IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22199
21 augustus 2024
Uitspraak

Europese Commissie mag geografische aanduiding afwijzen ondanks goedkeuring van lidstaat, aldus advocaat-generaal

 
IEF 22198
20 augustus 2024
Uitspraak

Kunstmatig neurale netwerken zijn op zichzelf niet octrooieerbaar, aldus de Britse rechter

 
IEF 9194

Nijntje is niet zo banaal of triviaal

Rechtbank Amsterdam, 2 november 2010, LJN: BO2607, Mercis B.V. Sanrio Company Ltd (met gelijktijdige dank aan Anne Bekema, Houthoff)

Auteursrecht. Merkenrecht. Karakter. Gedaagde Sanrio maakt met het karakter Kathy (onderdeel van "Hello Kitty") inbreuk op de auteurs- en merkrechten van Dick Bruna m.b.t Nijntje.

Auteursrecht: 4.4.   Over de vorderingen die zien op het auteursrecht wordt het volgende overwogen. Nijntje kenmerkt zich door elementaire kleuren, dikke lijnen, door de karakteristieke verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd, de oren, de (stand van de) ogen, het jurkje met het kraagje, de stand van de handen en voeten en het zogenaamde “andreaskruis”, als neusje/mondje. Nijntje heeft door dit alles een eigen en oorspronkelijk karakter en draagt hierdoor het persoonlijk stempel van de maker. Het werk Nijntje is het resultaat van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Nijntje is niet zo banaal of triviaal dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen. Nijntje kan derhalve als een auteursrechtelijk beschermd werk als bedoeld in artikel 10 Auteurswet (Aw) worden aangemerkt. Het door Sanrio als productie 6 in het geding gebrachte “Umfeld” maakt dit niet anders. Deze productie bevat een aantal afbeeldingen van speelgoedkonijnen (die overigens slechts gedeeltelijk dateren van vóór 1955) en die naar het oordeel van de voorzieningenrechter dermate afwijken van Nijntje dat niet kan worden gezegd dat Nijntje hierdoor geen eigen en oorspronkelijk karakter zou hebben.

4.5. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de figuur van Kathy. De dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd, de oren, de (stand van de) ogen, het jurkje met het kraagje en de stand van de handen en voeten zijn nagenoeg identiek aan Nijntje. Wat verder overeenkomt is dat het mondje en het neusje samenvallen (bij Nijntje in de vorm van een “andreaskruis” en bij Kathy in de vorm van een rondje). Het enige duidelijk waarneembare verschil tussen Nijntje en Kathy is de strik die Kathy in een van haar oren draagt. Dit maakt echter niet dat de totaalindrukken van Nijntje en Kathy niet nagenoeg hetzelfde zijn. Er is dan ook, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, sprake van een inbreuk op de auteursrechten van Mercis. Bij dit oordeel is betrokken dat Nijntje thans (niet duidelijk is vanaf wanneer) wordt afgebeeld met ronde oren, derhalve met andere oren dan in het geregistreerde beeldmerk. De ronde oren van Kathy zijn identiek aan de ronde oren van Nijntje. Dat hier sprake zou zijn van “omgedraaide ontlening” (Nijntje zou de oren van Kathy hebben “overgenomen”), zoals door Sanrio ter zitting betoogd, is door haar niet aannemelijk gemaakt. Kathy is hoe dan ook van latere datum dan Nijntje en Sanrio heeft niet met stukken aangetoond wanneer Kathy is ontworpen en wanneer Nijntje ronde oren heeft gekregen.

Merkenrecht: 4.7.  Over de vorderingen die zien op het merkenrecht wordt het volgende overwogen. Sanrio zal niet worden gevolgd in haar verweer dat Nijntje niet als merk (ter onderscheiding van waren of diensten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 BVIE), maar slechts als karakter wordt gebruikt. Binnen de beperkingen die gelden in ieder kort geding, en zeker gezien het feit dat Sanrio dit verweer pas voor het eerst ter zitting heeft opgeworpen, heeft Mercis voldoende aannemelijk gemaakt dat Nijntje wel als merk wordt gebruikt. Zo heeft zij ter zitting een poppetje van Nijntje getoond en in het geding gebracht dat zich bevindt in een doosje waaraan een label is gehecht voorzien van het beeldmerk Nijntje. Evenmin zal Sanrio worden gevolgd in haar verweer dat Nijntje geen merk kan vormen omdat het een teken betreft dat een wezenlijke waarde aan de waar geeft (artikel 2.1 lid 2 BVIE). Dit artikel ziet immers op vormmerken. Van een vormmerk is sprake wanneer het merk “samenvalt” met de waar die het beoogt te onderscheiden dan wel met de verpakking ervan. Daarvan is in het geval van Nijntje geen sprake. Nijntje is een beeldmerk dat zich op verschillende wijzen “materialiseert” (tweedimensionaal in boekjes en als afbeelding op andere gebruiksvoorwerpen en in films, driedimensionaal als speelgoedpoppetje etc.). Voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat Nijntje een verval- of nietigheidsactie niet zal overleven. In dit geding zal dan ook worden uitgegaan van de geldigheid van het beeldmerk Nijntje, zoals onder 2.2 van dit vonnis weergegeven.

4.8.  Voor beantwoording van de vraag of het karakter Kathy inbreuk maakt op het beeldmerk Nijntje is allereerst van belang vast te stellen dat Sanrio en/of haar licentienemers Kathy niet ter onderscheiding van waren of diensten gebruiken. Kathy wordt uitsluitend aangeduid als karakter, een vriendinnetje van Kitty, zoals Kitty nog heel veel andere vriendjes en vriendinnetjes heeft met wie zij speelt. Kathy, Kitty en de andere karakters worden allemaal op de markt gebracht onder het merk “Hello Kitty”. Kathy zelf kan derhalve niet als merk worden aangemerkt. Dit betekent dat Mercis zich in het kader van de merkinbreuk ten onrechte heeft beroepen op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Daarvoor is immers vereist dat het inbreukmakende teken wordt gebruikt voor waren of diensten.

4.9.  Daarentegen wordt geoordeeld dat in dit geval wel sprake is van inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Kathy wordt immers gebruikt “anders dan ter onderscheiding van waren of diensten”. Hiervoor is in het kader van het auteursrecht al overwogen dat Nijntje en Kathy nagenoeg identiek zijn. Dit geldt ook wanneer Kathy wordt vergeleken met het beeldmerk Nijntje, ook al heeft die Nijntje spitse oren. De verschillen tussen de “oude” Nijntje en Kathy zijn weliswaar groter dan die tussen de “nieuwe” Nijntje en Kathy, maar dat neemt niet weg dat de gelijkenis tussen het beeldmerk Nijntje en het karakter Kathy nog steeds zeer groot is. Sanrio trekt met Kathy zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel van Nijntje en doet hiermee afbreuk aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van Nijntje. In dit verband heeft Mercis (onder meer in de punten 3.8 tot en met 3.11 van de dagvaarding) voorshands terecht aangevoerd dat Sanrio met Kathy in het kielzog van Nijntje vaart om te profiteren van de aantrekkingskracht en de reputatie van Nijntje. Zonder financiële vergoeding trekt Sanrio profijt uit de commerciële inspanningen van Mercis als merkhouder. Dit oordeel is er onder meer op gegrond dat Nijntje een merk is met een zeer grote bekendheid en een groot onderscheidend vermogen. Sanrio is een concurrent van Mercis die min of meer identieke waren op de markt brengt. Niet weersproken is dat Nijntje in 1955 is ontworpen en (volgens de dagvaarding) begin jaren ’70 in Japan is geïntroduceerd en dat Nijntje in Japan ongekende populariteit geniet. Met het karakter Kathy houdt Sanrio te weinig afstand van het beeldmerk Nijntje.

Lees het vonnis hier.

IEF 9193

Reacties Consultatie Auteurscontractenrecht

57 openbare reacties op de internetconsultatie m.b.t. het Voorontwerp Auteurscontractenrecht. Onder andere:

Commissie auteursrecht (Dhr mr. J.H. Spoor): "Behalve dat de effecten van het voorgestelde model van niet-overdraagbaarheid van het auteursrecht en periodieke opzegbaarheid van exclusieve licenties onduidelijk zijn, signaleert de Commissie dus ook de nodige problemen waar het het model zelf betreft. Zij concludeert dat de wenselijkheid van het model onvoldoende onderbouwd is en dat het onderhavige voorontwerp te veel grondvragen onbeantwoord laat. Zij acht het niet verantwoord om maatregelen in te voeren die diep ingrijpen in het auteursrecht als vermogensrecht zolang de consequenties daarvan niet terdege in kaart zijn gebracht."

Beroepsvereniging van Zelfstandige Ondertitelaars (voorzitter M Gras): "Concluderend kunnen wij melden een positief effect te verwachten indien het auteursrecht niet kan worden overgedragen. Voorts wijzen wij erop dat de door het Ministerie aangedragen oplossing voor het vaststellen van tarieven o.i. helaas tekortschiet, met name omdat het niet mogelijk maakt dat wij tot adviestarieven kunnen komen indien onderhandelingen met de producenten (tijdelijk) stil zouden komen te liggen of niet tot een goed resultaat zouden leiden."

Nederlandse Vereniging van Banken (Mr B.B. van der Burgh): "Vanuit de NVB wordt voorts gewezen op het feit dat het voorgestelde overdrachtsverbod tot problemen kan leiden in de financieringspraktijk. Op grond van art. 3:228 Burgerlijk Wetboek geldt dat alleen op goederen die voor overdracht vatbaar zijn een pand- of hypotheekrecht kan worden gevestigd. Door de overdracht voor natuurlijke makers uit te sluiten, zullen banken, bij gebrek aan de mogelijkheid van het vestigen van zekerheden, verzoeken om financiering terughoudend beoordelen. De micro en macro economische gevolgen voor de creatieve sector, inmiddels een zeer belangrijk en innoverend onderdeel van de Nederlandse economie, lijken onderschat."

NUV Groep algemene uitgevers (Mw drs M.E.A. Derks): "Indien deze wijziging wordt aangebracht in de auteurswet zal dit het einde betekenen van het diverse aanbod aan literatuur in de breedste zin van het woord, van essays tot kinderboeken, van literaire romans tot sciencefiction, zoals we dat nu in Nederland kennen. Het behoeft geen betoog dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van het literaire aanbod in Nederland, nog daargelaten wat de bedrijfseconomische gevolgen zullen zijn, niet alleen voor onze leden, maar ook voor auteurs en literaire vertalers."

NVJ (Mr. T.L.W. Bruning): "Wij onderschrijven de onontbeerlijkheid van de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven in combinatie met een exclusieve licentie die iedere 5 jaar opzegbaar is en tekenen daarbij aan dat deze periode voor journalisten korter zou moeten zijn omdat nieuws beperkter houdbaar is. Onrust over terugverdientijd van investering bij uitgevers is in de journalistieke wereld om diezelfde reden minder van toepassing voor journalisten."

Studiecommissie VvA (Drs. C.P.A. Holierhoek): "de vraag is of het afschaffen van de overdracht noodzakelijk is om het beoogde doel (versterking van de positie van de maker t.o.v. de exploitant) te bereiken; de studiecommissie meent dat in ieder geval een sterke non- usus- bepaling, de bestsellerclausule en bijvoorbeeld het opnemen van een specificatieplicht (zie hieronder) belangrijke bijdragen aan die versterking van de positie van makers zouden kunnen leveren en zo een wettelijke basis voor het auteurscontractenrecht zouden kunnen vormen waarop voortgebouwd kan worden 2. voor collectieve beheersorganisaties (cbo’s) dient in een eventueel komend wetsvoorstel in elk geval een uitzondering te worden gemaakt c.q. het wetsvoorstel dient op hen niet van toepassing te worden verklaard (zie ook hierna de beantwoording van de negen in het consultatiedocument voorgelegde vragen."

Koninklijke Philips Electronics N.V. (ir. R.J. Peters): "Alle gevallen waarin art. 7 Aw en art. 3.28 Beneluxverdrag Intellectueel Eigendom geen oplossing bieden, kunnen en worden nu opgelost door overeen te komen dat alle IE-rechten toekomen aan de industriële onderneming, hetzij op basis van arbeidscontract, hetzij middels afzonderlijke overdracht. Onder het regime van het voorontwerp is dit niet langer mogelijk."

Nederlands Fonds voor de Film (G van Breemen): "De Nederlandse filmsector dreigt door het voorontwerp internationaal gezien dan ook (verder) in isolement te geraken en belemmerd te worden om zich over de landsgrenzen heen te verbreden. Een Nederlandse scenarist kan bijvoorbeeld (als maker van een scheidbaar werk in de zin van artikel 45g Aw) onder het voorontwerp de rechten op zijn scenario alleen voor maximaal vijf jaar in exclusieve licentie geven - het wordt daardoor ondenkbaar dat het scenario ooit nog zal kunnen worden verfilmd als grote internationale coproductie. lmmers, de noodzakelijke basis (een onbelemmerd exploitatierecht) voor de daarmee gemoeide omvangrijke investeringen is weggevallen, althans tot welhaast embryonale vorm gereduceerd."

Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers BNO (mr. A. Siegelaar): "Handhaving van art. 8 Aw in zijn huidige vorm is naar onze mening duidelijk strijdig met de grondgedachte van het voorontwerp, dat makers alleen schriftelijk exclusieve exploitatierechten kunnen verstrekken, nu deze bepaling een automatische auteursrechtoverdracht bewerkstelligt in situaties waarin juist geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt."

P. Peereboom, Hardegarijp:  "Het voorontwerp auteurscontractenrecht is geheel in overeenstemming met art. 27 lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens waarin staat dat een ieder recht heeft op de bescherming van de geestelijke en materiele belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht."

Lees alle reacties hier.

IEF 9192

De ruime uitleg van de handeling "aanbieden”

OndasetronGerechtshof ’s-Gravenhage, 2 november 2010, Zaaknr. 105.007.171/01, Glaxo Group Ltd tegen Pharmachemie (met dank aan Ruprecht Hermans, Brinkhof).

Octrooirecht. Europees octrooi Glaxo voor “use of a tetrahydrocarbazolone derivative for the manufacture of medicaments.” Inbreuk door publicatie generiek geneesmiddel (Ondansetron) in de G-standaard. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 juli 2007, IEF 4336): Het hof [is] van oordeel dat publicatie van een generiek geneesmiddel in de G-Standaard moet worden aangemerkt als het "aanbieden voor een of ander" als bedoeld in artikel 53 lid 1, aanhef en sub b ROW 1995.”

9. Phamachemie stelt onder meer dat publicatie van het generiek Ondansetron in de GStandaard niet valt aan te merken als het aanbieden van het geneesmiddel in voormelde zin. Zij wijst erop dat de G-Standaard ook geneesmiddelen vermeldt die niet verkrijgbaar zijn en een slapend bestaan leiden. Voorts wijst zij erop dat bij de vermelding van Ondansetron in de G-Standaard van juni 2006 geen verkoopprijs is vermeld. Opname in de G-Standaard wordt slechts ingegeven door de noodzaak daartoe, teneinde het geneesmiddel in de toekomst te kunnen verhandelen, aldus Pharmachemie

10. Dit betoog snijdt geen hout. Zoals Pharmachemie zelf stelt, heeft zij Ondansetron aangemeld voor publicatie in de G-Standaard van juni 2006, teneinde het middel na afloop van de geldigheidsduur van EP 265 te kunnen verhandelen. Gelet op de inhoud en functie van de G-Standaard is publicatie daarin hét middel om de diverse marktpartijen ervan in kennis te stellen dat er een generieke variant van een bepaald geneesmiddel op de markt komt. Het hof acht aannemelijk dat (er een reële kans bestaat dat) gebruikers van de G-Standaard zich bij het voorschrijven, c.q. bestellen van geneesmiddelen mede zullen laten leiden door de wetenschap dat er op afzienbare termijn een generieke variant van een geneesmiddel met eenzelfde werkzame stof op de markt komt.

Hierbij is van belang dat, zoals Pharmachemie zelf stelt, algemeen bekend is dat generieke geneesmiddelen aanzienlijk (Pharmachemie stelt: circa 40%) goedkoper zijn dan spécialités (CvA/CvE 119). Aldus wordt door de publicatie het marktgedrag met betrekking tot het geneesmiddel beïnvloed. Onder deze omstandigheden moet, gelet op de ruime uitleg van de handeling "aanbieden”, zoals door de wetgever voorgestaan, publicatie van het generieke Ondansetron in de G-Standaard derhalve worden aangemerkt als het aanbieden daarvan. Uit de eerder aangeduide stelling van Phramachemie dat zij Ondansetron heeft aangemeld voor publicatie in de G-Standaard van juni 2006, teneinde het middel direct na afloop van de geldigheidsduur van EP 266 te kunnen verhandelen volgt voorts dat dit "aanbieden" heeft plaatsgevonden met het oogmerk van (latere) verhandeling. 
Mitsdien is ook voldaan aan het vereiste dat het aanbieden moet hebben plaatsgevonden "voor een en ander", als bedoeld in artikel 53 lid I, onder b ROW 1995. De algemene omstandigheid dat sommige geneesmiddelen die in de G-Standaard zijn gepubliceerd niet worden verhandeld doet daaraan niet af. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat in casu geen verkoopprijs is vermeld, althans dat de verkoopprijs op “0” is gezet. Dat gegeven brengt op zichzelf niet mee dat van aanbieden (op termijn) geen sprake is. h dat verband is nog van belang dat de gebruikers van de G-Standaard weten dat het om een generiek geneesmiddel gaat, dat aanzienlijk goedkoper zal zijn dan het specialité.

Lees het arrest hier.

IEF 9191

Tentamenvraag

Een spellenfabrikant vraagt een IE-rechtelijk advies over het IE-Sinterklaascadeau van 2010: Het Logo Bordspel. “Overal om ons heen kom je merken tegen. Van koekjes tot chocolade en van auto's tot voetbal. Allemaal hebben ze één ding gemeen: ze hebben allemaal een logo. Het Logo Bordspel gaat over deze logo's en alle dingen die daarmee te maken hebben. Het doet een beroep op onze, in de loop der jaren, vergaarde kennis en leert ons een leuke en verbazingwekkende feiten.” Gebruik in je antwoord o.a. de begrippen merkgebruik, aanhaken, inhaken, persoonlijkheidsrechten en speelgoedexceptie.

IEF 9190

Personalia: "De grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland"

V.l.n.r:  C. Shannon,  A. Hirschfeld, C. De Boer & W. Maas“Significante uitbreiding IE/ICT-praktijk bij Deterink Advocaten en Notarissen. Met ingang van 1 november 2010 treden vier IP-specialisten, allen zeer ervaren op het gebied van litigation en licensing, toe tot de IE/IT-sectie van Deterink Advocaten en Notarissen. Deze sectie had onder leiding van Lidia Ritzema al een sterke basis opgebouwd in technologieregio Eindhoven en telt nu 8 personen, waarmee het de grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland is geworden.

Voor de cliënten van Deterink Advocaten en Notarissen zullen de kennis en ervaring van de nieuw aangetrokken IE-specialisten (v.l.n.r.) Carreen Shannon, Annette Hirschfeld, Charlotte de Boer en Wim Maas van grote toegevoegde waarde blijken, zowel nationaal als internationaal. Shannon, Hirschfeld en Maas hebben eerder samengewerkt op de Amsterdamse vestiging van Howrey LLP. Charlotte de Boer is met Wim Maas afkomstig van de IE/ICT sectie van Banning Advocaten in ’s-Hertogenbosch.

Het versterkte team heeft ruime ervaring met procederen en adviseren in (internationale) inbreukzaken en met complexe internationale contracten zoals licensing, NDA’s en R&D-agreements. De gecombineerde kennis en ervaring van dit team omvat vrijwel alle technologiesectoren, van werktuigbouw, elektronica en ICT tot en met biotech, life sciences en levensmiddelen. Advisering op het gebied van farmaceutisch recht (wetgeving inzake geneesmiddelen en medische hulpmiddelen) behoort ook tot één van de ervaringsterreinen van het team.”

IEF 9190

Personalia: "De grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland"

“Significante uitbreiding IE/ICT-praktijk bij Deterink Advocaten en Notarissen. Met ingang van 1 november 2010 treden vier IP-specialisten, allen zeer ervaren op het gebied van litigation en licensing, toe tot de IE/IT-sectie van Deterink Advocaten en Notarissen. Deze sectie had onder leiding van Lidia Ritzema al een sterke basis opgebouwd in technologieregio Eindhoven en telt nu 8 personen, waarmee het de grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland is geworden.

Voor de cliënten van Deterink Advocaten en Notarissen zullen de kennis en ervaring van de nieuw aangetrokken IE-specialisten Carreen Shannon, Annette Hirschfeld, Charlotte de Boer en Wim Maas van grote toegevoegde waarde blijken, zowel nationaal als internationaal. Shannon, Hirschfeld en Maas hebben eerder samengewerkt op de Amsterdamse vestiging van Howrey LLP. Charlotte de Boer is met Wim Maas afkomstig van de IE/ICT sectie van Banning Advocaten in ’s-Hertogenbosch.

Het versterkte team heeft ruime ervaring met procederen en adviseren in (internationale) inbreukzaken en met complexe internationale contracten zoals licensing, NDA’s en R&D-agreements. De gecombineerde kennis en ervaring van dit team omvat vrijwel alle technologiesectoren, van werktuigbouw, elektronica en ICT tot en met biotech, life sciences en levensmiddelen. Advisering op het gebied van farmaceutisch recht (wetgeving inzake geneesmiddelen en medische hulpmiddelen) behoort ook tot één van de ervaringsterreinen van het team.”

IEF 9189

De grens tussen kopiëren en laten inspireren

NRC 26 oktober 2010: Interview Rob Heilbron: ‘Playboy in de polder.” Er is geen ontkomen aan de reclames van Rob Heilbron van lingeriemerk Sapph. Plagiaat? „Ik laat mij graag inspireren.” Klachten van de Reclame Code Commissie? „Prima.”

“Die rechtszaak was aangespannen door lingerie-ontwerper Marlies Dekkers die Sapph aanklaagt voor het kopiëren van haar ontwerpen, en dan met name de bandjes boven de cups. „In de textielbranche volgt iedereen trends”, zegt Heilbron. „Ik laat mij graag inspireren. Evolutie is gebaseerd op inspiratie. Net als bij de orang oetans: what you see is what you do.”

Maar waar ligt de grens tussen kopiëren en laten inspireren? Heilbron: „Als iemand het goed doet, vind ik dat een goede reden om ook die richting uit te denken. Ik zou best trendsettend willen zijn, maar zolang zo’n idee niet in mijn hoofd opkomt, ben ik trendvolgend.” (…) De zaak loopt nog steeds. Half augustus was er een zitting. Marlies Dekkers zegt geen commentaar te willen geven tot de uitspraak volgende maand. Heilbron: „In plaats van te procederen kan ze beter aan het werk gaan, zoals wij. ”Want wie een bedrijf wil voeren moet niet te veel nadenken. „Just do it.”

IEF 9188

Het inventiviteitsmanco

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 27 oktober 2010, HA ZA 09-4241, Sandoz B.V. & Hexal AG tegen Merck Sharp & Dohme Corp

Octrooirecht. Bodemprocedure, volgend op KG Merck / Sandoz (vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 4 juni 2010, IEF 8903).  Sandoz vordert vernietiging van EP en ABC m.b.t. ‘Oftalmische samenstellingen die combinaties van een carbonanhydraseremmer en een ß-adrenergische antagonist bevatten’, Merck stelt in reconventie dat Sandoz inbreuk maakt op het octrooi door de verhandeling van een generiek dorzolamide/timolol-product (anti-glaucoma oogdruppels).

Merck verdedigt in de procedure de geldigheid van het octrooi uitsluitend op basis van een hoofdverzoek en hulpverzoek. De rechtbank oordeelt dat de conclusies volgens het hoofdverzoek en het hulpverzoek niet inventief zijn en vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi en het ABC. “De vakman zou op grond van de aangegeven op zichzelf op theoretisch vlak enigszins tegenstrijdige eisen niet worden afgeschrikt, omdat hij zich ervan bewust zal zijn dat het erom gaat een compromis te vinden dat een voldoende klinische werking heeft.”

2.13. Bij uitspraak van 30 november 2009 is het Engelse deel van EP 752 door de High Court (Floyd J) nietig geoordeeld op grond van ten opzichte van de oorspronkelijke aanvrage toegevoegde materie en gebrek aan inventiviteit over Nardin in combinatie met algemene vakkennis. Daarvan is thans appel aanhangig. In deze Engelse procedure zijn door Merck eveneens hulpverzoeken gedaan, die evenwel niet helemaal één op één overeenkomen met voornoemde hoofd- en hulpverzoeken van Merck in de onderhavige procedure. 

2.14. Bij vonnis in kort geding van 4 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank omtrent EP 752 langs overeenkomstige lijnen als de Engelse bodemrechter voorshands geconstateerd dat een gerede kans bestond dat ook de Nederlandse bodemrechter het octrooi niet geldig zou achten wegens gebrek aan inventiviteit over Nardin in combinatie met algemene vakkennis. 

2.15. In Duitsland en Frankrijk zijn ook procedures met betrekking tot het octrooi aanhangig.

(…)

4.21. Op grond van algemene vakkennis stelt de vakman bij oogdruppelformulering derhalve verdraagzaamheid in het oog voor de patiënt boven hoornvliespenetratie (of biologische beschikbaarheid). Zulks andermaal in verband met het therapietrouwprobleem.

4.22. Belangrijker nog is dat de rechtbank het betoog van Sandoz c.s. juist acht dat het er in een geval als het onderhavige niet om gaat dat de biologische beschikbaarheid maximaal moet zijn, maar dat deze voldoende moet zijn om klinisch zinvol te kunnen worden toegepast (…).

4.23. (…) Zodoende zal het enkele gegeven dat bij pH-verlaging werkingsverlies van de timololcomponent optreedt, de vakman er niet van weerhouden deze verlaging met zinvolle verwachting te proberen, omdat de vakman weet dat het erom gaat dat er voldoende klinische werking overblijft.

4.24. Ook langs andere weg is door Sandoz c.s. betoogd dat het octrooi in het licht van Nardin en algemene vakkennis niet inventief is. (…)

4.25. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Merck tegen dit een en ander onvoldoende ingebracht. Het team ziet mogelijk theoretische bezwaren in de vorm van afnemende biologische beschikbaarheid, maar Merck heeft niet aangetoond dat dit een klinisch zodanig relevante afname is, dat het team ervan af zou zien om dit eerst eens te proberen en te testen middels standaard methodiek, nu het erom gaat een klinisch relevante werkzaamheid te verkrijgen in het co-geformuleerde product.  Het team zal zich realiseren dat de klinische werkelijkheid veelal te complex is om met theoretische modellen te voorspellen, zoals Sandoz c.s. ten pleidooie naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft aangegeven.

4.26. De gemiddelde vakman zou dit routinematig onderzoeken en dit is niet inventief. Er is zodoende geen sprake van een vooroordeel en de vakman zou op grond van de aangegeven op zichzelf op theoretisch vlak enigszins tegenstrijdige eisen niet worden afgeschrikt, omdat hij zich ervan bewust zal zijn dat het erom gaat een compromis te vinden dat een voldoende klinische werking heeft, ook al is dat vanuit het oogpunt van biologische beschikbaarheid van de werkzame bestanddelen theoretisch suboptimaal. Het bewijsaanbod van Merck ter zitting dienaangaande is niet geconcretiseerd en in het licht van het versneld regime in de omstandigheden van deze zaak te laat en wordt daarom gepasseerd.

(…)

4.28. De rechtbank ziet hierin steun voor de door haar aanvaarde argumentatie van Sandoz c.s. dat de vakman niet primair op zijn theoretische kompas zou varen wat hoeveelheid ongeïoniseerde stof betreft, omdat dit theoretische model blijkbaar onvoldoende voorspellend is voor klinische werkzaamheid.

4.29. Ook dit aspect verschaft derhalve geen inventiviteit.

4.30. Afgezien van het in het vorenoverwogene verworpen betoog van Merck dat de vakman ervan zou worden weerhouden een co-formulering te beproeven, is door haar niet gesteld dat indien de vakman dit wel zou proberen, dit de vakman nog niet bij de uitvinding volgens het octrooi zou brengen. Sandoz c.s. heeft gesteld, onder verwijzing naar Wilson, dat vervolgens met dierproeven de co-formulering nog klinisch getest zou moeten worden. Merck heeft niet gesteld dat dat undue burden zou opleveren. Slotsom

4.31. Sandoz c.s. vordert vernietiging van EP 752 en Merck heeft de geldigheid van dit octrooi uitsluitend verdedigd aan de hand van haar hoofd- en hulpverzoek. Uit het vorenoverwogene volgt dat deze verzoeken het inventiviteitsmanco naar het oordeel van de rechtbank niet verhelpen. (…)

4.32. Zodoende moet het octrooi zoals verleend integraal worden vernietigd voor zover het de gelding in Nederland betreft. Het ABC, dat op dit nietig te oordelen octrooi is gebaseerd, deelt dit lot en zal worden nietigverklaard.

Lees het vonnis hier.

IEF 9187

Thuiskopie: significant changes not expected

Persbericht GESAC (Europese collectief beheerorganisaties):  GESAC welcomes the ECJ’s confirmation in the SGAE/Padawan [thuiskopie] decision that private  copying levy systems achieve a fair balance between the interests of authors and those of users of copyright protected content

(…) As regards professional uses, the ECJ recalls the principle according to which ‘private copying levy’ cannot be applied to copies made by companies for professional purposes on digital reproduction equipments, devices and/or media acquired by them. The Court does not specify how Member States should implement this principle. In fact, the Court says that it is up to Member States to determine the form, detailed arrangements for financing and collection, and the level of compensation.

National private copying levy systems in the EU already provide for solutions to achieve such implementation. In the Nordic region for example, this is done through a mechanism of exemptions and refunds for professional users. In other countries, this requirement is complied with by reducing the level of the tariff, in order to take into account that some of the levied products are going to be used by companies or public administrations for purposes other than private copying. Therefore, since national private copying levy systems already provide for solutions to take these professional uses into account, it is not expected that significant changes (if any) will be introduced in this respect.

Lees hier meer.

IEF 9186

Eenzelfde problematiek als in de zaak Onel-Omel

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 oktober 2010, HA ZA 08-1452, Euprax Perchtold & Partner Steuerberatersozietät (EPP) tegen [X] & Zobu B.V. (met eerdere dank aan Maarten Russchen, Dommerholt).

Eindvonnis na Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 september 2009, IEF 8233. Eerst even kort: Is gebruik Gemeenschapsmerk in één lidstaat te kwalificeren als normaal gebruik? De rechtbank is van oordeel dat ook in deze zaak sprake is van een problematiek zoals in de zaak Onel-Omel en houdt de zaak derhalve aan.

2.19. Bij deze stand van zaken is er in dit geding sprake van eenzelfde problematiek als die welke thans ter beoordeling voorligt bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage in het hoger beroep van Onel-Omel.

2.20. Redenen van proceseconomie brengen de rechtbank tot het oordeel dat het de voorkeur verdient thans eerst de beslissing van het Gerechtshof af te wachten. De zaak zal daarom worden aangehouden en op de parkeerrol worden geplaatst. Nadat het Gerechtshof arrest heeft gewezen, kan de meest gerede partij verzoeken voort te procederen.

Lees het vonnis hier.