Noot Charles Gielen bij Daimler/Együd (HvJ EU 3 maart 2016, C-179/15) NJ 2017/120, IEF 16701. 1. De prejudiciële beslissing in deze zaak vindt haar oorsprong in een merkenrechtelijk geschil tussen de Hongaarse houder van het beeldmerk Mercedes-Benz (Daimler) en een voormalige erkende Mercedes-Benz garagehouder in Hongarije (Együd). Na afloop van de overeenkomst met die garagehouder blijven advertenties voor zijn bedrijf met de mededeling “erkend Mercedes-Benz garagehouder” opduiken, zowel op een zoekmachine waar de adverteerder zelf tijdens de looptijd van de overeenkomst adverteerde, maar ook op andere zoekmachines die dergelijke advertenties overnamen. Dat advertenties die allang niet meer worden gevoerd, blijven verschijnen, is zeker niet irreëel. Deze blijven vaak in het cache-geheugen van websites rondhangen. De garagehouder verweerde zich tegen de merkenrechtelijke aanspraken van Daimler met de stelling dat hij uitdrukkelijk om verwijdering van de advertenties had verzocht, maar dat dit verzoek geen effect sorteerde. De Hongaarse verwijzende rechter wilde weten in hoeverre art. 5 lid 1 onder b van de oude Merkenrichtlijn (nr. 2008/95, thans art. 10 lid 2 onder b Richtlijn nr. 2015/2436) de merkhouder de mogelijkheid geeft op te treden tegen het gebruik van het merk van Daimler in een advertentie die ooit door de adverteerder was geplaatst en die blijft opduiken hoewel hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs kan worden verlangd om de advertentie te laten verwijderen, maar daar niet in is geslaagd. Het Hof besliste de zaak zonder conclusie Advocaat-Generaal.