DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 12089

Elementen die ook aangetroffen worden op websites van soortgelijke ondernemingen

Vzr. Rechtbank Roermond 5 december 2012, zaaknr. 119175 / KG ZA 12-211 (Social Deal B.V. tegen Wowdeal b.v.)

Uitspraak ingezonden door Chantal Bakermans en Peter Kits, Holland Van Gijzen.

Auteursrecht website. Slaafse nabootsing. Partijen exploiteren een onderneming gericht op de online verkoop van kortingsbonnen. In overleg met ondernemers in gemeenten stelt Social Deal een aanbieding samen. Deze aanbieding wordt voor een periode van 24 of 48 uur op de site geplaatst. Consumenten kunnen deze kopen en verzilveren bij de ondernemer.

Zoals tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat Social Deal bij de lay-out van haar website elementen heeft gebruikt die ook aangetroffen worden op de website van vele andere soortgelijke ondernemingen. Reeds bestaand materiaal dat een auteur in zijn werk heeft verwerkt, de zogenaamde objectieve elementen in een werk, is auteursrechtelijk dan ook niet beschermd.

De voorzieningenrechter ontkent het eigen oorspronkelijk karakter, het is heel denkbaar dat twee of meer auteurs, onafhankelijk van elkaar, (nagenoeg) hetzelfde werk (kunnen) maken. De website van Social Deal komt geen auteursrechtelijke bescherming toe. Betreft de grondslag slaafse nabootsing: De websites vertonen meerdere in het oog springende verschillen, die zodanig zijn dat niet kan worden gezegd dat van een overeenstemmende totaalindruk sprake is. De vorderingen worden afgewezen.

4.2. Iedere auteur maakt bij het scheppen van een werk gebruik van reeds bestaande elementen. De website van Social Deal vormt daar geen uitzondering op. Zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat Social Deal bij de lay-out van haar website element heeft gebruikt die ook aangetroffen worden op de website van vele andere soortgelijke onderneming die - net zoals Social Deal - online kortingen aanbieden. Reeds bestaand materiaal dat een auteur in zijn werk heeft verwerkt, de zogenaamde objectieve elementen in een werk, is auteursrechtelijk dan ook niet beschermd.
4.8. Ten aanzien van de volgende elementen en de wijze waarop deze op de website worden gepresenteerd kan van nabootsing, die bij het publiek verwarring kan stichting, geen sprake zijn: het aankoopbedrag, de korting, de duur van de deal, het aantal verkochte deals, de afbeelding van de deal, achtergrondfoto's. Deze elementen zijn in de branche gangbaar en komen op de website van vrijwel alle aanbieders van deals voor.
IEF 12088

Weliswaar oogt de techniek van de onderstellen exact hetzelfde

Rechtbank Groningen 21 november 2012, zaaknr. 122234 / HA ZA 10-928 (Albert Roessink Kantoormeubelen B.V. en Rodachair International B.V. tegen Score B.V.)

Uitspraak ingezonden door Camiel Beijer, Van Diepen Van der Kroef Advocaten.

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Verklaring van niet-inbreuk gevorderd voor nieuwe - waarover geen oordeel voorzieningenrechter (LJN BD5628) of hof (IEF 8647) modellen, daarvoor leent zich een bodemprocedure. Kort geding Roessink richt zich op het ontwikkelen en verkopen van kantoormeubelen, projectmeubelen, magazijnartikelen e.d., Rodachair verhandelt bedrijfsstoelen. Score is ontwikkelaar, fabrikant en verkoper van zitmeubelen. Score verhandelt een voetensteun (basic 952) en een voetensteun die aan een stoel gemonteerd kan worden. De Voorzieningenrechter Zwolle-Lelystad oordeelt dat het auteursrecht niet aan Score toekomt, maar wel dat er sprake is van slaafse nabootsing. Bij arrest van het Hof Arnhem (nevenzittingsplaats Leeuwarden) wordt het vonnis bekrachtigd. MTM is een derde bedrijf dat een brochure heeft uitgebracht met een prijslijst waarop de VS 80 en VS 81 worden aangeboden. Roessink c.s. heeft niet geleverd, en is niet bereid te leveren totdat het haar weer is toegestaan.

Roessink heeft na het arrest een nieuw vormgegeven voetensteun ontwikkeld (nieuwe steun en nieuwe meedraaiende steun). Roessink c.s. vorderen Score te verbieden executiemaatregelen te treffen. Deze vordering is in kort geding afgewezen, mede omdat er nog geen executietraject was ingezet en het om een nieuw ontwikkeld product ging.

De rechtbank is met Vzr. en Hof van oordeel dat de 'oude voetensteunen' zijn aan te merken als een slaafse nabootsing. Roessink c.s. hebben bij het ontwerp van deze voetensteunen niet alles gedaan wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan deugdelijkheid of bruikbaarheid, mogelijk en nodig is om verwarring te voorkomen. Immers, de vormgeving van de voetensteun is niet enkel technisch en functioneel bepaald, omdat persoonlijke keuzes van de ontwerper mogelijk zijn, bijvoorbeeld bij de vormgeving van de voetenplaat.

De nieuwe voetensteunen van Roessink c.s. zijn zodanig anders vormgegeven dat er voldoende onderscheidende kenmerken zijn om verwarring te voorkomen. Weliswaar oogt de 'techniek' van de onderstellen exact hetzelfde, maar door de afwijkende bovenplaat is er voldoende onderscheidend vermogen tussen de modellen.

In reconventie: de rechtbank is van oordeel dat Roessink c.s. via MTM de oude voetensteunen hebben doen verhandelen. Daarmee zijn Roessink c.s. in gebreke met het volledig nakomen van het vonnis.

Leessuggesties: 2.8, 2.12, 4.8, 4.11, 4.16, dictum.

Meubelrecht (Iinbreuksmoes bij slaafse nabootsing)

IEF 12085

Directe opzegging distributieovereenkomst vanwege inbreuk IE-rechten

Rechtbank Rotterdam 17 oktober 2012, LJN BY4982 (Majestic Products tegen ATG Gloves Private Ltd)

Bevoegdheid vordering gemeenschapsmerkenrecht in reconventie. Directe opzegging exclusieve distributieovereenkomst met als reden: verkoop buiten Benelux + inbreuk IE-recht. Slaafse nabootsing. Geen beroep op octrooirecht gedaan. Voortprocederen voor de rechtbank in 's-Gravenhage.

ATG is een bedrijf dat zich richt op het ontwerpen, ontwikkelen en fabriceren van onder meer werkhandschoenen. Majestic is een groothandel van bedrijfshandschoenen, -schoenen, -kleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen en exclusieve distributeur van ATG. De ‘MaxiFlex’-handschoen is in 2003 ontwikkeld en op het productieproces is octrooi aangevraagd en als Europees woordmerk ‘MaxiFlex’ geregistreerd.

In conventie vordert Majestic de nietigverklaring van het woordmerk. Het woord bestaat uitsluitend uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van werkhandschoenen. In reconventie vordert ATG een verklaring voor recht dat het (tijdelijk) gebruik van de naam ‘Maxx Flex’ door Majestic een onrechtmatige inbreuk vormde op het (in licentie verkregen) merkrecht van ATG.

De Gemeenschapsmerkenrechtelijke vorderingen dienen bij uitsluiting door de Rechtbank 's-Gravenhage te worden beslecht. Wel wenst de rechtbank op te merken - zonder overigens vooruit te willen lopen op de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage of al dan niet sprake is van een merkinbreuk - dat zij een merkinbreuk alléén onvoldoende acht voor opzegging van de distributieovereenkomst zonder enige opzegtermijn. Ook slaafse nabootsing is niet aannemelijk met kleurstelling, die mede wordt bepaald door functionaliteitseisen en dat deze kleurstelling ook bij andere werkhandschoenen in de branche gebruikelijk is, van de stof en coating.

De rechtbank concludeert op grond van hetgeen onder 4.10 en 4.23 is overwogen dat deze twee door ATG aangevoerde redenen (actieve verkoop in de Benelux en inbreuk IE-rechten) niet, althans onvoldoende steekhoudend zijn voor opzegging van de distributieovereenkomst zonder enige opzegtermijn.

Onder 4.2. (...)
Deze vordering van Majestic berust op de stelling dat het merk nietig is omdat het elk onderscheidend vermogen mist en is dus gegrond op artikel 52 lid 1 sub a juncto artikel 7 lid 1 sub b en c GMVo. In artikel 52 lid 1 GMVo staat dat het merk op die grond nietig wordt verklaard op vordering bij het OHIM of bij reconventionele vordering in een inbreukprocedure. Ten vervolge op dat laatste bepalen de artikelen 96, 97 en 100 – in onderlinge samenhang bezien – dat de rechtbanken voor het Gemeenschapsmerk bij uitsluiting bevoegd zijn te oordelen over een reconventionele vordering tot nietigverklaring. In Nederland is hiertoe aangewezen de rechtbank te ’s-Gravenhage. De GMVo zegt echter niets over de bevoegdheid van een rechterlijke instantie met betrekking tot een vordering in conventie tot nietigverklaring.

Nu Majestic de vordering tot nietigverklaring heeft ingesteld in reactie op de reconventionele vordering van ATG betreffende merkinbreuk, ligt het voor de hand dat de vordering tot nietigverklaring ook door de rechtbank ’s-Gravenhage wordt beoordeeld, gelet op de nauwe samenhang tussen de beide vorderingen.

Geen opzegging distributieovereenkomst
4.10. Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank deze reden voor opzegging van de overeenkomst (te weten: de actieve verkoop door Majestic buiten de Benelux) door ATG als onvoldoende onderbouwd buiten beschouwing zal laten bij de beoordeling of sprake was van een dringende reden als bedoeld in r.o. 4.6. Evenmin kan deze reden een rol spelen bij een eventuele verdere beoordeling van de lengte van de opzegtermijn.

geen beroep op Octrooibescherming
4.16.  De stelling van ATG dat de onderscheidende elementen van de “MaxiFlex”-handschoen als waterdamp doorlatendheid, haar absorptievermogen en haar permeabiliteit (mate van doordringing van vloeistoffen) Europees geoctrooieerd zijn, zal bij de beoordeling buiten behandeling blijven, nu zij zich niet heeft beroepen op bescherming op grond van de Rijksoctrooiwet (ROW) of het Europees Octrooi Verdrag (EOV). Voor beoordeling van de stelling of sprake is van slaafse nabootsing zijn deze omstandigheden niet relevant.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat deze rechtbank onbevoegd zou zijn te oordelen over het bestaan van een octrooirecht of bescherming op grond van de ROW of het EOV, omdat die beoordeling is voorbehouden aan de rechtbank ’s-Gravenhage.

Slaafse nabootsing:
4.20.  Ten aanzien van de keuze van Majestic voor de kleurstelling van de stof en coating van de “Maxx Flex”- en “M-Flex”-handschoen geldt dat deze kleurstelling mede wordt bepaald door functionaliteitseisen en dat deze kleurstelling ook bij andere werkhandschoenen in de branche gebruikelijk is. Daarbij staat als onweersproken vast dat op donkere kleuren minder snel vuil zichtbaar is, zodat de voor beide handschoenen gebruikte grijs/zwarte stof als functioneel moet worden aangemerkt.

4.24.  De rechtbank concludeert op grond van hetgeen onder 4.10 en 4.23 is overwogen dat deze twee door ATG aangevoerde redenen (actieve verkoop in de Benelux en slaafse nabootsing) niet, althans onvoldoende steekhoudend zijn voor opzegging van de distributieovereenkomst zonder enige opzegtermijn.

Voorts is geoordeeld (onder 4.14) – zij het voorshands – dat een merkinbreuk alléén onvoldoende is voor opzegging van de distributieovereenkomst zonder enige opzegtermijn.
ATG heeft de distributieovereenkomst dus ten onrechte met onmiddellijke ingang opgezegd. Bij de verdere beoordeling dient derhalve aan de orde te komen welke omstandigheden van belang zijn voor het bepalen van de lengte van de door ATG in acht te nemen opzegtermijn.

IEF 12048

Geen sprake van slaafse nabootsing Blackstone-schoenen

Vzr. Rechtbank Arnhem 23 november 2012, LJN BY6496 (Blackstone tegen Brainwave & Aqa)
 Uitspraak ingezonden Gregor Vos en Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Schaap.

Inhoudsindicatie. Auteursrecht, Gemeenschapsmodelrecht, slaafse nabootsing.

Blackstone houdt het merk BLACKSTONE voor verschillende modellen schoenen. Blackstone beroept zich de auteursrechtbescherming van zijn schoenmodellen en stelt dat er sprake van slaafse nabootsing van de schoenen van Blackstone door de inbreukmakende modellen van Brainwave & Aqa. Blackstone eist staking van de inbreukmakende modellen. Brainwave& Aqa verweren zich en stellen onder meer dat de Blackstone-schoenmodellen niet origineel zijn voor auteursrechtelijke bescherming, er is ontlening van het al eerder bestaande model Andre1. De schoenen van Blackstone hebben geen eigen onderscheidende plaats op de markt en van slaafse nabootsing is dus geen sprake.

De Rechtbank oordeelt dat  de elementen van de schoenen als zodanig niet een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen en zodoende niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, waardoor er geen sprake is van een onderscheidend vermogen van de Blacksone-schoenen en aldus verwarring tussen de schoenen van partijen niet te duchten is. De vorderingen op grond van inbreuk op het auteursrecht en slaafse nabootsing moeten worden afgewezen.

4.19. Het ligt op de weg van Blackstone, die een beroep doet op slaafse nabootsing, om aannemelijk te maken dat de Blackstone-schoenen een eigen plaats op de markt hebben. (...)4.20. Uit voorgaande volgt dat vooralsnog ervan moet worden uitgegaan dat de specifieke Blackstone-schoenen (de AM32 en CK01 modellen) geen eigen onderscheidende plaats op de markt hebben gehad ten tijde van het op de markt komen van de Brainwace en Aqa-schoenen, waardoor er geen sprake is van een onderscheidenvermogen van de Blackstone-schoenen en aldus verwarring tussen de schoenen van partijen niet te duchten is. Dit staat een geslaagd beroep op slaafse nabooting in de weg met als gevolg dat ook de vorderingen op grond van slaagse nabootsing moeten worden afgewezen.

De beslissing
De voorzieningenrechter

5.1. verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil ten aanzien van de Gemeenschapsmodelrechtelijke grondslag en verwijst de zaak in zoverre en in staat waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage,

5.2. wijst de vorderingen voor het overige af,

Lees een afschrift KG ZA 12-563, LJN BY6496.

Op andere blogs:
Mode-recht (Rechter: geen auteursrecht op schoenen van Blackstone)

IEF 11897

Exclusieve licentieovereenkomst doorverhandelen onder eigen merknaam

Rechtbank 's-Gravenhage 17 oktober 2012, zaaknr. 394360 HA ZA 11-1501 (AVO Anthurium tegen BSP) en zaaknr. 299247 HA ZA 11-2134 (AVO Anthuriums tegen New Jet System)

Octrooirecht. Merkrecht. Ontbinding exclusieve licentieovereenkomst en wanprestatie.

New Jet System had met AVO/BSP een exclusieve licentieovereenkomst gesloten. AVO/BSP verhandelt de producten zoals overeengekomen verder onder eigen merknaam ‘Holland Fine Fog System’. In zaak I eist New Jet van AVO betaling van de openstaande facturen en in de eis van reconventie eist AVO schadevergoeding van New Jet omdat New Jet de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden en wanprestatie heeft gepleegd. New Jet heeft hierop nog niet kunnen reageren.

In zaak II stelt Avo dat er geen ontbinding van de overeenkomst met New Jet heeft plaatsgevonden, dat New Jet gehandeld heeft met derden in strijd met de overeenkomst, dat New Jet merk- en octrooi-inbreuk en slaafse nabootsing pleegt. Voor alle aangevoerde stellingen acht de Rechtbank onvoldoende bewijs. Maar omdat New Jet nog niet heeft kunnen antwoorden houdt de Rechtbank iedere verdere beslissing aan.

ontbinding van de overeenkomst
4.5. AVO stelt nog dat tussen partijen een betalingsregeling tot stand was gekomen  volgens welke regeling maandelijkse termijnen van € 5.000 op openstaande facturen zou  worden afbetaald. In dit verband kan aan die stelling voorbijgegaan worden omdat zij niet aanvoert dat die betalingsregeling aan de ontbinding in de weg zou staan. De regeling wordt bovendien bestreden door [X] c.s. terwijl bewijs daarvoor ontbreekt en door AVO niet concreet is aangeboden.

4.6. De overeenkomst bindt partijen daarom niet meer na 19 februari 2011. De gestelde opzegging van de overeenkomst tegen 1 juli 2012 kan verder buiten beschouwing blijven.

handelen met derden in strijd met de overeenkomst
4.8. In dit verband heeft AVO ter zitting gesteld dat [X] c.s. al eind 2010 / begin 2011 offertes heeft uitgebracht aan Van den Arend voor het project in Polen, en ook voor het project Harg en het project Molenhoek. [X] c.s. bestrijdt niet dat dit handelen in strijd zou zijn met de overeenkomst, maar bestrijdt dat zij voor ontbinding van de overeenkomst enige concrete aanbieding aan Van den Arend heeft gedaan. Nu de juistheid van het door AVO gestelde niet blijkt uit de overgelegde producties, zal AVO in de gelegenheid worden gesteld deze stelling door getuigen te bewijzen nadat de hierna te bespreken comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Verdere beslissingen met betrekking tot het door Avo van [X] c.s. gevorderde worden aangehouden tot na de bewijslevering.

de gestelde merk- en octrooi-inbreuk en slaafse nabootsing
4.10. De gestelde merkinbreuk is bestreden en door Avo Anthuriums niet anders onderbouwd dan met de stelling dat levering van een installatie, die in het kader van de overeenkomst voor Avo Anthurium Vogels en BSP is geproduceerd en die technisch gelijk is aan een HFFS-systeem, inbreuk op het HFFS-merk maakt. Die stelling is onjuist. De verwijzing naar de beslissing HvJEG 12 juli 2011 (C-324/09) inzake l’Oreal / eBay op het punt van het verhandelen van producten zonder verpakking snijdt geen hout omdat Avo over het hoofd ziet dat, anders dan in die beslissing aan de orde was, het merk hier niet op de waren is aangebracht. 

4.11. De gestelde inbreuk op het octrooi en de gestelde slaafse nabootsing zijn eveneens bestreden en door Avo Anthuriums niet nader gemotiveerd en onderbouwd.

5.2. Avo Anthurium Vogels en BSP hebben in hun akte van 25 april 2012 tegen elke factuur afzonderlijk verweren aangevoerd waarop New Jet nog niet heeft kunnen reageren. De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten om haar daartoe de gelegenheid te geven en om, indien daar aanleiding voor is, partijen nadere vragen te stellen over de verschillende facturen. Omdat een en ander mogelijk leidt tot bewijsopdrachten in aanvulling op de hiervoor besproken bewijsopdracht, zal de comparitie dienen plaats te vinden voor eventuele bewijslevering. New Jet dient uiterlijk twee weken voor de zitting haar reactie op het verweer van AVO aan de wederpartij en de rechtbank toe te zenden.

5.3. Partijen worden in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na de datum van dit vonnis opgave te doen van verhinderdata voor de maanden december 2012 en januari en februari 2013, waarna datum en tijdstip van de zitting zal worden vastgesteld.

6. De rechtbank:
gelast dat Avo Anthurium Vogels, BSP en New Jet op een nader te bepalen dag en tijdstip
zullen verschijnen ter terechtzitting in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’sGravenhage;
houdt iedere verdere beslissing in zaak I in conventie en in reconventie en in zaak II aan.

IEF 11754

Geen slaafse nabootsing Hertengewei

Vzr. Rechtbank Arnhem 14 september 2012, LJN BX9527, zaaknr. 232452 / KG ZA 12-407 (Bosma-Controls tegen Sinfra en Siral)

Uitspraak ingezonden door en met begeleidend commentaar van Jaap Kronenberg, Dirkzwager advocaten & notarissen.

Gaat om vraag of er slaafs is nagebootst inzake een koppelstuk voor ombouw van 1-pijps naar 2-pijpsbalgengasmeter. Zo’n koppelstuk wordt ook wel een “Hertengewei” genoemd (als je het omdraait lijkt het een beetje op een hertengewei). De Voorzieningenrechter doet de zaak af door te oordelen dat er geen verwarringgevaar is omdat de inkopers van netbeheerders van het gasnetwerk (het relevante publiek) een deskundig en bovengemiddeld geïnformeerd publiek zijn, die ook geringe verschillen in de producten zullen opmerken en begrijpen als kenmerken van een ander product.

In rechtsoverweging 4.9 worden de verschillen beschreven, waaronder het gebruik van ander materiaal (messing in plaats van gietijzer), conische vorm van de armen in plaats van een verdikking, andere vormgeving drukmeetnippel, verschil in aantal zegelogen en het feit dat op het koppelstuk van gedaagden met grote letters de naam Siral staat vermeld en op het koppelstuk van eiseressen, in niet goed waarneembare kleine letters, BK staat.

Gelet op deze verschillen moet volgens de rechter, mede gelet op de specifieke markt en de aanwezigheid van maar twee aanbieders worden aangenomen dat er geen verwarringgevaar te duchten is (zie 4.10).

4.9. Hoewel de totaalindruk van beide producten qua bouwvorm en uiterlijke verschijning, kleur en techniek wel heel veel van elkaar weg heeft, bestaan er anderzijds de nodige verschillen tussen deze producten. Om te beginnen is de hertengewei-koppeling uitgevoerd in gietijzer terwijl het Siral-koppelstuk bestaat uit messing, waardoor het Siral-koppelstuk een duidelijk waarneembaar ander voorkomen heeft qua kleur en qua structuur van het materiaal, dat door het kleurverschil van de gebruikte materialen ook nog eens wordt geaccentueerd. Verder is de conische vorm van de armen van het Siral-koppelstuk vloeiend, terwijl in de armen van het hertengewei-koppelstuk een in het oog springende verdikking is aangebracht. Hoewel de drukmeetnippel in het Siral-koppelstuk op dezelfde plaats is aangebracht als in het hertengewei-koppelstuk, is de drukmeetnippel in het Siral-koppelstuk wel op duidelijk afwijkende wijze vormgegeven. De drukmeetnippel van het Siral-koppelstuk is langer en bovenop de arm geplaatst terwijl de drukmeetnippel van hertengewei-koppelstuk korter is en in de arm is gemonteerd. Daarnaast heeft het Siral-koppelstuk maar twee zegelogen, terwijl het hertengewei-koppelstuk er vier heeft. En in de laatste maar niet minste plaats staat op het Siral-koppelstuk in grote letters de merknaam “Siral” prominent afgebeeld op een in het oog springende plaats, terwijl op het hertengewei-koppelstuk in niet goed waarneembare kleine lettertjes de merknaam “BK” is vermeld.

4.10. Gelet op deze verschillen tussen de producten van partijen moet gezien de specifieke markt, het beperkte aantal deskundige gegadigden op de markt en de aanwezigheid van slechts twee aanbieders op die markt, voorshands worden aangenomen dat er bij het relevante publiek geen verwarring valt te duchten tussen de koppelstukken van partijen. De netbeheerders moeten in staat worden geacht om gelet op hun kennis en deskundigheid op grond van de hiervoor omschreven verschillen tussen beide producten deze concurrerende producten duidelijk van elkaar te kunnen onderscheiden.
Dit betekent dat reeds vanwege het ontbreken van verwarringsgevaar bij het relevante publiek er geen sprake is van onrechtmatige slaafse nabootsing, zodat Sinfra en Siral met het op de markt aanbieden van het Siral-koppelstuk niet onrechtmatig handelen jegens Bosma en BK-Formteile. Dat Sinfra en Siral door het uitbrengen van het Siral-koppelstuk een aandeel verwerven van een interessante markt, waarop Bosma en BK-Formteile voorheen de enige aanbieder waren, mag zo zijn, maar het betreden van die markt ook met nabootsing van een product van de concurrent (dat niet door een intellectueel eigendomsrecht wordt beschermd) is niet onrechtmatig zolang geen verwarringsgevaar aanwezig is, ook niet indien daarmee geprofiteerd wordt van inspanningen van de ander om het product te ontwikkelen. De vorderingen van Bosma en BK-Formteile zullen dan ook worden afgewezen.

Lees de grosse KG ZA 12-407, LJN BX9527.

IEF 11701

Ter promotie van de medicijnwagens

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 9 augustus 2012, zaaknr, 422692, KG ZA 12-697 (Wiegand AG tegen Logimedical B.V.)

Afgelopen distributieovereenkomst. Slaafse nabootsing. Geen auteursrechtinbreuk op de promotionele afbeeldingen.

Wiegand ontwikkelt en verhandelt o.a. medicijnverdeelwagens (Flexline). Zij heeft met Logimedical een exclusieve distributieovereenkomst die wordt opgezegd. Logimedical ontwikkelt sindsdien medicijnwagens onder het merk EUROMODUUL. Ter promotie van de medicijnwagens heeft zij een folder gebruikt waarin afbeeldingen zijn opgenomen (zie uitspraak, r.o. 2.3 en 2.11).

Naar voorlopig oordeel moeten de Euromoduul-medicijnwagens van Logimedical worden aangemerkt als een slaafse nabootsing van de Flexline-medicijnwagens van Wiegand. Deze vordering wordt onder last van een dwangsom toegewezen.

Betreft de afbeeldingen: die stemmen onvoldoende overeen met de afbeeldingen die Wiegand gebruikt in haar brochure. Deze vordering wordt afgewezen.

Betreft het merkgebruik: Logimedical is, zo is niet in geschil, gerechtigd om het WIEGAND-merk op haar website te gebruiken, omdat zij nog altijd WIEGAND-producten verkoopt en daartegen is geen bezwaar. Het is niet aannemelijk gemaakt dat Logimedical het Wiegandmerk gebruikt (heeft) voor haar Euromoduul-medicijnwagens. Deze vordering wordt afgewezen. Wel dient zij de aanduiding "exclusief distributeur en partner" te verwijderen van haar website.

 

4.4. Logimedical heeft naar voorlopig oordeel met haar Euromoduul-medicijnwagens onvoldoende afstand gehouden van de Flexline-medicijnwagens. Niet in geschil is dat het  uiterlijk van de Euromoduul-medicijnwagens en de Flexline-medicijnwagens overeenstemt. Logimedical heeft zelf aangevoerd dat zij zich na de beëindiging van de distributierelatie met Wiegand genoodzaakt heeft gezien snel een "vergelijkbaar product" op de markt te brengen om haar klanten te kunnen behouden. De Euromoduul-medicijnwagens zijn qua vormgeving echter meer dan vergelijkbaar met de Flexline-medicijnwagens. De vormgeving is vrijwel identiek. Gegeven die grote mate van overeenstemming is voorshands voldoende aannemelijk dat daardoor verwarring kan ontstaan in de markt, mede gelet op het feit dat Logimedical tot recent de exclusief distributeur van onder meer de Flexline-medicijnwagens was en zij de Flexline-medicijnwagens nog altijd aanbiedt.

4.5. Het volgens Logimedical belangrijkste verschil, een topblad van roestvrij staal in plaats van sanitized kunststof, kan niet leiden tot een ander oordeel. Tussen partijen staat namelijk vast dat Wiegand haar Flexline-medicijnwagens uitrust met diverse topbladen, waaronder topbladen van roestvrij staal. De overige verschillen die Logimedical heeft genoemd, te weten geborsteld in plaats van glanzend roestvrij staal, iets grotere bumpers en een iets smallere handgreep, zijn naar voorlopig oordeel te onbeduidend. Mede gezien de diversiteit van de op de markt beschikbare medicijnwagens moet voorshands worden aangenomen dat Logimedical op veel meer onderdelen evengoed een andere weg had kunnen inslaan.

4.6. Het betoog van Logimedical dat zij genoodzaakt was om op korte termijn een alternatief product te ontwikkelen voor haar klanten omdat Wiegand de distributierelatie onregelmatig heeft beëindigd, moet worden gepasseerd. De gestelde onregelmatige beëindiging rechtvaardigt naar voorlopig oordeel niet dat Logimedical een slaafse nabootsing van producten van Wiegand op de markt brengt. Daar komt bij dat in dit kort geding niet kan worden uitgegaan van een onregelmatig beëindiging van de distributierelatie omdat Logimedical in de settlement agreement van 28 november 2011 heeft ingestemd met de voorwaarden waaronder de distributierelatie is beëindigd.

Afbeeldingen
4.8. Naar voorlopig oordeel is er geen sprake van een auteursrechtinbreuk met betrekking tot de afbeeldingen die Logimedical gebruikt in haar folder. Die afbeeldingen stemmen onvoldoende overeen met de afbeeldingen die Wiegand gebruikt in haar brochure. Daarbij staat voorop dat de overeenstemming ten minste gedeeltelijk wordt verklaard door het feit dat het gaat om afbeeldingen van een nagenoeg identiek product, te weten de medicijnwagens van Wiegand en Logimedical, en dat die afbeeldingen eenzelfde doel dienen, te weten het tonen van specifieke details van dat product in reclamemateriaal. Daarnaast heeft Logimedical gewezen op een aantal verschillen tussen de afbeeldingen, zoals het gebruik van andere kleuren, andere uitsnijdingen en het gebruik van een gespiegelde weergave. Mede gelet op het feit dat Wiegand niet heeft toegelicht wat de auteursrechtelijk beschermde trekken van haar afbeeldingen zijn, is van inbreuk naar voorlopig oordeel geen sprake.

Merkgebruik
4.10. Naar voorlopig oordeel is evenmin sprake van merkinbreuk. In dit verband staat voorop dat niet in geschil is dat Logimedical gerechtigd is om het WIEGAND-merk te gebruiken op haar website, omdat Logimedical nog altijd WIEGAND-producten verkoopt. Op vragen van de voorzieningenrechter ter zitting heeft Wiegand ook bevestigd dat zij daar geen bezwaar tegen heeft. Het probleem is volgens Wiegand dat Logimedical het Wiegandmerk ook heeft gebruikt voor haar Euromoduul-medicijnwagens. Dat laatste heeft Wiegand echter voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt.

IEF 11629

Niet-ontvankelijk vanwege ontbreken grieven

Gerechtshof 's-Gravenhage 31 juli 2012, zaaknr. 317837/HA ZA 08-2766 (BVBA VR Construct tegen Jurenco Equipment B.V.)

Uitspraak ingezonden door Lars Huisman, Bird & Bird.

In navolging van IEF 10637 en IEF 8867.

Octrooirecht. Slaafse nabootsing. Onkruidborstels. Op 30 november 2011 is er eindvonnis gewezen. VR Construct is hierbij veroordeeld in de proceskosten van Jurenco ad. € 53.801,24, met bijzondere verdeling.

In hoger beroep kan het hof het geschil alleen beoordelen aan de hand van behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grieven. NU VR Constuct geen grieven heeft ingediend tegen het vonnis waarvan beroep, veroordeelt het hof haar niet-ontvankelijk. VR Construct wordt in de proceskosten veroordeeld.

IEF 11436

Hangers met munten

Rechtbank 's-Gravenhage 13 juni 2012, HA ZA 11-1503 (All Round Company Support B.V. tegen Dutch Designz B.V.)

 

Uitspraak ingezonden door Muriel van den Hazenkamp, Van Zinnicq Bergmann. In navolging van IEF 9354 (Vzr.) en IEF 11041 (Hof).

 

In tegenstelling tot wat All Round c.s. stelt dat ook het bepalen van thema's van haar munten dient te worden aangemerkt als een creatieve, oorspronkelijke schepping, overweegt de rechtbank dat de themabepaling als zodanig geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Dat de munten vanwege dezelfde maatvoering inwisselbaar zijn, is niet voldoende om slaafse nabootsing aan te nemen.

 

De rechtbank concludeert ten slotte dat de Quoins-hangers en -munten niet als verveelvoudigigngen noch als slaafse nabootsingen van de Mi Moneda-hangers en -munten zijn aan te merken. Hierbij merkt zij op dat de combinatie van hangers en munten hieraan niets afdoet. Er is geen sprake van een gelijke totaalindruk en er is voldoende afstand gehouden. De rechtbank wijst de vorderingen af.

4.9 Een vergelijking van de Quoins-hangers met de Mi Moneda-hangers leidt tot de volgende constatering: de hangers stemmen overeen waar het de twee cirkelvormige delen van de hanger betreft (...) waarbij de in elkaar vallende oogjes dienen als ophangpunt van de hanger aan een ketting. (...) De auteursrechtelijke bescherming heeft slechts betrekking op de combinatie van elementen en de wijze waarop aan die (combinatie van) elementen uitvoering is gegeven. Wat in dit verband opvalt, is dat Dutch Designz een andere uitvoering heeft gegeven aan: de breedte van de rand, (...) decoratie op de rand, (...) het verbindingsdeel (...). Daarmee het Dutch Designz een eigen creatieve invulling gegeven van juist die elementen die niet bekend, triviaal of functioneel bepaald zijn. het gaat hier om in het oog springende elementen, die van invloed zijn op de totaalindrukken van de hangers. Door All Round c.s. is ook onvoldoende onderbouwd betwist dat Dutch Designz (inmiddels) een andere uitvoering heeft gegeven aan het scharnier, dat voorheen recht van vormgegeven (zoals bij de Mi Moneda-hangers) en nu afgeschuinde hoeken kent. Al deze verschillen hebben tot gevolg dat geen sprake is van overeenstemmende totaalindrukken, zodat conclusie is dat de Quoins-hangers geen inbreuk maken op de auteursrechten van de Mi Moneda-hangers.

4.10 De hiervoor genoemde verschillen hebben voorts tot gevolg dat de Quoins-hangers ook niet als slaafse nabootsing en van de Mi Moneda-hangers zijn aan te merken. Gelet op de te onderscheiden verschillen houden de Quoins-hangers immers voldoende afstand tot de Mi Moneda-hangers.


4.15 Voor zover All Round c.s. stelt dat ook het bepalen van thema's van haar munten dient te worden aangemerkt als een creatieve, oorspronkelijke schepping, overweegt de rechtbank dat de themabepaling als zodanig geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.


4.16 De hiervoor met betrekking tot de munten genoemde verschillen leiden tot de conclusie dat er evenmin sprake is van slaafse nabootsing. Gelet op die verschillen houdende desbetreffende Quoins-munten immers voldoende afstand tot de desbetreffende Mi Moneda-munten. Nu er slechts acht specifieke munten uit beide collecties door All Round c.s. naar voren worden gebracht, de rechtbank gaat ervan uit dat de vorderingen van All Round c.s. beperkt zijn tot deze munten, al dan niet in combinatie met de hangers, althans er is onvoldoende door All Round c.s. gesteld om de vorderingen ook op andere munten te betrekken. Dat de Mi Moneda-munten en de Quoins-munten vanwege dezelfde maatvoering inwisselbaar zijn, is niet voldoende om slaafse nabootsing aan te nemen.


4.17 Uit het voorgaande volgt dat door de genoemde verschillen de Quoins-hangers en de Mi Moneda-hangers, de Quoins-hangers niet als verveelvoudigingen noch als slaafse nabootsingen van de Mi Moneda-hangers zijn aan te merken. Hetzelfde geldt voor de munten. De combinatie van hangers en munten voegt daar verder niets aan toe. De combinatie leidt er niet toe dat alsnog een gelijke totaalindruk ontstaat noch dat alsnog moet worden geconcludeerd dat onvoldoende afstand wordt gehouden.

IEF 11401

Afmetingen voorgeschreven door een standaard

Hof Leeuwarden 5 juni 2012, LJN BW7540 (Score tegen geïntimeerden)

Uitspraak mede ingezonden door Douglas Mensink, MICTA.

 

Hoger beroep na IEF 8976 (Rb Groningen) en IEF 8647 (Hof Arnhem), waarin is bepaald dat er geen auteursrecht op de voetsteun rust en waarbij (ten overvloede) wordt geconcludeerd dat er in vergelijking met andere producten geen sprake is van slaafse nabootsing.

Auteursrechtelijk werk?
De beschermde subjectieve elementen van de voetenplank: de afmeting, de afgeronde hoeken en de (daarmee verkregen) achthoekige vorm, de 17 lijnen in de vorm van een soort brede V, de materiaalkeuze en de kleur zijn in overwegende mate ingegeven door de aan een voetensteun te stellen functionele en technische eisen waardoor het idee samenvalt met de uitdrukking daarvan. De afmetingen van de voetenplank worden voorgeschreven door de gestandaardiseerde DIN 4556.

Het hof is van oordeel dat, in het licht van de daartegenover gestelde betwisting, onvoldoende is onderbouwd op welke wijze de voetensteun een eigen plaats in de markt heeft. Er is geen sprake van slaafse nabootsing.

 

12.  Het hof is met de rechtbank van oordeel dat alle door [appellanten] gestelde beschermende subjectieve elementen van de voetenplank, te weten (i) de afmeting (ii) de afgeronde hoeken en de (daarmee verkregen) achthoekige vorm, (iii) de 17 lijnen in de vorm van een soort brede V, (iv) de materiaalkeuze en (v) de kleur, in overwegende mate zijn ingegeven door de aan een voetensteun te stellen functionele en technische eisen waardoor het idee samenvalt met de uitdrukking daarvan. Daartoe is het volgende redengevend.


13.  Zoals hiervoor reeds is overwogen staat vast dat de afmetingen van de voetenplank worden voorgeschreven door de DIN 4556. Ook uit de hiervoor genoemde verkoopbrochure van [appellanten] kan worden opgemaakt dat de afmeting van de voetenplank is ingegeven door het gebruik dat er van wordt gemaakt. In de brochure wordt immers meegedeeld dat de compacte vorm, het lichte gewicht en de eenvoudige bediening van de voetensteun in grote mate bijdragen tot een gezonde zithouding van de mens op de werkplek. Het hof kan in de afmetingen van de plank dus geen eigen intellectuele schepping van de auteur ontdekken.


14.  In de achthoekige vorm van de plank kan het hof evenmin een eigen intellectuele schepping van de auteur ontdekken. Dit geldt temeer nu door [appellanten] niet is weersproken de stelling van [geïntimeerden] dat de afronding van de hoeken voorkomt dat men (bij het gebruik van de voetensteun) benen en voeten bezeert (vgl. sub 18 conclusie van dupliek). Voor zover [appellanten] ingang wensen te doen vinden dat hiermee nog niet vaststaat dat de achthoekige vorm technisch is bepaald, overweegt het hof dat [appellanten] met deze stelling miskennen dat niet alleen technische eisen maar ook functionele eisen, waaronder ergonomische eisen, de ontwerpvrijheid van de auteur op een wijze beperken als bedoeld in de hiervoor onder 8. geciteerde rechtspraak.

15.  Uit de door [appellanten] overgelegde brochure (zie productie 4 bij de inleidende dagvaarding) is voorts op te maken dat het profiel op de bovenkant van de plank er voor zorgt dat de voeten niet van de plank wegglijden. Door [appellanten] is niet weersproken dat de lijnen (in een V) omhooglopen teneinde te voorkomen dat de voeten bij het instellen van de juiste hellingshoek van de steun afglijden. In het licht van deze functionele vereisten, hebben [appellanten] naar het oordeel van het hof onvoldoende duidelijk gemaakt waaruit de subjectieve keuzes bestaan die de voetenplank een oorspronkelijk karakter verlenen.


16.  Ook de materiaalkeuze is, anders dan [appellanten] stellen, voornamelijk functioneel bepaald. Dit leidt het hof af uit de door [appellanten] overgelegde prijslijst (zie productie 8 bij de inleidende dagvaarding, blz. 9) waarin met zoveel woorden is opgenomen dat de bovenzijde (van de voetensteun) bestaat uit een slijtvaste plank van hoogwaardige kunststof. Met [geïntimeerden] is het hof van oordeel dat de kleur van de voetenplank, zwart, eveneens functioneel is bepaald. Donkere kleuren vallen onder een bureau minder op, terwijl vuil en strepen van schoenzolen minder zichtbaar zijn.


17.  Aan [appellanten] kan worden toegegeven dat het doorlopen van de verticale profielen in de zijkant van de plank getuigt van een subjectieve keuze. Binnen het gehele ontwerp is dit aspect echter van zodanig ondergeschikte aard dat het niet een eigen auteursrechtelijk relevante inbreng teweegbrengt. De omstandigheid dat branchegenoten de hier bedoelde voetensteun herkennen als een voetensteun afkomstig van Score, doet hieraan niet af. Het herkomstcriterium speelt bij de beoordeling of iets te beschouwen is als een werk in de zin van de Auteurswet immers geen rol.


18.  De conclusie van het hof is dat vorm van de voetenplank van [appellanten] te zeer het resultaat is van door bepaalde functionele en technische uitgangspunten beperkte keuzes en dus niet kan worden beschouwd als een auteursrechtelijk werk in de zin van artikel 10 van de Auteurswet. Nu [appellanten] hun vordering primair hebben gebaseerd op de overdracht van auteursrechten, is de vordering door de rechtbank op de primaire grondslag terecht afgewezen.


Slaafse nabootsing:

21.  [appellanten] stellen zich op het standpunt dat het bewezen succes van de voetensteun aannemelijk maakt dat sprake is van een product met een eigen plaats op de markt en een voldoende onderscheidend vermogen (vgl. sub 43 memorie van grieven). Zij motiveren of onderbouwen hun stelling verder niet. [geïntimeerden] betwisten dat de voetensteun onderscheidend vermogen bezit ten opzichte van de andere in de handel verkrijgbare soortgelijke producten omdat de voetenplank technisch/functioneel is bepaald (vgl. sub 13 conclusie van antwoord).


22.  Het hof is van oordeel dat [appellanten], in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van [geïntimeerden], onvoldoende hebben onderbouwd op welke wijze hun voetensteun een eigen plaats in de markt heeft.