Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.990 artikelen gevonden
IEF 8296

Het ontbreken van een eigen plaats in de markt

Gerechtshof Arnhem, 20 oktober 2009, zaaknr. 104.004.051, Kwang Yang Motor Co. Ltd. & Kybe B.V. c.s. tegen Rozendaal Sports on Wheels (met dank aan Jan-Kees Govers, GoversVanZoest Advocaten).

Slaafse nabootsing. Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Zutphen 6 juni 2007, IEF 4295). In beginsel wel onderscheidend vermogen (geïnteresseerde beschouwer), maar omdat de scooters geen eigen plaats in de markt meer hebben, missen ze ‘het onderscheidend vermogen dat hen vatbaar zou maken voor verwarringwekkende nabootsing’.

4.1 Wat Kymco c.s. in dit geding aan Rozendaal verwijten (…) komt daarop neer dat Rozendaal (…) de Killerbeescooters (…)  op de Nederlandse markt brengt welke het resultaat zijn van slaafse nabootsing van de door Kymco ontworpen en geproduceerde en door Kybe (…) op de Nederlandse markt (…) Kymco-scooters). De eerste rechter heeft de vorderingen afgewezen wegens het ontbreken van verwarringsgevaar nu de Kymco-scooters het daarvoor nodige onderscheidend vermogen missen en zij daarom geen eigen plaats op de markt innemen.

4.2 Deze grieven, tezamen en in onderling verband beschouwd, zijn in zoverre gegrond dat het hof met Kymco c.s. van oordeel is dat de eerste rechter aan het voor toewijzing van de vordering nodige onderscheidend vermogen te hoge eisen heeft gesteld. De vraag naar het onderscheidend vermogen is immers relevant in verband met de eis van verwarringsgevaar: als het nagebootste product zich van andere soortgelijke producten op de markt zo weinig onderscheidt dat het in aanmerking komende publiek geen verschillen opvallen en dat het er geen behoefte aan voelt te weten van welke producent het te kopen product afkomstig is, valt ook geen verwarring te duchten. Maar zo gering is het onderscheidend vermogen in het onderhavige geval toch niet.

Vele van de op de markt zijnde scootertypes mogen voor de ongeïnteresseerde beschouwer een zekere eenvormigheid vertonen en veelal vooral gekenmerkt worden door "een strakke, aerodynamische vormgeving", dat neemt niet weg dat de geïnteresseerde beschouwer, bijvoorbeeld degene die een aankoop overweegt - een transactie die doorgaans voor de betrokkene wel van zodanig financieel gewicht is dat ze niet geheel terloops wordt aangegaan -, tot wat meer oplettendheid geneigd zal zijn en dan wel degelijk de verschillende types zal pogen te onderscheiden, een streven dat niet door te geringe verschillen tussen de Kyrnco-scooters en andere scooters met genoemde strakke aerodynamische vormgeving al bij voorbaat tot mislukking gedoemd is, maar waarbij hij door een treffende gelijkenis zoals tussen de Kymco-scooters en de Killerbee-scooters wel in verwarring zou kunnen worden gebracht. Het betrekkelijk geringe uiterlijk verschil tussen de Kymco-scooters en andere op de markt zijnde scooters behoeft naar het oordeel van het hof dan ook niet aan het aannemen van voldoende onderscheidend vermogen en daarmee van verwarringsgevaar in de weg te staan.

4.3 Rozendaal heeft echter in eerste aanleg en in hoger beroep nog een tweede - door de eerste rechter niet beoordeelde - omstandigheid aangevoerd die er naar haar mening aan in de weg zou staan om voldoende onderscheidend vermogen en verwarringsgevaar aan te nu Kymco c.s. deze scooters af sinds vele jaren niet meer op de Nederlandse markt aanbieden. (…)

4.6 Aldus is het hof van oordeel dat Kymco c.s. de stelling van Rozendaal dat zij de eigen plaats in de markt voor deze Kymco-scooters al vele jaren geleden hebben prijs gegeven, weliswaar hebben betwist, maar met een volstrekt onvoldoende motivering. Het ontbreken van een eigen plaats in de markt maakt dat deze Kymco-scooters het onderscheidend vermogen missen dat hen vatbaar zou maken voor verwarringwekkende nabootsing.

(…) 5.3 Het hof is echter ook van oordeel dat het nabootsen, zelfs het "gekwalificeerd" nabootsen van de vormgeving van de Kymco-scooters onder de omstandigheden van het geval niet als onrechtmatig kan worden beschouwd, nu Kymco C.S. geen aanspraak kunnen maken op enig exclusief recht op die vormgeving en (gelet op het voorgaande) verwarringsgevaar niet kan worden aangenomen. (…)

Lees het arrest hier of hieronder: 

IEF 8295

Kort Begrip Voetbal

Kort Begrip VoetbalHet is weliswaar maandag, maar verder heeft het alles van een ouderwets vrijdagmiddagbericht: 

Foto’s van het op een van de laatste warme dagen van dit jaar op het Amstelveld in Amsterdam gehouden Kort Begrip Voetbal Toernooi. Een wat curieuze tijdspassering, maar (a) volkomen onschuldig, (b) bijzonder aangenaam en (c) voor herhaling vatbaar – volgens de deelnemers.

Het toernooi was onderdeel van de door Daniël Haije en Moïra Truijens geïnitieerde, wat geheimzinnige, Jong IE Borrel. In de woorden van de organisatie: “Voor degenen die niet bekend zijn met de nobele sport Kort Begrip Voetbal, check Wikipedia Paaltjesvoetbal  en vervang paaltje, of blokje zoals ze in Drenthe zeggen, door een exemplaar van Kort Begrip van het Intellectuele Eigendomsrecht, 7e of 8e druk. Jij zorgt voor jouw exemplaar van Kort Begrip, wij zorgen voor een voetbal en een passende trofee voor de winnaar. Lijkt ons: een goeie deal.”

Ludiek hoor, zullen zij die niet uitgenodigd waren waarschijnlijk verzuchten, maar sic transit gloria mundi nu eenmaal. Om Hunter S. Thompson te citeren (The Rum Diary): "All manner of men came to work for the News: everything from wild young Turks who wanted to rip the world in half and start all over again to tired, beer- bellied old hacks who wanted nothing more than to live out their days in peace before a bunch of lunactics ripped the world in half."

Naar verluid is er binnenkort weer een nieuwe editie van de Jong IE Borrel, denkelijk mét bijpassende activiteit en '100% PAGO-vrij'. Belangstellenden voor het geregeld terugkerend lezingloos samenzijn dat Jong IE Borrel heet, ontvangen wellicht rechtstreeks of viavia een uitnodiging. Foto's hieronder:

 

 

IEF 8294

Over het voornemen van Buma/Stemra (kamerstukken)

Nog even de kamerstukken met betrekking tot de recente Buma/embeddenaffaire:

- Kamerstuk 29838, nr. 21, 2009-2010   2e Kamer:  Auteursrechtbeleid; Brief staatssecretaris over voornemen van Buma/Stemra om per 01-01-2010 een heffing in te voeren op het particuliere gebruik van muziekvideo's op internet.

Lees de brief hier.

- Vraagnr. 2009Z19227, Kamervragen 2009-2010   2e Kamer:  Vragen van de leden Van Vroonhoven-Kok en Atsma (beiden CDA) aan de ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de nieuwe regels van Buma/Stemra. (Ingezonden 19 oktober 2009)

- Vraagnr. 2009Z18090   Kamervragen 2009-2010   2e Kamer:   Vragen van de leden Omtzigt en Van Vroonhoven-Kok (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Justitie over het voornemen van Buma/Stemra om iedereen die een muziekfragment op zijn website heeft staan ten minste 130 euro in rekening te brengen. (Ingezonden 6 oktober 2009)

Lees de kamervragen hier en hier.

IEF 8293

De naam wordt geassocieerd met de locatie

Vzr. Rechtbank Groningen, 23 oktober 2009, LJN: BK1114, W.H. Entertainment B.V. tegen Gedaagden
 
Handelsnaamrecht. Stukgelopen samenwerking. Eisers, de voormalige exploitanten van “Nightclub De Woeste Hoeve” vertrekken, kort gezegd, uit huurpand dat vervolgens wordt verhuurd aan derden die er de “Day & Nightclub De Woeste Hoeve” exploiteren. Eisers maken bezwaar, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de handelsnaam is gekoppeld aan de onderneming en niet aan de ondernemer.

4.2.  De vraag die als eerste ter beantwoording voorligt is of de handelsnaam rust op de plaats waar de activiteiten worden ontplooid of dat hij berust bij de exploitant van die activiteiten. Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende elementen van belang.
 De functie van de handelsnaam is de identificatie van de onderneming, waaraan de handelsnaam is verbonden. Slecht onder zeer bijzondere omstandigheden kan een handelsnaam gekoppeld zijn aan een persoon, bijvoorbeeld wanneer dit een landelijk bekend persoon is.
 In het onderhavige geval staat vast dat de handelsnaam gerelateerd is aan de exploitatie van een onderneming, een nightclub, in een pand dat ook al voor de tijd dat die onderneming in dat pand werd geëxploiteerd, de naam De Woeste Hoeve droeg. Vaststaat tevens dat ook nu nog hetzelfde bedrijf wordt geëxploiteerd op die plaats. Dezelfde zelfstandigen zonder personeel [zzp’ers] werken er en er wordt eenzelfde soort diensten aangeboden als door [eisers]
 Niet is gesteld noch is anderszins gebleken dat de klanten van de nightclub de naam koppelen aan de [eisers]. Veeleer is uit de stukken en de behandeling ter zitting gebleken dat de naam wordt geassocieerd met de locatie waar de nightclub sinds jaar en dag is gevestigd. Dat rekeningen en correspondentie (ook) geadresseerd zijn aan [eisers] is onvoldoende om te kunnen oordelen dat de handelsnaam primair is gekoppeld aan de persoon van de exploitant.

4.3.  Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de eerste vordering van [eisers] dient te worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8292

Spelers van Ajax in het shirt van Ajax

Rechtbank Amsterdam, 6 mei 2009,  LJN: BK0953, Supportersvereniging "Ajax" tegen A tevens h.o.d.n. A Photography. 
 
Auteursrecht. Vonnis uit mei, nu gepubliceerd op rechtspraak.nl:  “Foto’s van spelers in Ajaxshirt, dwaling. Fotograaf verkoopt al zijn dia's van spelers in Ajaxshirt aan de supportersvereniging van Ajax. Hij biedt enige tijd later foto's van spelers (in het shirt van Ajax) onder zijn naam aan op zijn internetsite. De supportersvereniging legt beslag op bij de fotograaf aangetroffen dia's.

De fotograaf wordt in de onderhavige procedure inbreuk op de auteursrechten van de supportersvereniging verweten. De fotograaf doet tevergeefs een beroep op dwaling. Partijen verschillen voorts van mening over het antwoord op de vraag welke dia's onder de overeenkomst vallen en of de fotograaf als de maker daarvan heeft te gelden.

Uitleg van de overeenkomst leidt ertoe dat alleen dia’s van spelers van Ajax in het shirt van Ajax onder de overeenkomst vallen. Dit betekent dat daaronder niet vallen dia’s van trainers, van een masseur of van spelers die niet in het Ajax-shirt (maar bijvoorbeeld in een trainingspak of met ontbloot bovenlijf) gehuld zijn. Omdat de foto's onder vermelding van de naam van de fotograaf zijn geopenbaard, heeft hij ingevolge artikel 4 van de Auteurswet als de maker te gelden. De fotograaf is er niet in geslaagd dit vermoeden te weerleggen, maar wordt toegelaten tegenbewijs te leveren.”

Lees het vonnis hier. Zie ook: Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2008, IEF 6497.

IEF 8290

Een zogenaamd “essentieel octrooi”

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 juli 2005, rolnummer 02/2947 Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen Furness Logistics Moerdijk B.V. & Princo Digital Disc GmbH c.s  (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey)

Octrooirecht. Nog ongepubliceerd, maar voor de praktijk nuttig vonnis uit 2005 over  essentiële octrooien en de vervaardigingsfictie onder de AntiPiraterijVerondering (APV).

Philips beroept zich i.c. op twee octrooien m.b.t. CD-R’s en CD-RW’s om import door gedaagden in de EG tegen te gaan. Gedaagde Princo vordert in reconventie de vernietiging van de beide octrooien. De rechtbank wijst de vorderingen van Philips toe. Octrooien zijn geldig en “Philips [kan]  aan de hand van die standaard (gecombineerd met de claim dat de discs daarmee compatibel zijn) aannemelijk maken dat aan de kenmerken is voldaan, indien de standaard die dwingend voorschrijft (een zogenaamd “essentieel octrooi”).

Vervaardigingsfictie: 8. De rechtbank is van oordeel dat het systeem van vaststelling of bepaalde goederen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten volgens de nieuwe APV (artikelen 1, 2 en 10 tezamen genomen) tot hetzelfde resultaat leidt als onder de oude APV (artikelen 1 en 6 tezamen genomen, onder welke vigeur de CD-R’s overigens in beslag zijn genomen), ten aanzien waarvan de Hoge Raad overwoog (HR 19 maart 2004, RvdW 2004, 51, IER 2004, 50, Philips/Princo, r.o. 3.5.3.2):

Uit art. 6 lid 2, aanhef en onder b, van de EG-Piraterijverordening volgt dat de goederen die in Nederland "in een situatie als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder a), verkeren" bij de beoordeling van de inbreukvraag bij wege van fictie dienen te worden aangemerkt als goederen die in Nederland zijn vervaardigd.

Overweging 8 van de nieuwe APV stelt die bedoeling evenzeer buiten twijfel (…)

10. Dit één en ander leidt derhalve tot de gevolgtrekking dat indien de vervaardiging van de CD-R’s of CD-RW’s in Nederland octrooi-inbreuk zou opleveren, deze discs alhier door de douane tegengehouden kunnen en mogen worden, ook al zullen deze in sommige landen van de Gemeenschap geen octrooi-inbreuk opleveren, bijvoorbeeld omdat het betreffende octrooi aldaar geen gelding heeft. Ook is krachtens artikel 16 APV (weder)uitvoer naar buiten de Gemeenschap, bijvoorbeeld Zwitserland, verboden (vgl. HvJ EG 6 april 2000, C-383/98).

Voorts richt de verbodsnorm van artikel 16 van de APV zich wel degelijk tot burgers en niet slechts tot de douaneautoriteiten, zoals nog door Princo c.s. is betoogd. Een verordening is immers rechtstreeks toepasselijk in iedere Lid-Staat, zonder nadere implementatie (artikel 249 EG-verdrag), terwijl voorts uit artikel 16 APV niet valt af te leiden dat het slechts tot de Lid-Staten of douaneautoriteiten zou zijn gericht, zodat het in beginsel is te beschouwen als een voor eenieder geldend verbod (vgl. HvJ EG 7 januari 2004, C-60/02, met name r.o. 60). Ook overwegingen 3 en 10 van de APV stroken met die lezing.

11. (…) is voldoende gebleken van dreigende overtreding van de verboden krachtens de (oude en) nieuwe APV, zodat het verbod daartoe jegens hen kan worden toegewezen, mits wordt vastgesteld dat de vervaardiging van de CD-R’s naar Nederlands octrooirecht een inbreuk vormt, waarover hierna. (…)


(…)

Standaard / essentieel octrooi: 49. Ten aanzien van beide octrooien hebben Princo c.s. zich op het standpunt gesteld dat verwijzing naar de CD-R standaard onvoldoende is. Aan Princo c.s. kan worden toegegeven dat inderdaad niet zozeer beslissend is de vraag of de kenmerken van de octrooien zijn terug te vinden in die standaard maar of de CD-R’s (en thans ook CD-RW’s) zoals door Princo c.s. verhandeld, aan die kenmerken voldoen. Niettemin kan Philips wel aan de hand van die standaard (gecombineerd met de claim dat de discs daarmee compatibel zijn) aannemelijk maken dat aan de kenmerken is voldaan, indien de standaard die dwingend voorschrijft (een zogenaamd “essentieel octrooi”). Niet alleen heeft Philips daarmee in beginsel voldaan aan haar stelplicht, bovendien zou daaraan de gevolgtrekking kunnen worden ontleend dat voorshands voldoende aannemelijk is, behoudens door Princo c.s. te leveren tegenbewijs, dat aan de betreffende kenmerken uit de (conclusies van de) octrooien is voldaan. Daarbij komt dat Philips betreffende een aantal kenmerken meetrapporten heeft overgelegd waarvan de experimentele resultaten (uitgezonderd de daaraan te verbinden conclusies) niet, althans niet voldoende steekhoudend zijn betwist

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8289

De begrippen “oorzaak en “onverenigbare beslissingen”

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 oktober 2009, HA ZA 09-1279, Go Fast Sports & Beverage Company & Go Fast Sports Nederland B.V. c.s. tegen Go Fast Sport Benelux N.V.

Merkenrecht. Go Fast energy drinks (zie ook Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 8 december 2008, IEF 7519). Per abuis onvermeld gebleven vonnis in incident van begin oktober (met dank aan Neeltje Beens, Lawton voor de herinnering). De rechtbank schorst de procedure voor zover de vorderingen inbreuken op de Gemeenschapsmerken
betreffen in afwachting van een in kracht van gewijsde gegane beslissing van de Belgische rechter aangaande die Gemeenschapsmerken en bepaalt dat de zaak daarna door een der partijen weer kan worden opgebracht. Geen aanhouding voor het resterende deel van de zaak.

Rechtsmacht: 4.2. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen. (…)

4.3. Het gegeven dat ook in België een procedure aanhangig is tussen Go Fast en GFSB kan, anders dan GFSB en [X] onder verwijzing naar artikel 27 EEX-Vo betogen, niet leiden tot een ander resultaat. Gesteld noch gebleken is namelijk dat de vorderingen in die procedure (mede) zijn gebaseerd op de activiteiten van GFSB of [X] in Nederland. Dat de vorderingen in België (mede) zijn gebaseerd op de in de dagvaarding genoemde activiteiten van GFSB in Nederland is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook niet aannemelijk omdat de procedure in België al aanhangig was voordat de gestelde activiteiten hebben plaatsgevonden en Go Fast na constatering van die Nederlandse activiteiten direct procedures in Nederland aanhangig heeft gemaakt, waaronder de onderhavige procedure. Dat de Nederlandse activiteiten onderdeel uitmaken van de Belgische procedure blijkt bovendien niet uit de stukken uit die procedure die partijen hebben overlegd.

Gelet op een en ander kan niet worden volgehouden dat de vorderingen in België op dezelfde oorzaak berusten in de zin van artikel 27 lid 2 EEX-Vo. Het begrip ‘oorzaak’ in de zin van die bepaling omvat namelijk onder meer de feiten die tot staving van de vordering worden aangevoerd (HvJ EG 6 december 1994, NJ 1995, 569, Tatry, r.o. 39). De feiten in deze zaak zijn niet hetzelfde als de feiten in de Belgische zaak.

Schorsing: 4.4. Niet in geschil is dat in voornoemde Belgische procedure in reconventie nietigverklaring van de Gemeenschapsmerken van Go Fast is gevorderd. Dat gegeven brengt op grond van artikel 104 GMVo mee dat de onderhavige procedure moet worden geschorst ten aanzien van de vorderingen betreffende inbreuken op die Gemeenschapsmerken, te weten de vorderingen tegen GFSB voor zover die zijn gebaseerd op inbreuken op de Gemeenschapsmerken en de eventuele vorderingen tegen [X] voor zover die zijn gebaseerd op de stelling dat [X] de inbreuken door GFSB op de Gemeenschapsmerken van Go Fast bevordert of toelaat.

4.5. Artikel 104 GMVo verplicht niet tot schorsing van het resterende deel van de zaak, te weten de vorderingen betreffende de inbreuken op auteursrechten, inbreuken op handels naamrechten, slaafse nabootsing door GFSB en de betrokkenheid van [X] daarbij. Artikel 104 GMVo is namelijk alleen van toepassing ten aanzien van op Gemeenschapsmerken gebaseerde vorderingen zoals bedoeld in artikel 96 GMVo. 

Aanhouding:  4.6. De rechtbank is met Go Fast van oordeel dat, voor zover de procedure niet wordt geschorst op grond van artikel 104 GMVo, het aanhangig zijn van voornoemde procedure in België geen grond is voor aanhouding van de procedure krachtens artikel 28 EEX-Vo. De procedure kan op grond van die bepaling alleen worden aangehouden indien er sprake is van samenhangende vorderingen, dat wil zeggen van vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven (art. 28 lid 3 EEX-Vo).

Het risico op onverenigbare beslissingen bestaat uitsluitend indien het geschil is gebaseerd op eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens. Dat volgt uit de beslissing van het Hof van Justitie in de zaak Roche-Primus (HvJ EG 13 juli 2006, C-539/03, NJ 2008, 76). Die beslissing had weliswaar betrekking op de uitleg van artikel 6 lid 1 van het EEX-Verdrag, maar het Hof geeft in zijn uitspraak uitdrukkelijk aan dat de uitleg ook geldt indien het begrip “onverenigbare beslissingen” op dezelfde wijze zou moeten worden uitgelegd als artikel 22 van het EEX-Verdrag. De laatstgenoemde bepaling is de voorganger van artikel 28 EEX-Vo en moet naar het oordeel van de rechtbank op dit punt hetzelfde worden uitgelegd als artikel 22 EEX-Verdrag (en dus ook als artikel 6 lid 1 EEX-Verdrag). 

4.7. Gelet op het voorgaande hebben GFSB en [X] onvoldoende aangevoerd voor hun beroep op artikel 28 EEX-Vo. Afgezien van de gestelde inbreuken op de Gemeenschapsmerken is immers gesteld noch gebleken dat er sprake is van een risico op onverenigbare beslissingen. In het bijzonder hebben GFSB en [X] niet inzichtelijk gemaakt dat de zaak in België eenzelfde situatie feitelijk en rechtens betreft. Dat die situatie rechtens hetzelfde is, is ook niet aannemelijk, aangezien, zoals hiervoor al is vastgesteld, de procedures betrekking hebben op de activiteiten van gedaagden in verschillende landen en het recht van die landen op het gebied van het auteursrecht, handelsnaamrecht en slaafse nabootsing niet (volledig) is geharmoniseerd. De activiteiten van gedaagden in Nederland die in de onderhavige procedure moeten worden beoordeeld, zijn dus niet onderworpen aan (precies) dezelfde regels als de activiteiten van gedaagden in België die in de Belgische procedure worden beoordeeld. Daarbij weegt mee dat blijkens voornoemd Roche-Primus-arrest er strenge eisen moeten worden gesteld aan de mate van harmonisering om van eenzelfde situatie rechtens te kunnen spreken.

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8288

De wettelijke voorschriften daarover in de Seychellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 22 oktober 2009, LJN BK1067, KG ZA 09-1809, Stichting BREIN tegen Reservella (met dank aan Ernst-Jan Louwers,  Louwers IP|Technology Advocaten).

Auteursrecht. Pirate Bay-zaak. Voor de liefhebber van procesrecht en verre eilanden.

24. Onvoldoende is gebleken dat de betekende dagvaarding gedaagde ook daadwerkelijk heeft bereikt, laat staan dat is gebleken dat dit zo tijdig is gebeurd dat gedaagde in de gelegenheid is geweest om behoorlijk verweer te voeren. De e-mail van 6 oktober 2009 is daartoe onvoldoende omdat niet kon worden geverifieerd dat die e-mail is verstuurd namens gedaagde. Evenmin is gebleken dat eiseres bij de betekening m de dagvaarding aan gedaagde heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften daarover in de Seychellen. Op grond van artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag kan daarom thans nog geen verstek worden verleend tegen de niet verschenen gedaagde, tenzij aan het bepaalde in lid 3 toepassing kan worden gegeven. Ingevolge het derde lid van dat artikel belet het bepaalde in dat artikel immers niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen worden genomen. Op grond van artikel 15 lid 3 kan de voorzieningenrechter dan ook in een kort geding verstek tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde verlenen zonder dat "in spoedeisende gevallen" behoeft te blijken dat aan de voorwaarden van artikel 15 is voldaan.

2.5. Eiseres heeft gesteld dat met de website The Pirate Bay  veelvuldig en voortdurend op grote schaal inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van de bij haar aangesloten rechthebbenden. Daaruit volgt dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen jegens de eigenaar van The Pirate Bay, dan wel jegens hem of hen die feitelijk leiding geeft of geven aan het technische beheer van die website. Eiseres heeft echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat op de niet verschenen gedaagde één van die hoedanigheden rust of dat die gedaagde als dusdanig kan worden gezien. Daardoor is evenmin aannemelijk dat het nemen van de door eiseres gevraagde  maatregelen jegens de niet verschenen gedaagde tot gevolg zal hebben dat de door eiseres gestelde inbreuk op  auteursrechten en naburige rechten door de website Thee Pirate Bay zal eindigen. In dat geval is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag, zodat in dit kort geding geen verstek zal worden verleend tegen de niet verschenen gedaagde. Dit betekent dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8287

Ter downloaden aangeboden torrents

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 22 oktober 2009, KG ZA 09-1809, Neij c.s. tegen Stichting BREIN (met gelijktijdige dank aan Douwe Groenevelt en Joris van Manen , De Brauw Blackstone Westbroek, Ernst-Jan Louwers,  Louwers IP|Technology Advocaten & Stichting BREIN).

Auteursrecht. Vonnis in verzet. Rechtbank Amsterdam vernietigt eerder verstekvonnis (Rechtbank Amsterdam 30 juli 2009, IEF 8097).  Beroep van eiseres op de nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen, Neij c.s. zijn niet in hun belangen geschaad. “Voorshands [is] aannemelijk dat de bodemrechter (…) zal concluderen dat The Pirate Bay, evenals de rechtbank Utrecht dat heeft gedaan ten aanzien van Mininova, gelegenheid geeft tot het structureel verwijzen naar auteursrechtelijk bescherm materiaal, inbreuken op auteursrechten bevordert en van die inbreuken profiteert.” Geen 1019h proceskosten, nu de vorderingen niet 'op grond van intellectuele eigendomsrechten worden toegewezen'. Een samenvatting in citaten:

5.8. Al met al kan, gelet op de verweren van Neij, Kolmisoppi en Warg in deze verzetprocedure, niet zonder meer worden geconcludeerd dat The Pirate Bay na het downloaden van de torrent een rol speelt in de uitwisseling van de in die torrent omschreven bestanden. Niet duidelijk is geworden welke (verdere) rol The Pirate Bay in de uitwisseling van bestanden speelt. Daarvoor is nader onderzoek vereist naar de technische feiten van de zaak, bijvoorbeeld om de vragen te beantwoorden waar in het BitTorrent Systeem sprake is van uploaden van bestanden met auteursrechtelijk beschermd materiaal en in hoeverre The Pirate Bay daarin een rol speelt. Wet kort geding leent zich niet voor een dergelijk feitenonderzoek. De conclusie is dat thans niet kan worden vastgesteld dat The Pirate Bay de auteursrechten (en de naburige rechten) van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden schendt. Voorshands is daarom onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vordering van Stichting Brein op deze grondslag zal toewijzen.

(…) 5.10. Uit het voorgaande volgt dat voorshands aannemelijk is dat de bodemrechter de subsidiaire stelling van Stichting Brein volgt en zal concluderen dat The Pirate Bay, evenals de rechtbank Utrecht dat heeft gedaan ten aanzien van Mininova, gelegenheid geeft tot het structureel verwijzen naar auteursrechtelijk bescherm materiaal, inbreuken op auteursrechten bevordert en van die inbreuken profiteert.

5.1 1.2. The Pirate Bay stelt haar gebruikers stelselmatig in staat om inbreuk te maken op auteursrechten. ThePirate Bay stelt daartoe torrents  ter download beschikbaar, helpt gebruikers bij het vinden van de gewenste torrent, moedigt gebruikers aan  meer torrents te uploaden en zorgt ervoor dat de torrents bruikbaar zijn voor haar gebruikers. Door deze handelswijze worden de gebruikers beter in staat gesteld om bestanden met auteursrechtelijk beschermd materiaal met elkaar te delen. Daardoor wordt het belang van de auteursrechthebbenden om zelf te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden hun werken de gebruiker bereiken, geschaad.

5.12. Dat de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden schade lijden door de handelwijze van The Pirate Bay is zeer aannemelijk. De voorlopige conclusie is dan ook dat The Pirate Bay onrechtmatig handelt jegens Stichting Brein.

5.19. Gelet op hetgeen onder 5.14 tot en met 5.18 is overwogen is voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter tot de slotsom komt dat Neij, Kolmisoppi en Warg verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het onrechtmatig handelen van The Pirate Bay jegens Stichting Brein.

5.21. De vrijheid van meningsuiting kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving (…) Bij toewijzing van de vorderingen worden de auteursrechten van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden beschermd. Bij een afwijzind kan The Pirate Bay doorgaan met het structureel en voortdurend mogelijk maken van grootschalige inbreuk op die auteursrechten. Een verbod daarop, ook al zou dat inhouden een beperking van de vrijheid van meningsuiting van The Pirate Bay, Dan wel Neij, Kolmisoppi en Warg, is dus proportioneel.

(…)

7.2. Gebiedt Neij, Kolmisoppi en Warg ieder afzonderlijk en gezamenlijk, om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis alle op de websites van The Pirate Bay ter downloaden aangeboden torrents, waarmee bestanden met werken waarop de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden auteursrechten hebben, kunnen worden uitgewisseld te verwijderen en verwijderen te houden op straffe van een dwangsom voor iedere keer dat zij hiermee in strijd handelen van  €5.000,- met een maximum van € 3.000.000,-

7.3. Gebiedt Neij, Kolnisoppi en Warg, ieder afzonderlijk en gezamenlijk, uitvoering te geven aan het gebod onder 7.2 door de op de websites thepiratebay.org, piratebay.org, piratebay.net, piratebay.se, thepiratebay.com, thepiratebay.net rhepiratebay.nu en thepiratebay.se, of andere variaties daarop, de onder 7.2 bedoelde torrents  ontoegankelijk te maken voor internetgebruikers in Nederland, op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat zij hiermee in strijd handelen v an  €5.000,- met een maximum van € 3.000.000,- 

Lees het vonnis hier of hieronder.