IEF 22752
16 juni 2025
Artikel

deLex zoekt Juridisch eindredacteur (32 uur)

 
IEF 22754
16 juni 2025
Artikel

FIPE x KvdL event op 26 juni 2025

 
IEF 22749
16 juni 2025
Uitspraak

Kantonrechter bevestigt doorlopende licentieovereenkomst tussen SENA en eenmanszaak

 
IEF 8437

Geen materieel verband in het economisch verkeer

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 8 december 2009, zaaknr. HD 200.025.077, Bacardi And Company Limited c.s. tegen F. Loendersloot Warehousing B.V. c.s. (met dank aan Gerard van der Wal & Freya van Schaik, Houthoff Buruma)

Merkenrecht. Parallelimport. Bewijsbeslag. Gedeeltelijke vernietiging vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank Breda, 13 januari 2009, IEF 7476).  Geen merkinbreuk door douane-entreposeur, ook niet na UDV/Brandtraders. Geen indruk van een materieel verband in het economisch verkeer. Informatie door bewijsbeschermende maatregelen verkregen mag niet achteraf worden gebruikt ter onderbouwing van de rechtmatigheid van die bewijsbeschermende maatregelen.

In kort geding heeft de Rechtbank Breda de vorderingen van douane-entreposeur Loendersloot c.s. tot herziening van het bij haar gelegde verlof beschrijving, monsterneming en conservatoir beslag bij en ongedaanmaking van de gevolgen ervan toegewezen, aangezien er  geen sprake was van merkinbreuk omdat zuivere transitohandel (opslag en doorvervoer) van niet-communautaire goederen over her grondgebied van de EER niet inbreukmakend is.

Het Hof oordeelt in hoger beroep allereerst dat de opgeheven beslagen niet zullen herleven, nu vaststaat dat de goederen zich niet meer onder de belagende bevinden. Daarnaast oordeelt het hof dat de informatie die Bacardi door middel van bij Loendersloot getroffen bewijsbeschermende maatregelen heeft verkregen, niet achteraf mag worden gebruikt ter onderbouwing van de rechtmatigheid van die bewijsbeschermende maatregelen:

4.6.4. Een uitzondering dient echter te worden gemaakt voor de informatie die juist door de gewraakte maatregelen ie verkregen. Die informatie mag niet worden meegenomen in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de getroffen maatregelen. Het kan immers niet zo zijn dat een partij die bewijsbeschermende maatregelen treft en - geconfronteerd met door de wederpartij in een kort geding aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan de maatregelen niet getroffen hadden mogen worden - de resultaten van de litigieuze maatregelen gebruikt ter onderbouwing van de rechtmatigheid daarvan,

Met betrekking tot de gestelde merkinbreuk heeft Bacardi niet aannemelijk gemaakt dat entrepothouder Loendersloot - die alleen goederen van anderen opslaat in haar douane-entrepot - zelf bestrokken is bij merkinbreuk:

4.6.6. Aan het voorgaande doet niet af dat Bacardi in haar  verzoekschriften niet Van Caem maar Loendersloot als wederpartij heeft genoemd. Een merkhouder kan immers bewijsbeschermende maatregelen (doen) treffen ten aanzien van mogelijk inbreukmakende goederen ongeacht: de vraag of die goederen zich onder de vermeende inbreukmaker bevinden. Indien die goederen zich onder een derde bevinden van wie niet vaststaat dat deze op zijn beurt inbreuk maakt, staat dat niet aan bewijsbeschermende maatregelen ten aanzien van die goederen in de weg.

4.6.7. Of Bacardi voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Loendersloot zelf ook inbreuk maakt op Bacardi’s merkenrechten is wel relevant voor de vraag over welke goederen de gevraagde maatregelen zich mogen uitstrekken. Zou Loendersloot zelf (ook) inbreuk maken op de merkenrechten van Bacardi dan wel daarop dreigen te maken, dan zou dat bewijsbeschermende maatregelen ten aanzien van alle zich onder Loendersloot bevindende Bacardi-producten kunnen rechtvaardigen.  rechtvaardigen.

4.6.8. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Bacardi dit echter niet aannemelijk gemaakt. Loendersloot heeft gemotiveerd weersproken dat zij inbreuk maakt op de merkenrechten van Bacardi en, meer in het bijzonder, dat zij in merkenrechtelijke zin gebruik maakt van de merken van Bacardi. Zij heeft onderbouwd aangevoerd dat zij uitsluitend de Bacardi-producten in opdracht van derden opslaat in haar douane-entrepot dan wel vervoert naar andere douane-entrepots, doch deze nooit zelf in de EER in het vrije verkeer brengt. Loendersloot- heeft zich in dit verband tevens beroepen op uitspraken van het Benelux Gerechtshof (Hagens, Jacobs/Niemeyer, BenGH 29 juni 1982, NJ 1982, 624; kort gezegd; een bloot vervoerder van gemerkte waren maakt geen gebruik van de merken) en van het Hof van Sustitie van de Europese Gemeenschappen (Class/SKB, HvJ EG 18 oktober 2005, IER 2006, 8;  kort gezegd: geen merkinbreuk bij binnenkomst in de Gemeenschap onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot).

4.6.9. Bacardi heeft in een reactie daarop verwezen naar twee uitspraken (UDV/Brandtraders HvJ EG 19 februari 2009 en Red Bull/Winters  Rb den Haag 7 oktober 2009, IEPT20091007) en aangevoerd dat die uitspraken laten zien dat de door Loendersloot aangehaalde uitspraak Jacobs/Niemeyer achterhaald is. Dit beroep gaat echter naar het oordeel van het hof niet op omdat de rol van Loendersloot (en van de bloot vervoerder Hagens in Hagens, Jacobs/Niemeyer) een andere is dan die van Brandtraders (die als commissionair van de verkoper overeenkomsten sloot voor rekening van de verkoper maar op eigen naam) en die van Winters (die van een derde afkomstige blikjes met daarop het teken van een ander veilde en die gevulde blikjes voorzien van de vermelding van Winters als producent weer afleverde bij die derde). De rollen van Brandtraders en van Winters waren zodanig dat bij het betrokken publiek de indruk kon ontstaan dat er in het economisch verkeer een materieel verband bestond tussen Brandtraders en de door haar (voor rekening van de verkoper) verkochte waren respectievelijk Winters en de gewraakte blikjes. Bacardi heeft niet gesteld en het is niet aannemelijk geworden, dat in casu bij het betrokken publiek de indruk bestaat dat er in het economisch verkeer een materieel verband bestaat tussen Loendersloot en de door anderen, waaronder Van Caem, in het verkeer gebrachte Bacardi-producten.

4.6.10 Los van het voorgaande geldt dat ingevolge de uitspraak in Class/SKB van merkenrechtelijk gebruik geen sprake is zolang de goederen op het grondgebied van een lid-staat verblijven als niet-communautaire goederen waarop de regeling extern douanevervoer of het stelsel douane-entrepot van toepassing is. Bacardi heeft niet weersproken dat daarvan in ieder geval ten aanzien van een deel van de bij Loendersloot opgeslagen Bacardi-producten sprake is. Tenslotte kan zonder nadere toelichting die ontbreekt de enkele vermelding door Loendersloot van bij haar opgeslagen Bacardi-producten in haar voorraadadministratie en op haar facturen niet als gebruik van de Bacardi-merken in de zin van artikel 2.20 BVIE worden gekwalificeerd.

4.6.11. Het voorgaande betekent dat naar het voorlopig oordeel van het hof Bacardi niet aannemelijk heeft gemaakt dat Loendersloot in merkenrechtelijke zin gebruik heeft gemaakt van de Bacardi-merken en inbreuk heeft gemaakt of dreigt te maken op de merkenrechten van Bacardi (…). 

Het Hof beveelt Bacardi voor geen enkel doel gebruik te maken van de opgemaakte beschrijving behalve voor zover die beschrijving betrekking heeft op Bacardi-producten waarop Van Caem ten tijde van die beschrijving rechthebbende was.

4.6.13. Het voorgaande betekent dat de door Bacardi verzochte beschrijving en monsterneming had moeten worden beperkt tot bij Loendersloot opgeslagen Bacardi-producten waarop Van Caem rechthebbende was. (…)

4.6.15. De slotsom is dat Bacardi terecht beschrijving en monsterneming heeft doen uitvoeren van bij Loendersloot opgeslagen Bacardi producten waarop Van Caem rechthebbende was en dat de grieven 3,4,5 en 7 in zoverre slagen, Het beroepen vonnis zal op dit punt worden vernietigd en de in het dictum daarvan onder 8.1 gegeven beslissing zal met inachtneming van het voorgaande worden gewijzigd. Omdat Loendersloot onweersproken heeft gesteld dat de in december 2008 genomen en na het beroepen vonnis weer teruggegeven monsters zich niet meer onder haar bevinden zal het hof het onder 8.2 gegeven dictum niet wijzigen. Voor zover het om bij Loendersloot opgeslagen Bacardi-produkten gaat waarop niet van Caem rechthebbende is blijft het in conventie gewezen dictum in stand. (…)

Lees het arrest hier.

IEF 8436

Rechtbank Arnhem: Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken

Korte notitie Rechtbank Arnhem, sector civiel, december 2009: Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken. 

Bijlage: Reglement voor versneld procederen in merken- en reclamezaken in de rechtbank Arnhem.

“In sommige procedures over merkinbreuk laat de merkrechthebbende een marktonderzoek uitvoeren om aan de hand daarvan aan te tonen dat er sprake is van een merkinbreuk. Veelal laat de andere partij dan ook een marktonderzoek uitvoeren om daarmee aan te tonen dat er van zo’n merkinbreuk juist geen sprake is. In de jurisprudentie ziet men regelmatig dat de rechter beide marktonderzoeken tegen elkaar wegstreept en op basis van een eigen analyse van de feiten een beslissing over de gestelde merkinbreuk neemt. Dat tegen elkaar wegstrepen van elkaar tegensprekende marktonderzoeken is niet ideaal. In dit memo worden drie mogelijkheden besproken om het marktonderzoek in de rechtszaal beter tot zijn recht te laten komen. In reclamezaken kunnen dezelfde problemen ontstaan ten aanzien van overgelegde marktonderzoeken. Wat hierna wordt voorgesteld voor merkenzaken geldt ook voor reclamezaken.

Lees de volledige notitie en de bijlage hier.

IEF 8435

Geen misbruik van auteursrecht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 december 2009, KG ZA 09-1288, X tegen De Staat der Nederlanden (Ministerie van verkeer en waterstaat). 

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Conflict tussen schrijver en opdrachtgever over uitgave publicatie. Opdrachtgever, het ministerie van VWS,  wil concepttekst van eiser X niet publiceren en publiceert vervolgens eigen versie. Eiser X wil de tekst nu in eigen beheer uitgeven maar ziet zich daarin gestuit door de overeenkomst van opdracht. Vorderingen afgewezen. Geen misbruik van auteursrecht.

4.12. X geeft aan het optreden van RWS te zien als misbruik van auteursrecht. Dat wordt gepasseerd. Daargelaten of het optreden van RWS een schoonheidsprijs verdient, contractueel heeft X zich (tevoren en met oog voor eventuele consequenties) uit vrije wil aangemeten, wat hij achteraf als een te strak keurslijf ervaart. Achteraf kan dan niet gezegd worden dat het gebruik maken door RWS van de haar door overdracht toekomende auteursrechten juridisch niet door de beugel kan, indien bedoelde door X tevoren onder ogen geziene consequenties zich vervolgens ook voordoen in de vorm van hem onwelgevallige aanpassingen van de kant van RWS. Het beroep op journalistieke onderzoeksvrijheid door X is wat dat betreft juridisch niet adequaat, juist vanwege deze contractuele bepalingen. Een beroep van RWS op haar auteursrecht kwalificeert in dit geval niet als misbruik van recht. Hoe onbevredigend dit qua uitkomst wellicht – afhankelijk van het gezichtspunt – ook wordt gevoeld, pacta sunt servanda. Anders gezegd: Een kritisch onderzoeksjournalist, gepromoveerd his- toricus en schrijver van naam, die willens en wetens zijn auteurszeggenschap “wegcontracteert”, kan niet bij hem achteraf onwelgevallige uitoefening van die overgedragen zeggenschap door zijn wederpartij met succes aanvoeren dat dat misbruik van recht oplevert in een situatie als deze. Als dat tot gevolg heeft dat kritische noten onder het tapijt worden geveegd, zoals X stelt, dan is dat niet meer dan een gevolg van het sluiten van zo’n contract, waar hij ook van af had kunnen zien. Aan de vraag of deze gang van zaken maatschappelijk wenselijk is, nu het onderzoek van X met publiek geld is gefinancierd, zoals X aanvoert, wordt bij die contractuele gang van zaken – anders dan X betoogt – in dit kort geding niet toegekomen.

4.13. Terecht geeft RWS aan dat het X vrij staat om, zoals in art. 5.6 van de Overeenkomst is bepaald, de door zijn onderzoekswerkzaamheden verkregen gegevens te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek en dito publicaties, voor zover daarbij privacygevoelige gegevens worden ontzien. Van anders dan zijdens X bij wege van overeenkomst zelf aanvaarde beperkingen van vrijheid van onderzoek en publicatie is bij deze stand van zaken naar voorlopig oordeel geen sprake.

4.14. Nu RWS (uiteindelijk toch) zelf met een publicatie over de reorganisatie bij RWS komt, is de weigering van RWS om X toestemming te geven zijn oorspronkelijk manuscript te publiceren ook overigens niet te zien als misbruik van (auteurs)recht. Het belang van RWS dat er niet min of meer tegelijkertijd twee boeken over dit veranderproces verschijnen met een goeddeels overlappende, maar deels ook afwijkende tekst en inhoud – en gelet op de bedongen auteursrechtelijke zeggenschap van RWS en geheimhoudingsverplichting van de kant van X – is wat dat betreft voorshands voldoende zwaarwegend te achten. beperking uitingsvrijheid.

Lees het vonnis hier. Mediaberichtgeving hier.

IEF 8434

De Wegkwijnziekte (VRO)

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 december 2009, HA ZA 09-2183, Intervet Internationmal B.V. c.s. tegen Merial Limited c.s. (met dank aan Robin van Kleeff, Howrey)

Octrooirecht. VRO na ex parte. EP’s vaccins varkenscircovirus, vaccins tegen PMWS, of, poëtischer, de wegkwijnziekte. De Rechtbank Den Haag vernietigt drie Europese octrooien van Merial. Deze drie octrooien werden door Merial ingeroepen tegen Intervet, omdat Intervet daarop beweerdelijk inbreuk zou maken met de productie van haar vaccin dat de wegkwijnziekte PMWS bij varkens voorkomt. Schadevergoeding tenuitvoerlegging van de bewijsmaatregelen op grond van artikel 1019g Rv.

Op basis van haar octrooien had Merial  al eerder verlof gekregen om voorzieningen te treffen ex artikelen 1019b-1019d Rv (zie ex parte beschikking Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 december 2008, IEF 7593). Merial heeft de rechtbank vervolgens verzocht een voorlopig deskundigenbericht te bevelen gelet op het vereiste van het kunnen aanwijzen van "bepaalde bescheiden" van artikel 843a Rv. Het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht vond de rechter-commissaris te verstrekkend zonder een beoordeling van de geldigheid van de drie ingeroepen octrooien. Intervet heeft daarop aangeboden de onderhavige versnelde bodemprocedure in te leiden.

Twee van de drie octrooien betreffen varkenscircovirussen. Deze octrooien worden vernietigd op grond van een korte publicatie (een ingezonden brief van minder dan 500 woorden) die al was onderzocht en beoordeeld door de Examiner van het EOB. Anders dan het EOB komt de rechtbank tot de conclusie dat de isolatie van de virussen niet inventief is in het licht van deze publicatie. De daaropvolgende stappen (onder andere de bepaling van de sequentie van het virus) zijn niet inventief. Ook de snelle ontwikkelingen in het vakgebied rond de prioriteitsdatum dragen bij aan het oordeel van de rechtbank.

Het derde octrooi betrof het gebruik van insectencellen als adjuvans (een stof die de immunogeniteit van een antigeen versterkt). Dit octrooi acht de rechtbank nietig gelet op een niet bij de verlening beoordeelde publicatie die volgens de rechtbank nieuwheidsschadelijk is voor conclusie 1. Ook het hulpverzoek bevat volgens de rechtbank geen geldige uitvinding, aangezien de toegevoegde kenmerken ook te vinden zijn in de publicatie dan wel het octrooi geen inventiviteit kunnen verschaffen.

Gelet op de vernietiging van de octrooien bepaalt de rechtbank ook dat Merial de schade die het gevolg is van de tenuitvoerlegging van de bewijsmaatregelen dient te vergoeden op grond van artikel 1019gRv.

Lees het vonnis hier.

IEF 8433

Samen werken aan verbetering incasso

Kamerstuk  22112 971, Tweede Kamer der Staten-Generaal 2009-2010, Rapport Werkgroep Verbetering incasso auteursrecht (o.l.v. voorzitter Marco Pastors): Samen werken aan verbetering incasso auteursrecht en naburige rechten.

“Op basis van haar beraadslagingen komt de werkgroep Verbetering incasso auteursrecht tot de volgende conclusies om de incasso van auteursrechtgelden te verbeteren en te vereenvoudigen.

Basisregistratie:  Eind 2010 is vanuit de bestaande samenwerking Buma/Sena, in goed overleg tussen cbo’s en met gebruikers, een basisregistratie uitgebouwd. Dit betekent dat cbo’s dezelfde basisgegevens gaan hanteren. Na regeling van de basisregistratie kan de samenwerking worden uitgebreid, bijvoorbeeld met een centrale portal, buitendienst en eerstelijns callcenter.

E-factureren: Bij e-factureren kiest de werkgroep voor het opting out-principe. Dat zal de kosten van cbo’s voor het aanbieden van elektronische factureren in belangrijke mate kunnen compenseren. Cbo’s kunnen afspraken over elektronisch factureren maken in de onderhandelingen met branches, om zo de kosten te kunnen verlagen.

Klachtenprocedure / geschillenregeling: Cbo’s dienen hun eigen klachtenregeling duidelijker bekend te maken, door vermelding op de website en op de factuur. Ook dienen de regelingen te worden geüniformeerd. Daarnaast is bij VOI©E een centraal loket voor informatie en klachten ingericht. De werkgroep spreekt de voorkeur uit voor een onafhankelijke geschillencommissie voor geschillen tussen individuele gebruikers en een cbo. In het wetsvoorstel is een onafhankelijke geschillencommissie voorzien voor geschillen over (de toepassing van) tarieven. In het wetsvoorstel heeft ook het College van Toezicht een rol bij de totstandkoming van tarieven. Een en ander dient in overleg met alle betrokkenen nader te worden uitgewerkt.

Onderhandeling:  De werkgroep is van mening dat de uitvoeringspraktijk aanzienlijk kan verbeteren als de onderhandelingsprocedure beter gestructureerd wordt. Deze procedure wordt door partijen in 2009 verder uitgewerkt. De werkgroep acht - tenzij anders overeengekomen - voor 2010 een pas op de plaats raadzaam om het onderhandelen over nieuwe tariefen kortingenstructuren langs het overeen te komen onderhandelingsprotocol mogelijk te maken.

Operationalisering Gedragscode: VOI©E streeft naar operationalisering van de Gedragscode tot een keurmerk in het eerste kwartaal van 2010 in overleg met gebruikers. Afhankelijk van de resultaten en de relatie met de voorgenomen wetswijzigingen op het toezicht kan worden overwogen om als tweede stap over te gaan op certificering.

Uitgangspunten voor onderhandelingen over tariefgrondslagen:  De werkgroep heeft de voorkeur voor vereenvoudiging van tarieven en tariefindelingen. De werkgroep heeft uitgangspunten voor tariefgrondslagen opgesteld, aan de hand waarvan in overleg tussen betrokken partijen, zoveel mogelijk gezamenlijk (betreffende cbo’s enerzijds en betreffende - clusters van - branches anderzijds), afspraken kunnen worden gemaakt.
 
Gezamenlijke voorlichting:  De werkgroep gaat aan gezamenlijke voorlichting te werken om misverstanden over de uitvoering van overeengekomen regelingen te voorkomen. Via de websites van partijen, een gezamenlijke brochure en procedureafspraken in het gestructureerd overleg worden eenduidige communicatie en verbreding van het draagvlak bevorderd.”

Lees het rapport hier.

IEF 8432

Maakt dat wat uit?

Kamerstuk 32123-VIII 93, Tweede Kamer 2009-2010.  Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 30 november 2009, over de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2010

De heer Atsma (CDA): Hoe zit het dan met auteursrechten in relatie tot programmagegevens? Daarbij is ook sprake van persoonlijke teksten. Kan dat volgens u zomaar over de schutting worden gegooid? U hebt zelf het initiatief genomen. Nu neemt u het op voor de auteursrechten en ik ben benieuwd hoe u dat koppelt …

De heer Van der Ham (D66): Acteursrechten!

De heer Atsma (CDA): Maakt dat wat uit?

De heer Van der Ham (D66): Ja.

De heer Atsma (CDA): Dus u zegt met onze collega van GroenLinks dat wij auteursrechten
niet meer hoeven te vergoeden?

De heer Van der Ham (D66): U moet wel goed luisteren. Ik heb het over acteursrechten. Op dit moment zijn er nauwelijks cao's voor acteurs. Heel veel organisaties en televisiebedrijven gaan ver onder de marge zitten van wat er betaald moet worden. Omdat acteurs in een ongelooflijk concurrerende markt zitten, wordt er niet altijd goed omgegaan met de rechten, ook de herhalingsrechten, van acteurs. Series kunnen soms tot twintig keer worden herhaald, zonder dat een acteur er iets van terugziet. Ik vind dat met name de publieke omroep de taak heeft om ervoor te zorgen dat het goede voorbeeld wordt gegeven wat betreft de rechten van acteurs.

De heer Atsma (CDA): Geldt dat ook voor auteursrechten?

De heer Van der Ham (D66): Wij zullen naar aanleiding van het rapport-Gerkens nog een hele discussie voeren over het auteursrecht. Op dat punt zijn er enkele grote dilemma's. Er moet ook een vorm worden gevonden voor het betalen van auteursrechten, maar dat is iets minder ingewikkeld dan acteursrechten, omdat het een zichtbare prestatie betreft, waarvoor je wat betreft de herhaling op televisie iets kunt organiseren.
Op het terrein van de documentaires is er ook sprake van een enorme kaalslag. De afgelopen 10 jaar is de helft minder aan documentaires gemaakt. Wij pleiten nogmaals voor een fonds voor de financiering van onafhankelijke documentaires.
Met betrekking tot de pers heb ik gepleit voor het Stimuleringsfonds voor de pers en voor het matchen van onderzoeksjournalisten. Wij zien helemaal niets in die zestig jonge journalisten. Dat vinden wij lapwerk. In februari 2010 wordt de brief over de animatie verwacht. Wat gebeurt er in de tussentijd?
Ten slotte kom ik op de analoge en digitale radio. De organisatie van lokale omroepen in Nederland, de OLON, is na de motie-Atsma gestart met een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden om de bestaande problemen bij de lokale omroepen met hun etherfrequenties op te lossen. Heeft de minister contact met de OLON en welke oplossingen liggen er op dit moment op tafel?

De vergadering wordt van 13.50 uur tot 14.20 uur geschorst.

Lees het gehele verslag hier.

IEF 8431

Letterquiz 2009

Ooit de Shieldmark Letterquiz, nu de ShieldmarkZacco Letterquiz en volgend jaar alleen nog maar de Zacco Letterquiz. Laatste SZ-nieuwsbrief van 2009, met naast de quiz het al dan niet nieuwe nieuws en de aankondiging van de nieuwe naamsverkorting.

Lees de nieuwsbrief hier.

IEF 8357

Morgen: Jurisprudentielunch Octrooirecht

Nog enkele stoelen vrij: IEForum.nl Jurisprudentielunch Octrooirecht: Actualiteiten jurisprudentie. Op woensdag 9 december 2009, van 11.30 - 14.00 brengen Bart van den Broek (Howrey) en Leo Jessen (Vereenigde) u tijdens een informele lunch op de hoogte van de jurisprudentie van 2009 op het gebied van het Octrooirecht van de diverse Nederlandse gerechten en het Europees Octrooi Bureau. In slechts 2 uur bent u volledig op de hoogte over de meeste actuele ontwikkelingen.

Aan de orde komen onder meer de Mundipharma-zaak van 30 september jl. Rechtbank 's-Gravenhage, 30 september 2009, Mundipharma Pharmaceuticals B.V.(IEF 8237) en de ex parte beschikking, Rechtbank 's-Gravenhage van 5 oktober 2009 (IEF 8322).Ook worden de nieuwe regels behandeld met betrekking tot divisional applications (Rule 36(1) en (2) EPC) en de daaraan gerelateerde uitspraken T307/3 en T1391/07, betreffende verbod op dubbele octrooiering. Dient uw octrooistrategie te worden herzien?

Locatie en tijdstip: Holiday Inn Hotel, De Boelelaan 2, 1083 HJ Amsterdam (bij NS RAI), woensdag 9 december 2009 van 11.30 - 14.00 uur. De Octrooirecht Jurisprudentielunch levert u twee PO-punten op voor de Nederlandse Orde van Advocaten.

Inschrijven: Stuur een email naar info@delex.nl of info@lexlumen.nl

Als u zich inschrijft ontvangt u als extra service direct toegang tot het Lexlumen Interactief Communicatie Platform. Hier kunt u uw eigen vragen alvast aan de sprekers stellen. De sprekers behandelen deze tijdens de bijeenkomst. Bovendien kunt u hier het documentatiemateriaal downloaden om u optimaal voor te bereiden.

Het inschrijfgeld bedraagt € 225,- per persoon (excl. BTW). Hierin zijn begrepen de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie. Na ontvangst van de inschrijving sturen wij u een bevestiging met routebeschrijving en een factuur. Sponsors van www.ie-forum.nl ontvangen 10% korting.

Heeft u nog vragen? Stuur een email naar info@delex.nl of info@lexlumen.nl

IEF 8643

Stap in richting EU octrooi

"Afgelopen vrijdag is in Brussel door de Raad van Ministers een belangrijke stap gezet in de verbetering van het Europese octrooistelsel. Het EU octrooi wordt een extra mogelijkheid voor de aanvrager. Het is geen vervanging van de nationale of Europese octrooien. Aan de nationale octrooien verandert er helemaal niets.

Overeenstemming
In Brussel kon overeenstemming worden bereikt omdat het grootste punt van discussie, de taal/talen van het toekomstige EU octrooi, buiten de onderhandelingen is gehouden. Er is overeenstemming bereikt over de volgende onderwerpen:
1. het EU octrooi (behalve de talenregeling)
2. het 'Europese en EU octrooigerecht'
3. versterkte samenwerking tussen het EOB en nationale octrooibureaus.

Lees hier meer.

IEF 8405

Juist deze specifieke combinatie van kenmerken

Frodo (boven) Freedom (onder)Rechtbank ‘s-Gravenhage, 18 november 2009, HA ZA 07-3170, Karel Mintjens N.V. tegen V.D.V. Meubelen B.V.

Modellenrecht. Auteursrecht. Bodem (zie voor KG: Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 juni 2007, IEF 4291, voor verwante zaken rechtbank Middelburg, zie vanaf IEF 5920). Succesvol bezwaar op grond van meervoudig Gemeenschapsmodel voor dressoir, door eiser op de markt gebracht onder de naam Frodo (afbeelding boven), tegen dressoir Freedom van gedaagde (afbeelding onder).

Geldigheid model aangenomen, nu geen VDV geen vordering tot nietigverklaring heeft ingediend. Behoren tot een stijl doet i.c. niet af aan bescherming:  “(…) weliswaar zijn uitgevoerd in een bepaalde, wat VDV noemt: ‘kubistische’ of robuuste stijl met strakke lijnen, zodat deze om die reden een zekere overeenkomst vertonen, maar dat geen van die [eerder op de markt gebrachte –IEF]  meubels de specifieke combinatie van elementen oplevert die naar het oordeel van de rechtbank gezichtsbepalend is voor de door het Gemeenschapsmodel bij de geïnformeerde gebruiker gewekte algemene indruk.” Inbreuk aangenomen, Freedom-dressoir wekt geen andere algemene indruk dan Frodo-dressoir. Pan-Europees inbreukverbod. Verspreidingsverbod reclame. Geen rectificatie van interview met VDV in vakblad Meubel.

Geldigheid model: 4.4. De rechtbank stelt vast dat VDV geen (reconventionele) vordering tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmodel van Mintjens heeft ingesteld, noch bij wege van exceptie een beroep heeft gedaan op een ouder op haar naam staand modelrecht in de zin van art. 25(1)(d) GModVo. Bij gebreke van een dergelijke vordering en een dergelijk beroep zal de rechtbank, gelet op art. 85 GModVo, uit dienen te gaan van de geldigheid van het Gemeenschapsmodel van Mintjens.

(...)

Stijl / inbreuk: 4.11. De rechtbank stelt voorop dat veel van de door VDV ingeroepen meubels – net als het ingeroepen Frodo-model – weliswaar zijn uitgevoerd in een bepaalde, wat VDV noemt: ‘kubistische’ of robuuste stijl met strakke lijnen, zodat deze om die reden een zekere overeenkomst vertonen, maar dat geen van die meubels de specifieke combinatie van elementen oplevert die naar het oordeel van de rechtbank gezichtsbepalend is voor de door het Gemeenschapsmodel bij de geïnformeerde gebruiker gewekte algemene indruk. Bedoelde specifieke combinatie is deze. Het model van Mintjens kenmerkt zich in vooraanzicht door a) ten opzichte van (relatief brede) kaders dieper gelegen panelen, b) een pootdikte die overeenkomst met de dikte van het bovenblad, c) horizontale en verticale gefreesde groeven in de kaders van de deuren en de laden die een strakke belijning opleveren, waardoor d) het lijkt alsof de laden deel uitmaken van de kaders en e) alsof de hoeken van de kaders uit "losse" blokjes bestaan. Voorts kenmerkt het model zich door f) ellips- of halve maanvormige uitsparingen van de poten of staanders en g) een afvlakking van de hoeken van het dressoirblad van 60◦.

4.12. Behalve kenmerken f) en g) wordt juist deze specifieke combinatie van kenmerken a) tot en met e) in het Frodo-dressoir van VDV aangetroffen. 4.13. Het door VDV gestelde kan niet leiden tot de conclusie dat haar Freedom-dressoir een andere algemene indruk wekt in de zin van art. 10(1) GModVo. VDV heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aangevoerd dat de bij haar Freedom-dressoir ontbrekende uitsparingen in de staanders (kenmerk f)) van zodanige invloed is dat dit de bedoelde algemene indruk ten opzichte van het Gemeenschapsmodel anders maakt. De rechtbank acht dit in relatie tot de gezichtsbepalender combinatie van alle overige overgenomen kenmerken a) tot en met e) van onvoldoende gewicht. Anders gezegd: dit verschil is bij vergelijking van de opgeroepen totaalindruk van het ingeroepen model en het Freedom dressoir niet in het oog springend en daarmee niet van voldoende beslissende invloed op de gewekte algemene indruk. Terzijde: Bij de in dit verband vergelijkbare auteursrechtelijke toets die het Haagse hof in kort geding bij wege van voorlopig oordeel uitvoerde, werd ten aanzien van dit aspect op grond van hoofdzakelijk dezelfde onderliggende stukken overeenkomstig geoordeeld (vgl. 2.6 r.o. 8).

4.14. Concluderend stelt de rechtbank vast dat sprake is van inbreuk door VDV op het model van Mintjens. Het gevorderde modelinbreukverbod zal worden toegewezen op de in het dictum verwoorde wijze.

Verspreidingsverbod reclamemateriaal: 4.21. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen Mintjens en VDV in het artikel in Meubel weliswaar meer dan zijdelings aan de orde komt, maar dat de manier waarop dat gebeurt niet onevenwichtig is.(...)

4.17. Het gevorderde verbod (reclame)materiaal te verspreiden waarin het dressoir in kwestie staat afgebeeld, zal worden toegewezen. De verspreiding van dergelijk materiaal heeft immers te gelden als het aanbieden van een inbreukmakend product en hiertegen kan Mintjens op basis van haar modelrecht opkomen.

Geen rectificatie: 4.22. De rechtbank zal de vordering tot rectificatie afwijzen, omdat de publicatie in Meubel niet onjuist of anderszins onrechtmatig was en er gezien de omstandigheden van de onderhavige zaak overigens onvoldoende aanleiding is voor de veroordeling van VDV tot een dergelijke ingrijpende maatregel.

Lees het vonnis hier