IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 10219

Auteursrecht en E-books

Vrijdag 14 oktober 2011 vindt de VvA Ledenvergadering plaats, waar het wetenschappelijke programma in het teken staat van: Auteursrecht en E-books. Locatie: KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29 in Amsterdam

Het wetenschappelijke deel van de vergadering van vrijdag 14 oktober a.s. is gewijd aan het E-Book. Welke auteursrechtelijke implicaties spelen er? Wat betekent deze nieuwe door technologische ontwikkeling ontstane nieuwe exploitatiewijze voor auteurs, uitgevers en bibliotheken?

Verschillende aspecten rondom E- Books worden door diverse sprekers vanuit verschillende invalshoeken belicht. Ruimte aandacht is er dit keer voor de praktijk en de spelers; wat doen de bibliotheken ? Welke initiatieven zijn er vanuit uitgevers en auteurs ?

 Het programma:

14.00-14.10

Mw. mr dr. J.M.B. Seignette (Höcker Advocaten, voorzitter VvA)
Korte inleiding

14.10-14.40

mr Chr.A. Alberdingk Thijm (SOLV en docent IvIR),
Algemene inleiding E-books, recente ontwikkelingen en Leenrecht.

14:40-15:10

mr E.E. Wybenga (schrijver, columnist, reclamestrateeg)
E- Books en Auteurscontractenrecht.

15.10-15.35

Pauze

15.35-16.00

mr M. Laan (adviseur digitale content/e-books Bibliotheek.nl),
Initiatief/portal en visie bibliotheken.

16.00-17.00

Paneldiscussie o.a. aan de hand van vragen uit de zaal (alle sprekers onder
leiding van mr dr. J.M.B. Seignette, met onder meer Christiaan Alberdingk
Thijm, Ebele Wybenga, Michel Laan, Geert Noorman (directeur NUV)).

17.00 uur

Borrel

Lees de uitnodiging hier.

IEF 10218

De benaming "opdrachtbevestiging'

Kantonrechter Rechtbank Leeuwarden 9 september 2011, LJN BT2369 (Dutch Windmill Publishers C.V. tegen Maaltijdservice Noord)

Als randvermelding met een herinnering aan KvK-factuurzaken. Misleiding. Verspreiding kleurplaten met advertentie en logo's.

Overeenkomst tot plaatsing van advertentie op kleurplaten en kinderpuzzels die vervolgens worden verspreid. Weliswaar wordt bij de waarschuwing op de website van MMP en op www.kindenziekenhuis.net DWP genoemd als één van de bedrijven die de naam van MMP misbruikt en doet alsof ze het knutselboek "Kind en Ziekenhuis" uitgeeft, maar bij gebreke van nadere concrete informatie, kan de kantonrechter hier niet de conclusie aan verbinden dat DWP zich hier inderdaad schuldig aan maakt. Vooralsnog blijft het de verklaring van DWP tegenover die van MSNoord.

De wijze waarop offerte wordt uitgebracht en wijze waarop tarieven kenbaar worden gemaakt misleidend: Offerte met de benaming "opdrachtbevestiging" wordt de indruk gewekt dat er reeds een overeenkomst tot stand is gekomen. Echter MSNoord had zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord gaf. Echter nu niet is gebleken dat verspreiding daadwerkelijke is geschiedt, rust op MSNoord geen betalingsverplichting.

5.2.  Voorts overweegt de kantonrechter dat de wijze waarop DWP haar offerte uitbrengt als misleidend kan worden gekwalificeerd. Een offerte behoort immers een aanbod te zijn, dat al dan niet aanvaard kan worden. Met de benaming "opdrachtbevestiging' wordt echter de indruk gewekt dat er reeds een overeenkomst tot stand gekomen is, die nog slechts bevestigd hoeft te worden.

Daarnaast zijn ook de wijze waarop DWP in haar opdrachtbevestiging de tarieven kenbaar maakt als misleidend aan te merken. Enerzijds omdat de prijs kennelijk nog dient te worden vermeerderd met een tweetal toeslagen, waarvan één niet in een bedrag is uitgedrukt, maar in een percentage. Alle prijzen/toeslagen staan ook niet bij elkaar vermeld. Anderzijds omdat nergens uit blijkt dat de genoemde tarieven het bedrag per verspreiding is, zoals door DWP gesteld. MSNoord mocht er naar het oordeel van de kantonrechter vanuit gaan dat de vermelde tarieven betrekking hadden op het totaal van de aangeboden zes verspreidingen.

Daarnaast kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat DWP opzettelijk de werkwijze hanteert van twee afzonderlijke opdrachtbevestigingen met een tussenpoos van ongeveer twee weken, waarbij in de eerste opdrachtbevestiging een fout in de advertentie zit. De kantonrechter verwijst in dat verband naar de door MSNoord overgelegde stukken van de firma Meton. Ook in die advertentie stond eenzelfde fout (verwisseling van de letters van de postcode) in de advertentietekst. De kantonrechter sluit niet uit dat DWP met deze handelwijze probeert te bewerkstelligen dat de opdrachtgever met de ontvangstbevestiging voor de tweede opdracht in de veronderstelling verkeert akkoord te verlenen voor de eerste gecorrigeerde opdracht. DWP heeft dit ook niet betwist. DWP heeft er geen verklaring voor gegeven waarom zij niet voor beide producten gelijktijdig een opdrachtbevestiging verstuurt.

Dat DWP ten opzichte van MSNoord gebruik heeft gemaakt van het logo van Oxfam Novib is niet gebleken, zodat dit in het onderhavige geval geen rol kan spelen.


5.3.  Een en ander laat echter onverlet dat het op de weg van MSNoord had gelegen om zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord gaf. Daartoe had MSNoord de opdrachtbevestigingen nauwkeuriger moeten lezen en er niet blindelings op mogen vertrouwen dat zij hiermee instemde met een advertentie in het kleurboek "Kind en Ziekenhuis". Voor zover MSNoord al gedwaald heeft, dient deze dwaling naar het oordeel van de kantonrechter voor haar rekening te blijven.

5.4. De kantonrechter is echter van oordeel dat op MSNoord geen betalingsverplichting rust, nu DWP, ondanks de gemotiveerde betwisting van de zijde van MSNoord, niet heeft aangetoond dat zij voldaan heeft aan haar verplichting tot verspreiding van de kleur- en puzzelplaten. DWP heeft in dat kader immers slechts een lijst met zes namen van fysiotherapiepraktijken in de omgeving van Menaam overgelegd. Uit niets blijkt echter dat zij de door haar bedoelde kleur- en puzzelplaten ook onder deze praktijken heeft verspreid en zo ja, in welke oplages dit is geschied. MSNoord daarentegen heeft gemotiveerd aangevoerd dat uit navraag bij de door DWP opgegeven adressen is gebleken dat de gestelde levering van de kleur- en puzzelplaten niet heeft plaatsgevonden. DWP heeft hier niet meer op gereageerd.

5.5. Op grond van het bovenstaande zal de kantonrechter de vordering van DWP afwijzen en de vordering van MSNoord tot terugbetaling van het bedrag ad € 2.160,56 toewijzen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10217

Het illegaal afluisteren

Rechtbank 's-Hertogenbosch 20 september 2011, LJN BT1882 (BNN afluisteren)

Als randvermelding. Strafrecht. Mediarecht. Rechtspraak.nl: Verdachte, een publieke omroepvereniging, reikt een presentator van RTL-Boulevard een verzonnen prijs uit in de vorm van een beeldje. In dat beeldje wordt opnameapparatuur geplaatst, waarmee gesprekken die de presentator buiten zijn woning voert, worden opgenomen. Verdachte wil de opnames uitzenden in een satirisch t.v-programma. Doel is volgens verdachte de privacyschending in de roddeljournalistiek kritisch te belichten. De directie geeft toestemming voor de heimelijke opnames. Enkele dagen na de overhandiging van het beeldje wordt de presentator met de opnames geconfronteerd. Hij weigert toestemming de opnames te gebruiken voor het tv-programma. Ze worden daarna ook niet publiek gemaakt.

De rechtbank verwerpt het verweer dat strafvervolging in strijd is met artikel 10 van het EVRM. In dit geval dient de eerbiediging van het recht van privacy (artikel 8 van het EVRM) zwaarder te wegen dan het recht van vrije nieuwsgaring (artikel 10 van het EVRM). De heimelijke opnames waren niet bedoeld om een ernstige maatschappelijke misstand te signaleren. Er is ook niet voldaan aan het subsidiariteitsvereiste: om het beoogde doel te bereiken waren er alternatieven voorhanden, waarbij de privacy van de presentator niet zou worden geschonden. De rechtbank legt verdachte een geldboete op van 2500 euro en €750 immateriële schadevergoeding.

In een reactie van BNN: “Verrassend en erg grappig dat Verlinde er zo hard en zo lang voor heeft gestreden om de privacy van BN’ers te beschermen, terwijl juist hij degene is die zich schuldig maakte aan het uitzenden van stiekeme filmpjes en beelden van bewakingscamera’s. Goed nieuws dat de rechter nu heeft bepaald dat dit soort praktijken tot het verleden behoort. Natuurlijk hebben wij de wet overtreden, maar in dit geval heiligt het doel de middelen.”

De Alberttape: VOC (YouTube)
BRON: Rechtspraak.nl en MediaReport

IEF 10216

Doorzending

HvJ EU 22 september 2011, gevoegde zaken C-244/10 en C-245/10 (Mesopotamia Broadcast A-S METC en Roj TV A-S tegen Bondsrepubliek Duitsland) - persbericht

Prejudiciële vraag van het Bundesverwaltungsgericht, Duitsland

Als randvermelding. Televisieomroepactiviteiten. Mogelijkheid voor lidstaat om op zijn grondgebied activiteit van in andere lidstaat gevestigde televisieomroeporganisatie te verbieden. Grond ontleend aan handelen in strijd met bevordering van begrip tussen volkeren, Richtlijn 89/552/EEG. Duitsland kan, op zijn grondgebied, niet doorzending van tv-programma's in het Koerdisch verbieden die worden uitgezonden door Roj TV in Denemarken.

[Valt], en zo ja onder welke voorwaarden, de toepassing van een nationale wettelijke bepaling krachtens welke een vereniging kan worden verboden wegens handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, binnen het gebied dat is gecoördineerd door [de richtlijn] en [is] deze toepassing daarom op grond van artikel 2 bis van de richtlijn uitgesloten?

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 22 bis van richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997, moet aldus worden uitgelegd dat omstandigheden zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, waarop een nationale rechtsregel van toepassing is op grond waarvan het verboden is te handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, moeten worden geacht te vallen onder het begrip „aansporing tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit”. Dit artikel staat er niet aan in de weg dat een lidstaat krachtens een algemene wettelijke regeling, zoals de wet op het publieke verenigingsrecht (Gesetz zur Regelung des öffentlichen Vereinsrechts) van 5 augustus 1964, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 21 december 2007, maatregelen vaststelt ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde televisieomroeporganisatie, en daarbij als reden aanvoert dat de activiteiten en de doelstellingen van deze organisatie in strijd zijn met het verbod van handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, mits deze maatregelen geen beletsel vormen voor het eigenlijke doorgeven op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst van de televisie-uitzendingen welke die organisatie vanuit de andere lidstaat verricht, hetgeen door de nationale rechter moet worden nagegaan.

IEF 10215

Verschoonbare dwaling en toeval

HvJ EU 22 september 2011, zaak C-426/10 P (Bell & Ross tegen OHIM/ Klockgrossisten i Norden AB)

Procesrecht; Gemeenschapsmodelrecht. artikel 45 Statuut van het Hof en 43 Reglement voor procesvoering van het Gerecht. Hogere voorziening tegen de beschikking Gerecht EU 18 juni 2010, zaak T-51/10 (Bell & Ross / OHIM – Klockgrossisten i Norden), waarbij het Gerecht het beroep heeft verworpen tegen de beslissing van het OHIM inzake een nietigheidsprocedure tussen Klockgrossisten i Norden AB en Bell & Ross BV.

Ondertekend origineel van het verzoekschrift is te laat neergelegd. Uitleg van de begrippen "verschoonbare dwaling" en "toeval"; Beginselen van gewettigd vertrouwen en evenredigheid. Kennelijke niet-ontvankelijkheid.

48 Het begrip toeval bevat een objectief element, dat betrekking heeft op abnormale omstandigheden die niet de marktdeelnemer betreffen, en een subjectief element, dat betrekking heeft op de verplichting voor de betrokkene om zich tegen de gevolgen van de abnormale gebeurtenis te beschermen door passende maatregelen te treffen zonder buitensporige offers te brengen. In het bijzonder moet de marktdeelnemer het verloop van de ingeleide procedure nauwkeurig in de gaten houden en met name de nodige zorgvuldigheid aan de dag leggen om de voorziene termijnen in acht te nemen (zie in die zin arrest van 15 december 1994, Bayer/Commissie, C‑195/91 P, Jurispr. blz. I‑5619, punt 32, en beschikking België/Commissie, reeds aangehaald, punt 17).

49 Rekwirante stelt dat de verwarring tussen het origineel en de afschriften van het verzoekschrift kan worden toegeschreven aan de tussenkomst van een externe onderneming waaraan zij de taak had toevertrouwd om het grote aantal kopieën te maken dat noodzakelijk was voor de indiening van het inleidende verzoekschrift.

50 Zoals de advocaat-generaal in punt 89 van haar conclusie heeft opgemerkt, behoren de voorbereiding van, het toezicht op en de controle van de ter griffie neer te leggen processtukken tot de verantwoordelijkheid van de advocaat van de betrokken partij. Het feit dat de verwarring tussen het origineel en de afschriften van het verzoekschrift kan worden toegeschreven aan de tussenkomst van een externe onderneming die door rekwirante is opgedragen om kopieën te maken, en de andere door rekwirante aangevoerde omstandigheden kunnen derhalve niet worden erkend als uitzonderlijke omstandigheden of abnormale gebeurtenissen die rekwirante niet betreffen, die verschoonbare dwaling of toeval bij rekwirante kunnen rechtvaardigen.

Hele dossier lezen: hier.

IEF 10214

Wellicht onzorgvuldig geplaatst

Rechtbank Breda 14 september 2011, LJN BT2326 (Cozzmoss B.V. tegen gedaagde h.o.d.n Weblication)

Auteursrecht, Cozzmoss-zaak. Een artikel geschreven door een freelance auteur [TD] wordt op de domeinnaam www.aroundtheglobe.nl aangeboden zonder toestemming. Vordering €750,92 ter delging van de geleden schade en gemaakte kosten. Het bewuste artikel is - wellicht onzorgvuldig geplaatst, maar inmiddels verwijderd.

Schade geschat op €360, administratiekosten á €78,50 kunnen ex 6:96 lid 2 sub b BW zijn redelijk en worden toegewezen. Proceskosten ex 1019h Rv á €1.250 toegekend als in redelijkheid begrootte advocaatkosten.

2.14. Er zijn zijdens Cozzmoss voldoende feiten gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat [TD] als gevolg van de inbreuk schade heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat [TD] de vergoeding voor de economische waarde is misgelopen, die hij had kunnen vragen als toestemming was gevraagd. Voorts dient geoordeeld te worden dat sprake is van verlies aan exclusiviteit en vermindering van exploitatiemogelijkheden, welke schade zal worden geschat op het gevorderde bedrag van Euro 360,= hetgeen redelijk voorkomt. Dat de schade mede een gevolg zou zijn van een omstandigheid die aan [TD] kan worden toegerekend, zoals [gedaagde] heeft betoogd, is onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.

2.15. Cozzmoss vordert administratiekosten van Euro 78,50, te vermeerderen met BTW. Cozzmoss stelt daartoe dat die kosten zijn gemaakt ter vaststelling van de inbreuk en geleden schade, zodat ze onder vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vallen. Deze kosten zijn onvoldoende gemotiveerd weersproken door [gedaagde].

Nu deze kosten als redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en geleden schade gezien moeten worden, liggen ze voor toewijzing gereed.

3.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [TD] op het onderhavige artikel, waardoor [gedaagde] toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de schade te vergoeden die de betrokken partijen hebben geleden ten gevolge van zijn inbreukmakend en onrechtmatig handelen zoals ten processe omschreven;

IEF 10213

Niet de mogelijkheid om zich te verzetten

HvJ EU 22 september 2011, zaak C-482/09 (Budějovický Budvar, národní podnik tegen Anheuser-Busch Inc) - persbericht

In navolging van Conclusie A-G Trstenjak IEF 9382

In't kort: Op 18 mei 2005, dat wil zeggen vier jaar en 364 dagen na inschrijving van het merk Budweiser in het voordeel van Budvar en Anheuser-Busch, heeft Anheuser-Busch bij het Merkenbureau van het Verenigd Koninkrijk een vordering tot nietigverklaring van de inschrijving van dit merk in het voordeel van Budvar ingediend (r.o. 21). Rechtsverwerking door gedogen doordat vijf jaar niet is verstreken. Uitleg begrip „gedogen”. Mogelijkheid en de voorwaarden om het nationale recht toe te passen, daaronder begrepen de regels inzake eerlijk parallel gebruik van twee identieke merken. Artikelen 4 lid 1 sub a en 9 lid 1 89/104/EEG.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1) Het begrip gedogen in de zin van artikel 9, lid 1, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten is een Unierechtelijk begrip en de houder van een ouder merk kan niet worden geacht het vaste en langdurige eerlijke gebruik, waarvan hij geruime tijd op de hoogte was, door een derde van een jonger merk dat gelijk is aan dat van deze merkhouder, te hebben gedoogd wanneer hij niet de mogelijkheid had om zich tegen dat gebruik te verzetten.

2) Inschrijving van het oudere merk in de betrokken lidstaat vormt geen voorwaarde waaraan moet zijn voldaan opdat de termijn van rechtsverwerking wegens gedogen van artikel 9, lid 1, van richtlijn 89/104 kan ingaan. De voorwaarden waaraan wel moet zijn voldaan opdat deze termijn ingaat, hetgeen de nationale rechter moet nagaan, zijn, ten eerste, inschrijving van het jongere merk in de betrokken lidstaat, ten tweede, inschrijving van dit merk te goeder trouw, ten derde, gebruik van het jongere merk door de houder ervan in de lidstaat van inschrijving en, ten vierde, kennis door de houder van het oudere merk van inschrijving van het jongere merk en van het gebruik na inschrijving ervan.

3) Artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een ouder merk geen nietigverklaring kan vorderen van een gelijk jonger merk dat dezelfde waren aanduidt, in geval van langdurig en eerlijk parallel gebruik van deze twee merken wanneer in omstandigheden als die in het hoofdgeding dat gebruik geen afbreuk doet of kan doen aan de wezenlijke functie van het merk, die erin bestaat de consumenten de herkomst van de waren of diensten te waarborgen. [red. arceringen]

IEF 10212

Aangezien parallelimporteurs in de regel (doos)codes verwijderen

Rechtbank 's-Gravenhage 21 september 2011, HA ZA 08-3969 (Bacardi tegen Entys C.s.)

Met gelijktijdige dank aan Niels Mulder, DLA Piper

Merkenrecht. Bacardi brengt op haar producten productcodes aan, dat doet zij zowel op de flessen, de dozen en de pallets om deze te kunnen traceren in geval van een product recall. In de eerste plaats gaat het om parallelimport van rum onder het merk BACARDI door Entys. Entys c.s. is betrokken bij handel in BACARDI producten die niet door en/of met toestemming van Bacardi binnen de EER in het verkeer zijn gebracht. en tevens pleegt Entys c.s. merkinbreuk pleegt en handelt onrechtmatig door verhandeling van BACARDI producten waarvan de productcodes geheel of gedeeltelijk zijn verwijderd.

Provisionele vordering: verbod merkinbreuk en verhandeling producten waarvan de productcodes (geheel of gedeeltelijk) zijn verwijdert; dit is onrechtmatig. Incidentele vorderingen: doen van accountantsgecontroleerde en gecertificeerde opgave op straffe van dwangsom, inzagebevel in bewijsbeslag zonder dwangsommen, in de hoofdzaak

Niet communautaire goederen die fysiek in de EER worden gebracht met een T1 status en vervolgens worden geleverd en opgeslagen in een AGP om daarna te worden doorgeleverd aan anders AGP in de EER gelden als gebruik in economisch verkeer ex 9(1)GMVo en 2.20(1)(a) BVIE. 

Dat er sprake is van ongeautoriseerde handel in Bacardi-producten "aangezien parallelimporteurs in de regel (doos)codes verwijderen" is zonder onderbouwing of toelichting, maar wel betwist, en dus niet onrechtmatig. Een beroep op uitputting treft geen doel, omdat er geen sprake is van uitputting in eigenlijke zin.

Incidentele vorderingen afgewezen, in de hoofdzaak: verbod met dwangsom €25.000 of €500 per product, met maximum van €750.000, nevenvorderingen: doen van opgave , onvoorwaardelijke toestemming tot afgifte van gedetailleerde beschrijving, afdracht nettowinst en/of betaling schadevergoeding, proceskosten á €28.000. Afwijzing provisionele eis.

4.8. (...) Hebben niet communautaire merkgoederen die niet door of met toestemming van de merkhouder voor eerste verhandeling in de EER zijn bedoeld, die vervolgens door Entys fysiek in de EER worden gebracht aanvankelijk als T1 (niet communautaire) goederen en vervolgens onder een AGD worden geleverd en opgeslagen in een AGP in Rotterdam (bij Mevi) om daarna te worden doorgeleverd naar een andere AGP elders in de EER (bijvoorbeeld Spanje, bij Aquilar) – of daarbuiten – te gelden als merkenrechtelijk in de EU (...) "gebruikt in het economisch verkeer".

4.14. Uit de als prods. 11-47 door Bacardi overgelegde documentatie blijkt dat de betreffende Bacardi-producten telkens als niet communautaire goederen (T1) binnenkwamen bij Mewi en na bij Mewi in haar douane-entrepot te zijn opgeslagen, vervolgens in het vrije verkeer moeten zijn gebracht (en niet als T1-goederen weer zijn doorgevoerd tot buiten de EER). Mewi heeft deze goederen ten behoeve van Entys aangegeven voor het vrije verkeer, want de douane heeft telkens voor iedere partij overeenkomstig art. 47 CDW een “toestemming tot wegvoering” afgegeven, zoals Bacardi met juistheid en onvoldoende steekhoudend weersproken aanvoert. Daaruit blijkt (impliciet) dat de invoerformaliteiten zijn vervuld. Immers, dit is een bevestiging van de douane dat de betreffende goederen de oorspronkelijke opslagplaats mogen verlaten (op de betreffende formulieren aangegeven met “controle bij uitslag/wegvoering”), volgend op aangifte tot in het vrije verkeer brengen van Mewi. Vervolgens kunnen de betreffende goederen fysiek worden weggevoerd, dat wil zeggen: in het vrije verkeer gebracht. Daarna kunnen deze goederen hetzij rechtstreeks naar afnemers en dan is (meteen) accijns verschuldigd, danwel in een AGP worden opgeslagen (accijnsafdracht wordt uitgesteld). Ter comparitie kenschetste Bacardi een AGP naar het oordeel van de rechtbank met juistheid als een “fiscaal entrepot”, geen “douane entrepot”. Ook bevat de betreffende door Bacardi overgelegde documentatie AGD’s voor partijen die bestemd zijn voor buiten de EER waarop staat aangegeven dat de betreffende handeling wordt gekwalificeerd als: “uitvoer uit de Gemeenschap”, hetgeen duidelijk maakt dat deze zich in het in het vrije verkeer binnen de EER bevinden, omdat anders niet van uitvoer sprake is. Ook dit is door Entys c.s. onvoldoende gemotiveerd weersproken.

4.15. Nu in ieder geval met betrekking tot de in prods. 11 t/m 47 door Bacardi overgelegde leveringen zodoende vaststaat dat Entys Bacarditekens gebruikt in de zin van art. 9(1)(a) jo. en art. 2.20(1)(a) jo. (2)(c) BVIE, pleegt zij daarmee merkinbreuk. Dat daarvan in beginsel sprake is, is door Entys c.s. overigens (buiten haar verweer dat de betreffende goederen vanwege de accijnsstatus niet in het vrije verkeer zouden zijn gebracht) ook niet inhoudelijk weersproken. In beginsel is daarmee een merkinbreukverbod met nevenvorderingen toewijsbaar. 

Verwijdering/beschadiging codering en overig inbreukmakend of onrechtmatig handelen?

4.18. (...) Zij stelt daar slechts dat het handelen door Entys in Bacardi producten waarvan de dooscodes zijn verwijderd een aanwijzing zou zijn van betrokkenheid van Entys bij ongeautoriseerde handel in Bacardi-producten “aangezien parallelimporteurs in de regel (doos)codes verwijderen.” Zonder nadere onderbouwing of toelichting – die niet steekhoudend is verschaft – is dit enkele gegeven van verwijdering van dooscodes – zo daar al sprake van zou zijn, hetgeen niet vaststaat gegeven de feitelijke betwisting daarvan door Entys – evenwel niet onrechtmatig. Voor zover Bacardi hiermee heeft willen betogen dat geen beroep kan worden gedaan op uitputting vanwege wijziging van de toestand van de waar in de zin van art. 13(2) GMVo en art. 2.23(3) BVIE, wordt daar niet aan toegekomen, omdat uit het vorenoverwogene al volgt dat aan uitputting in eigenlijke zin niet wordt toegekomen.

IEF 10211

Met twee hoornen

Gerecht EU 22 september 2011, zaak T-174/10 (Ara AG tegen OHIM/Allrounder SARL)

In't kort: Merkenrecht. Oppositieprocedure in het gemeenschapsmerkenrecht. Op grond van beeldmerk A met twee hoornen en nationaal woordmerk A wordt internationale aanvrage voor een gemeenschapsmerk geweigerd. Er is sprake van een relatieve weigeringsgrond: geen verwarringsgevaar. Oppositie geweigerd.

Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van het woordmerk „A”, voor waren van de klassen 18 en 25, strekkende tot vernietiging van beslissing R 481/20091 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 26 januari 2010, waarbij is verworpen het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling houdende afwijzing van de oppositie van verzoekster tegen de aanvraag voor inschrijving van het beeldmerk dat bestaat in de afbeelding van de letter A met twee hoornen, voor waren van de klassen 18 en 25. 

38      Par conséquent, dans la mesure où les signes en conflit présentent des différences importantes et où la marque antérieure n’est pourvue que d’un caractère distinctif faible, c’est à juste titre que la chambre de recours a conclu à une absence de risque de confusion entre les marques en conflit, nonobstant la circonstance que les produits en cause sont en partie identiques et en partie similaires.

39      Cette conclusion n’est pas infirmée par l’argumentation de la requérante tirée de ce que les juridictions allemandes auraient conclu à l’existence d’un risque de confusion dans des circonstances analogues. En effet, si la jurisprudence des juridictions des États membres peut être prise en considération, la légalité des décisions des chambres de recours s’apprécie uniquement sur la base du règlement n° 207/2009 [voir, en ce sens, arrêt du Tribunal du 8 septembre 2010, Icebreaker/OHMI – Gilmar (ICEBREAKER), T‑112/09, non publié au Recueil, point 51, et la jurisprudence citée].

40      Il en est de même de la référence par la requérante à des décisions des chambres de recours ayant conclu à l’existence d’un risque confusion entre la marque antérieure et certaines marques constituées par la représentation de la lettre « a » .

41      Il suffit, à cet égard, de relever que les décisions que les chambres de recours de l’OHMI sont amenées à prendre, en vertu du règlement n° 207/2009, relèvent de l’exercice d’une compétence liée et non pas d’un pouvoir discrétionnaire. Dès lors, la légalité desdites décisions doit être appréciée uniquement sur le fondement de ce règlement et non sur la base d’une pratique décisionnelle antérieure à celles-ci (arrêts de la Cour du 15 septembre 2005, BioID/OHMI, C‑37/03 P, Rec. p. I‑7975, point 47, et du 12 janvier 2006, Deutsche SiSi-Werke/OHMI, C‑173/04 P, Rec. p. I‑551, point 48).

IEF 10210

Niet systematisch verworpen

Gerecht EU 22 september 2011, zaak T-250/09 (Cesea Group tegen OHIM/Mangini & C. (MANGIAMI))

Merkenrecht. Gemeenschapsbeeldmerk Mangiami. Nietigheidsprocedure. Toelaatbaarheid van nieuw bewijsmateriaal. Er is hier sprake van complementair bewijs inzake gebruik en er is, gezien de jurisprudentie, geen sprake van een systematische verwerping van dit type bewijsvoering. Beslissing OHIM vernietigd.

Gemeenschapsmerk – Beroep tot vernietiging van beslissing R 982/2008-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 20 april 2009, waarbij de beslissing van de nietigheidsafdeling is vernietigd en het beeldmerk bevattende het woordbestanddeel „mangiami” voor waren van de klassen 29, 30 en 32 gedeeltelijk nietig is verklaard in het kader van de door Mangini & C. Srl ingestelde vordering tot nietigverklaring

31 D’autre part, l’OHMI ne saurait prétendre que l’article 76, paragraphe 2, du règlement n° 207/2009 ne serait jamais applicable si les preuves complémentaires de l’usage, du fait de leur production tardive, étaient systématiquement rejetées. En effet, il ressort de la jurisprudence citée au point 22 supra que les preuves complémentaires tardives de l’usage ne sont pas systématiquement rejetées étant donné qu’elles sont admises s’il existe des éléments nouveaux.

32 Il ressort de ce qui précède qu’il y a lieu d’accueillir le moyen unique de la requérante au soutien de son chef de conclusions formulé à titre principal et d’annuler la décision attaquée sans qu’il soit nécessaire d’examiner le chef de conclusions formulé à titre subsidiaire par la requérante.