IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4770

Een denkmethode

hbdi.gifRechtbank Arnhem, 8 augustus 2007, rolnr. 03-1999, Rijnconsult B.V. tegen X en rolnr. 04-820, Institut Herrmann France Europe S.A. tegen X

Gevoegde zaken. Bodemprocedure na mediation. Het bestaan van een licentieovereenkomst wordt niet aangenomen op grond van de omstandigheden van het geval. De vorderingen van eiseressen worden toegewezen.

Y heeft een denkmethode ontwikkeld onder de naam Herrmann Brain Dominance Instrument (HBDI). Met behulp van deze methode kunnen perceptievoorkeuren en denkstijlen van mensen in kaart worden gebracht. Het logo en de voor HBDI gebruikte diagrammen zijn als beeldmerk ingeschreven bij het WIPO, onder meer voor de Benelux.

Rijnconsult exploiteert een managementadviesbureau. Herrmann France heeft aan Rijnconsult een (al dan niet exclusieve) licentie voor de Nederlandse markt verstrekt wat betreft de merkenrechten. X is bedrijfsadviseur. Uit een op naam van X gesteld certificaat blijkt dat hij “is certified in the Herrmann Brain Dominance Instrument and has demonstrated the required knowledge and skills to score, interpret and apply the instrument”.

Herrmann France en Rijnconsult zijn van mening dat X niet bevoegd is HBDI (logo’s en diagrammen, etc.) te gebruiken. De Rechtbank Arnhem deelt die mening.

Partijen hebben besloten te proberen hun geschil op te lossen door middel van mediation. Het resultaat van hun onderhandelingen is neergelegd in een vaststellingsovereenkomst. Echter, over een viertal onderwerpen hebben partijen nog geen overeenstemming.

De rechtbank is van mening dat de vaststellingsovereenkomst als een geheel moet worden beschouwd. De nog te regelen onderwerpen zijn in dat geheel zo essentieel dat geoordeeld moet worden dat de vaststellingsovereenkomst zonder invulling van de nog te regelen onderwerpen geen betekenis heeft. X heeft er volgens de rechtbank dan ook niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de tussen de partijen bestaande geschillen met het sluiten van die overeenkomst waren beëindigd in het geval zij de opengelaten punten niet nader met elkaar zouden regelen.

X heeft allereerst opgeworpen dat Rijnconsult en Herrmann France niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Dat verweer gaat niet op. Uit de overgelegde producties blijkt dat Rijnmond en Herrmann France met instemming van de auteursrechthebbende de auteursrechten geldend maken tegenover X en Herrmann France kan als merkrechthebbende optreden. Ten aanzien van Rijnconsult geldt verder dat Herrmann France expliciet aan Rijnconsult heeft verzocht namens haar in rechte te treden jegens X. Herrmann France en Rijnconsult kunnen dus in hun vorderingen worden ontvangen.

X heeft betwist de door Rijnconsult en Herrmann France aan hem verweten gedragingen op zichzelf niet. Zijn verweer is dat hij over een rechtsgeldige licentie beschikt en dus gerechtigd is HBDI te openbaren en te verveelvoudigen in de zin van de Auteurswet en te gebruiken en daarmee ook toestemming heeft de merken te gebruiken.

Dat X beschikt over een certificaat met betrekking tot HDBI staat wel vast. Dat betekent echter niet dat X ook gerechtigd is HBDI daadwerkelijk commercieel te gebruiken en te exploiteren. Daarvoor is een licentieovereenkomst met Herrmann France (voor de Europese markt) of met de auteursrechthebbende (voor de Amerikaanse markt) vereist. Dat met X een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen kan niet worden aangenomen.

De conclusie is dat X door voor commerciële doeleinden HDBI te gebruiken met de daarbij behorende naam, het logo, de diagrammen en de ondersteunende teksten, inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten van Herrmann France. De vorderingen van X in reconventie jegens Rijnconsult en Hermann France moeten worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4769

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA, 27 September 2007, zaak T-418/03. La Mer Technology, Inc tegen OHIM/ Laboratoires Goëmar(Geen Nederlandse versie beschikbaar)

Oppositie LABORATOIRE DE LA MER tegen LA MER. “In the present case, it has already been found in paragraphs 109 to 144 above that the goods in question are partly identical and partly similar. Further, the overall impression given by the conflicting signs, taking into account their distinctive and dominant elements, is capable of creating sufficient similarity between them to give rise to the likelihood of confusion in consumers’ minds. Moreover, even if the relevant public is able to distinguish the signs at issue, as was noted by OHIM, it could nonetheless be led to believe that the marks come from the same undertaking or, as the case may be, economically-linked undertakings, identified by the words ‘la mer’.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 september 2007, KG ZA 07-1045, Desi Promotions tegen Roshan Video Cd & Dvd World.

“Desi Promotions heeft van de vennootschap naar Frans recht Bollywoodzone SARL, hierna verder te noemen: 'Bollywoodzone', de exclusieve distributierechten gekocht van de film 'AAP KA SURROOR', hierna verder te noemen: 'de Film'. De overeenkomst is opgesteld in de Franse taal, door beide partijen bij de overeenkomst ondertekend en is gedateerd 29 juni 2007.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 september 2007, HA ZA 06-3079. Koninklijke Nooteboom Trailers B.V. tegen Faymonville S.A.

Nu eindvonnis wordt gewezen, bestaat geen belang bij de ingestelde provisionele vordering, die met de vorderingen ten principale wordt afgewezen, aangezien op een nietig octrooi geen inbreuk mogelijk is.

(…) Aangezien Faymonville noch bij antwoord, noch bij pleidooi, noch bij haar Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenverantwoording expliciet of impliciet aanspraak heeft gemaakt op een uitvoerbaar bij voorraad verklaring van een eventuele proceskostenveroordeling te haren voordele, kan deze kostenveroordeling niet ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (vgl. HR 14 mei 2004, NJ 2005/247).”

Lees het vonnis hier.

IEF 4768

Modelcontracten

mlv.gifKamervragen  nr. 2524,  2e  Kamer. Vragen van het lid Vos (PvdA) aan de ministers van Economische Zaken en van Justitie over prijsafspraken in modelcontracten voor schrijvers en vertalers. (Ingezonden 10 juli 2007); Antwoord

`De wenselijkheid van een wettelijke regeling die collectieve onderhandelingen tussen auteurs en exploitanten van auteursrechtelijk beschermd werk over (minimum)tarieven en royalty’s mogelijk maakt, zal worden bezien in het kader van het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Het streven is erop gericht het wetsvoorstel nog dit jaar formeel in procedure te brengen.`

Lees de vragen en antwoorden hier.

IEF 4767

Genen uit de natuur

Kamervragen nr. 2070800670,  2e Kamer.  Vragen van de leden Gill’ard, Waalkens en Besselink (allen PvdA) aan de ministers van OCW, van VROM, van LNV, van EZ en van Justitie en de staatssecretaris van VWS over synthetische biologie. (Ingezonden 26 september 2007)

O.a: “10. Is het waar dat DNA in een minimale vorm, zelfs genen die uit een organisme zijn geïsoleerd en qua structuur volkomen indentiek zijn met genen uit de natuur, octrooieerbaar zijn?”

Lees de vragen hier.

IEF 4766

Het voorbereidend onderzoek

Wetsvoorstel Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995 (30.975) (R1821).  Het voorstel is op 3 juli 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de SP stemde tegen. Het voorbereidend onderzoek door de Eerste Kamercommissie voor Economische Zaken vindt plaats op 2 oktober 2007.

Lees hier meer.

IEF 4765

Onder het mom van kunstuiting

Kamervragen nr. 2060725240, 2e Kamer. Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over het weghalen van een Nederlandse vlag met het «artistieke» opschrift JIHAD. (Ingezonden 13 september 2007)

O.a.: 5". Wordt het niet eens tijd dat vernielingen onder het mom van kunstuiting onder de aandacht van politie en justitie worden gebracht als opsporings- en vervolgingsprioriteit?"

Lees de vragen hier.

IEF 4764

Tijden veranderen

uu.gifDr. Dick van Engelen, vanwege de Stichting Bijzondere Leerstoelen Industriële Eigendom benoemd tot hoogleraar in het departement Rechtsgeleerdheid van de faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur en Organisatie, om werkzaam te zijn op het vakgebied Licentiering en overdracht van technologie, is voornemens op woensdag 14 november 2007 te 16.15 uur in de Aula van het Academiegebouw, Domplein 29 te Utrecht zijn ambt te aanvaarden met het houden van een oratie, getiteld: “Tijden veranderen: stil staand ga je achteruit.”

Het college van bestuur van de Universiteit Utrecht nodigt hierbij alle belangstellenden uit tot het bijwonen van deze plechtigheid. Na afloop wordt een receptie gehouden in de Senaatszaal.

IEF 4763

Heffingsberichten

FTVN.gifKamervragen nr. 2070800660. Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over de kopieerheffing die door de Stichting Reprorecht wordt opgelegd aan winkeliers. (Ingezonden 26 september 2007)

1. Klopt het dat kopieerheffingen worden berekend naar rato van het aantal werknemers dat bij een winkelbedrijf in dienst is? (Algemeen Dagblad, 24 september 2007, ‘winkeliers vechten kopieerheffing aan’)

2. Was het u bekend dat de Stichting Reprorecht onderzoek laat verrichtten naar het kopieergedrag van werknemers bij bedrijven en instellingen? Bent u bekend met de inhoudelijke uitkomst van die onderzoeken? Zo ja, kunnen die uitkomsten ter kennis van de Kamer worden gebracht?

3. Zijn er voorschriften waaraan de Stichting Reprorecht zich moet houden als het gaat om bezwaar- en beroepsprocedures?

4. Klopt het dat de Stichting Reprorecht heffingen incasseert van bedrijven en instellingen op basis van schattingen en niet op basis van onderzochte cijfers?

5. Is het waar dat er nooit eerder problemen waren tussen de Stichting Reprorecht en de ondernemers die niet konden worden opgelost?

6. Voldoet de Stichting Reprorecht met haar handelswijze aan de maatstaven en criteria die moeten worden gehanteerd volgens de Auteurswet?

IEF 4762

Hoofdzaken en incidenten

rbdh.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 26 september 2007, HA ZA 06-4100, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen Duplico 2000 S.L.

De hoofdzaak betreft de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht, dit incident betreft de bevoegdheid van de Rechtbank Den Haag. Met proceskostentip over hoofd- en bijzaken.

De meest interessante passage van dit vonnis is wellicht de overweging ten aanzien van de proceskostenveroordeling, een nieuwe bijdrage aan de vormgeving van het systeem van de werkelijke proceskostenveroordeling:

“2.4. De hoofdzaak betreft de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht. In beginsel - nu de dagvaarding is uitgebracht na de datum waarop de Handhavingsrichtlijn geïmplementeerd had moeten zijn - betreft dit de volledige kosten. In het incident hebben partijen deze evenwel niet gevorderd. De rechtbank zal in het incident de proceskosten bepalen aan de hand van het liquidatietarief.”

De aard van het incident zelf is louter procesrechtelijk: Duplico vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Omdat de zaak het eerst zou zijn aangebracht bij de rechtbank te Madrid, zou de rechtbank ’s-Gravenhage op grond van artikel 27 EEX-Verordening de behandeling van de zaak dienen aan te houden totdat over de bevoegdheid van de rechtbank te Madrid is beslist.

Duplico voert daartoe aan dat de dagvaarding van 8 november 2006 nimmer aan haar is betekend danwel op andere wijze bekend is geworden.  Uit documenten van de Spaanse autoriteit is de rechtbank echter genoegzaam echter gebleken dat de bevoegde Spaanse autoriteit de dagvaarding van 8 november 2006 op 22 november 2006 heeft ontvangen en op 28 november 2006 aan Duplico heeft doen betekenen. Uit artikel 30 van de EEX-Verordening volgt dat de zaak voor de toepassing van het bepaalde in artikel 27 voornoemd wordt geacht te zijn aangebracht op het tijdstip waarop de autoriteit, die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving, de dagvaarding heeft ontvangen, derhalve op 22 november 2006.  Nu vast staat dat de zaak het eerst is aangebracht bij de rechtbank ’s-Gravenhage, wordt de vordering afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4761

Et in arcadia ego

ruls.gifIn het kader van Leiden Revisited werden op vrijdag 21 september jl. werden drie voordrachten gehouden voor ‘Leidse IE alumni’.  Jan Pieter Hustinx sprak over het wetsvoorstel Oneerlijke handelspraktijken (ppt hier), Bas Le Poole over Zoekmachines en woningaanbod (ppt hier) en Dirk Visser over Elwood en Céline (ppt hier). Programma Leiden Revisted hier.