Nog even de BTMW
Benelux Gerechtshof, 19 december 2006, Conclusie A-G Dubrulle in zaak A 2006/3, Electrolux Home Products B.V. tegen Multimediamaatschappij van de Auteurs van de Visuele Kunsten, afgekort Sofam C.V.B.A.
Modellenrecht. Over het hoofd gezien in de kerstvakantie: Prejudiciële vragen aan BenGH met betrekking tot het auteursrecht op (het model van) een beursstand. De BTMW geldt niet voor niet-gedeponeerde modellen en een opdrachtgever is geen ontwerper in de zin van 6.2 BTMW (3.8 BVIE) als hij het model niet vervaardigt of verhandelt.
Artikel 6.2 BTMW, waarop de prejudiciële vragen betrekking hebben, bepaalt: “Indien een tekening of model op bestelling is ontworpen, wordt, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd, mits de bestelling is gedaan met het oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd”
De eerste vraag van het Hof van Cassatie “peilt naar de mogelijkheid” om artikel 6.2 BTMW toch toepasselijk te achten op niet-gedeponeerde modellen.
De A-G stelt dat de BTMW haar bescherming biedt mits de voorwaarde voor het depot is nageleefd en dat dat dus ook geldt voor artikel 6.2. “De gehele toepassing van de BTMW op niet-gedeponeerde modellen zou dan ook merkwaardig zijn, nu een wet slechts toepasselijk kan zijn als zijn toepassingsvoorwaarden zijn vervuld.”
De tweede vraag (moet de opdrachtgever beschouwd worden als de ontwerper van het model
als hij het niet vervaardigt of verhandelt?) behoeft bij afwezigheid van depot eigenlijk geen beantwoording, maar voor het geval dat, concludeert de A-G toch dat artikel 6.2 als uitdrukkelijke voorwaarde stelt dat de bestelling van de tekening of het model met het oogmerk op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd wordt gedaan.
“Ze sluit dus klaarblijkelijk uit dat de “besteller” die dat oogmerk niet nastreeft als de ontwerper kan worden beschouwd.” Eigenlijk enkel de opdrachtgever, die van plan is het model (op industriële schaal) (in verschillende exemplaren) te vervaardigen en te verhandelen, als ontwerper moet worden beschouwd. Een eenmalige verhuur van dit model beantwoordt niet aan deze voorwaarde, ook al werd het model “gebruikt” in de handel.
Lees de conclusie hier.
Een onafhankelijke schepping
Rechtbank Rotterdam, 6 maart 2007, KG 07-100.Unifruit Rotterdanm B.V. tegen Zwaardfruit B.V. (Met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich)
Vervolg op het eerder besproken auteurs- en merkenrechtelijke geschil over diverse nieuwe en oude fruitlogo’s met afbeeldingen van (springende) roofkatten.
Dit geschil betreft de opheffing van een door gedaagde Zwaardfruit gelegd beslag op “verpakkingen waarbij het lettertype ‘Poema’ in rood-goud gelaagde letters is vervangen door het woord ‘Puma’in groen-geel gelaagde letters." Dit aangepaste ‘logo’ zou inbreuk maken op de auteurs- en merkenrechten van Zwaardfruit aangezien er sprake zou zijn van ontlening.
Unifruit stelt, succesvol, naast enkele formele bezwaren, dat de beslagen verpakkingen niet beschouwd kunnen worden als inbreukmakende verpakkingen.
De formele gronden zijn voornamelijk gelegen in de onduidelijkheid van het beslagrequest en de daarop gebaseerde beschikking. Het is volgens de voorzieningenrechter i.c. “evident dat geen verlof is verleend voor het beslag op de verpakkingen, nu dat in de tekst van het verlof in het geheel niet genoemd wordt en in zoverre ook geen sprake is van verhaalsbeslag. Ook voor wat betreft de beide andere beslagen mist het hof echter de nodige helderheid.” Een en ander kan niet worden aangemerkt als een ‘kennelijke vergissing’ die zich leent voor aanvulling of wijziging als bedoeld in artikel 31 Rv.
De beslagen zijn derhalve alleen formeel al onrechtmatig gelegd, maar ook ten aanzien van de materiele kant van de zaak oordeelt de voorzieningenrechter: “de totaalindruk verschilt zozeer van het nieuwe jaguar logo dat inbreuk niet aannemelijk is en dat afbreuk van het onderscheidend vermogen van van het jaguar-logo niet in de rede ligt. (…) Niet kan worden gezegd dat het logo cvan Unifruit een duidelijk overeenstemmende indruk geven waardoor bij het publiek gevaar bestaat voor associatie met het merk van Zwaardfruit.”
Met betrekking tot het auteursrecht: “Op basis van bovenvermelde totaalindruk is op het moment voldoende aannemelijk dar het Puma logo een onafhankelijke schepping is en dus geen nabootsing. ”
Zwaardfruit wordt veroordeeld in de (richtlijnconforme) proceskosten, gematigd tot een bedrag van zo’n 7000 euro aan advocaat- en vertaalkosten.
Enige activiteit
Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 maart 2007, HA ZA 06-2844, Stichting NORMA tegen Vecai, Casema, Delta Comfort, UPC, Mutlikabel, Essent en Stichting IRDA.
Auteursrecht, naburige rechten en vertegenwoordiging van uitvoerend kunstenaars. Vonnis in incident omtrent voeging en uitleg art. 14 a WNR.
Eiseres NORMA stelt dat de gedaagde kabelaars grootschalig en langdurig de rechten van de bij haar aangesloten uitvoerende kunstenaars schendt. In het bijzonder gaat het om het in strijd handelen door de kabelaars met het exclusieve recht tot (her)uitzending van uitvoeringen via de kabel.
De kabelaars geven sinds de inwerkingtreding van de WNR in 1993 uitvoeringen door uitvoerend kunstenaars (van wie NORMA de belangen behartigt) zonder de vereiste toestemming van NORMA door via de kabel. NORMA vordert een verbod op deze kabeldoorgifte.
IRDA is, net als NORMA, een stichting met als doel de rechten en belangen van uitvoerende kunstenaars bij de collectieve exploitatie te behartigen en vordert daarom dat het haar is toegestaan in de zaak tussen te komen. IRDA betwist de stelling van NORMA dat, kort gezegd, NORMA ook de belangen behartigt van de uitvoerende kunstenaars die niet hun rechten aan NORMA hebben overgedragen en dat dit zou voortvloeien uit artikel 14a WNR.
NORMA stelt dat uit dit artikel volgt dat zij ook wèl de rechten en belangen van niet bij haar aangesloten kunstenaar behartigt. IRDA stelt dat bij haar aangesloten kunstenaars bij overeenkomst met uitsluiting van ieder ander IRDA hebben aangewezen om hun belangen en rechten te behartigen en dat NORMA niet bevoegd is.
NORMA voert nog aan de IRDA inactief is en daarom geen belang heeft. De rechtbank verwerpt dit verweer. "Naar oordeel van de rechtbank heeft NORMA onvoldoende gesteld om te concluderen dat IRDA zó inactief is dat zij geen eigen belang meer heeft en daarmee ook geen belang bij de tussenkomst. Reeds de omstandigheid dat IRDA zich als tussenkomende partij heeft gesteld duidt op enige activiteit ter handhaving van haar doelstelling".
Art 14a moet zo worden geïnterpreteerd dat meer dan één rechtspersoon de belangen van de uitvoerend kunstenaars kan verdedigen. IRDA mag zich dus voegen.
Lees het vonnis hier.
Daartussen liggende inbreuken
Rechtbank Zutphen, 2 maart 2007, KG ZA 07-35, Hunink en Holtrigter Woning en Bedrijfsmakelaardij V.O.F. tegen J. Holtrigter Makelaardij B.V. (met dank aan Hans van der Perk, De Jonge Peters Remmelink)
Handels- en domeinnaamzaak met redelijke en evenredige proceskostenveroordeling. Gereserveerd houden van de domeinnaam wordt niet onrechtmatig geacht.
J. Holtrigter Makelaardij B.V. heeft in 2001 haar aandeel in Hunink en Holtrigter Woningen en Bedrijfsmakelaardij VOF verkocht aan de overige vennoten. Afspraak was dat J. Holtrigter Makelaardij vijf jaar lang geen makelaarsactiviteiten zou verrichten. Na deze vijf jaar is J. Holtrigter Makelaardij weer met makelaarsactiviteiten gestart, onder meer via een aantal domeinnamen met daarin 'holtrigter'.
Hunink en Holtrigter Woning en Bedrijfsmakelaardij V.O.F. vordert dat Holtrigter Makelaardij B.V. het gebruik van de handelsnaam waarin de term 'holtrigter' voorkomt, staakt en vindt de rechter aan haar zijde.
"Voldoende aannemelijk is dat er sprake is van verwarrringsgevaar in voormelde zin indien J. Holtregter Makelaardij B.V. een makelaarskantoor met in die handelsnaam de naam "Holtrigter" begint.
De naam "Holtrigter" is opvallend en niet veel voorkomend, dat deze een groot onderscheidend vermogen heeft. Dit brengt met zich dat die eigennaam in een handelsnaam als een van de meest kenmerkende delen naar voren komt, ook indien sprake is van combinaties [...].
Ook de vordering om de domeinnaam janholtrigter.nl te verbieden voor makelaarsactiviteiten wordt toegewezen, maar de vordering tot overdracht van deze domeinnaam wordt afgewezen omdat de rechter van mening is dat het gereserveerd houden van de domeinnaam niet onrechtmatig is:
"Indien J. Holtrigter Makelaardij B.V. de domeinnaam janholtrigter.nl gebruikt voor niet met de makelaardij overeenstemmende activiteiten, ontbreekt het verwarringsgevaar. In dat geval is er dan ook geen sprake van strijd met de Hnw of onrechtmatig handelen".
Overdracht van de domeinnaam holtrigtermakelaardij.nl is niet gevorderd.
De rechter spreekt een redelijke en evenredige kostenveroordeling uit: "Een volledige proceskostenveroordeling ligt vooral in de rede wanneer het gaat om grootschalige inbreuk of piraterij. Voor de daartussen liggende inbreuken zal de rechter naar bevind van zaken handelen en beoordelen wat redelijke en evenredige kosten zijn die door de verliezende partij dienen te worden gedragen. Aanleiding wordt gezien de gespecificeerde kosten van de advocaat van Hunink en Holtrigter Woning en Bedrijfsmakelaars V.O.F. van € 2549, 61 toe te wijzen, nu dit redelijke en evenredige kosten zijn."
Lees het vonnis hier.
Politiemethoden
Het derde politielogobericht in korte tijd, nu uit Tilburg: O.a. de Telegraaf bericht dat de politie van Tilburg zaterdagmiddag een 28-jarige Tilburger op de bon heeft geslingerd die een T-shirt droeg met de tekst 'Corrupt' met daarbij een afbeelding van het politielogo. Hij mocht zijn shirt aanhouden omdat hij verder geen bovenkleding droeg. (…) April vorig jaar nam de politie in een Tilburgse winkel een aantal van deze T-shirts in beslag. De winkelier heeft de zaak geschikt voor 250 euro.
Het Brabants Dagblad komt o.a. naar aanleiding van de politielogozaken met een wat uitgebreider artikelen over merkinbreuk middels t-shirt-prints. Een paar citaten:
“Het auteurs- en beeldrecht op het politielogo berust bij de staat. Misbruik daarvan wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken aangepakt. Misbruik van het politielogo en belediging kan samenvallen, maar dat hoeft niet. Iemand kan ook het politielogo misbruiken zonder de politie te beledigen.”
“Frank van Weerdenburg uit Heesch liet samen met vrienden in 2002 voor carnaval tweehonderd T-shirts drukken met de tekst 'Beurtje?' verwijzend naar de bekende 'Biertje?-reclame van Heineken. "We hadden letters precies gekopieerd. En ook een website Beurtje.com geopend", vertelt Van Weerdenburg met enige trots. Twee weken na carnaval hing Heineken al aan de lijn. Ze waren niet blij met de grap uit Heesch. De bierbrouwer liet meteen per koerier een contract bezorgen.”
Lees het bericht in Telegraaf hier. Artikel Brabants Dagblad hier. Eerdere politielogoberichten hier en hier. Filmpje op GeenStijl.nl (met t-shirt en advocaat) hier.
Als hamerstuk afgedaan
Wijziging van een aantal wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392) (implementatie (Handhavings-)richtlijn 2004/48/EG).
Het voorstel is op 19 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 maart 2007 als hamerstuk afgedaan. De wijziging zal per 1 mei in werking treden.
N.B: Eén van de middagdebatten op het Zeist Symposium, volgende week woensdag, betreft de Handhavingsrichtlijn. Voor dit debat, waarbij waarschijnlijk ook enkele vertegenwoordigers van de rechterlijke macht aanwezig zullen zijn, hebben zich inmiddels 160 toehoorders aangemeld.
Lees alle relevante kamerstukken hier. Eerder bericht handhavingsdebat hier (Meldpunt Proceskostenveroordeling).
Visueel gewijzigd
Drie IE-websites die recentelijk een make-over blijken te hebben ondergaan:
- Mooi is de website van het Benelux Gerechtshof nog niet, maar stuitend lelijk (sorry, maar het was helaas niet anders) is de site in ieder geval niet meer. Bekijk de nieuwe site hier.
- Ook de website van de Aippi is esthetisch opgewaardeerd, mooi op tijd voor het Zeist Symposium van volgende week. Inhoudelijk is er zo te zien niets veranderd. Bekijk de site hier.
- De BMM heeft zich eveneens visueel aangepast. "Gebruik de site als eerste kennismaking met het merkenrecht en raadpleeg een van de leden voor aanvullende informatie." Bekijk de site hier.
Terugwerkende krachten
Gerechtshof Arnhem, 13 februari 2007, rolnummer 2006/132 KG. Test & Drive V.O.F. c.s. tegen Veka Best Verkeersleermiddelen (met dank aan Arjan Maes, Dommerholt Advocaten).
Interessant executiegeschil in auteursrechtzaak. Procesrecht, dwangsommen, geen terugwerkende kracht verklaring 260 Rv. (“De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient.”)
Test & Drive is in 2005 veroordeeld tot het ontoegankelijk maken en drie maanden ontoegankelijk houden van haar internetproducten en de internetproducten waarbij zij betrokken is, met de bepaling dat deze producten niet weer toegankelijk zullen zijn voordat het inbreukmakend materiaal (leerproducten en proefexamens) en aanvullend inbreukmakend werk uit de internetproducten is verwijderd. Test & Drive heeft aan deze eis onvoldoende gehoor gegeven (“het had op haar weg gelegen om “ontoegankelijk maken in zo absolute zin na te streven, hetgeen is nagelaten.”). Eiser Veka Best heeft geen eis in hoofdzaak ingesteld, waarop gedaagde Test & Drive de 260 Rv. verklaring heeft ingediend.
Veka Best vordert dwangsommen van Test & Drive en Test & Drive start een executiegeschil tegen Veka Best. De Voorzieningenrechter Zwolle –Lelystad wijst de vordering van Test & Drive tot staken van executie af en in hoger beroep wordt Test & Drive door het Hof Arnhem opnieuw in het ongelijk gesteld. Het interessantste onderdeel van het arrest gaat over artikel 260 lid 2 Rv (Eiser Vekja Best heeft
Test & Drive heeft gesteld dat het eerder tussen partijen gewezen kort gedingvonnis haar kracht had verloren, omdat zij een verklaring had ingediend in de zin van artikel 260 lid 2 Rv. Test & Drive zou geen dwangsommen meer verschuldigd zijn, ook al waren deze dwangsommen al verbeurd vóór het moment dat zij de verklaring indiende.
Als deze stelling gevolgd zou worden, dan zou een verklaring ex artikel 260 Rv dus terugwerkende kracht hebben: achteraf zijn de verbeurde dwangsommen dan toch niet verschuldigd, omdat het vonnis haar werking met terugwerkende kracht verloren heeft.
Het Gerechtshof te Arnhem is het ook op dit punt niet met Test & Drive eens. De verklaring ex artikel 206 Rv heeft volgens het Hof géén terugwerkende kracht. De reeds verbeurde dwangsommen blijven verbeurd.
Lees het arrest hier (inclusief vonnis in eerste aanleg).
Het derde niveau van handhaven
Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 maart 2007, KGZA 07-136. Remco van den Heuvel tegen Van den Heuvel Bouw B.V.
Van den Heuvel (‘Remco’ in het vonnis) is eerder, in een kantonprocedure tegen Van den Heuvel Bouw B.V. (‘Van den Heuvel Bouw’) verboden om nog langer gebruik te maken van de handelsnaam ‘VDH Bouw’. Remco is door de kantonrechter een termijn gegund van een maand om zijn briefpapier aan te passen.
Van den Heuvel is van mening dat Remco niet volledig aan het vonnis heeft voldaan, omdat na het verstrijken van de termijn van een maand de door Remco geregistreerde domeinnaam www.vdhbouw.nl nog bereikbaar is. Remco blijkt echter vóór het verstrijken van de termijn zijn provider al te hebben verzocht om de domeinnaam onmiddellijk op te heffen. Na ommekomst van de termijn bleek dit echter nog niet gebeurd te zijn. Van den Heuvel Bouw blijft desondanks volharden in het vorderen van dwangsommen en legt beslag teneinde deze beweerdelijk verbeurde dwangsommen te innen.
In het executiegeschil oordeelt de Voorzieningenrechter dat de executie gestaakt dient te worden. De rechter vindt onder meer van belang dat de domeinnaam niet in de eerdere procedure ter sprake lijkt te zijn gekomen, althans dat volgt niet uit het eerdere vonnis. Het ging toen om het briefpapier en het logo. Verder is volgens de rechter van belang dat Remco afhankelijk was van de provider en dat hij deze voor het verstrijken van de termijn heeft verzocht om de domeinnaam onmiddellijk door te halen.
Tenslotte is nog interessant dat de Voorzieningenrechter de nakoming van een verbod in 3 niveaus indeelt. Bij niveau 3 is het de vraag of er nog wel aanspraak kan worden gedaan op dwangsommen en of er dan wellicht nadere actie van de zijde van de eiser vereist is:
“Het gaat zodoende in de eerste plaats om een verbod op bepaalde (actieve) handelingen. Dat is in feite te duiden als een eerste niveau van nakoming door de veroordeelde, waarbij het bij niet nakoming niet snel in ernst kan worden betwijfeld dat dit niet onder het verbod zal vallen. (…)Niettemin kan onder het verbod ook een nalaten zijn te scharen, zoals het nalaten een handelsnaam in het register te doen wijzigen of bijvoorbeeld nalaten de naam op een gevel aan te passen. Dat is te beschouwen als een tweede niveau van nakoming van het verbod. (…) Ook hier zal in de regel niet snel twijfel bestaan dat dit onder het verbod valt, maar twijfel zal ontstaan bij zorg die verder afligt van hetgeen dadelijk voor de hand ligt. (…)
Nog weer een duidelijke stap verder weg ligt derhalve het verwijt onvoldoende te hebben aangedrongen op spoed bij de desbetreffende derde, zoals in dit geval door Van den Heuvel Bouw BV wordt gemaakt. Dit zou kunnen worden gezien als een derde niveau van nakoming van het verbod. Bij dit niveau van nakoming acht de voorzieningenrechter het ten algemene de vraag of een redelijke uitleg van het verbod met zich moet brengen dat aan alle gevallen van niet correcte nakoming in een dergelijk afgeleid niveau de zware sanctie van het verbeuren van dwangsom verbonden moet zijn. Hoe verder een (beweerdelijke) overtreding in dat derde niveau afdaalt, hoe eerder de vraag gerechtvaardigd zal zijn of geen aanvullende vorderingen of acties van de zijde van de oorspronkelijke eiser benodigd zijn (dat hoeft niet altijd een nieuwe procedure te zijn; het kan ook voldoende zijn de veroordeelde te wijzen op het ontstane probleem en daarvoor een redelijke termijn te stellen), alvorens dwangsommen worden verbeurd.”
Lees het vonnis hier.
Aanwijzing van de voorwerpen
Niet alleen advocaten werken door tijdens de wintersportvakantie: (Koninklijk) Besluit van 17 februari 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, Lech, 17 februari 2007.
Met dit besluit worden, overeenkomstig artikel 16c, zesde lid, Auteurswet, de voorwerpen aangewezen die bestemd zijn voor de reproductie van beschermde werken, om deze ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven. (…) Fabrikanten en importeurs zijn over de aangewezen voorwerpen een billijke vergoeding aan Stichting De Thuiskopie verschuldigd. (…) . Het besluit is ingegeven door de omstandigheid dat, zowel in de brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer van 31 januari 2006 als tijdens het mondelinge vragenuur op 10 oktober 2006, is aangegeven dat uitbreiding van het stelsel niet aan de orde kan zijn zolang niet duidelijk is waartoe de aangekondigde en door Nederland bepleite initiatieven van de Europese Commissie zullen leiden, en zolang het onderzoek van het College van Toezicht bij Stichting De Thuiskopie niet definitief is afgerond
Op de volgende voorwerpen, bestemd om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, rust een vergoeding, als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912:
Audio analoog, Video analoog, Minidisk, Audio cd-r/rw, Data cd, DVD-R/RW, DVD+R/RW, DVD-RAM, HI MD, Losse geheugenkaarten/flash memory.
Lees het besluit en de toelichting hier. Eerder bericht hier.