden diensten, in het licht van de gekozen formulering en gebruikte bewoording in die voice-over, onvoldoende duidelijk naar voren.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 29 juni 2006, LJN: AY1081 H. Schiffmacher en Boomerang Nederland B.V. tegen Herb Industries B.V. & 10Feet B.V.
 
Vonnis in deze eerder besproken zaak. “Eiser heeft in 1996 een reproductie van een schilderij beschilderd. Op het oorspronkelijke werk, waarvan de auteur onbekend is, dat behoort tot het “publieke domein” en kan worden ingedeeld in de categorie “kitsch” is een schaars geklede Mexicaanse vrouw te zien. Eiser heeft de vrouw voorzien van tatoeages op armen, nek en rug, in een opvallende kleur blauw en heeft aldus een nieuw, oorspronkelijk werk gecreëerd, met onmiskenbaar zijn persoonlijke signatuur. Bovendien zijn de tatoeages te beschouwen als op zichzelf staande kunstwerken. Boomerang heeft met toestemming van eiser ansichtkaarten met zijn werk op de markt gebracht. Zowel op de ansicht als in het boek over 10 jaar Boomerang is duidelijk vermeld dat eiser de maker is. Eiser kwam in 2005 in de Kalverstraat een meisje tegen met een T-shirt aan waarop zijn werk te zien was. Eiser heeft daartoe nimmer toestemming verleend. Hij heeft via Artist Affairs getracht aan deze inbreuk een einde te maken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2217

Dit is misleidend

Notariskamer Gerechtshof Amsterdam, 15 juni 2006, LJN: AX8850. Federatie Van Taxateurs, Makelaars En Veilinghouders In Roerende Zaken tegen Gerchtsdeurwaarder X.

Misleidende reclame. “Het hof is van oordeel dat het de gerechtsdeurwaarder niet vrij staat zich te afficheren door middel van het gebruik van zijn titel als gerechtsdeurwaarder of wel het gebruik van het woord beëdigd in samenhang met het woord taxateur, terwijl zijn werkzaamheden in geen enkele relatie staan tot het verrichten van ambtshandelingen. Het betreft hier immers de particuliere verkoop van schilderijen.

Ook staat het de gerechtsdeurwaarder niet vrij in dezen gebruik te maken van papier met een voorgedrukt deurwaarderszegel, nu dit gebruik hier eveneens niet enige ambtshandeling betreft. Door zich al dus te presenteren wekt de gerechtsdeurwaarder bij belanghebbenden de indruk dat er met betrekking tot de te verkopen objecten enige relatie bestaat met de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder. Dit is misleidend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2212

Grenzen overschreden

Bondsrepubliek Duitsland tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, 13 juni 2006, Zaak C-380/03.
 
Het Europese verbod op tabaksreclame, zoals opgenomen in artikel 3 en 4 van de richtlijn 2003/33/EG, is in lijn met artikel 95 EG, volgens Advocaat-Generaal Philippe Léger.
 
De Bondsrepubliek Duitsland diende een klacht bij het Hof van Justie van de EG omdat het meende dat het Europese reclame- en sponsorverbod voor tabaksadvertenties in strijd is met het EU-verdrag. De Duitse regering betoogde onder andere dat het Parlement en de Raad met de bestreden bepaling de grenzen hebben overschreden die het Hof heeft gesteld aan de bevoegdheid van de gemeenschapswetgever. Volgens de Bondsrepubliek regelen de aangevochten bepalingen nagenoeg uitsluitend situaties zonder grensoverschrijdende elementen. Derhalve vond de Bondsrepubliek dat er geen sprake van daadwerkelijke handelsbelemmeringen was noch van aanmerkelijke verstoringen van de mededinging, waarvan opheffing een noodzakelijke feitelijke voorwaarde is voor bevoegdheid van de Gemeenschap op basis van artikel 95 EG.


Léger redeneert echter als volgt:
 
219. As regards Article 3(1) of the directive, first of all, the Community legislature does not appear to have exceeded the limits of its discretion by considering that the prohibition of such advertising in printed publications, including in those having essentially local, and not exclusively cross-border coverage, is liable to contribute significantly to eliminating barriers to trade and to reducing nicotine addiction.

220. Limiting the prohibition on the advertising in question solely to publications having cross-border circulation between Member States would have been contrary both to the requirements of legal certainty and to the objective of the contested directive which is to facilitate the movement of products and services in the internal market whilst ensuring a high level of protection of public health. (118)

221. In actual fact, the Community legislative had good reason to believe that limiting the prohibition laid down in Article 3(1) of the contested directive in this way would be manifestly insufficient, or would even be pointless in terms of protecting public health. Many studies conducted by official observers had already shown (before the directive was adopted) that a fragmented or piecemeal prohibition of advertising of tobacco products would have very little impact on tobacco consumption, since such a measure would inevitably mean that advertising would be transferred to other media (not subject to that prohibition) with the result that public exposure to advertising would remain high, whereas a comprehensive prohibition in the media would very probably have a significant effect on the overall level of consumption and on nicotine addiction. (119)

222. Consequently, in my view, the prohibition of advertising of tobacco products laid down in Article 3(1) of the contested directive cannot be regarded as being manifestly disproportionate.

223. The same conclusion must be drawn with regard to the prohibition of advertising of tobacco products in information society services and on the radio under Articles 3(2) and 4(1) of the directive.

224. This applies a fortiori since, as is stated in the sixth recital to that directive, these media have, by their very nature, a cross-border character and, like television, are particularly attractive to young people. Young people are a favourite target for advertisers because of their natural suggestibility and their propensity to be dependent on tobacco products for longer than older people. It follows that the prohibition on advertising of such products in these media, like the prohibition laid down in Article 13 of the TVWF directive, is not at all disproportionate. Furthermore, more specifically as regards the prohibition applying to information society services, such a measure is clearly essential in the current situation of media convergence in order to prevent the prohibition applying to printed publications and radio programmes being circumvented.

225. As regards the prohibition on sponsorship of radio programmes by operators on the market in tobacco products under Article 4(2) of the contested directive, whilst it is true that, at first sight, it might be wondered whether such a prohibition is likely to have the same effects, in terms of level of consumption of these products, as prohibitions on the advertising of the products, in my view the fact remains that the Community legislature has not exceeded the limits of its discretion by considering, as the fifth recital to that directive suggests, that the promotion of such sponsorship is the natural extension of the prohibition on the advertising in question. Furthermore, Article 17(2) of the TVWF directive (adopted before the contested directive) provides, in almost identical terms, that '[t]elevision programmes may not be sponsored by undertakings whose principal activity is the manufacture or sale of cigarettes and other tobacco products'. These provisions concerning the sponsorship of television programmes reinforce my view that the prohibition laid down in Article 4(2) of the contested directive concerning the sponsorship of radio programmes is not manifestly disproportionate.

226. Therefore, in my view, none of the prohibitions laid down in Articles 3 and 4 of that directive manifestly exceeds the limits of what is necessary in order to attain the objectives pursued by the directive with the result that the plea alleging a breach of the principle of proportionality must be rejected.

227. This conclusion cannot be called into question by the argument that, by depriving the press bodies of considerable advertising revenue, the prohibitions of the advertising in question would result in a marked reduction in editorial content and even the closure of some publishers, which would contribute to weakening significantly the pluralism of the press and, consequently, freedom of expression. Even if the measures in question were liable to result in such extreme consequences, I consider, in the light of the case-law of the European Court of Human Rights, that the Community legislature has not exceeded the limits of the discretion it enjoys with regard to rules in a field as complex and fluctuating as advertising and sponsorship and responding, in the context of the creation of the internal market, to such a pressing social need as the protection of public health, at a high level.

228. I conclude that this final plea alleging a breach of the principle of proportionality must be rejected, as must the action in its entirety.

Lees de conclusie hier.

IEF 2192

Nog eentje dan

Voorzieningenrechter Rechtbank Zutphen, 12 juni 2006, LJN: AX7789. Bavaria N.V. tegen Motor- en Autoclub Lichtenvoorde. Vordering tot nakoming overeenkomst.

Het was haast onmogelijk om bij het warme weer van de afgelopen dagen niet aan een koud glas bier te denken. Zou dat ook de reden zijn dat er regelmatig over bier(accessoires) geprocedeerd en geschreven wordt? Lees bijvoorbeeld hier, hier en hier.

Ook de Rechtbank Zutpen haakte in met een voor Bavaria teleurstellende uitspraak in een reclamezaak.

Bavaria is sponsor van de Motor- en Autoclub Lichtenvoorde (MACL) en heeft daartoe met MACL een overeenkomst gesloten. Op het terrein van MACL wordt in juli 2006 het door Grolsch gesponsorde evenement “de Zwarte Cross” gehouden. In de horecaonderneming van MACL en het daarbij behorende (dak)terras zal tijdens “de Zwarte Cross” – zoals gebruikelijk – Bavaria worden geschonken, maar op het overige gedeelte van het MACL-terrein Grolsch.

Bavaria wil MACL verbieden om Grolsch te schenken tijdens de Zwarte Cross. Bavaria start een kort geding. Zonder succes. De kort gedingrechter van de Rechtbank Zutphen wijst de vordering van Bavaria af: “Op grond van dit alles is de slotsom dat Bavaria onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat MACL bij verhuur van haar crossterein aan de organisator van “De Zwarte Cross” ook haar verplichtingen jegens Bavaria had dienen op te leggen. De vorderingen zullen gelet op het vorenstaande worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2187

Eerst even voor jezelf lezen

- Conclusie  AG Léger, HvJ EG, 13 juni 2006, zaak C-380/03      2006-06-13  Duitsland / Parlement en Raad . (Geen NL tekst beschikbaar). Advertising and sponsorship of tobacco products, article 95 EC, obligation to state reasons, principle of proportionality, fundamental rights, freedom of expression.

Lees de conclusie hier.

- GvEA EGm , 13 juni 2006, zaak T-153/03 ,Inex & OHIM tegen Wiseman. Oppositieprocedure gemeenschapsmerk –– Aanvraag tot inschrijving van afbeelding van zwart-witte koeienhuid als beeldmerk, ouder nationaal beeldmerk dat ten dele bestaat uit afbeelding van zwart-witte koeienhuid, ontbreken van verwarringsgevaar, Afwijzing van oppositie,

Lees het arrest hier.

IEF 2183

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Zutphen, 12 juni 2006, LJN: AX7789. Bavaria N.V. tegen Motor- en Autoclub Lichtenvoorde. Na de Leeuwenhose-zaak nog een tegenvallende reclamezaak voor BavariaTijdens de Zwarte Cross mag Grolsch geschonken worden op het crossterein van Motor- en autoclub Lichtenvoorde.

Lees het vonnis hier
 
- Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 juni 2006, HA ZA 05-2086. Daka Design Ltd c.s. tegen M. Siebelink & A. Albers. Gemeenschapsmodel voor bewegingsinrichtingen voor onderwatertoepassingen (voorzetmoter voor duikers). Inbreuk op model- en auteursrecht.

Lees het vonnis hier.

IEF 2167

Advocaat van Orange (2)

Rechtbank Haarlem,  7 juni 2006, LJN: AX7108 (Met  dank aan zowel Alexandra van Beelen, DLA SchutGrosheide, als Wouter Pors, Bird & Bird.) 

Het omgekeerde van een schaars goed: een telecomreclamevonnis.

Orange voert op haar website en via haar televisiecommercials een reclamecampagne rondom de slogan “Bij Orange betaal je altijd per seconde, dus als je vijf seconden belt, betaal je ook vijf seconden”. KPN heeft gesommeerd het gebruik van de slogan in al haar reclame-uitingen met onmiddellijke ingang te staken.

KPN stelt dat Orange met de slogan ten onrechte pretendeert dat haar klanten uitsluitend voor het aantal gebelde seconden betalen. In werkelijkheid wordt daar bovenop immers voor ieder uitgaand gesprek een starttarief in rekening gebracht. KPN stelt dat aldus sprake is van misleidende reclame. Orange betwist dat.

Vast staat dat Orange bovenop de kosten voor het aantal gebelde seconden of minuten altijd een starttarief in rekening brengt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt dit feit in de televisie-commercials van Orange onvoldoende duidelijk kenbaar gemaakt en wordt door de slogan de suggestie gewekt dat de consument uitsluitend betaalt voor het aantal gebelde seconden.

In het laatste beeld van de commercial is weliswaar te lezen “Kijk voor de voorwaarden op www.orange.nl”, maar die toevoeging is te summier om de hiervoor genoemde suggestie te relativeren. De voorzieningenrechter acht de gewraakte reclame-uiting in de televisiecommercials van Orange daarom misleidend.

Dat geldt niet voor de reclame-uiting op de website. Daar is per 23 mei 2006 aan de slogan de zin toegevoegd “plus per gesprek het Orange starttarief voor het tot standbrengen van de verbinding.” Deze zin is - in een duidelijk leesbaar lettertype - tegelijk met de slogan te lezen. Daardoor wordt hier de suggestie dat uitsluitend voor de gebelde seconden moet worden betaald voldoende gerelativeerd. De reclame-uiting op de website is daarom niet (meer) misleidend te achten.

Orange stelt zich op het standpunt dat KPN door de gewraakte reclame-uitingen niet wordt benadeeld, omdat haar naam daarin niet wordt genoemd. Dit argument gaat echter niet op. Voldoende aannemelijk is geworden dat consumenten naar aanleiding van de door Orange gedane uitingen en de suggestie die daarvan uitgaat, de keuze zullen maken om van een andere aanbieder van telecomdiensten over te stappen naar Orange. Hierdoor zullen die andere aanbieders in het algemeen en KPN, als één van de grootste aanbieders, in het bijzonder, schade lijden in de vorm van omzetverlies.

Het belang van KPN bij de ingestelde vorderingen is dan ook voldoende aannemelijk geworden. Orange moet rectificeren, maar hoeft niet te vermelden dat de slogan onrechtmatig is jegens KPN, aangezien het niet zo kan zijn dat in de rectificatie reclame wordt gemaakt voor KPN.

Lees het vonnis hier (pdf) of hier(rechtspraak.nl). Eerder bericht hier.