IEF 22202
26 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22200
26 augustus 2024
Uitspraak

Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen

 
IEF 22204
26 augustus 2024
Uitspraak

Onverwachte wending in eerste Amerikaanse rechtszaak over tekst- en datamining voor generatieve AI

 
IEF 7585

Doorlopend in de zijkanten

Gemeenschalsmodel 000039300-0003Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 februari 2009, KG ZA 08-1646, Euro-Stoel B.V. tegen Schaffenburg Office Furniture B.V. c.s.

Modellenrecht. Eiseres Euro-Stoel stelt dat de door haar verkochte  bureaustoel ‘Saturn’ geen inbreuk maakt op het Gemeenschapsmodel van gedaagde (zie afbeelding, meer afbeeldingen in het vonnis) en vordert dat de verkoop op geen enkele wijze wordt belemmerd. Bij het OHIM heeft eiseres een verzoek tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmodel van gedaagde  ingediend. In reconventie vordert gedaagde dat de inbreuk op haar model wordt gestaakt.

De voorzieningenrechter oordeelt dat, ondanks de nietigheidsprocedure, wel moet worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van het Gemeenschapsmodel, omdat Euro-Stoel niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kans aanwezig zou zijn dat het Gemeenschapsmodel in de door Euro-Stoel bij het Bureau aanhangig gemaakte nietigheidsprocedure zou worden vernietigd.

De stoel is immers niet technisch bepaald, het aangevoerde octrooi is niet nieuwheidsschadelijk en  Euro-Stoel heeft niet aannemelijk gemaakt dat “de uiterlijke kenmerken van de bureaustoel een toepassing zijn van een in de meubelbranche heersende of gebruikelijke mode of stijl alsmede dat de modellen die reeds voorafgaand aan de voorrangsdatum van het modeldepot van Merryfair voor het publiek beschikbaar zijn gesteld geen andere algemene indruk wekken dan het Gemeenschapsmodel en bijgevolg schadelijk zijn voor het eigen karakter van het Gemeenschapsmodel.” Aangezien er geen ‘serieuze niet te verwaarlozen kans bestaat dat het recht in een oppositie- of nietigheidsprocedure geen stand zal houden’, wordt ook het gevorderde wapperverbod afgewezen.

Dat in reconventie de gestelde inbreuk vervolgens wordt aangenomen, komt dan ook niet echt als een verrassing. De onbetwiste (1019h) proceskosten worden verdeeld over conventie en reconventie. De proceskostenveroordeling “geldt ook voor zover de vorderingen in reconventie niet zijn toegewezen; naar voorlopig oordeel behoort dat geen consequenties te hebben voor de proceskostenveroordelingen in conventie en in reconventie.”

Inbreuk: 5.6. De beschermingsomvang van een Gemeenschapsmodelrecht omvat krachtens het bepaalde in artikel 10 lid 1 GModVo elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het ingeschreven model. Bij de beoordeling of de bureaustoel 'Saturn' al dan niet een andere algemene indruk wekt dan het ingeschreven model, dient het model zoals het in het register is ingeschreven te worden vergeleken met de 'Saturn' stoel zoals die op de markt wordt gebracht. Met inachtneming van het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de bureaustoel 'Saturn' geen andere algemene indruk wekt dan het ingeschreven model. Zowel het ingeschreven model als de 'Saturn' worden gekenmerkt door een combinatie van een hoofdsteun met gebogen zijframe van gepolijst aluminium doorlopend in de zijkanten van de mesh rugleuning met (niet-mesh) lendesteun. De (geringe) verschillen tussen model en 'Saturn' stoel qua vormgeving en bevestiging van de armleuningen, de vorm, de dikte en het materiaal van de zittingen alsmede de vorm van de poot met wielen zijn naar voorlopig oordeel niet zodanig dat zij tot een andere algemene indruk leiden. De op het Gemeenschapsmodelrecht gebaseerde vorderingen zullen bijgevolg kunnen worden toegewezen als in het dictum verwoord.”

Wapperverbod: 5.8. Een sommatie kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn, wanneer het recht waar men zich op beroept niet bestaat dan wel een serieuze niet te verwaarlozen kans bestaat dat het recht in een oppositie- of nietigheidsprocedure geen stand zal houden (vergelijk HR 29 september 2006, IEPT 20060929 (Bakels/Stork). Met andere woorden: wanneer wordt gehandhaafd tegen beter (behoren te) weten in. Daarvan is gelet op het vorenwoverwogene geen sprake. De vorderingen in conventie, neerkomend op een "wapperverbod", zullen derhalve worden afgewezen.

Proceskosten: 5.9. Euro-Stoel is zowel in conventie als in reconventie als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij aan te merken en zal om die reden in de volgens art. 1019h Rv te begroten proceskosten worden veroordeeld. Dat geldt ook voor zover de vorderingen in reconventie niet zijn toegewezen; naar voorlopig oordeel behoort dat geen consequenties te hebben voor de proceskostenveroordelingen in conventie en in reconventie. Volgens de onbetwiste opgave van Schaffenburg en Merryfair bedragen de proceskosten in conventie en in reconventie € 13.233,50. Aangezien niet is gespecificeerd welke kosten aan de conventie en welke kosten aan de reconventie moeten worden toegerekend, zal de rechtbank, gelet op het vorenoverwogene, Euro- Stoel in conventie veroordelen tot betaling aan Merryfair en Schaffenburg van een bedrag van (50% van € 13.233,50 =) € 6.616,75 en in reconventie tot betaling aan Merryfair en Schaffenburg van (eveneens) € 6.616,75, slechts in het laatste geval te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

Lees het vonnis hier.

IEF 7582

Dusdanig ondergesneeuwd door andere stijlelementen

Rechtbank Amsterdam, 15 oktober 2008, LJN: BH2974, Hema B.V. tegen Hans Textiel B.V.

Auteursrecht folders, ontbrekende stukken. In geschil of met folders van HANS inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van HEMA, dan wel of de folders van HEMA slaafs worden nagebootst door HANS.

Nadat eisende partij verschillende malen in de gelegenheid is gesteld originele folders te overleggen en gedaagde partij daartoe verzocht is, wordt op basis van kopieën uitspraak gedaan over de vordering inzake gestelde auteursrechtinbreuk. Geconcludeerd wordt dat de folders niet eenzelfde totaalindruk maken. “Weliswaar moet HEMA worden toegegeven dat elementen uit de folders overeenstemmen, met als in het meest oog springende punt het gebruik van de prijsaanduiding in rode vette letters voorafgegaan door het woordje nù, maar deze elementen raken in de folder dusdanig ondergesneeuwd door andere stijlelementen dat de totaalindruk blijft dat twee zeer verschillende bedrijven en verschillende producten worden aangeprezen.”

2.1 (…) Bij akte na tussenvonnis heeft HEMA laten weten dat zij de folders ter comparitie had overgelegd en niet langer over originele folders van HANS beschikt. Op haar verzoek is bij tussenvonnis van 21 mei 2008 HANS gelast, zo mogelijk, de originele inbreukmakende folder(s) over te leggen. Voor zover HANS daartoe niet in staat zou zijn, heeft HEMA de rechtbank verzocht op basis van de in het dossier wel aanwezige folders en kleurenkopieën van folders vonnis te wijzen. HANS heeft bij akte na tussenvonnis laten weten niet langer over de bedoelde folders te beschikken en derhalve niet in staat te zijn deze te overleggen. (…).

2.3.  De rechtbank stelt vervolgens vast dat de vraag of HANS inbreuk maakt op het auteursrecht van HEMA, dan wel haar folders slaafs nabootst, beoordeeld dient te worden aan de hand van de zich in het dossier bevindende producties. (…) De rechtbank herhaalt dat van alle folders die ter comparitie zijn getoond geen exemplaren in het dossier aanwezig zijn. Ook bevinden zich geen producties bij de pleitnota in het dossier. Zoals verzocht door HEMA, zal de rechtbank op basis van deze zich wel in het dossier bevindende producties uitspraak doen.

2.4.  Op basis van deze stukken kan niet geoordeeld worden dat de totaalindruk die de folders maken hetzelfde is. Weliswaar moet HEMA worden toegegeven dat elementen uit de folders overeenstemmen, met als in het meest oog springende punt het gebruik van de prijsaanduiding in rode vette letters voorafgegaan door het woordje nù, maar deze elementen raken in de folder dusdanig ondergesneeuwd door andere stijlelementen dat de totaalindruk blijft dat twee zeer verschillende bedrijven en verschillende producten worden aangeprezen. De folders van HANS maken naast genoemd element ook gebruik van andere kleuren letters en lettertypes, hebben een ander formaat, zijn gedrukt op een ander soort papier en hebben naast de witte achtergrond ook andere kleuren op de achtergrond, dan wel banen van verschillende kleuren op de witte achtergrond afgedrukt. Tevens wordt in de folders van HANS veel meer gebruik gemaakt van modellen. Waar in de folders van HEMA op veel bladzijden alleen maar producten gefotografeerd staan afgebeeld, komt op elke bladzijde van de folders van HANS wel een model voor.

2.5.  De vordering van HEMA, voor zover gegrond op haar standpunt dat met individuele pagina’s inbreuk gemaakt kan worden op haar auteursrecht, is onvoldoende onderbouwd. (…) Daarnaast heeft HANS onbetwist tot haar verweer aangevoerd dat de folders op een ander formaat en andere papiersoort zijn afgedrukt, zodat de totaalindruk ook van deze pagina’s daardoor nog verder zal verschillen. In elk geval kan op basis van deze enkele kleurenkopieën de auteursrechtinbreuk niet worden aangenomen.

2.6.  Nu op grond van het vorenoverwogene niet aangenomen kan worden dat (pagina’s uit) de folders eenzelfde totaalindruk maken, kan evenmin geoordeeld worden dat HANS de folders van HEMA slaafs heeft nagebootst. Anders dan HEMA is de rechtbank ook niet van oordeel dat de wijze waarop beide namen worden aangeduid, zoals weergegeven onder 2.3 en 2.4 van het tussenvonnis van 25 juli 2007, zodanig op elkaar lijkt dat in combinatie hiermee een dusdanige gelijke totaalindruk wordt gecreëerd dat hiermee haar stellingen worden onderbouwd. Bij het gebruik van woorden wordt de eerste indruk altijd bepaald door hetgeen gelezen wordt, waarbij meteen opvalt dat de woorden niet op elkaar lijken, ondanks het voorkomen van een H en A in beide. Nog los daarvan gebruikt HANS een geheel ander lettertype van een heel ander formaat en staat er weliswaar ook een streep maar alleen schuin door de a daar waar het gehele woord HEMA in haar vormgeving is onderstreept. Weliswaar zijn beide in rood en blauw uitgevoerd maar doordat HEMA in het rood is geschreven en HANS in het blauw en de andere kleur bij beide ondergeschikt is, draagt ook dit niet bij aan eenzelfde indruk. Nu van een gelijkenis tussen de folders geen sprake is, behoeft ook niet onderzocht te worden of de gelijkenissen aan de folder van HEMA zijn ontleend en wordt het vorenoverwogene dus ook niet anders door de opmerking die de directeur van HANS, [A], gemaakt heeft in een interview dat HANS zich wat imago betreft meer richting HEMA wil gaan profileren (r.o. 2.5 van het tussenvonnis van 25 juli 2007).

2.7.  Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vorderingen van HEMA ziende op de folders als onvoldoende onderbouwd zullen worden afgewezen. Haar vordering die zag op de zwembroek is gedeeltelijk toegewezen.

2.8. (…)  Nu HANS niet heeft verzocht om een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten, zal het liquidatietarief worden toegepast (…) veroordeelt HEMA in de proceskosten, aan de zijde van HANS tot op heden begroot op EUR 902,00.

Lees het vonnis hier.

IEF 7581

Henk X

Gerechtshof Amsterdam, 03 februari 2009, LJN: BH2939, Voortman Kantoormeubelen B.V. tegen HS Design B.V.

Modellenrecht. Auteursrecht. Afwijzing vordering tot betaling royalties. Bij ontbreken van een tussen partijen overeengekomen andersluidend beding komt, indien aanwezig, het auteursrecht inzake de in opdracht ontworpen kantoormeubelen toe aan de opdrachtgever en niet aan de ontwerper. Een (geldig) modeldepot is hierbij niet vereist. 
 
Henk X. heeft in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen (‘de On-Line producten’). Henk X heeft alle industriële en intellectuele eigendomsrechten overgedragen aan HS Design, waarvan X directeur en enig aandeelhouder is. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als Benelux-model. 

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Het auteursrecht op de meubels berust op grond van het bepaalde in art. 3.29 jo. 3.8 lid 2 BVIE (voorheen art. 23 jo. 6 lid 2 BTMW) wel bij Voortman als opdrachtgever.

4.5. Genoemde bepalingen van het BVIE (evenals voorheen de BTMW) komen er – voor de onderhavige situatie samengevat – op neer dat indien een model op bestelling is ontworpen de opdrachtgever, behoudens andersluidend beding tussen opdrachtgever en ontwerper, als ontwerper wordt beschouwd en dat aan deze daarmee ook het auteursrecht inzake dat model toekomt. Voortman bestrijdt terecht dat, zoals rechtbank heeft overwogen, een dergelijk andersluidend beding kan worden afgeleid uit de brieven van Voortman van 6 maart 1992 en 3 september 1997 en derhalve geacht moet worden tussen partijen te zijn overeengekomen. In deze brieven valt niet meer te lezen dan de afspraak, dat aan X naast het door hem ontvangen ontwerphonorarium een aanvullende provisie toekwam van 1,5 % gedurende maximaal tien jaar. Deze wijze van beloning geeft op zich zelf, mede gelet op hetgeen door partijen is gesteld omtrent de in de branche gebruikelijke voorwaarden, geen grond om aan te nemen dat partijen in het onderhavige geval tevens zijn overeengekomen om in afwijking van de hoofdregel van art. 3.8 lid 2 jo. 3.29 BVIE het auteursrecht aan X (c.q. HS Design als diens rechtsopvolgster) te doen toekomen. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit dit zou kunnen worden afgeleid. De omstandigheid dat Voortman het model eerst in 2006 heeft gedeponeerd maakt dit niet anders, nu – daargelaten de vraag naar de geldigheid van dit depot in verband met het nieuwheidsvereiste - voor de toepassing van art. 6 lid 2 BTMW, thans art. 3.8 lid 2 BVIE, een modeldepot niet is vereist (BenGH 22 juni 2007, NJ 2007, 500).

4.6. De principale grief 1 slaagt derhalve. Voor zover de On-Line producten auteursrechtelijk zijn beschermd komt, bij ontbreken van een andersluidend beding, dit auteursrecht toe aan Voortman. Dit brengt mee dat de hiervoor in 4.2 sub (a) weergegeven vordering van HS Design, die zij op een haar toekomend auteursrecht heeft gebaseerd, haar alsnog dient te worden ontzegd. Bij deze uitkomst kunnen de overige grieven van Voortman hier verder onbesproken blijven.

4.7. De grieven in het incidenteel appel gaan niet op. Voor zover Voortman de productie en verkoop van de On-Line producten naar het ontwerp van X na 6 maart 2002 heeft voortgezet behoefde zij daartoe niet diens toestemming, nu zoals eerder overwogen het auteursrecht op die producten – indien dat al bestaat - toekomt aan Voortman als opdrachtgever en niet aan X c.q. HS Design. Om dezelfde reden kan HS Design niet worden gevolgd in haar stelling dat in het onderhavige geval sprake is van een stilzwijgend voortgezette licentieovereenkomst omdat Voortman met de productie is doorgegaan. Er is derhalve geen rechtsgrond aanwezig voor de door HS Design gevorderde provisiebetalingen na de overeengekomen einddatum van 6 maart 2002.

5.  (…) HS Design zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties, in hoger beroep zowel die van het principaal appel als van het incidenteel appel [liquidatietarief].

Lees het arrest hier. Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007: IEF 3842.

IEF 7580

De niet door een dagvaarding in te leiden handhavingsmaatregelen

Vzr Rechtbank ’s-Hertogenbosch, Ex parte beschikking van 10 december 2008, LJN: BH2831, [octrooihouder] Limited tegen [inbreukmaker] International B.V.

Octrooirecht. Ex parte verzoek tot het treffen van maatregelen op grond van 1019b-1019d Rv. (bewijsbeslag en andere bewarende maatregelen) Op grond van art. 73 Rijksoctrooiwet-1995 wordt de rechtbank te 's-Gravenhage ook in dit geval exclusief bevoegd verklaard.

Artikel 80 van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW) verklaart de rechtbank te ’s-Gravenhage uitsluitend bevoegd voor vorderingen, bedoeld in artikel 73 ROW. (…) Hoewel in Hoofdstuk 4, § 4 en in artikel 80 ROW telkens gesproken wordt van “vorderingen”, moeten daaronder mede begrepen worden de niet door een dagvaarding in te leiden handhavingsmaatregelen van de artikelen 1019b – 1019d Rv. Deze artikelen belichamen de implementatie in de Nederlandse wetgeving van de Europese Richtlijn 2004/48. De Europese regelgeving kent geen scherp onderscheid tussen bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend door het uitbrengen van een dagvaarding of bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend door het indienen van een verzoekschrift.

Voor het maken van een dergelijk onderscheid is te minder reden omdat de essentie van ex parte beslissingen nu juist is dat ze niet worden ingeleid door een oproeping gericht tot de wederpartij, zoals bij een dagvaarding onvermijdelijk het geval is.

De gegrondheid van de door [octrooihouder] ingeroepen handhavingsmaatregelen en de toewijsbaarheid daarvan in een ex parte beslissing, vergen een summiere beoordeling van vragen over de geldigheid en handhaving van de octrooien (vgl. Vzr. Zutphen, 23 augustus 2007, LJN BB5753). Met betrekking tot het onderhavige verzoek rijst tevens de vraag of een mogelijke inbreuk op de octrooien van [octrooihouder] niet eenvoudig kan worden vastgesteld door analyse van de reeds op de Duitse markt verkrijgbare diergeneesmiddelen waarvan [octrooihouder] inbreuk vermoedt.

Voor de ex parte beslissingen die in Boek 3, Titel 15 Rv. de gelaedeerde ten dienste staan geldt daarenboven dat deze, de één wellicht meer dan de ander, een grote impact kunnen hebben op de commerciële positie van de beweerdelijke inbreukmaker en veel schade kunnen toebrengen, ook voordat een vordering tot opheffing is toegewezen en uitvoerbaar is. Die maatregen en de daarbij te betrachten terughoudendheid vergen daarom beoordeling door een bijzonderlijk in de materie geverseerde rechter, waarvan sedert de daarmee beoogde concentratie van octrooizaken bij de rechtbank ’s-Gravenhage elders in den lande in afnemende mate sprake is.

Bij deze uitleg van artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 is de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage in Nederland bij uitsluiting bevoegd om van verzoeken tot het geven van ex parte beslissingen op grond van Boek 3, Titel 15 Rv. (de artt. 1019 t/m 1019i) kennis te nemen.

De voorzieningenrechter zal zich onbevoegd verklaren en de zaak op de voet van artikel 270 Rv. verwijzen naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage.

Lees de beschikking hier.

IEF 7579

Double damages

Rechtbank Dordrecht, 22 oktober 2008, HA ZA 07-2227. Autodesk Inc. c.s. tegen Canes c.s. (met dank aan Hans Jansen, Vondst)

Auteursrecht. Inbreukmakende software. Interessant vonnis over de schatting van de schade die ontstaan is door illegaal kopiëren van software en bestaat uit factoren als buitengerechtelijke kosten ter bestrijding van de 'olievlekwerking', neerwaartse prijsdruk en aangetaste en uitgeholde exclusiviteit van het auteursrecht.

"Nu De Jong geen enkel verweer voert tegen de volledige proceskostenveroordeling en de opgegeven omvang is de vordering toewijsbaar. Dat geldt ook als de Indicatietarieven in IE-zaken in aanmerking zouden worden genomen."

Lees het vonnis hier.

IEF 7578

Cassina: the sequel

Rechtbank Amsterdam 12 februari 2009, KG ZA 08-2444. Cassina s.p.a. tegen Dimensione Direct Sales Srl. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven)

Auteursrechtinbreuk meubels. Verkoop via internet. Ladbrokes toepassing, website (mede) op Nederland gericht. Proceskostenveroordeling van € 28.298,32.

Centraal staat de vraag of Dimensione door middel van haar website, de catalogus en mailings in Nederland onrechtmatig handelt jegens Cassina door inbreuk te maken op de (in Nederland beschermde) auteurs- en/of merkenrechten van de rechthebbenden dan wel door misleiding van het publiek, waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken.

"Het gebruik van een afbeelding van een auteursrechtelijk beschermd werk dan wel een merkenrechtelijk beschermd teken op een website levert niet reeds in ieder land waarin deze rechten beschermd zijn een onrechtmatige daad op, louter op grond van het feit dat de website vanuit dat land te raadplegen is. Daartoe dient aan nadere voorwaarden te zijn voldaan. [...] Van een mede op Nederland gerichte website kan volgens dit arrest, waarin het overigens niet ging om een auteursrechtinbreuk maar deelname aan kansspelen via het internet, sprake zijn indien Nederland is vermeld in een op de website voorkomende lijst van landen van waaruit aan de aangeboden kansspelen kan worden deelgenomen, en aan de kansspelen kan worden deelgenomen zonder dat daartoe andere handelingen zijn vereist dan die op de computer kunnen worden verricht. Voorshands wordt geoordeeld dat Dimensione haar inbreukmakende meubelmodellen middels haar website, catalogus, direct mailings per post en per e-mail (mede) rechtstreeks te koop aanbiedt in Nederland.

"4.8 De door Dimensione aangehaalde Peek & Cloppenburg-uitspraak kan haar niet baten. In die zaak is overwogen dat van distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2001/29, uitsluitend sprake is wanneer er een eigendomsoverdracht van deze zaak plaatsvindt. In dat geval had Peek & Cloppenburg (als eindgebruiker) de inbreukmakende meubelen ter beschikking gesteld aan haar (winkel)publiek, zonder het oogmerk te hebben de meubelen door te verkopen. De handelingen van Dimensione vinden evenwel plaats in de fase hiervoor en zijn juist wel gericht op verkoop."

De hoogte van de proceskosten is door Dimensione niet betwist en worden vastgesteld op € 28.298,32.

Lees het vonnis hier.

IEF 7577

Overeenstemmende totaalafdruk

Rechtbank Amsterdam, 12 februari 2009, KG ZA 08-2446. Cassina s.p.a. tegen Baraka B.V. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven)

Auteursrechtinbreuk meubels. Bijzondere proceskostenoverweging: omdat het voor eiser een 'standaardprocedure' betreft en de showroom van gedaagde zich dichtbij het kantoor van de advocaten van eiser bevindt, worden de proceskosten gematigd tot € 4.000,-.

Cassina is door middel van een licentie het (exclusieve) recht verstrekt meubels naar het ontwerp van Le Corbusier te fabriceren en te verkopen en de volmacht om in eigen naam in rechte op te treden tegen inbreuken. Gelet op de door Cassina overgelegde foto's van zowel de door Baraka aangeboden meubelstukken als de originele LC2 en de door Cassina naar de zitting meegenomen originele LC2, wordt voorshands geoordeeld dat sprake is van een overeenstemmende totaalindruk (of totaalafdruk, zoals in r.o. 4.6) .Het verbod wordt toegewezen.

"De vordering Baraka te veroordelen alle inbreukmakende meubelstukken terug te halen bij niet-particuliere afnemers wordt slechts toegewezen, voorzover uit de opgave van Baraka zal blijken dat sprake is van niet-particuliere afnemers van de meubelen. Aangezien Baraka ter zitting heeft verklaard dat de meubelstukken die in de winkel stonden zijn weggegeven aan een bevriende relatie en niet is gesteld of gebleken dat deze niet kunnen worden teruggehaald, wordt Baraka ook veroordeeld deze meubelstukken terug te vorderen en ter vernietiging op kosten van Baraka aan Cassina af te staan. De kosten van de aan Baraka in rekening te brengen vernietiging mogen daarbij niet hoger zijn dan de (door Baraka opgegeven) inkoopprijs van het betreffende meubelstuk."

Ten aanzien van de gevorderde volledige proceskosten: "In dit geval bestaat er evenwel aanleiding de door Baraka te betalen proceskosten te matigen. In totaal is immers bijna 34 uur gedeclareerd door drie verschillende advocaten, terwijl de noodzaak hiervoor niet is gebleken en Baraka terecht heeft gesteld dat voor een grote partij als Cassina, die meerdere inbreukprocedures over - onder andere - de LC2 heeft gevoerd, de inhoud van de in deze procedure gestuurde sommatiebrieven en van de dagvaarding grotendeels standaard zal zijn. Daarbij is de showroom van Baraka, zoals ter zitting is gebleken, in de directe nabijheid van het kantoor van de advocaten van Cassina, zodat zij na het sturen van de sommaties gemakkelijk zelf polshoogte hadden kunnen nemen, toen een reactie uitbleef. De proceskosten zullen daarom in redelijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-."

Lees het vonnis hier.

IEF 7576

Pauzepraat

Rechtbank 's-Gravenhage 13 februari 2009, KG ZA 08-1545. Pretium Telecom B.V. tegen de TROS (Met dank aan Pauline Kuipers, Bird & Bird)

Onrechtmatige publicatie, geen 'ne bis in idem', rectificatie.

Na een tweetal kort geding procedures tussen partijen vordert Pretium onder meer uitzendingen van Tros Radar, waarin met een verborgen camera opgenomen beelden worden vertoond van een cursus bij een callcenter van CPM (dat telefonisch klanten werft voor Pretium) van de websites www.uitzendinggemist.nl en www.trosradar.nl te verwijderen.

De Tros beroept zich allereerst op schending van het ne bis in idem beginsel, althans op een verkapt hoger beroep van Pretium tegen de vonnissen van de voorzieningenrehcter van de rechtbank Amsterdam. Het verweer treft geen doel: "Aan een vonnis in kort geding komt geen gezag van gewijsde toe als bedoeld in artikel 236 Rv. De vonnissen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 en 30 september 2008 bevatten slechts voorlopige oordelen en beslissingen waaraan partijen niet in de bodemprocedure en evenmin in een later kort geding gebonden zijn (vergelijk Hoge Raad 16 december 1994, NJ 1995, 213). Indien zich na het wijzen van deze vonnissen nieuwe feiten voordoen - zoals met de bestreden tv-uitzendingen en internetcolumn thans het geval is - kan Pretium haar mede daarop gebaseerde vorderingen door de rechter hernieuwd laten beoordelen. Verder valt niet goed in te zien waarom een eventuele toewijzing van de vorderingen in dit kort geding zou botsen met de eerdere afwijzing door de door de voorzieningenrechter te Amsterdam en zo aanleiding zou kunnen geven tot executiegeschillen."

Ten aanzien van het spanningsveld tussen het recht op de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer anderszijds komt het aan op de beoordeling van de twee verwijten die worden gemaakt, te weten dat consumenten zich overrompeld, overvallen en misleid voelen door de wijze waarop zij door Pretium worden benaderd en in de tweede plaats dat Pretium zich met name richt op kwetsbare consumenten, ouderen in het bijzonder.

"Ten aanzien van het eerste verwijt is de conclusie in dit kort geding dat de Tros aannemelijk heeft gemaakt - in een mate die in een kort geding voldoende is te achten - dat zij hiervoor goede gronden heeft. [...] Het maatschappelijke belang, zoals door de Tros toegelicht, geeft hier de doorslag. Anders ligt dit met het (tweede) verwijt, te weten dat Pretium zich met name richt op kwetsbare consumenten, ouderen in het bijzonder.[...] De slotsom is dan ook dat hier het belang dat de Tros voorstaat, moet wijken voor het belang van Pretium."

Lees het vonnis hier.

IEF 7575

Zoekt Dirk Visser de confrontatie?

Reactie van Jochem Donker (Cedar) op Dirk Visser, "Zoekt Lira de confrontatie?"

"Hoogleraar intellectueel eigendomsrecht en advocaat Dirk Visser levert in zijn artikel “Zoekt LIRA de confrontatie?” commentaar op enkele aspecten van het herziene LIRA aansluitingscontract. De tekst van dit contract is eind vorig jaar door het LIRA bestuur vastgesteld en wordt momenteel ter ondertekening aan aangeslotenen van LIRA rondgestuurd.

Terzijde is het natuurlijk een interessant gegeven dat een hoogleraar intellectueel eigendomsrecht niet schroomt een compleet contract met de daarbij behorende toelichting, waarvan hij nota bene zelf constateert dat het nog niet (volledig) openbaar is, integraal op IEForum te publiceren. Bij mijn weten heeft hij de daarvoor vereiste toestemming gevraagd noch gekregen. Nu zal LIRA hier geen al te groot probleem van maken, want LIRA heeft, anders dan Visser lijkt te suggereren, niets te verbergen en de aanpassingen in het contract zijn inmiddels al met een groot aantal belanghebbende partijen besproken.

Visser voorspelt in zijn artikel dat “LIRA wel weer relativerende geluiden zal verspreiden”, en in het onderstaande zal ik hem op dat punt op zijn wenken bedienen. Er valt namelijk nog wel het een en ander op zijn stellingen af te dingen."

Lees de reactie hier. Lees het artikel van Dirk Visser hier.

IEF 7574

Naar 95 jaar

Persbericht Europees Parlement: Music copyright to be extended to 95 years. Copyright term for music recordings must be extended from 50 years to 95 years, says legislation approved on Thursday by the Legal Affairs Committee.

Increasing the term of copyright protection would ensure that performers and producers continue to receive royalties for 95 years from the first publication or performance of their song, according to a Commission proposal backed by the committee. The approved report, drafted by Brian Crowley (UEN, IE), amends existing legislation to increase the copyright protection for music compositions on physical devices (i.e. digital forms are excluded) to 95 years. A dedicated fund for session musicians was also approved by the committee.

Lees het persbericht hier.