IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 22172
2 augustus 2024
Uitspraak

Hof van Beroep van UPC vernietigt beslissing omtrent verzoek tot bewijsbewaring

 
IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 18251

Uitspraak ingezonden door Boukje van der Maazen, Daan de Lange en Jan Pot van Brinkhof.

Beschermingsomvang EP 455 te beperkt voor Roche om tegen Mundipharma op te kunnen treden

Rechtbanken 20 feb 2019, IEF 18251; C/09/565454/ KG ZA 18-1345 (Roche c.s. tegen Mundipharma ), https://ie-forum.nl/artikelen/beschermingsomvang-ep-455-te-beperkt-voor-roche-om-tegen-mundipharma-op-te-kunnen-treden

Rechtbank Den Haag 20 februari 2019, IEF 18251, LS&R 1691, C/09/565454/ KG ZA 18-1345 (Roche c.s. tegen Mundipharma). Octrooirecht. Kort geding. Hoffman-La Roche en Genentech (hierna: Roche) zijn beide onderdeel van de Roche-groep. Genentech heeft een geneesmiddel ontwikkeld voor de behandeling van borstkanker (genaamd Herceptin), en houdt het octrooi van dit geneesmiddel (EP 455). Roche is exclusieve licentienemer van dit octrooi. Mundipharma verhandelt in Nederland Herzuma, een medicijn dat vermeend inbreuk maakt op EP 455. Roche vordert in kort geding een inbreukverbod in Nederland. De rechtbank stelt allereerst vast dat de geneesmiddelen biosimilar zijn. Deze zijn dus vergelijkbaar, maar niet noodzakelijk volledig identiek. Mundipharma betwist dat er bij haar medicijn Herzuma sprake is van minder dan 25% zure varianten van tratazumab, zoals conclusie 1 van EP 455 vereist. De rechtbank stelt dat bij vaststelling van de beschermingsomvang niet uitgegaan dient te worden van de letterlijke bewoording, maar van de gedachte achter het octrooi. Alle omstandigheden afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat het octrooi hier ziet op medicijnen die daadwerkelijk minder dan 25% zure varianten van tratazumab bevatten, en dus niet ziet op bescherming tegen medicijnen als Herzuma. De vordering van Roche wordt dus afgewezen.

IEF 18239

RSR maakt slechts gedeeltelijk inbreuk op merkrechten Plein

Rechtbanken 19 dec 2019, IEF 18239; ECLI:NL:RBDHA:2018:15133 ((Plein tegen RSR)), https://ie-forum.nl/artikelen/rsr-maakt-slechts-gedeeltelijk-inbreuk-op-merkrechten-plein

Rechtbank Den Haag, 19 december 2018, IEF 18239; ECLI:NL:RBDHA:2018:15133 (Plein tegen RSR). Merkenrecht. Bodemzaak. Eerste aanleg. Plein is een mode-ontwerper en tevens merkhouder van verschillende merken die hij aanbrengt op zijn kleding. RSR exploiteert een kledingwinkel in Rotterdam, en maakt vermeend inbreuk op het merkrecht van Plein, door namaak kleding te verkopen. RSR beweert echter dat er sprake zou zijn van uitputting. De rechtbank overweegt dat het aan RSR is om het bewijs hiertoe te leveren, nu er geen risico is van afscherming van nationale markten. De rechtbank komt op grond van het door RSR aangeleverde bewijs tot de conclusie dat voor 30 van de 35 in beslag genomen producten vast is komen te staan dat deze met toestemming in de EER in het verkeer zijn gebracht. De rechtbank beslist dat deze 5 artikelen inderdaad niet meer verhandeld mogen worden, en dat deze dienen te worden overgedragen ter vernietiging. De vordering tot winstafdracht wordt afgewezen nu de merkinbreuk niet te kwader trouw lijkt te hebben plaatsgevonden. Beide partijen moeten hun eigen proceskosten dragen nu beiden gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. Wel dient Plein RSR tegemoet te komen in de gederfde winst, maar minder dan gevorderd. Nu de vordering tot reputatieschade door RSR niet nader is onderbouwd wordt deze vordering afgewezen.

IEF 18246

Uitspraak ingezonden door Sjoerd van de Wouw van foodwatch Nederland.

Friesland Campina misleidt met vanillevla zonder vanille

14 feb 2019, IEF 18246; 2018/00701 (Foodwatch tegen FrieslandCampina), https://ie-forum.nl/artikelen/friesland-campina-misleidt-met-vanillevla-zonder-vanille

RCC 14 februari 2019, IEF 18246, Rb 3278, dossiernr. 2018/00701 (Foodwatch tegen FrieslandCampina). Optimel vanillevla van Friesland Campina is misleidend en daarmee in strijd met de wet. De vanillevla bevat in het geheel geen vanille terwijl vanwege de naam en andere uitingen op de verpakking de consument dit wel zou mogen verwachten. Dit oordeelt de Reclame Code Commissie in een klachtenprocedure die door foodwatch was gestart na een reportage van AVROTROS Radar. foodwatch is blij met de uitspraak omdat het een belangrijke uitspraak is die voor veel meer producten consequenties kan hebben: “Je ziet dat in toenemende mate echte natuurlijke ingrediënten worden vervangen door goedkopere kunstmatige aroma’s. Denk aan gembersiroop zonder gember of frambozensnoepjes zonder framboos. De uitspraak bevestigt nu dat dit onwettig is als dit niet duidelijk is voor de consument”. Dat is een vooruitgang met vroegere interpretatie van de wet, de zogenaamde ‘labeling doctrine’: een producent mocht op de verpakking van alles suggereren wat niet klopte, zo lang de ingrediëntenlijst maar correct was. In de nieuwe uitspraak wordt meer de lijn gevolgd dat liegen op de voorkant van de verpakking gewoon liegen is, ongeacht of de kleine lettertjes van de ingrediëntenlijst op de achterkant van de verpakking juist zijn. Deze lijn komt voort uit een Duitse rechtszaak (Teekanne). De Reclame Code Commissie volgt nu deze uitspraak.

IEF 18244

Ingezonden door Rutger Kleemans van Freshfields Bruckhaus Deringer LLP

Rutger Kleemans: ''De apothekersvrijstelling in het octrooirecht''

, IEF 18244; https://ie-forum.nl/artikelen/rutger-kleemans-de-apothekersvrijstelling-in-het-octrooirecht

Korte reactie naar aanleiding van het artikel van Peter de Lange van 13 februari 2019

In zijn gisteren op IE-Forum (IEF 18232) gepubliceerde artikel “De apothekersvrijstelling in de ROW (alsnog)” bespreekt Peter de Lange de apothekersvrijstelling die op 1 februari 2019 in werking is getreden. Hij gaat in op de totstandkomingsgeschiedenis en concludeert dat de apothekersvrijstelling recht moet doen aan het bepaalde in art. 30 van het TRIPS verdrag en slechts van toepassing is als daar een “medische noodzaak” toe bestaat.

Ik onderschrijf die conclusie. Mijn aanvulling heeft betrekking op de door De Lange negatief beantwoorde vraag of de apothekersuitzondering de bereiding op structurele schaal dekt. De recente introductie van deze bepaling door haar in werking te laten treden kan immers niet los worden gezien van deze kwestie. Mijn stelling is dat de wetgever slechts lippendienst heeft bewezen aan de maatschappelijke onrust met betrekking tot de prijzen van geneesmiddelen door bestaande octrooirechtelijke wetgeving van de plank te halen en die - zonder af te stoffen - van kracht te verklaren.

IEF 18242

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU: Verricht YouTube een mededeling?

HvJ EU 13 sep 2018, IEF 18242; (YouTube e.a.), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-aan-hvj-eu-verricht-youtube-een-mededeling

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 13 september 2018, IEF 18242; IEFbe 2820; IT 2713; C-682/18; C-683/18 (YouTube e.a.) Via MinBuza: C-682/18 – Verzoeker is een muziekproducent en was mede-eigenaar van muziekuitgeverij “Petersongs Musikverlag KG”. Hij stelt ook eigenaar te zijn van “Nemo Studios”. Nemo Studio heeft met artieste ME een wereldwijd geldende exclusieve artiestenovereenkomst gesloten voor het gebruik van geluids- en video-opnamen. De artieste ME heeft een album uitgebracht en heeft opgetreden. Op YouTube zijn beelden en afbeeldingen van het optreden van de artieste ME verschenen. Verzoeker heeft toen Google verzocht om die beelden offline te halen. Later zijn op YouTube weer geluidsopnamen van uitvoeringen van de artieste op te vragen, die waren samengevoegd met stilstaande en bewegende beelden. Verzoeker eist van de eerste en de derde verweerster staking, verstrekking van inlichtingen en vaststelling van hun verplichting tot schadevergoeding. Deze eisen baseert hij op zijn eigen rechten als producent van de geluidsdrager „A Winter Symphony”, alsmede op eigen en van de artieste afgeleide rechten.

IEF 18236

Bijeenkomst Rechtbank Den Haag en IE balie op vrijdag 5 april 2019

, IEF 18236; https://ie-forum.nl/artikelen/bijeenkomst-rechtbank-den-haag-en-ie-balie-op-vrijdag-5-april-2019

De IE sectie van de Rechtbank Den Haag en de Vereniging IE Proces Advocaten (VIEPA) nodigen u graag uit voor een bijeenkomst op 5 april 2019 over procederen in IE-zaken bij deze rechtbank. De bijeenkomst is toegankelijk voor advocaten (lidmaatschap VIEPA niet vereist) en is gericht op advocaten die actief zijn op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht.

Klik hier voor het programma.

IEF 18235

Uitspraak ingezonden door Simon Dack van Hoyng Rokh Monegier.

HvJ: VHB kan afgegeven worden zonder octrooirechtelijk beschermde informatie

HvJ EU 14 feb 2019, IEF 18235; ECLI:EU:C:2019:125 (Staat der Nederlanden tegen Warner-Lambert Company LLC), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-vhb-kan-afgegeven-worden-zonder-octrooirechtelijk-beschermde-informatie

Hof van Justitie 14 februari 2019, IEF 18235, LS&R 1693, ECLI:EU:C:2019:125 (Staat der Nederlanden tegen Warner-Lambert Company LLC). Octrooirecht. Prejudiciële vragen. Warner-Lambert Company LLC (hierna: WLC) is een bedrijf dat medicijnen ontwikkelt en op de markt brengt. Voordat een medicijn op de markt gebracht mag worden is verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen (hierna: VHB) vereist. Dit VHB wordt uitgegeven door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (hierna: CBG). Tot 2009 hield het CBG er een praktijk op na waarbij het op zijn website de aldus door de houder of aanvrager van de VHB voor een generiek geneesmiddel gezuiverde bijsluiters en samenvattingen van de productkenmerken van generieke geneesmiddelen publiceerde. In de loop van 2009 heeft het CBG deze praktijk laten varen en heeft het beslist stelselmatig alle gegevens over het referentiegeneesmiddel te publiceren, zelfs wanneer de aanvrager meedeelt dat hij bepaalde gegevens achterwege wil laten. Op verzoek weigerde het CBG om bepaalde informatie bij de publicatie weg te laten. Daarop heeft WLC bij de rechtbank Den Haag een vordering ingesteld die in essentie ertoe strekte dat het CBG zou worden gelast zijn praktijk van volledige publicatie van de bijsluiters en de samenvattingen van de kenmerken van generieke producten op haar website te laten varen en te vervangen door bekendmaking van de gezuiverde versie van deze documenten. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van WLC toegewezen, waarop De Staat der Nederlanden in hoger beroep is gegaan. In het kader van dit hoger beroep stelt het gerechtshof Den Haag 3 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, waarvan het hof de eerste bevestigend beantwoordt. Hierdoor komt het Hof van Justitie niet meer toe aan de laatste twee vragen. De eerste vraag ziet op de uitleg van artikel 11, tweede alinea, van richtlijn 2001/83. De vraag is of de door de aanvrager of houder van een VHB voor een generiek geneesmiddel aan de bevoegde nationale autoriteit gedane mededeling van de bijsluiter of een samenvatting van de productkenmerken van dat geneesmiddel waarin geen melding wordt gemaakt van indicaties of doseringsvormen die nog onder het octrooirecht vielen op het tijdstip waarop het geneesmiddel op de markt werd gebracht, een verzoek tot beperking van de reikwijdte van de VHB voor het generieke geneesmiddel in kwestie vormt. Het hof oordeelt dat het niet melden van indicaties of doseringsvormen inderdaad moet worden gezien als een verzoek tot beperking van de reikwijdte van de VHB.

IEF 18233

Namaak Ray-Bans in facebookgroep zijn merkinbreuk te kwader trouw

Rechtbank Den Haag 30 jan 2019, IEF 18233; ECLI:NL:RBDHA:2019:700 (Luxottica tegen X), https://ie-forum.nl/artikelen/namaak-ray-bans-in-facebookgroep-zijn-merkinbreuk-te-kwader-trouw

Rechtbank Den Haag 30 januari 2019, IEF 18233; ECLI:NL:RBDHA:2019:700 (Luxottica tegen X). Merkrecht. Bodemzaak. Eerste aanleg. Luxottica (de onderneming achter o.a. Ray-Ban) vordert dat gedaagde, die volgens Luxottica namaak zonnebrillen verkoopt op facebook, de inbreuk op haar merkrecht moet staken, en daarnaast haar winsten af moet dragen. Aan deze eisen legt Luxottica ten grondslag dat gedaagde zonder toestemming aan het merk identieke tekens heeft gebruikt bij de verkoop van haar producten. Gedaagde voert hierop gemotiveerd verweer, en beroept zich op uitputting: gedaagde stelt de zonnebrillen allen stuk voor stuk bij officiële verkooppunten te hebben gekocht. De rechtbank stelt dat het op de weg van gedaagde ligt om de uitputting te bewijzen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde hier niet in is geslaagd. Met betrekking tot de winstafdracht: deze vereist dat een merkinbreuk te kwader trouw is geweest. Het is dus vereist dat de gedaagde zich bewust is geweest van de inbreuk. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is nu het gevoerde verweer al bij voorbaat kansloos kan worden geacht. De vorderingen van Luxottica worden dus, met inbegrip van de winstafdracht, toegewezen.

IEF 18234

Rechtbank Den Haag vraagt aanvullende verklaringen aan Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers

Rechtbank Den Haag 13 feb 2019, IEF 18234; ECLI:NL:RBDHA:2019:1253 (Stobi cs tegen de Staat), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-den-haag-vraagt-aanvullende-verklaringen-aan-stichting-overlegorgaan-blanco-informatiedrag

Rechtbank Den Haag 13 februari 2019, IEF 18234; ECLI:NL:RBDHA:2019:1253 (Stobi cs tegen de Staat). Thuiskopievergoeding. Bodemzaak. Tussenuitspraak. Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers (hierna te noemen: Stobi cs) behartigt de belangen van alle partijen die geraakt worden door de zogenaamde thuiskopieheffing. In deze hoedanigheid stelt Stobi cs dat individuele eisers en haar eigen achterban teveel vergoeding hebben betaald en daardoor schade hebben geleden. Deze schade is volgens Stobi cs ontstaan naar aanleiding van drie omstandigheden die zij de Staat verwijt, te weten dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen geoorloofde en ongeoorloofde privé-kopieën, dat de heffing enkel is geheven over traditionele blanco dragers, en dat artikel 16c Aw zodanig aangepast had moeten worden dat buiten twijfel had gestaan dat het begrip 'importeur' mede partijen omvat die vanuit het buitenland door middel van (online) verkoop op afstand aan in Nederland gevestigde consumenten heffingsplichtige dragers verkopen.

Met betrekking tot het eerste verwijt betoogt de Staat de de bedragen in de AmvB’s niet daadwerkelijk te hoog zijn vastgesteld, met verwijzing naar het Sman-rapport van 1 november 2016. Strobi cs heeft te kennen gegeven zich onvoldoende over dit rapport te hebben kunnen uitlaten. Strobi cs zal dus nog in de gelegenheid worden gesteld zich over dit rapport uit te laten. Mocht na deze uitlatingen blijken dat de AmvB’s inderdaad te hoog zijn vastgesteld, stelt de rechtbank dat de Staat inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld. Met betrekking tot verwijt twee moet Stobi cs bewijzen dat de thuiskopievergoeding zoals deze bepaald was in de AmvB’s daadwerkelijk te hoog was. Tot slot met betrekking tot verwijt 3, oordeelt de rechtbank dat alleen van onjuiste en daarmee onrechtmatige implementatie van de Arl kan worden gesproken, indien de AmvB’s niet richtlijnconform kunnen worden uitgelegd. Dit verwijt treft dus geen doel.

IEF 18232

Artikel ingezonden door Peter de Lange, V.O. Patents & Trademarks.

De apothekersvrijstelling in de ROW (alsnog)

, IEF 18232; https://ie-forum.nl/artikelen/de-apothekersvrijstelling-in-de-row-alsnog

Op 1 februari 2019 is de bepaling in de Rijksoctrooiwet (ROW 1995) over de apothekersvrijstelling in werking getreden. In deze bijdrage zal ik eerst de wetsgeschiedenis bespreken, die opvallend is: de apothekersvrijstelling was al in 1986 aangenomen door de Tweede Kamer, terwijl Nederland zich in 1975 al had verbonden om de vrijstelling in te voeren, namelijk bij de ondertekening van het Gemeenschapsoctrooiverdrag waar de bepaling uit afkomstig is. Vervolgens bespreek ik die verdragscontext. Ik rond af met een inhoudelijke analyse van de bepaling.

Wettekst en inwerkingtreding
De apothekersvrijstelling is opgenomen in artikel 53 ROW 1995, derde lid, tweede volzin:

“Het uitsluitend recht strekt zich evenmin uit tot de bereiding voor direct gebruik ten behoeve van individuele gevallen op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken, noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen.”

De inwerkingtreding van deze tweede volzin per 1 februari 2019 is gebaseerd op het inwerkingtredingsbesluit van 5 december 2018 (Stb. 2018, nr. 69). Het besluit gaat vergezeld van een (beknopte) nota van toelichting. De bepaling was reeds opgenomen in de oorspronkelijke wettekst van de ROW 1995 (Stb. 1995, nr. 51), en ook in de tekstplaatsing (Stb. 1995, nr. 52). Bij de inwerkingtreding van de ROW 1995 werden echter enkele onderdelen uitgezonderd van de inwerkingtreding per 1 april 1995, waaronder dus de volzin over de apothekersvrijstelling (Stb. 1995, nr. 109).

Lees hier het gehele artikel.