Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
20.046 artikelen gevonden
IEF 1213

In favour of humans (2)

Niet alleen het printen van octrooien wordt ons makkelijker gemaakt (zie eerder bericht hier), het BMB meldt vandaag in een rondgestuurde e-mail dat ook het online register van het Bureau vanaf 1 januari 2006 aanzienlijk wordt verbeterd:

Publicatie via BMB-online gaat dagelijks plaatsvinden (nu maandelijks) ten aanzien van depots, registraties, mutaties en vernieuwingen. Verder zijn de zoekmogelijkheden uitgebreider en de printmogelijkheden beter. Een ander belangrijk voordeel is ook dat verwezen wordt naar Internationale en Europese merken, die geldig zijn in de Benelux. Dit gaat aanvankelijk via een link, maar het is de bedoeling dat deze informatie in de toekomst geïntegreerd wordt. De dagelijkse publicatie op BMB-online geldt met ingang van 1 januari 2006 tevens als de officiële publicatie.

IEF 1212

Anoniem domein

Het College Bescherming Persoonsgegevens is van mening dat de registratie van een domeinnaam eenvoudig anoniem moet kunnen, meldt nu.nl. Nut en noodzaak voor algemene toegang tot de gegevens van de beheerder van een internetdomein ontbreken, verklaarde J. Broekema donderdag op zijn voorlaatste dag als lid van het CBP.

Broekema meent dat er geen directe aanleiding is om de domeininformatie voor iedereen beschikbaar te maken zoals de SIDN al jaren doet. Het is volgens het CBP niet de bedoeling dat alles van het ene op het andere moment in een kluis verdwijnt, maar het moet voor belangstellenden eenvoudig zijn om hun persoonsinformatie verborgen te houden.

Of e.e.a. volgens het CPB ook zou moeten gelden voor merk-, model-, en octrooiaanvragen en-registraties blijkt niet uit het bericht. Ook wordt niet duidelijk hoe na de door het CBP voorgestelde aanpassing bijv. merkhouders in staat worden gesteld inbreukmakende domeinnaamhouders op te sporen en te dagvaarden. Lees hier iets meer.

IEF 1211

pseudo-anagram

O.a. Adformatie bericht dat Coca-Cola en Pepsi ruzieen over de naam Ipsei, het nieuwe drankje van Coca-Cola met rode druiven en rooibos. Pepsi wil dat de concurrent die naam niet langer gebruikt. Om Coca-Cola te dwingen de naam te schrappen, is er morgen een kort geding in Den Haag. Pepsi vindt dat Ipsei op verwarringwekkende wijze overeenstemt met Pepsi. Lees hier iets meer.
IEF 1210

Buma.eu

Artikel Kamiel Koelman, gepubliceerd in AMI 2005, p. 191-196: Op naar de Euro-Buma(s): de Aanbeveling van de Europese Commissie over grensoverschrijdend collectief rechtenbeheer. In juli 2005 publiceerde de Europese Commissie een studie waarin zij haar plannen uiteenzet over de toekomst van het collectieve beheer van rechten voor online muziekgebruik.

De Europese Commissie wil het collectieve beheer van rechten voor online muziekgebruik flink op de schop nemen, maar beperkt zich vooralsnog tot de niet dwingende soft-law van een Aanbeveling. Het is moeilijk te voorspellen waartoe het zal leiden, indien alle aanbevelingen zouden worden gevolgd. Vooral (grote) muziekuitgevers en platenmaatschappijen zouden er waarschijnlijk van profiteren. Het is minder aannemelijk dat individuele auteurs en artiesten baat hebben bij de regels van de Aanbeveling, maar mogelijk is dit wel. Of online muziekgebruikers straks beter af zijn valt te betwijfelen. Lees gehele artikel hier.

IEF 1209

In favour of humans

Bijzonder goed nieuws voor wie wel eens eens Europees octrooi moet uitprinten:  “We are pleased to announce that from 4 November 2005, esp@cenet will feature full document printing and downloading. One of the major considerations in offering this service was to make sure that it was "bombproof", ie that demand on the EPO systems would not exceed the capacity to deliver. After all, our users currently download 11 million pages per week, albeit not at one time!

We were concerned that full document downloads and printing might encourage gleeful esp@cenetters to start printing and downloading in earnest, and this might have put an intolerable strain on the system. We are now satisfied that we have the right technical solution (users must assemble and collate the pages of a document before downloading it), and a screening system to discriminate against automated document retrieval in favour of humans (when requesting a download, users have to type in a graphically displayed keyword in response to a prompt).” Lees hier meer.

IEF 1208

Financiële duidelijkheid

Minister Zalm (Financiën) bekijkt of het mogelijk is kredietaanbieders te verplichten in hun commercial op radio en tv meteen duidelijk te maken wat de financiële gevolgen zijn van het afsluiten van de lening. Lees hier meer.

IEF 1207

Rede van Reding

Over het hoofd gezien: redevoering van Viviane Reding, European Commissioner for Information Society and Media over Europe, the media and European media policy, gehouden in Berlijn op 26 september 2005. Redening schetst de Europese toekomst van subliminale reclame, product placement en reclameverboden.

"Ladies and gentlemen, let me make it clear once and for all: as long as I am Commissioner for media policy, there will be no proposals from Brussels for new advertising bans. I will certainly not, for example, allow the advertising of alcohol to be banned.

Nobody should expect me as European Commissioner for the media to follow my liberal course on advertising regulation only with regard to the print media. Consumers, readers, viewers and Internet surfers are entitled to make up their own minds as regards all ways of using the media. Anyone asking me to defend the print media against advertising bans but to maintain outdated restrictions on television advertising is knocking at the wrong door. And they would be acting against their own interests. The tobacco advertising ban shows it is very likely that advertising restrictions applicable to the audiovisual media will at some time be carried over to other media.

This brings us to the final part, the issue of surreptitious advertising and product placement which is currently the subject of heated debate in Germany. Since 1989, surreptitious advertising has been banned in all EU countries under the EU Television Directive. This ban is an important European media policy achievement as it forbids the television viewer from being deliberately misled by the television broadcaster. To avoid any misunderstandings right from now: surreptitious advertising on television has been prohibited since 1989 and will remain so in future under the modernised Television Directive on which we are presently working.

For some years, however, there has been something in the European media landscape which we have known about for a long time from American films but which is very poorly covered by existing statutory regulations: this is the issue of product placement. Product placement raises difficult practical and legal questions for the media supervisory authorities. How, in terms of media law for example, do we rate the BMW which was so often and so prominently visible in the latest James Bond films? And what about the Lotus Esprit which during the first ten minutes of “Pretty Woman” appears – much to my personal regret – more times than Richard Gere? Imagine the headline announcing a decision: “The European Commission bans James Bond films from Europe’s television screens” – now that really would put Brussels on the front pages of the daily newspapers in all 25 EU countries!

But seriously, product placement today occurs in a grey legal area. Not all product placement is covered by the EU-wide definition of surreptitious advertising. According to the Television Directive, surreptitious advertising only exists when three cumulative requirements are met: first, it must be shown that the television broadcaster’s action is deliberate; second, the television broadcasters’ action must be intended to achieve an advertising effect; and, third, there must be a risk of the public being misled as regards the purpose of mentioning or showing the product.

In the case of the James Bond film, it is not the action of the television broadcaster showing the film which is deliberate but rather the action of the Hollywood studio where the film was made. As it is, it is doubtful whether there is any advertising effect when a BMW is cut up into small pieces using a circular saw, as one was in the film “The world is not enough”– a scene BMW opponents took great pleasure in disseminating over the internet saying: “This is the proper way to treat a BMW”. Finally, how daft do we think viewers are if we think this placement of a BMW will mislead them? As you see, much of this is unclear, and two media legal experts are quite likely in such cases to have three different opinions on the subject.

This lack of legal certainty is one of the reasons why the European Commission has been addressing the issue of produce placement since 2003 and has consulted the whole of Europe and received very many informative comments, including from journalists’ associations and the print media. The lack of legal certainty is increased by the fact that most EU countries do not have any statutory regulation of produce placement, but leave the issue to broadcasting organisations themselves or to the judgments of the courts, which makes it extremely difficult to manage this issue from one country to another. In the comments sent to the Commission, European film producers complain that they are at a considerable disadvantage compared with their US competitors because of the unclear legal situation in Europe. US films may be financed through produce placement, while in Europe, where the film industry has to struggle hard against US competition as it is, the legal situation differs from one country to another and it is often unclear whether such financing is legal or not.

In my view, the European Commission must create legal certainty. We must introduce a legal regulation to make it clear what surreptitious advertising is and when product placement may exceptionally be legal. Such a regulation should, in my view, strike a balance between three important public interest objectives: protection of the consumer against being misled; boosting the competitiveness of the European contents industry; and preserving the independence of editors.

The Commission has not yet taken a final decision. I could however imagine a regulation which prohibits any form of product placement in news programmes, reports and documentaries where protection of the independence of the editorial content must have absolute priority in the interests of free reporting. Conversely, I can imagine product placement being allowed in the fictional area – cinema films, television films and television series – provided viewers are clearly informed.

Anyone who looks at the legal situation in Austria will soon see that such statutory rules are quite possible without this being the beginning of the end of the western world as we know it. Furthermore, the distinction, to which I referred, between news and information programmes, on the one hand, and fiction, on the other, would also ensure that the spillover sometimes feared onto the print media would be extremely limited from the very start. The print media must take account of a further new development in the EU: since 11 May 2005, the EU Directive on unfair business practices prohibits so-called “advertorials” throughout Europe, which at least clearly regulates the legal situation for the print media." Lees hier meer.

IEF 1206

Redelijke vergoeding

Kamervragen met antwoord, nr. 320, 2e Kamer. Vragen van het lid Örgü (VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, over de toegang tot de publieke voetbalbeelden. (Ingezonden 18 oktober 2005) ; antwoord.
 
Vraag: Heeft de directeur van de NOS wederom aangegeven te menen dat de NOS het voetbalbeeldenarchief niet voor een redelijke vergoeding aan derden hoeft open te stellen? Antwoord: De directeur van de NOS heeft mij laten weten dit niet te hebben aangegeven.

Vraag: Herinnert u zich uw antwoorden op mijn eerdere vragen terzake? Zo ja, bent u nog steeds van mening dat de NOS, die zich nu op het standpunt stelt de beelden pas te willen leveren als zij in ruil van de Eredivisie CV korte flitsen krijgt van wedstrijden uit de huidige voetbalcompetitie, geen onredelijke barrières opwerpt voor de beschikbaarheid van de beelden in haar sportarchief?

Antwoord: Ja. De NOS en de Eredivisie CV (ECV) hebben mij de volgende informatie verschaft. De NOS en de ECV hebben gesproken over wederzijdse toegang tot elkaars beeldmateriaal. In het kader van een dergelijke uitwisseling zullen de ECV en haar mediapartners, waaronder Talpa, beelden krijgen uit het voetbalarchief van de NOS en wenst de NOS vanaf een bepaald moment toegang tot beelden van het Eredivisievoetbal. Voordat een dergelijke afspraak geïmplementeerd kan worden moet de ECV tot afstemming komen met haar mediapartners en de clubs. De ECV is hierover gunstig gestemd maar wijst er wel op dat voornoemde constructie afhankelijk is van de medewerking van veel partijen. Indien dit niet zal leiden tot een bevredigende oplossing, dan wil de ECV met de NOS afspraken maken om op een andere wijze (dan door middel van uitwisseling van beeldmateriaal) toegang tot het archief te verkrijgen. De NOS wil eerst de uitkomst van de gewenste uitwisseling afwachten.
Mijns inziens worden er op dit moment geen onredelijke barrières voor de beschikbaarheid van archiefmateriaal door de NOS opgeworpen.

Vraag: Deelt u de mening dat de NOS niet de “welwillende houding ten aanzien van het gebruik van haar archiefmateriaal” heeft die u in juli van dit jaar bespeurde?
 
Antwoord: Ik verwijs naar het antwoord op de voorgaande vraag.

Vraag: Bent u bereid de NOS kenbaar te maken derden tegen een redelijke vergoeding toe te laten tot de archiefbeelden? Zo neen, waarom niet?

Antwoord: Op grond van het bovenstaande zie ik hier op dit moment geen aanleiding toe.

IEF 1205

Aanvallende reclamecampagnes

Kamervragen met antwoord, nr. 318, 2e Kamer.  Vragen van de leden Bakker (D66) en Aptroot (VVD) aan de minister van Economische Zaken over Route Mobiel (Ingezonden 18 oktober 2005) ; Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de leden Bakker (D 66) en Aptroot (VVD). De vragen zijn mij toegezonden per brief van 19 oktober 2005, onder nummer 2050601620.

“(…)Wat vindt u van de berichten dat opnieuw sprake is van oneerlijk spel door de ANWB? Indien de ANWB een oneerlijke voorstelling van zaken geeft over de merites van de pechhulpverlening door Route Mobiel, bent u dan bereid met de ANWB contact op te nemen om op korte termijn een eind te maken aan deze praktijken?”

“(…)Inmiddels heb ik tevens kennis genomen van het vonnis van de rechter in deze zaak van 24 oktober 2005. De rechter heeft daarbij de vorderingen van Route Mobiel afgewezen en Route Mobiel veroordeeld in de kosten van het geding. De rechter heeft daarbij onder meer overwogen dat de ANWB terecht heeft aangevoerd dat uitspraken van ANWB-medewerkers over Route Mobiel moeten worden bezien tegen de achtergrond van de (aanvallende) reclamecampagnes van Route Mobiel, die kort gezegd de strekking hebben dat de ANWB duurder en trager is dan Route Mobiel. Volgens de rechter is door de ANWB terecht aangevoerd dat wie kaatst de bal kan verwachten.

Op grond van dit vonnis neem ik op dit moment aan dat de ANWB geen onjuiste voorstelling van zaken geeft over de merites van de pechhulpverlening door Route Mobiel. Er zijn mij geen feiten of omstandigheden bekend op grond waarvan ik (thans) tot een ander oordeel zou komen.”

IEF 1204

Vreemde bedgenoten (5)

Reactie Dirk Visser op Vreemde bedgenoten (4): Laat Minister Pechtold nu ook al nota’s, rapporten en beleidsstukken door externe adviseurs opstellen "naar het ontwerp en onder leiding en toezicht" van zijn eigen ambtenaren?

Hoewel letterlijk genomen niet volledig onjuist is onderstaande passage uit de Nota van Minister Pechtold naar aanleiding van het verslag bij het Voorstel Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie( Kamerstuk 2005-2006, 30188, nr. 6 2e Kamer) toch wel enigszins misleidend omdat een cruciale voorwaarde uit artikel 6 Aw niet wordt genoemd:

“Bij door externen opgestelde nota’s, rapporten en beleidsstukken bezit de overheid het auteursrecht, wanneer de stukken onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht ingevolge artikel 6 van de Auteurswet. Die stukken mogen op grond van artikel 15b van de Auteurswet verder worden verspreid, tenzij de overheid het auteursrecht nadrukkelijk heeft voorbehouden. Bij stukken die niet onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht, zoals door externen vervaardigde onderzoeksrapporten, rust het auteursrecht niet bij de overheid”.

Artikel 6 Auteurswet is alleen van toepassing indien het werk niet alleen onder “onder leiding en toezicht” maar ook “naar het ontwerp van een ander” is vervaardigd.

Het lijkt weinig aannemelijk dat er veel “nota’s, rapporten en beleidsstukken” door externen “naar het ontwerp” (in auteursrechtelijke zin) van de overheid worden opgesteld. Waarom zou de overheid daar immers externen voor inschakelen? Heeft diezelfde Minister Pechtold niet net zelf verkondigd dat er minder adviescommissies moeten komen en dat ambtenaren meer zelf moeten beslissen?

Artikel 6 zal dan ook vermoedelijk zeer zelden op “nota’s, rapporten en beleidsstukken” door externen voor de overheid opgesteld van toepassing zijn. Na de voorgestelde wijziging van art. 15b Aw zal de overheid zich het auteursrecht dus meestal afzonderlijk (door middel van een daar toe bestemde akte) moeten laten overdragen, alvorens ze desgewenst via het nieuwe art. 15b in het publieke domein te kunnen brengen.