Geen belang bij hoger beroep
Gerechtshof Den Haag 31 mei 2022, IEF 21189; ECLI:NL:GHDHA:2022:2748 (Sonos tegen Google) Google heeft Sonos gedagvaard en gevorderd een verbod tegen inbreuk op buitenlandse delen van Europees octrooi 1 579 621. Sonos heeft een onbevoegdheidsverweer gevoerd omdat Google zich niet beroept op een Nederlands deel van het octrooi. De rechtbank Den Haag verwijst de zaak naar de rechtbank Midden-Nederland, waar Sonos wenst dat de procedure op grond van reguliere procesreglement plaatsvindt in plaats van het VRO-regime. Sonos heeft geen belang meer bij haar hoger beroep tegen het Onbevoegdheidsvonnis omdat de vorderingen van Google zijn afgewezen en het procederen onder het VRO-regime niet meer ongedaan kan worden gemaakt en ook in verband met de proceskosten voor Sonos. Daarom zal Sonos niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Sjo Anne Hoogcarspel, Mount Law
Normaal gebruik van het merk
Gerechtshof Den Haag 17 januari 2023, IEF 21188; 200.281.622/01 en 200.282.103/01 (GIA tegen Gallup) Het gaat in deze zaak om de vraag of Gallup haar merken normaal heeft gebruikt in de zin van artikel 2.26 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) (thans artikel 2.23bis BVIE). Marktonderzoeken en opinieonderzoeken zijn geen voldoende duidelijk van elkaar te onderscheiden termen en daarom geen logische zelfstandige subcategorieën. Anders dan GIA aanvoert, is er geen sprake van (uitsluitend) handelsnaamgebruik, maar blijkt uit de door Gallup overgelegde stukken dat door gebruik van de naam Gallup onmiskenbaar een verband wordt gelegd met de door Gallup onder de Dienstmerken aangeboden diensten en is daarom (ook) sprake van merkgebruik. GlA heeft niet gesteld, dat de warencategorie waarvoor het Merk 1990 is ingeschreven, zo ruim is dat daarin een subcategorie kan worden onderscheiden die zelfstandig kan worden bekeken, op grond waarvan het geleverde bewijs van normaal gebruik van het Merk 1990 slechts zou leiden tot instandhouding van de subcategorie waarvoor het merk daadwerkelijk werd gebruikt. Aldus moet worden aangenomen dat de waren waarvoor het Merk 1990 is ingeschreven zo nauwkeurig is beschreven en afgebakend dat het relevante publiek daarin geen onderverdelingen zal maken. Daarom is volgens het hof het Merk 1990 normaal gebruikt voor de waren waarvoor het is ingeschreven en daarom niet vervallen.
Openbaar maken van liederen zonder toestemming
Rechtbank Rotterdam 29 december 2022, IEF 21187; ECLI:NL:RBROT:2022:11676 (eiser tegen gedaagde) Eiser stelt zich op het standpunt dat gedaagde op 21 april 2017 het boek genaamd Liedboek heeft geüpload op de website Scribd.com en hierdoor zonder de toestemming van eiser vier liederen van eiser openbaar heeft gemaakt die in het Liedboek zijn opgenomen, wat in strijd is met de Auteurswet. De kantonrechter is van oordeel dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat gedaagde het Liedboek heeft geüpload op Scripd.com. Gedaagde had het Liedboek immers in 2013 digitaal in zijn bezit, het Liedboek is op 21 april 2017 geüpload op Scripd.com door gedaagde, gedaagde heeft het Liedboek op Scripd.com kunnen verwijderen via een account dat gelinkt was aan zijn e-mailadres en waarvan zijn profielfoto dezelfde is als die van zijn Gmailaccount. Dat betekent dat gedaagde zonder toestemming van eiser vier liederen van eiser openbaar heeft gemaakt, wat in strijd is met de Auteurswet.
Uitspraak ingezonden door Marlies Wiegerinck, ARNOLD & SIEDSMA
Geldig merk
Rechtbank Den Haag 11 januari 2023, IEF 21183; C/09/607372 / T-LA ZA 2 1-157 (QLF Brands c.s. tegen Goodstore c.s.) QLF Brands c.s. vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis Goodstore en Unicorn beveelt iedere inbreuk in de Benelux op het merk en op de handelsnaam lampenlicht.nl te staken en vordert overdracht van de domeinnamen. Goodstore c.s. heeft als meest verstrekkend verweer naar voren gebracht dat het merk nietig is, omdat het onderscheidend vermogen ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat het merk onderscheidend vermogen heeft en dus een geldig merk is. Alhoewel er enige overeenstemming is tussen het merk en de door Goodstore c.s. gebruikte tekens, levert dit geen inbreuk op in de zin van artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE vanwege het ontbreken van verwarringsgevaar. Er kan ook niet worden vastgesteld dat QLF Brands c.s. een bekend merk is en dus is er ook geen inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE. Tot slot is er ook geen sprake van merk- of handelsnaaminbreuk door Goodstore c.s., dus ook niet in strijd met artikel 5 Hnw.
Onvoldoende belang en te hoge complexiteit voor KG
Vzr. Rechtbank Den Haag 9 november 2022, IEF 21184, T&R 1663; ECLI:NL:RBDHA:2023:172 (Nokia tegen Oleading c.s.) Nokia houdt een brede octrooiportfolio in de communicatie-industrie. Onderdeel van die octrooiportfolio zijn meer dan 4000 octrooifamilies die essentieel zijn voor één of meer van de 2G, 3G, 4G dan wel 5G mobiele telefoniestandaarden. Nokia heeft zich met betrekking tot twee octrooien er schriftelijk toe verbonden deze octrooien aan derden in licentie te geven. Oleading c.s. exploiteren de Nederlandse webshops voor de Oppo-groep. Tot 1 juli 2021 hadden Nokia en de Oppo-groep een kruislicentieovereenkomst op grond waarvan de Oppo-groep alle standaard-essentiële octrooien van Nokia in licentie kreeg en vice versa. Na 1 juli 2021 is er geen nieuwe overeenkomst gesloten, maar heeft de Oppo-groep de productie en verkoop van telefoons die gebruik maken van door Nokia geoctrooieerde techniek die essentieel is voor de 4G- en 5G-standaard wel voortgezet. Nokia heeft tot de Oppo-groep behorende partijen in meerdere landen gedagvaard. Nokia vordert onvoorwaardelijke inbreukverboden van beide octrooien. De voorzieningenrechter wijst de vordering af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang en de te hoge mate van complexiteit voor een behandeling in kort geding.
Inbreuk op toebehorende rechten
Rechtbank Gelderland 14 december 2022, IEF 21181; ECLI:NL:RBGEL:2022:6849 (Stichting Brein c.s. tegen gedaagde partij) De gedaagde partij vraagt de rechtbank terug te komen op hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld in het tussenvonnis van 29 oktober 2021. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat vooralsnog niet vast is komen te staan dat Brein c.s., althans de bij Stichting Brein aangesloten partijen auteursrechthebbende zijn op de werken die middels de IPTV pakketten zijn openbaar gemaakt. De rechtbank weigert dit verzoek omdat er geen belang is. De gedaagde partij heeft een verklaring afgegeven, maar deze behelst niet veel meer dan een herhaling van de bij het verweer ingenomen standpunten. Omdat de verklaring onvoldoende ondersteund wordt door andere stukken, is de verklaring onvoldoende om het vermoeden te ontzenuwen. De gedaagde partij is hierdoor niet geslaagd in het tegenbewijs. De rechtbank weigert het verzoek van Brein c.s. zich alsnog uit te laten over de vraag of op de auteursrechten van Brein c.s. inbreuk is gemaakt. De vordering tot opgave van opvolgende partijen zal ook niet worden toegewezen, omdat deze voorwaardelijk is ingesteld en geen verweer is gevoerd. De rechtbank oordeelt uiteindelijke dat de gedaagde partij inbreuk heeft gemaakt op auteursrechten door het verhandelen van IPTV-pakketten en heeft dit verklaard als onrechtmatig.
Jurisprudentieoverzicht Privacyrecht - woensdag 8 maart 2023
Het jaarlijkse jurisprudentieoverzicht Privacyrecht wordt vanaf dit jaar gepresenteerd door Vita Zwaan (bureau Brandeis) en Quinten Kroes (Brinkhof). Deze twee experts met kennis en ruime praktijkervaring geven u in twee uur tijd een actueel en compleet overzicht van relevante rechtspraak inzake privacyrecht, persoonsgegevens en handhaving.
Datum: woensdag 8 maart 2023
Tijd: 15.00 - 17.15 uur
Accreditatie: 2 PO punten
Locatie: ntb
Schuift u ook aan? Aanmelden kan via deze link of via info@delex.nl
Vordering tot herroeping afgewezen
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 03 januari 2023, IEF 21180; ECLI:NL:GHARL:2023:12 (Lisida tegen Silife) Tussen partijen hebben verschillende procedures plaatsgevonden over de vraag of Lisida onrechtmatig heeft gehandeld door de licentieovereenkomst met Silife Ltd. met betrekking tot de octrooirechten van Liquistone te beëindigen en een nieuwe licentieovereenkomst met Roka aan te gaan, omdat er nog een sublicentieovereenkomst tussen Silife Ltd. en Silife B.V. gesloten moest worden. Het hof wijst de vordering van Lisida c.s. om de eerder gewezen arresten te herroepen af, nu de vordering niet binnen de in artikel 383 Rv gestelde termijn is ingesteld, het hof er vanuit gaat dat Lisida c.s. bekend was met de gewijzigde situatie sinds 2014 en Lisida c.s. geen bewijs heeft geleverd voor bedrog, vals opgemaakte of achtergehouden stukken.
Geen onvoorziene omstandigheden
Rechtbank Gelderland 21 december 2022, IEF 21182; ECLI:NL:RBGEL:2022:7179 (Arrow tegen Ront en A3 Company) Arrow vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat de samenwerkingsovereenkomsten tussen partijen zijn vernietigd of ontbonden per 1 januari 2018 en gewijzigd worden zodat Arrow aan Ront en A3 Company sinds die datum geen vergoeding verschuldigd is. Ront en A3 Company stellen dat in de acquisitieovereenkomst rekening is gehouden met de mogelijkheid van krimp van licentie-inkomsten. Omdat die omstandigheden in de overeenkomst zijn genoemd, is er geen sprake van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. Arrow heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van onvoorziene omstandigheden die de instandhouding van de overeenkomst onredelijk maken. De rechtbank oordeelt dat er geen grond bestaat voor ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst tussen Ront, Arrow en A3 Company wegens onvoorziene omstandigheden. De subsidiaire vordering van Arrow om de overeenkomst te wijzigen wordt eveneens afgewezen, omdat er geen onvoorziene omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De gevorderde verklaring voor recht is dus niet toewijsbaar.
HR: DR c.s. tegen Samsung
HR 23 december 2022, IEF 21179; (DR c.s. tegen Samsung) Zie [IEF 20767] en [IEF 19415]. In lijn met de conclusie van P-G Van Peursem verwerpt de Hoge Raad het beroep van Samsung tegen de uitspraak van het hof van 21 april 2020. Het hof heeft terecht geoordeeld dat de uiterlijke kenmerken van de Gemeenschapsmodellen, bestaande in ribbels en rasters, uitsluitend door de technische functie worden bepaald, zodat deze van bescherming op grond van het gemeenschapsmodellenrecht zijn uitgesloten. Het oordeel van het hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat het voor het overige niet op juistheid kan worden onderzocht. Het oordeel strookt met de uitleg die het HvJEU in het hiervoor in 4.3 genoemde Doceram-arrest heeft gegeven aan de Gemeenschapsmodellenverordening.