Artikel ingezonden door Auke-Frank Tadema, student LLM-student IT-recht Rijksuniversiteit Groningen.
Opinie A-G Hogan in gevoegde zaken Royalty Pharma en Sandoz
Op 11 september 2019 verscheen de conclusie van A-G Hogan in de gevoegde zaken C-650/17 (Royalty Pharma) en C-114/18 (Sandoz), waarin prejudiciële vragen zijn gesteld over artikel 3 sub a van de ABC-verordening (Vo. 469/2009). Hij borduurt hierbij voort op zaak C-121/17 (Teva/Gilead), waarin werd bevestigd dat het criterium om te bepalen wat het product dat door een van kracht zijnd basisoctrooi wordt beschermd het regime van artikel 69 EOV is, in samenhang met het uitlegprotocol van dit artikel. De reikwijdte van het aanvullend beschermingscertificaat moet daarom worden bepaald aan de hand van de conclusies van het octrooi dat de basis vormt van het ABC. Het product moet daar ofwel expliciet in worden genoemd, ofwel de conclusies moeten daar noodzakelijkerwijs en specifiek ("necessarily and specificly") naar verwijzen. In Teva/Gilead werd geoordeeld dat ten aanzien van een combinatieproduct de octrooiconclusies, in het licht van de beschrijving en tekeningen, noodzakelijkerwijs naar de combinatie van werkzame stoffen moet verwijzen en dat elk van de werkzame stoffen afzonderlijk specifiek identificeerbaar moeten zijn in de leer van het octrooi.