Curieuze Merken
In aansluiting op de conclusie van AG HvJ D. Ruiz-Jarabo Colomerin de zaak Uradex, zie hieronder, en ook aardig als bijbericht in de Nederlandse Thuiskopie-affaire: De Belgische rechtenorganisatie Uradex mag dan van de AG geen toestemming nodig te hebben om rechthebbenden te vertegenwoordigen, in de praktijk blijkt dat ze het ook niet nodig vindt om rechthebbenden te betalen:
"Uradex, de vereniging die de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars int en verdeelt, vraagt minister van Economische Zaken Marc Verwilghen haar vergunning niet in te trekken.
Uradex kreeg kritiek omdat ze al jaren rechten int, zonder dat er uitbetalingen aan artiesten plaatsvonden. Sinds kort loopt de uitbetaling vlotter. "Too little, too late", vond Verwilghen. Hij besliste de vergunning van de vereniging in te trekken.”
Lees hier en hier meer. Eerder bericht over Nederlandse Thuiskopie-affaire hier.
Conclusie AG D. Ruiz-Jarabo Colomer, 14 februari 2006, zaak C-169/05. Uradex SCRL tegen Union Professionnelle de la Radio et de la Télédistribution / Société Intercommunale pour la Diffusion de la Télévision (Brutele).
Voorstel voor antwoord op Belgische prejudicieële vragen. Rechtenorganisatie hebben voor vertegenwoordiging geen toestemming nodig van rechthebbenden. Conclusie is nog niet beschikbaar in het Nederlands.
Vraag: Ist Artikel 9 Absatz 2 der Richtlinie 93/83/EWG des Rates vom 27. September 1993 zur Koordinierung bestimmter urheber- und leistungsschutzrechtlicher Vorschriften betreffend Satellitenrundfunk und Kabelweiterverbreitung dahin auszulegen, dass eine Verwertungsgesellschaft, die als bevollmächtigt gilt, die Rechte eines Urheberrechtsinhabers oder Inhabers verwandter Rechte, der die Wahrnehmung seiner Rechte keiner Verwertungsgesellschaft übertragen hat, wahrzunehmen, nicht das Recht dieses Inhabers, einem Kabelunternehmen die Erlaubnis zur Kabelweiterverbreitung einer Sendung zu erteilen oder zu verweigern, ausüben kann, da sie nur mit der Wahrnehmung der Rechte des Inhabers in finanzieller Hinsicht beauftragt ist?
Antwoord: Wenn sich schließlich Inhaber, die keine besondere Gesellschaft bevollmächtigt haben, separat einem über Kabel verbreiteten Fernsehprogramm widersetzen könnten, indem sie andere Gründe vorbringen als die, die in der kollektiven Vereinbarung berücksichtigt worden sind, oder ihre Zustimmung ungeachtet der gemeinsam vereinbarten Bedingungen geben könnten, würde die Rechtsunsicherheit auf dem Sektor fortbestehen, und der Gemeinschaftsnorm wäre jede praktische Wirksamkeit genommen.
Artikel 9 Absatz 2 der Richtlinie erlaubt der Gesellschaft, die als bevollmächtigt gilt, die Rechte der Inhaber zu verwalten, die keine bestimmte Organisation ausdrücklich beauftragt haben, die Zustimmung zur Verwertung der Werke und Leistungen dieser Inhaber zu erteilen. Lees de conclusie hier.
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 februari 2006, LJN: AV1600. Novartis Pharma B.V. tegen Sanofi Winthrop Bristol- Myers Squibb V.O.F.
Executiegeschil. Oorspronkelijk geschil betrof een aan Novartis opgelegd verbod (CGR en Rechtbank Den Bosch) om bepaalde reclame-mededelingen te doen met betrekking tot het geneesmiddel Diovan.
Kort samengevat: In KG wordt in eerste aanleg een verbod met dwangsommen opgelegd. Dwangsommen kunnen pas verbeurd worden nadat de uitspraak waarbij zij zijn opgelegd is betekend aan de veroordeelde. Dit is gebeurd. Tegen het KG-vonnis wordt hoger beroep ingesteld. In hoger beroep wordt de veroordeling met dwangsom in eerste aanleg inhoudelijk bekrachtigd, maar wordt de dwangsomveroordeling, met een kleine wijziging, in het dictum opnieuw geformuleerd (dus ipv een simpele bekrachtiging van het vonnis in eerste aanleg).
De vraag is nu of dit arrest voor de verbeurte van dwangsommen ook weer had moeten worden betekend. Bij een pure bekrachtiging is dit niet nodig, maar omdat in dit geval volgens het Hof sprake is van een nieuwe dwangsomveroordeling, had dit arrest wél betekend moeten worden. Dwangsommen zijn dus niet verbeurd. Lees het arrest hier.
Wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten).
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 14 februari 2006 als hamerstuk afgedaan. Lees hier meer over de aangenomen wijziging.
Voor wie alleen maar heel erg nieuwsgierig wordt van geanonimiseerde vonissen bericht de Tubantia uitgebreid over de partijen in de hier eerder besproken Poolse glaskunst-zaak.
“Het Rijssense bedrijf Palma Products mag 26 glaswerkproducten, uiteenlopend van asbakken tot karaffen, gewoon blijven verkopen. Dat heeft de Almelose rechtbank beslist in een kort geding dat werd aangespannen door Bender Delft, de importeur van het Poolse merk Krosno. Bender ontwerpt ook zelf glaswerk dat in Polen wordt vervaardigd en eveneens onder de merknaam Krosno wordt verkocht. Volgens Bender verkoopt Palma Krosno-kopieën die herkenbaar zijn aan de dikke bodem met daarin een luchtbel. Het Rijssense bedrijf wist rechter G.J. Stoové er van te overtuigen dat Bender geen alleenrecht kan doen gelden op die dikke bodem met luchtbel.” Lees hier meer.
Gerechtshof Den Haag, 10 november 2005, rolnr. 05/163. H. Oosterveer / Jazzkids B.V tegen Quinten van de Vrie / Quint Fun Racers B.V. Arrest in lang- en hoogoplopend geschil (zie eerdere berichten hier).
Deze zaak betreft een executiegeschil tussen Jazzkids en Quint Fun Racers. In kort geding (vznr. Den Bosch, 24 augustus 2004) is Jazzkids geboden elke inbreuk op de modelrechten (op een driewieler) van Quint Fun Racers te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter: "5.1. veroordeelt gedaagden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis elk gebruik van de door hen thans aangeboden driewielers, of enig andere driewieler die bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan de driewieler van eisers, dan wel een kopie van de driewieler van eisers, te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom". Tevens zijn een groot aantal nevenvorderingen toegekend.
Jazzkids heeft na deze veroordeling een nieuw model driewieler ontwikkeld. Quint Fun Racers is van mening dat deze driewieler het negatieve gebod van de voorzieningenrechter overtreedt en start een executiegeschil. De voorzieningenrechter in het executiegeschil overweegt dat (zie vonnis hier):
" (…) voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de na het wijzen van het vonnis door eisers ontwikkelde Jazzy bij de geïnformeerde gebruiker dezelfde indruk wekt als de ZigZag driewieler van gedaagden danwel dat de Jazzy een kopie is van de driewieler(s) van gedaagden."
Ook heeft Jazzkids, volgens de voorzieningenrechter, niet aan alle nevenvorderingen voldaan. Er wordt geconstateerd dat dwangsommen verbeurd zijn door Jazzkids. Jazzkids gaat in hoger beroep. Met succes want het hof te Den Haag is een andere mening toegedaan:
"5. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in zijn vonnis van 24 augustus 2004 de vorderingen heeft toegewezen 'als zijnde terecht gebaseerd op het modelrecht' (rov. 4.12). De overige grondslagen van de vorderingen heeft de voorzieningenrechter buiten beschouwing gelaten."Quint Fun Racers heeft enkel modelrechten voor de Triker I en II. Het nieuwe model van Jazzkids vertoont echter geen overeenstemming met de Triker I en II, maar met de ZigZag (een ander model driewieler van Quint Fun Racers). "
9. (…) ten overvloede overweegt het hof dat niet is gebleken dat de ZigZag-driewieler (…) als model is gedeponeerd. Aan de ZigZag komt dus uit hoofde van het modelrecht geen bescherming toe. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis (…) dan ook ten onrechte geoordeeld dat Jazzy dezelfde indruk wekt als de ZigZag dan wel een kopie daarvan is en daarom een 'inbreukmakende driewieler' is.
Wellicht verkeerde hij in de veronderstelling dat de voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch in zijn vonnis van 24 augustus 2004 zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd op een aan (Quint Fun Racers) toekomend auteursrecht op de ZigZag. (…) heeft de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch zijn beslissing evenwel uitsluitend gebaseerd op het modelrecht. Laatstgenoemde heeft ook uitdrukkelijk in het midden gelaten of op de ZigZag auteursrecht rust. Aan een onderzoek van de ZigZag komt het hof dus evenmin toe." Met betrekking tot de nevenvorderingen oordeelt het hof dat de meeste grieven van Quint Fun racers ongegrond zijn. Er zijn dwangsommen verschuldigd, maar de omvang moet opnieuw berekend worden door Quint Fun Racers.
Het hof geeft dit tussenarrest en verwijst de zaak verder naar de rol voor memorie na tussenarrest.
Zie voor arrest hier.
Via Solv.nl: Noot Mr Marieke Berghuis bij Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 augustus 2005, Allergan/Basic Research c.s (Better than Botox?).
“Overigens is het nog opvallend te noemen dat de rechter geen uitspraak doet over zijn bevoegdheid, maar over materiële onrechtmatigheid. Ook had de voorzieningenrechter, als daar althans een beroep op was gedaan, kunnen besluiten zich onbevoegd te verklaren. Eiseres had niet veel andere mogelijkheden gehad dan de internationale bevoegdheid te baseren op artikel 6 sub d Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering. In dit artikel is bepaald dat de Nederlandse rechter bevoegd is, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan.
Gezien het – nogal Amerikaanse – feitencomplex, had de voorzieningenrechter net zo stellig als dat hij onrechtmatigheid afwijst, kunnen betogen dat de schadeveroorzakende handeling niet in Nederland heeft plaatsgevonden – en evenmin in Nederland schadelijk inwerkt op Allergan. Aangezien deze zaak nauwelijks met de “rechtssfeer van Nederland” verbonden is, is een verklaring van onbevoegdheid mijns inziens dan ook zuiverder.” Lees de volledige noot hier. Lees het vonnis hier.
Wat oudere beschikking in appel in handelsnaamzaak. Hof bevestigt eerdere beschikking van kantonrechter dat de handelsnaam Eemland Express verwarringwekkend overeenkomt met Eemland Reizen.
Stadsvervoer Nederland wil op haar bussen en in de dienstregeling naast haar handelsnaam 'Stadsvervoer Nederland' de aanduiding 'Eemland Express' te vermelden. Eemland Reizen vreest verwarring en verzoekt de rechter Stadsvervoer te bevelen het gebruik van 'Eemland Express' te staken. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Stadsvervoer komt tevergeefs in beroep.
De eerste grief van Stadsvervoer is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de naam Eemland Express als handelsnaam wordt gebruikt. Zij stelt dat de naam uitsluitend gebruikt wordt ter aanduiding van haar haar diensten. Het Hof bekijkt de foto's van de bussen van Stadsvervoer en oordeelt:
"De zijkanten van de bussen (waarop prominent 'Eemland Express' is aangebracht, red) beslaan een groot oppervlak en zijn ook het meest zichtbaar. In het licht hiervan is het hof van oordeel dat het publiek de aanduiding 'Eemland Express zal opvatten als de naam van de onderneming die de dienst verricht en niet als aanduiding van de dienst zelf, te weten openbaar vervoer in het oostelijk deel van de provincie Utrecht.
Grief 2 betreft het gebruik van de geografische aanduiding Eemland. Stadsvervoer stelt hierover dat het eenieder vrij moet staan deze aanduiding te gebruiken als handelsnaam.
Het Hof is van oordeel dat 'Eemland' als het kenmerkende deel van beide handelsnamen moet worden aangemerkt. De woorden 'Express' en 'Reizen' zijn algemener; zij hebben beide betrekking op vervoer en hebben in die zin een gelijksoortige betekenis. Het Hof overweegt dat in dit verband 'Eemland' voldoende onderscheidend vermogen heeft, zeker nu het hier een handelsnaam betreft. Beide ondernemingen bieden als dienst personenvervoer met bussen aan, deels - naar onvoldoende is weersproken - in dezelfde regio van Nederland. Het vorenstaande in aanmerking genomen is het Hof van oordeel dat bij het publiek gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten.
Lees beschikking hier
Wat oudere beschikking in appel in handelsnaamzaak. Hof bevestigt eerdere beschikking van kantonrechter dat de handelsnaam Eemland Express verwarringwekkend overeenkomt met Eemland Reizen.
Stadsvervoer Nederland wil op haar bussen en in de dienstregeling naast haar handelsnaam 'Stadsvervoer Nederland' de aanduiding 'Eemland Express' te vermelden. Eemland Reizen vreest verwarring en verzoekt de rechter Stadsvervoer te bevelen het gebruik van 'Eemland Express' te staken. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Stadsvervoer komt tevergeefs in beroep.
De eerste grief van Stadsvervoer is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de naam Eemland Express als handelsnaam wordt gebruikt. Zij stelt dat de naam uitsluitend gebruikt wordt ter aanduiding van haar haar diensten. Het Hof bekijkt de foto's van de bussen van Stadsvervoer en oordeelt:
"De zijkanten van de bussen (waarop prominent 'Eemland Express' is aangebracht, red) beslaan een groot oppervlak en zijn ook het meest zichtbaar. In het licht hiervan is het hof van oordeel dat het publiek de aanduiding 'Eemland Express zal opvatten als de naam van de onderneming die de dienst verricht en niet als aanduiding van de dienst zelf, te weten openbaar vervoer in het oostelijk deel van de provincie Utrecht.
Grief 2 betreft het gebruik van de geografische aanduiding Eemland. Stadsvervoer stelt hierover dat het eenieder vrij moet staan deze aanduiding te gebruiken als handelsnaam.
Het Hof is van oordeel dat 'Eemland' als het kenmerkende deel van beide handelsnamen moet worden aangemerkt. De woorden 'Express' en 'Reizen' zijn algemener; zij hebben beide betrekking op vervoer en hebben in die zin een gelijksoortige betekenis. Het Hof overweegt dat in dit verband 'Eemland' voldoende onderscheidend vermogen heeft, zeker nu het hier een handelsnaam betreft. Beide ondernemingen bieden als dienst personenvervoer met bussen aan, deels - naar onvoldoende is weersproken - in dezelfde regio van Nederland. Het vorenstaande in aanmerking genomen is het Hof van oordeel dat bij het publiek gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten.
Lees beschikking hier