IEF 22242
18 september 2024
Uitspraak

Merkaanvraag "ELTON" afgewezen wegens verwarringsgevaar met "ELON"

 
IEF 22241
17 september 2024
Artikel

Abcor breidt uit met overname klantenbestand Anchor Intellectual Property

 
IEF 22240
17 september 2024
Uitspraak

Geen uitputting: verkoop van parallelgeïmporteerde producten door Depo-Markt is onrechtmatig

 
IEF 15744

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

Boek over Rabobank mag onverkort worden gepubliceerd

Hof Den Haag 8 mrt 2016, IEF 15744; ECLI:NL:GHDHA:2016:446 (Stichting Restschuld Eerlijk Delen tegen Rabobank), https://ie-forum.nl/artikelen/boek-over-rabobank-mag-onverkort-worden-gepubliceerd

RED is een stichting die opkomt voor mensen die door toedoen van hun bank in de problemen zijn geraakt. Er wordt een boek aan de pers gepresenteerd. Rabobank vordert een gebod aan RED c.s. om het drukken, vermenigvuldigen en verspreiden van de huidige inhoud van het boek, omdat er namen van (oud-) medewerkers van Rabobank in staan, en een geluidsopname en brief van de website te verwijderen. Het Hof oordeelt dat de door Rabobank genoemde passages in het boek zo vaag zijn en onuitgesproken dat de lezer geen of weinig waarde daaraan zal kunnen hechten en dat het Hof niet kan lezen dat de bank of haar oud-medewerkers worden beschuldigd van diefstal, misleiding en/of intimidatie. De achterkant van de omslag van het boek wekt echter wel de suggestie van diefstal, misleiding en/of intimidatie door Rabobank. Het is niet concreet gemaakt dat de werknemers hinder ondervinden, de verwijten zijn niet zo ernstig. Aan de vrijheid van meningsuiting van RED wordt een groter gewicht gehecht dan dat in dit geval toekomt aan het recht op goede naam/eerbiediging van persoonlijke levenssfeer van de werknemers van Rabobank.  De vorderingen van Rabobank worden afgewezen.

IEF 15743

Uitspraak ingezonden door Michiel Coops, ABC Legal.

Geen rectificatie voor bericht over in scene gezette televisieroof

Rechtbank Amsterdam 4 mrt 2016, IEF 15743; ECLI:NL:RBAMS:2016:1320 (Plasmavisie tegen SSPOMN/Rtv Utrecht), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-rectificatie-voor-bericht-over-in-scene-gezette-televisieroof

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 maart 2016, IEF 15743; ECLI:NL:RBAMS:2016:1320 (Plasmavisie tegen SSPOMN)
Mediarecht. Plasmavisie is een speciaalzaak voor visuele en audiovisuele apparatuur. Vennoten van Plasmavisie hadden aangifte gedaan van een gewapende roofoverval waarbij honderden televisies zouden zijn gestolen. Later blijkt dat deze overval in scène was gezet door de eigenaren. Plasmavisie vordert onder andere Rtv Utrecht te bevelen om een rectificatie te plaatsen onder de kop "rectificatie televisieroof elektronicawinkel te Barneveld" en dat Rtv Utrecht publicaties over de overval verwijdert uit de zoekresultaten van online zoekmachines omdat Rtv Utrecht volgens Plasmavisie geen hoor-en wederhoor heeft toegepast en zich schuldig maakt aan onzorgvuldige journalistiek. De rechter oordeelt dat het rectificeren en aanschrijven van de zoekmachines een beperking zal vormen van artikel 10 lid 1 EVRM en dat de publicaties van Rtv Utrecht rechtvaardig waren omdat het bericht afkomstig was van een overheidsorgaan (de politie) en dan hoeft er geen zelfstandig onderzoek gedaan te worden naar de juistheid van dat bericht. Overigens rust er bij Rtv Utrecht geen rechtsplicht om de berichtgeving aan te passen omtrent Plasmavisie, deze verplichting zou een te erge inbreuk vormen op haar journalistieke vrijheid. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen van Plasmavisie c.s.

IEF 15742

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis; Jacqueline Seignette en Marijn Kingma, Höcker.

Vervolgcomparatie gelast over woordfilter, blokkeren en afsluiten nieuwsgroep(gebruikers)

Hof Amsterdam 8 mrt 2016, IEF 15742; ECLI:NL:GHAMS:2016:813 (News-Service Europe tegen Stichting BREIN), https://ie-forum.nl/artikelen/vervolgcomparatie-gelast-over-woordfilter-blokkeren-en-afsluiten-nieuwsgroep-gebruikers

Zie eerder IEF 14126, IEF 10442. NSE verzoekt om terug te komen op het bevel om een effectieve NTD-procedure in te voeren op straffe van een dwangsom, maar motiveert dat zij deze reeds hanteerde en bleef hanteren. Het hof ziet geen aanleiding om hierop terug te komen. NSE betoogt dat er geen ruimte is voor aanvullende maatregelen (woordfilter, blokkeren van bepaalde nieuwsgroepen, informatie aan eindgebruikers en het afsluiten van herhaalde inbreukmakers) omdat zij niet meer actief is en de effectiviteit niet in de praktijk getoetst kan worden. Er wordt een (vervolg) comparatie gelast omtrent ten eerste de haalbaarheid, inspanningen, kosten, verwachtingen van counter notice en effectiviteit van omzeiling van het woordfilter, ten tweede het blokkeren van binaries en de proportionaliteit en subsidiariteit van blokkade en tot slot over het achterhalen van identiteit van uploaders en de effectiviteit van afsluiten van recidivisten.

IEF 15741

Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur Ntb en VCTN.

Over 3 jaar VCTN

Erwin Angad-Gaur, Over 3 jaar VCTN, Muziekwereld 1, 2016.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur Ntb en VCTN. In 2011 besloten de auteursleden van de Ntb tot oprichting van de Vereniging Componisten en Tekstdichters Ntb, eerst als ‘informele vereniging’, daarna ( juli 2012) formeel als rechtspersoon. In combinatie met de Ntb zet de VCTN zich in voor een sterker auteursrecht, betere rechten voor auteurs en vooral een open en transparante Buma/Stemra. Tijd voor een korte terugblik.

IEF 15738

Reflecties: Cultuurverandering

Erwin Angad-Gaur, Reflecties: Cultuurverandering, Performers Magazine, 3-2016, p. 16-17.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur secretaris/directeur Ntb en voorzitter sectie Uitvoerend Kunstenaars Sena.
Nederland houdt van cultuur. De Nederlander consumeert en participeert in cultuur: hij blogt, maakt muziek, kijkt naar films en televisie, danst, luistert naar muziek en bezoekt concerten, bioscopen en theaters. Niet altijd legaal, want gratis vindt de Nederlander prettiger. Over de smaak van de Nederlander mag men daarnaast twisten, maar dat hij smaak heeft, goed of slecht, lijkt niet te ontkennen. De Nederlander houdt van cultuur, maar van kunstenaars lijkt hij minder te houden.

Lees verder >


IEF 15740

Advies: nietigheidsbezwaren tegen octrooi Urban Mining Corp treffen geen doel

Advies Octrooicentrum NL 9 februari 2016, IEF 15740 (Bakker Holding Son tegen Urban Mining Corp)
Octrooirecht. Urban Mining Corp is rechthebbende op het Nederlandse octrooi 2011559 voor een "Improved magnetic density separation device and method”. Bakker Holding Son verzoekt om een advies volgens artikel 84 Row 1995 en stelt dat de conclusies van het octrooi nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit. Verder heeft zij aangevoerd dat na verlening uitbreiding van de beschermingsomvang is opgetreden. Ook heeft zij betoogd dat sommige conclusies onduidelijk zijn, en dat conclusie 1 een aantal essentiële kenmerken mist. Het advies van het Octrooicentrum Nederland luidt dat geen van de aangevoerde nietigheidsbezwaren doel treft.

6. Advies
Het advies van Octrooicentrum Nederland luidt op grond van het vorenstaande dat geen van de aangevoerde nietigheidsbezwaren doel treft.
IEF 15739

Vordering WFL tot opheffing conservatoir beslag namaak Marlboro sigaretten afgewezen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 1 maart 2016, IEF 15739; ECLI:NL:RBROT:2016:1630 (World Freight Logistics tegen Philip Morris)
Merkenrecht. Auteursrecht. Transitgoederen. WFL oefent een expeditiebedrijf uit. Philip Morris produceert en verhandelt Marlboro-sigaretten. Philip Morris is houder van een aantal Gemeenschapsmerken en Internationale Beeldmerken en tevens auteursrechthebbende ten aanzien van ontwerpen van Marlboro sigarettenverpakkingen. Philip Morris verneemt van de douane dat een container met sigaretten geadresseerd aan WFL wordt vastgehouden op grond van een vermoeden van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht en verzoekt WFL om in te stemmen met vernietiging van de inbreukmakende sigaretten. De vordering van WFL tot opheffing van het door Philip Morris gelegde conservatoire beslag wordt afgewezen. Naar voorlopig oordeel dient Philip Morris in beginsel de mogelijkheid te worden geboden om in een bodemprocedure te bewijzen dat de sigaretten waren bestemd voor de Nederlandse markt en, zo zij hierbij in het gelijk mocht worden gesteld, de sigaretten te doen vernietigen.

4.4. Tussen partijen is wel in geding de vraag of de sigaretten, die afkomstig waren uit een derde land (buiten de EU), bestemd waren voor de Nederlandse markt, dan wel bestemd waren voor doorvoer naar een ander derde land (alsdan geheten: transitgoederen). Bij de beoordeling van deze standpunten van partijen is het volgende van belang.

4.14. Volgens WFL hebben de sigaretten als eindbestemming een (particuliere) handelaar in het land Syrië. Volgens Philip Morris kan dit niet juist zijn omdat een staatsbedrijf in Syrië het monopolie heeft op de invoer van sigaretten. De voorzieningenrechter zal niet treden in de juistheid van dit standpunt, bezien in het licht van de huidige omstandigheden in Syrië. Dit is verder ook niet nodig. Naar voorlopig oordeel dient Philip Morris in beginsel de mogelijkheid te worden geboden om in een bodemprocedure te bewijzen dat de sigaretten waren bestemd voor de Nederlandse markt en, zo zij hierbij in het gelijk mocht worden gesteld, de sigaretten te doen vernietigen. Gelet op het grote belang dat gediend is met bescherming van intellectuele eigendomsrechten, welk belang tot uitdrukking komt in de voor IE-rechthebbenden begunstigende bepalingen in de Richtlijn 2004/48 (de Handhavingsrichtlijn), dient grote terughoudendheid te worden betracht bij toewijzing van een vordering die ertoe strekt om reeds bij voorbaat aan een rechthebbende de mogelijkheid te ontnemen om handhavend op te treden in de vorm van het doen vernietigen van inbreukmakende goederen. In de omstandigheden van het geval bestaat geen aanleiding om deze terughoudendheid te laten varen.

 

IEF 15737

HvJ EU: Voormalig erkende garagehouder niet aansprakelijk voor merkgeassocieerde internetadvertenties

HvJ EU 3 maart 2016, IEF 15737; ECLI:EU:C:2016:134; C-179/15 (Daimler)
Zie eerder IEF 14981. Uit het persbericht: Voormalige erkend garagehouders van Daimler zijn niet aansprakelijk voor internetadvertenties waarin hun naam geassocieerd blijft worden met het merk „Mercedes-Benz” ondanks hun inspanningen om die advertenties van het internet te laten verwijderen. Bovendien kan Daimler van die garagehouders niet eisen dat zij actie ondernemen om dergelijke advertenties van het internet te laten verwijderen wanneer zij geen opdracht tot plaatsing daarvan hebben gegeven.

Antwoord:

Artikel 5, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat een derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde advertentie die een teken bevat dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, zodat de indruk wordt gewekt dat er commerciële banden bestaan tussen hem en de merkhouder, geen gebruik van dat teken maakt dat krachtens die bepaling door de merkhouder kan worden verboden, wanneer de advertentie niet door of namens de derde is geplaatst of, ingeval de advertentie door of namens de derde is geplaatst met de toestemming van de merkhouder, wanneer de derde de beheerder van die website, bij wie hij de advertentie had besteld, nadrukkelijk heeft gevraagd om de advertentie of de vermelding van het merk erin te verwijderen.

Gestelde vraag:

Moet artikel 5, lid 1, onder b), van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk tegen een derde die wordt genoemd in een internetadvertentie waarin een teken is opgenomen dat met het merk kan worden verward en die betrekking heeft op door de derde aangeboden diensten die identiek zijn aan de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, zodat bij het publiek ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat er officiële commerciële banden bestaan tussen de onderneming van de derde en de houder van het merk, ook dán kan optreden, wanneer de advertentie niet op het internet is geplaatst door of voor rekening van de erin genoemde persoon of op het internet blijft opduiken hoewel de erin genoemde persoon alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verlangd om de advertentie te laten verwijderen, maar daar niet in is geslaagd?
IEF 15736

UPC Court Fees and Recoverable Costs

Na de eerdere consultatie IEF 15674, heeft de Preparatory Committee de Rules on Court fees and recoverable costs for the UPC vastgesteld: "The Rules will be subject to legal scrubbing but, in the interests of transparency and to keep users updated on the current work programme of the Committee, the Chair has agreed the Rules are published in their current form, alongside an Explanatory Note, and can be found here."

IEF 15735

Vragen aan HvJ EU over btw-afdracht vergoeding blanco dragers

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 21 september 2015, IEF 15735; C-37/16 (SAWP)
Via minbuza.nl: Verzoekster is een collectieve beheerorganisatie die gerechtigd is wettelijk verplichte afdrachten te innen van producenten en importeurs van ‘blanco dragers’ en vervolgens te verdelen over de rechthebbenden. De inkomsten van producent/importeur uit verkoop van de dragers in een bepaald belastingtijdvak vormen de grondslag voor de te betalen vergoeding. De te betalen afdracht wordt doorberekend aan de klant en vormt zo een bestanddeel van de verkoopprijs. Op het moment van verkoop worden de dragers betrokken in de btw-afdracht en ontstaat er (automatisch) een rechtsbetrekking tussen de importeur/producent en SAWP. Verzoekster legt een vraag voor aan MinFIN (verweerder) of de vergoeding aan btw onderworpen is. Zij meent dat geen sprake is van dienstverlening in de zin van de btw-wet, vormt de inhouding geen belastbare handeling en zou die niet aan btw onderworpen moeten zijn. Maar verweerder stelt dat de vergoedingen een beloning vormen voor de diensten van auteursrechthebbenden. Verzoekster stelt beroep in bij de Admin Rb van Warschau tot nietigverklaring van het besluit; de rechter verklaart het beroep gegrond: de vergoedingen houden geen verband met de bescherming van de rechten van auteurs. Het systeem is juist opgezet om een auteur (uitvoerend kunstenaar) in een bepaalde situatie (privégebruik) geen recht heeft op een beloning, hoewel andere personen gebruikmaken van hem toebehorende rechten. De verbintenis tot afdracht van de geïnde bedragen is een eenzijdige. Verweerder stelt beroep in cassatie in bij de verwijzende rechter.

De verwijzende POL cassatierechter erkent dat het HvJEU zich al verschillende keren heeft uitgesproken over het begrip ‘billijke compensatie’ voor reproducties ten behoeve van privégebruik. De legitimatie voor verzoekster tot inning van de vergoeding volgt rechtstreeks uit de wet op het moment dat een feitelijke situatie zich voordoet, namelijk de eigendomsoverdracht. Voorwaarde voor kwalificatie als ‘dienst’ in de zin van RL 2006/112 is dat sprake moet zijn van een ‘prestatie’. De heffing vormt een toeslag op de prijs van de dragers zodat de kosten in feite door de kopers gedragen worden, dat zijn zij die ook voordeel trekken van het kopiëren voor eigen gebruik. De vraag voor de verwijzende rechter is of het verdeelstelsel van de geïnde gelden in de weg staat aan de aanname dat de door verzoekster geïnde vergoedingen in werkelijkheid een beloning zijn voor verrichte diensten en daarmee onderworpen zijn aan de btw. En zo ja of verzoekster dan handelt als belastingplichtige in de zin va RL 2006/112. Hij legt HvJEU de volgende vragen voor:

1) Verrichten auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden een dienst in de zin van de artikelen 24, lid 1, en 25, aanhef en onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) aan producenten en importeurs van bandrecorders en vergelijkbare inrichtingen en blanco dragers van wie collectieve beheersorganisaties voor rekening van eerstgenoemden, maar in eigen naam, bij de verkoop van deze inrichtingen en dragers een vergoeding innen?
2) Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: handelen collectieve beheersorganisaties die een vergoeding innen bij de verkoop van inrichtingen en dragers door producenten en importeurs als belastingplichtigen in de zin van artikel 28 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) die zijn gehouden deze handelingen te verantwoorden door een factuur in de zin van artikel 220, lid 1, onder 1), van deze richtlijn uit te reiken aan de producenten en importeurs van bandrecorders en vergelijkbare inrichtingen en blanco dragers waarop de over de vergoeding verschuldigde btw is aangegeven, en dienen auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden de ontvangst van de vergoeding op het moment van de distributie ervan te verantwoorden door een btw-factuur uit te reiken aan de collectieve beheersorganisatie die de vergoeding heeft geïnd?