IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 5997

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage,16 april 2008, KG ZA 08-319, Room Seven B.V. tegen Zinos C.V.

Auteursrecht en Gemeenschapsmodellen diverse prints kinderbeddengoed. “4.17. Ook met betrekking tot de Ocean dream-print heeft Zinos volstaan met te stellen dat zij geen kopie van deze print op de markt brengt. Zij had weliswaar een dekbedovertrek met de betreffende print op haar kantoor aanwezig, maar ook deze overtrek zou niet in productie zijn genomen. Nu niet is betwist dat de onder 2.5. sub G getoonde print dezelfde totaalindruk maakt als de Ocean dream, gaat de voorzieningenrechter er voorshands, in lijn met hetgeen hiervoor onder 4.16 is overwogen, vanuit dat er ook met betrekking tot de Ocean dream-print van voldoende dreiging van inbreukmakend handelen sprake is om een verbod te rechtvaardigen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5996

In stedelijke zones

citi.gifGvEA, 16 april 2008, zaak T-181/05, Citigroup, Inc & Citibank, NA tegen OHIM / Citi, SL

Oppositieprocedure o.g.v. ouder bekende gemeenschapswoordmerk CITIBANK tegen aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk CITI. Artikel 8, lid 5, bekende merken. Het Gerecht vernietigt de gedeeltelijke afwijzing van het  van het OHIM.

“70. Het is duidelijk dat het woordelement „citi” het Engelse woord „city” oproept. Deze woorden zijn fonetisch identiek en stemmen visueel overeen. Aldus rijst de vraag of het element „citi” al dan niet onderscheidend vermogen heeft en of het vooral doet denken aan een stad. Op dit punt dient met klem erop te worden gewezen dat de naam van de bank Citibank oorspronkelijk City Bank of New York was en dat verzoeksters vaak gebruikmaken van hun merk THE CITI NEVER SLEEPS.

71. De schrijfwijze van het woord „citi” verschilt echter van die van het Engelse woord „city” en een consument van financiële diensten kiest een dergelijke dienst niet zonder de naam van de betrokken financiële instelling geschreven te hebben gezien. Bovendien omvat het betrokken publiek in casu miljoenen niet-Engelstalige personen. Zoals het BHIM heeft opgemerkt, bestaat er voorts geen enkele bank die zijn diensten alleen in stedelijke zones aanbiedt. De oorspronkelijke naam City Bank of New York werd later gewijzigd in Citibank wegens de evolutie en uitbreiding ervan.

72. Uit het voorgaande volgt dat het element „citi” onderscheidend vermogen heeft.

73. Reeds op basis van de aldus vastgestelde overeenstemming tussen de betrokken merken kan het publiek een verband leggen tussen deze merken, zoals is vereist voor de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94. Daarbij dient eraan te worden herinnerd dat verwarringsgevaar daartoe niet is vereist. Bijgevolg is het Gerecht van oordeel dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te stellen dat de betrokken merken onvoldoende overeenstemden om een verband als vereist voor de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 te kunnen leggen.

74. Derhalve heeft de kamer van beroep artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 geschonden door te oordelen dat de betrokken merken niet overeenstemden. Reeds op deze grond kan het onderhavige beroep worden toegewezen. Gelet op de wens die partijen ter terechtzitting hebben geformuleerd, is het Gerecht evenwel van mening dat het passend is, ten overvloede het derde onderdeel van het middel te onderzoeken.”

En:

“83. In deze omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat het zeer waarschijnlijk is dat het gebruik van het aangevraagde merk CITI door douaneagentschappen, en dus voor activiteiten als financieel gemachtigde bij het beheer van geldsommen en van onroerende goederen voor klanten, zal leiden tot het meeliften op de bekendheid van het merk, met andere woorden dat daardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de reputatie van het merk CITIBANK en uit de aanzienlijke investeringen die verzoeksters doen om deze reputatie te verkrijgen. Dit gebruik van het aangevraagde merk CITI kan tevens leiden tot de opvatting dat interveniënte banden heeft met of deel uitmaakt van verzoeksters, zodat de door het aangevraagde merk aangeduide diensten gemakkelijker kunnen worden verhandeld. Aangezien verzoeksters houder zijn van verschillende merken die het element „citi” bevatten, is dit risico nog groter.

84. Ten slotte is het Gerecht van oordeel dat interveniënte niet het bewijs heeft geleverd dat er voor het gebruik van het aangevraagde merk geldige redenen voorhanden waren.

85. Het gebruik van het merk CITI in Spanje door interveniënte kan geen geldige rechtvaardigingsgrond vormen, aangezien de omvang van de geografische bescherming van het Spaanse merk niet overeenkomt met het grondgebied waarop het aangevraagde merk wordt beschermd, en voorts omdat de rechtsgeldigheid van de inschrijving van het Spaanse merk wordt betwist voor de nationale rechterlijke instanties. In dezelfde context is het irrelevant dat interveniënte houder is van de domeinnaam „citi.es”.

Lees het arrest hier.

IEF 5995

Als werken van

gubs.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 15 april 2008, LJN: BC9375, Strafzaak.

Aardig strafzaak over onder andere artikel31a en b AW. De Rechtbank ’s-Hertogenbosch acht bewezen dat een 58-jarige man uit Eindhoven diverse schilderijen heeft verkocht als werken van de kunstenaar Klaas Gubbels. De man is veroordeeld tot een jaar cel, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

De rechtbank acht o.m. bewezen dat  “hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 29 oktober 2006  in de gemeente(n) Eindhoven en/of Tilburg en/of Arnhem en/of Dieren en/of  Apeldoorn en/of Groesbeek en/of Groningen en/of Hoofddorp, in elk geval in  Nederland, opzettelijk een (zeer) groot aantal schilderijen en/of aquarellen,  althans een of meer schilderij(en) en/of aquarel(len) waarin met inbreuk op  eens anders auteursrecht (te weten van [een kunstschilder]) beeltenissen waren  vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en/of ter verspreiding  voorhanden heeft gehad en/of bewaard heeft uit winstbejag, terwijl hij van het  plegen van dit misdrijf daar toen zijn beroep heeft gemaakt of als bedrijf  heeft uitgeoefend. (art. 31a en b Auteurswet 1912).

“De Eindhovenaar gaf aan niet te hebben geweten dat de schilderijen vals waren. Hij zei ze zelf te hebben gekocht van Johan Dijkstra, een kunsthandelaar uit Arnhem. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig, mede omdat niemand uit de kunstwereld deze Johan Dijkstra kent. De Eindhovenaar kon zelf ook geen adres of telefoonnummer van Johan Dijkstra overleggen.

De rechtbank meent dat het handelen van de Eindhovenaar kunstschilder Klaas Gubbels ernstig heeft benadeeld. Daarnaast is door het plegen van de feiten inbreuk gemaakt op de integriteit van de kunsthandel. De rechtbank heeft diverse vorderingen van benadeelde partijen toegewezen voor een totaal bedrag van ruim 76 duizend euro.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5993

De kleur van het oog

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 april 2008, rekestnummer: 2008-0550, Westhoff c.s. tegen Jungpflanzen Grünewald GmbH c.s.

Kwekersrecht. Ex parte beschikking. Toewijzing verzoek tot het leggen van bewijsbeslag met gerechtelijke bewaring, beschrijving en monsterneming.

Westhoff c.s. zijn krachtens inschrijving in het Europese rassenregister op 16 december 1996 houdster van Gemeenschapskwekersrecht voor het Scaevola ras met de rasnaam “SAPHIRA”. Grünewald Veredelings B.V. is houdster van Gemeenschapskwekersrecht voor een Scaevola ras met de rasnaam “BLUE LAGUNA”.

Westhoff heeft bij een controle via internet en bezoeken geconstateerd dat Bevermeer Scaevola planten verkoopt en/of te koop aanbiedt onder de naam BLUE LAGUNA, terwijl het in werkelijkheid planten van het ras SAPHIRA betreft. Bevermeer stelde bij de controle dat Bevermeer de door haar aangeboden Scaevolaplanten uitsluitend van Grünewald geleverd heeft gekregen en dat Grünewald deze Scaevola-planten als BLUE LAGUNA heeft geleverd. Westhoff stelt dat het vrij eenvoudig is vast te stellen dat de planten die door Bevermeer worden aangeboden behoren tot het ras SAPHIRA en dat dit geen planten van het ras BLUE LAGUNA kunnen zijn. De planten van het ras BLUE LAGUNA laten tijdens de bloei een wit oog zien, terwijl SAPHIRA planten geen wit oog hebben. Bevermeer stond bij het bezoek niet toe dat Westhoff monsters nam.

Westhoff stelt recht te hebben op het uitvoeren van vergelijkend onderzoek ten einde te doen vaststellen dat de bij Bevermeer aangetroffen planten daadwerkelijk planten van het ras SAPHIRA zijn, dan wel moeten worden aangemerkt als een ras dat niet duidelijk onderscheidbaar dan wel afgeleid is van haar ras SAPHIRA. Westhoff wil in dat verband door Naktuinbouw een opplanting laten doen en morfologisch- en genotypisch onderzoek van een aantal Scaevola-rassen laten uitvoeren, waaronder SAPHIRA en BLUE LAGUNA. Daarnaast wil Westhoff de administratie onderzoeken teneinde vast te stellen wat de omvang van de inbreuk en/of schending van voormeld Händlervertrag is en teneinde te achterhalen wie de leveranciers en afnemers van de inbreukmakende planten zijn.

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken van Westhoff toe:

“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de stelling van Grünewald (red IEF: moet zijn “Westhoff”) dat Westhoff (red IEF: moet zijn “Grünewald”) inbreuk heeft gemaakt op haar Gemeenschapskwekersrecht voldoende gesubstantieerd voor toewijzing van maatregelen tot bescherming van bewijs op de wijze als hierna verwoord. Tevens hebben verzoeksters voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat het nodig is de verzochte maatregelen te nemen zonder de wederpartij te horen.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5992

Minder dan optimaal oplettend

ziekenhuis rotterdam.BMPRechtbank Rotterdam, 8 april 2008, LJN: BC9129, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten B.V. c.s. tegen de Stichting Medisch Centrum Rijnmond-Zuid (MCRZ).

Handelsnaamrecht / merkenrecht. Uitvoerig vonnis over het gebruik van de handelsnaam 'Ziekenhuis Rotterdam'. (Voorgenomen) gebruik van deze naam is niet misleidend in de zin van art. 5b Hnw, maar kan wel leiden tot verwarring met andere ziekenhuizen bij het niet-professionele publiek . Meegewogen wordt dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.

MCRZ kondigt medio 2007 aan haar naam te zullen wijzigen in 'Ziekenhuis Rotterdam' en registreert de domeinnaam ziekenhuisrotterdam.nl en het woord/beeldmerk met dezelfde woorden. Twee andere ziekenhuizen uit Rotterdam, het Havenziekenhuis en het Oogziekenhuis, maken hiertegen bezwaar. Al worden eisers niet op alle punten in het gelijk gesteld, resultaat is dat het MCRZ de handelsnaam 'Ziekenhuis Rotterdam' niet mag voeren.

Op de eerste plaats oordeelt de voorzieningenrechter dat het voeren van de naam 'Ziekenhuis Rotterdam' kan leiden tot verwarring met de handelsnamen Havenziekenhuis Rotterdam en Oogziekenhuis Rotterdam bij niet-professionele dienstverleners, voornamelijk bestaande uit patiënten en hun bezoekers, zoals familieleden:

4.4.4 (...) Bij hen ligt, nu alle drie de ziekenhuizen de namen “Ziekenhuis” en “Rotterdam” in hun handelsnaam (zullen) gebruiken, bepaald voor de hand dat zij zullen menen dat deze ziekenhuizen op enigerlei wijze met elkaar gelieerd zijn of zelfs gelijk zijn als aan Ziekenhuis Rotterdam geen enkel ander woord is toegevoegd. Dat de woorden “Haven” en “Oog” kenmerkende bestanddelen vormen van de handelsnamen van respectievelijk het Havenziekenhuis Rotterdam en het Oogziekenhuis Rotterdam, doet hier niet aan af; dergelijke woorden laten zich immers heel wel verklaren door het bestaan van diverse specialisaties binnen een ziekenhuis. Hierbij is meegewogen dat een aanzienlijk deel van dit publiek eenmalig of voor de eerste maal van de diensten van voornoemde ziekenhuizen gebruik maakt. Bovendien is tussen partijen in confesso dat bezoekers/ patiënten van ziekenhuizen vaak gespannen zullen zijn, terwijl voorts een deel vanwege herkomst of leeftijd, minder dan optimaal oplettend zal zijn. Dit effect hangt samen met de normale samenstelling en gesteldheid van ziekenhuispubliek en moet dus, voor het verwarringsgevaar, worden meegewogen.

Het feit dat het gaat om handelsnamen in de zorgsector is een factor van belang:

4.4.4. (...) Hierbij is meegewogen dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.

Eisers hadden voorts gesteld dat het voeren van de betreffende handelsnaam misleiding van het publiek in de zin van art. 5b Hnw oplevert. De Voorzieningenrechter is het hier niet mee eens:

4.6 Met de naam “Ziekenhuis Rotterdam” wordt het publiek geen onjuiste voorstelling gegeven over de aard van de onder die naam gedreven onderneming, omdat het inderdaad een ziekenhuis gevestigd te Rotterdam betreft. Dat is op zichzelf niet doorslaggevend. De benaming Ziekenhuis Rotterdam zou onder omstandigheden de indruk kunnen wekken dat zij het enige, althans het overkoepelende ziekenhuis in Rotterdam is. Dat er sprake is van zulke omstandigheden is echter thans onvoldoende aannemelijk. Daarbij is enerzijds gelet op de algemeen bekende omstandigheid dat Rotterdam meer dan één ziekenhuis telt, waaronder de drie eiseressen, die alle een reeds jaren gevestigde reputatie hebben, ten dele ook internationaal. Anderzijds is in aanmerking genomen het door MCRZ geuite, niet betwiste voornemen de naam vooral te gebruiken in combinatie met verwijzingen naar de Zorgboulevard. In die situatie kan thans niet worden gezegd dat misleiding van het publiek als bedoeld in artikel 5b van de Hnw te duchten is.

Tot slot wordt geoordeeld gebruik van het woord/beeldmerk ZIEKENHUIS ROTTERDAM ongeoorloofd is, nu in het merk de naam een zeer prominent onderdeel vormt:

4.8 Ter terechtzitting is door MCRZ verklaard dat zij dit beeldmerk als dienstmerk gaat gebruiken. Gelet op de aard van de onderneming - een ziekenhuis - valt redelijkerwijs te verwachten dat het publiek geen onderscheid zal maken tussen het gebruik van de handelsnaam ter aanduiding van de onderneming en het gebruik van het merk - waarvan de handelsnaam het meest in het oog springende deel is - ter aanduiding van de diensten van de onderneming. Dat betekent dat het gebruik van het dienstmerk en dat van de handelsnaam samenvallen of elkaar ten minste overlappen, zodat het verbod op het voeren van de handelsnaam voorshands ook het verbod op het gebruik van het merk meebrengt. Voortgezet gebruik van het dienstmerk na staking van het gebruik van de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam zou immers het verwarringsgevaar waarop in overweging 4.4.4 is gedoeld in stand houden en wellicht nog vergroten.

Lees vonnis hier.

IEF 5991

Personalia

In plaats van alleen maar steeds meer doen, gaat Arnoud Engelfriet nu ook eens wat anders doen. Na bijna negen jaar als IP counsel bij Philips te hebben gewerkt, gaat Engelfriet per 1 juli aan de slag als partner bij juridisch adviesbureau ICTRecht. “ICTRecht levert praktisch en deskundig juridisch advies over internet, ICT, software, intellectueel eigendom, mediarecht en mededinging. Arnoud zal zich hier vooral bezighouden met softwarelicenties, open source, octrooien en internetrecht.” Naar eigen zeggen heeft de overstap geen gevolgen voor zijn eigen website Ius Mentis en het bijgehorende internetrechtweblog.

Lees hier meer.

IEF 5990

Incasso veronderstelt repartitie

Kamerstukken II 31200 VI, nr. 128. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008; Verslag schriftelijk overleg over de thuiskopievergoeding

"Met de leden van de CDA-fractie meen ik dat de geïnde thuiskopiegelden ten goede moeten komen aan degenen voor wie zij bedoeld zijn, te weten de makers van creatieve werken. Incasso veronderstelt immers repartitie. Uitkering aan, bijvoorbeeld, artiesten en musici is en blijft ook de inzet van mijn beleid en dat van het College van Toezicht. Dat laat onverlet dat als gelden echt onverdeelbaar blijken, nadat Stichting De Thuiskopie en haar verdeelorganisaties hun overheadkosten en andere inhoudingen hebben verricht en alle bij de organisaties bekende rechthebbenden hun billijke vergoeding hebben ontvangen, het redelijk en billijk is om deze – naar achteraf blijkt teveel geïnde gelden – te laten terugvloeien aan de betalingsplichtigen, t.w. de producenten en importeurs van voorwerpen die bestemd zijn voor het thuiskopiëren. Zoals de aan het woord zijnde leden terecht opmerken, verliest een stelsel waarin wel wordt geïnd, maar onvoldoende wordt uitgekeerd, immers zijn legitimatie."

Lees het verslag hier, bijlage hier.

IEF 7200

The European Central Bank vs. Document Security Systems, Inc.

District Court of The Hague, 12 March 2008, Case number / Cause-list number: 269923 / HA ZA 06-2495, The European Central Bank versus Document Security Systems, Inc.

By means of a judgment having immediate effect, ECB requests the annulment of European patent 0 455 750 B1, pertaining to a “Method of making a nonreplicable document", for the Netherlands, ordering DSS to pay the procedural costs, including the translation costs. 3.2. The underlying reason for ECB’s claim is that, in its opinion, the patent is null and void as the subject of the patent is not covered by the content of the original application, the invention is not new, and in addition there is a lack of inventive step.

The District Court of The Hague concludes that EP 750 is valid so that its nullification claimed by ECB must be dismissed.

Read the entire judgement here. IEFenglish

IEF 5966

Olanzapine

zyprexa.jpgVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 7 april 2008, KG ZA 08-63, Eli Lilly tegen Ratiopharm.

Kort geding octrooi-inbreuk; onvoldoende concrete aanwijzingen dat inbreuk zal worden gemaakt; proceskostenvergoeding ad € 110.000.

Eli Lilly is houder van een Europees octrooi en een daarop verleend aanvullend beschermingscertificaat (“ABC”) met betrekking tot de stof olanzapine, een antipsychoticum dat gebruikt wordt voor aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. Geneesmiddelen bevattende olanzapine worden door Eli Lilly op de markt onder het merk Zyprexa. Het ABC van Eli Lilly heeft gelding t/m 11 september 2011.

Ratiopharm heeft een marktvergunning voor generieke olanzapine ingediend middels de zgn. (Europese) gecentraliseerde procedure, en daarbij onder meer registratie gevraagd voor Nederland. Ratiopharm is echter nog niet op de markt met generieke olanzapine in Europese landen waar Eli Lilly octrooirechten kan doen gelden.

Eli Lilly heeft Ratiopharm gesommeerd toe te zeggen dat zij hangende de geldigheid van het octrooi en het ABC niet in Nederland met generieke olanzapine-producten op de markt zal komen. Concrete aanleiding voor het kort geding vormt de weigering van Ratiopharm deze toezegging te doen.

Volgens de voorzieningenrechter wordt onvoldoende concrete dreiging van inbreuk aanwezig geacht die een verbod zou kunnen dragen. De voorzieningenrechter wijst erop dat volgens vaste rechtspraak het enkele voorhanden hebben (of aanvragen) van marktvergunning voor een geneesmiddel zonder bijkomende, concrete omstandigheden die aannemelijk maken dat Ratiopharm voornemens is inbreukmakende generieke producten op de markt te brengen hangende de geldigheidsduur van het octrooi en het ABC, onvoldoende dreiging tot inbreuk behelst, zodat alsdan niet op die enkele omstandigheid van een voorhanden marktvergunning een verbod in kort geding kan worden verkregen. Het hebben of aanvragen van een marktvergunning is geen octrooirechtelijk voorbehouden handeling.

Bedoelde bijkomende omstandigheden worden afwezig geacht. Ratiopharm heeft aangegeven geen concrete plannen te hebben om hangende de geldigheidsduur van Eli Lilly’s exclusieve rechten op de markt te komen en elders in Europa doet zij dat ook niet. Het niet willen doen van een (geclausuleerde) toezegging tot non-inbreuk door Ratiopharm gedurende Eli Lilly’s exclusieve rechten, biedt geen concrete dreiging van inbreuk. Gelet op de omstandigheid dat geen sprake is van voorafgaande daadwerkelijke inbreuk, is een dergelijke toezegging niet iets, waarop Lilly aanspraak kan maken.
De voorzieningenrechter overweegt: “Er bestaat rechtens geen algemene aanspraak op het schriftelijk door derden (of concurrenten) laten bevestigen van een ieders absolute rechten  (…). Een weigering zulks te doen creëert mitsdien been (spoedeisend) belang om dat in kort geding af te dwingen, althans niet zonder bijkomende omstandigheden, die, zo ligt in het vorenoverwogene besloten, voorshands afwezig worden geacht.”

De vorderingen van Eli Lilly worden afgewezen. Conform een tussen partijen gemaakte afspraak ter over de over en weer te vorderen proceskosten wordt Eli Lilly veroordeeld in de proceskosten van Ratiopharm ter hoogte van € 110.000.

Lees het vonnis hier.

IEF 5965

In de gereedschapsbranche

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, 2 april 2008, LJN: BC9160, X, h.o.d.n. ‘Tooldiscounter’ tegen A, o.a. h.o.d.n. ‘Tooldiscount’

Kort geding. Handelsnaamgeschil. Verwarringsgevaar tussen ‘Tooldiscounter’ en ‘Tooldiscount’ wordt aangenomen.

Eiser drijft sinds 2003 een groothandel en een internetwinkel in onder meer gereedschappen onder de handelsnaam “Tooldiscounter” en de domeinnaam www.tooldiscounter.nl.In dezelfde regio is gedaagde in 2007 een soortgelijke onderneming gestart onder de naam “Tooldiscount”. Gedaagde bezit eveneens de domeinnaam www.tooldiscount.nl. Eiser heeft gedaagde gesommeerd het gebruik van de handelsnaam “tooldiscount” te staken en de domeinnaam www.tooldiscount.nl uit de lucht te halen. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven en eiser is een kort geding gestart om haar vorderingen af te dwingen.

De vorderingen van eiser worden toegewezen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de door gedaagde gebruikte handelsnaam 'Tooldiscount' en de bijbehorende internetsite www.tooldiscount.nl slechts in geringe mate afwijken van de door eiser gebruikte handelsnaam 'Tooldiscounter' en de bijbehorende internetsite www.tooldiscounter.nl. Voldoende aannemelijk geworden is dat er bij het gebruik van deze twee handelsnamen c.q. de daaraan verbonden internetsites verwarringsgevaar bij het publiek te duchten is, aangezien:

(i) beide ondernemingen in de gereedschapsbranche actief zijn, meer in het bijzonder de verkoop van gereedschap via internet;
(ii) zij daarbij grotendeels dezelfde produkten aanbieden;
(iii) beide ondernemingen in dezelfde regio -Fryslân- gevestigd zijn;
(iv) beide ondernemingen middels de internetverkoop een landelijke dekking hebben.

Nu eiser een oudere handelsnaam heeft liggen zijn vorderingen op grond van artikel 5 Handelsnaamwet voor toewijzing gereed. Hier komt nog bij dat gedaagde ter zitting heeft erkend dat het hiervoor omschreven verwarringsgevaar bestaat en dat hij meelift met de bekendheid van de oudere handelsnaam 'Tooldiscounter'. Gedaagde heeft tevens verklaard bereid te zijn om het gebruik van de handelsnaam '(ISR) Tooldiscount' en de daaraan verbonden internetsite www.tooldiscount.nl te staken. Onder deze omstandigheden kan de vordering van X strekkende tot een verbod van het gebruik van de handelsnaam 'Tooldiscount' en het uit de lucht halen van de internetsite www.tooldiscount.nl worden toegewezen.

Het jegens gedaagde gevorderde verbod van het gebruik van de afzonderlijke elementen 'Tool' en 'Discount(er)' zal worden afgewezen, nu eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij slechts belang heeft bij een verbod op het in gezamenlijkheid gebruiken van de woorden 'Tool' en 'Discount' als handelsnaam. Bovendien zijn de afzonderlijke woorden 'Tool' en 'Discount' algemeen gangbare beschrijvende begrippen, waaraan op zichzelf naar voorlopig oordeel geen bescherming toekomt.

Eiser vordert geen volledige proceskostenvergoeding zodat gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten volgens het liquidatietarief. 

Lees het vonnis hier.