Hof Amsterdam 12 november 2019, IEF 19378; ECLI:NL:GHAMS:2019:4060 (X tegen Y c.s.) Auteursrecht. Merkenrecht. Het geschil tussen X en Y c.s. ziet met name op de vraag wie van hen het recht toekomt om onder de naam [woordmerk 1] en [woordmerk 3] of daarvan afgeleide tekens sieraden, tassen en accessoires op de markt te brengen. X vordert verklaringen voor recht dat een aantal van de merken van Y c.s. nietig is dan wel wegens non-usus dient te worden doorgehaald. Daarnaast vordert X verboden voor Y c.s. om verdere inbreuk te maken op de IE-rechten van X. Y c.s. stelt daarentegen dat niet X, maar Y c.s. rechthebbende is op de IE-rechten. X grieft dat Y c.s. bepaalde merkregistraties te kwader trouw heeft gedeponeerd, maar het hof gaat hier - net als de rechtbank - niet in mee. Ook de grief van X dat Y c.s. met de handhaving van de merken misbruik van recht maakt, faalt. De grief van X dat Y inbreuk maakt op de auteursrechten op haar foto’s slaagt wel. Wat betreft het logo (woordmerk 3) is het hof van oordeel dat X geen auteursrecht toekomt, want er valt geen persoonlijke creatieve keuze te ontwaren. De grieven die opkomen tegen het oordeel van de rechtbank dat X onrechtmatig zou handelen door het op de markt brengen van een sieradenlijn onder het door Y bedoelde teken en logo, slagen. De normaal oplettende consument zal als totaalindruk van dit teken niet overhouden dat wordt verwezen naar de naam [woordmerk 3], zodat geen sprake kan zijn van verwarring met de merken van Y c.s. X mag derhalve het bedoelde logo gebruiken voor zijn sieradenlijn.