IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 2580

Bureaucratie.eu

Zoals eerder bericht visten Ahold en KPN achter het formele net bij de aanvraag van diverse .eu domeinnamen (lees hier en hier meer ). De Rotterdamse organisatie ESPO trof een min of meer soortgelijk lot en stapte naar het Arbitartion Center voor .EU Disputes. De uitspraak ivan het ADR wijst er op dat EURid de aanvragen wellicht te strikt beoordeeld.

Op 13 december 2005 wordt de domeinnaam espo.eu aangevraagd, door “Buyuksarac” van de organisatie “ESPO” uit Rotterdam.  Op de print van het BMB, thans BBIE, van het woordmerk “ESPO”, staat als merkhouder “Güler Buyuksarac-Esgikan h.o.d.n. European Social Projects Office”. De adresgegevens in merkregistratie en domeinnaamaanvrage zijn identiek.

EURid wijst de aanvraag af omdat aanvrager en merkhouder niet gelijk zouden zijn. Er mag volgens het EURid geen ruimte zijn voor speculatie.

In de ADR-procedure beslist het panellid dat EURid of de validator should, have been aware that “h.o.d.n” was the abbreviation of “doing business under the name” in Dutch and that therefore the legal entity which owned the trade mark was a natural person “Güler Buyuksarac-Esgikan” trading under the name “European Social Projects Office”.

(...) The Panel concludes that the respondent’s overly restrictive approach failed to safeguard the Complainant’s prior rights in accordance with the Regulation.

Lees de uitspraak hier (met dank aan Boekx advocaten).

IEF 2579

Bovemij

HvJ, 7 september 2006,  zaak C-108/05. Bovemij Verzekeringen NV tegen Benelux-Merkenbureau (EUROPOLIS).

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart:

1)      Artikel 3, lid 3 Merkenrichtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de inschrijving van een merk enkel toelaatbaar is op grond van deze bepaling indien wordt aangetoond dat dit merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gehele grondgebied van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, in het gehele gedeelte van het Beneluxgebied waar een weigeringsgrond bestaat.

2)      Wanneer bij een uit een of meer woorden van een officiële taal van een lidstaat of van de Benelux bestaand merk de weigeringsgrond slechts bestaat in een van de taalgebieden van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, slechts in één taalgebied van de Benelux, moet komen vast te staan dat het merk door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven in dit gehele taalgebied. Voor het aldus gedefinieerde taalgebied moet worden beoordeeld of de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel ervan, de betrokken waar of dienst op basis van het merk als van een bepaalde onderneming afkomstig identificeren.

Lees het arrest hier.

IEF 2578

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA , 7 september 2006, zaak T-133/05.Meric / OHMI - Arbora & Ausonia (Pam-Pim's Baby-Prop) 

Oppositieprocedure o.g.v. oudere nationale woord  en beeldmerken PAM PAM tegen Gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk PAM PIM’S BABY PROP.

Lees het arrest hier.

GvEA , 7 september 2006, zaak T-168/04. L & D / OHMI - Sämann (Aire Limpio)

Oppositieprocedure o.g.v. oudere beeldmerken die dennenboom voorstellen en die in sommige gevallen woordelementen bevatten tegen de inschrijving van beeldmerk dat woordelement  ‚Aire Limpio’.

Lees het arrest hier.


 

IEF 2577

Babyvoeding, werpexplosieven

fdpr.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-6/05. Def-Tec Defense Technology / OHMI - Defense Technology.

Oppositie op basis van een Amerikaans merk voor o.a. een niet-explosief verdedigingswapen in de vorm van een irriterend organisch gas in een spuitbus (klasse 13).

De oppositie wordt aanvankelijk toegewezen op grond van artikel 8, lid 3 Merkenverordening, dat bepaalt dat, na oppositie door de houder, de inschrijving van een merk wordt geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

De oppositie richt zich tegen de inschrijving van het beeldmerk First Defense Aerosol Pepper Projector, voor o.a. voedingsmiddelen voor baby’s, blanke wapenen, munitie, projectielen, werpexplosieven, sproeiapparaten voor irriterende stoffen, en overige aanvals- of verdedigingsvoorwerpen. De oppositie is gebaseerd op o.a. het Amerikaans merk First Defense, ingeschreven voor soortgelijke waren.

De Amerikaanse merkhouder stelt, naast wat procedurele zaken, dat verzoekster haar gemachtigde in de zin van deze bepaling was en zonder haar toestemming een aanvraag had ingediend.

 

Uit een verklaring uit 1996 van Amerikaanse vennootschap blijkt echter volgens het Gerecht wel dat deze daarin uitdrukkelijk afstand doet van alle rechten op het in de inschrijvingsaanvraag bedoelde merk voor Europa. In de bijlage bij de verklaring wordt duidelijk aangegeven op welke merken deze verklaring betrekking heeft.

Bovendien bestond er tussen verzoekster en de vennootschap uit Wyoming een reële en daadwerkelijke handelsrelatie toen de verklaring werd afgelegd, wat kan verklaren dat de vroegere houder deze toestemming heeft gegeven zonder betaling. Dat een dergelijk akkoord eventueel als atypisch wordt aangemerkt, kan, anders dan de kamer van beroep heeft laten uitschijnen, op zich in geen geval afbreuk doen aan de geldigheid van de daadwerkelijk gegeven toestemming.

De in 1996 verkregen toestemming moet dan ook worden beschouwd als duidelijk, nauwkeurig omschreven en onvoorwaardelijk op die datum en het Gerecht vernietigt de  beslissing van het OHIM om de oppositie toe te wijzen.

Lees het arrest hier.

IEF 2576

Over hoe het was en hoe het zou kunnen zijn

isdw.bmpSeverin de Wit (Simmons & Simmons): Over hoe het was en hoe het zou kunnen zijn. Noot bij GAT/Luk en Roche/Primus.( IER 5/2006, parallel gepubliceerd op IPEG (IP blog Severin de Wit).

“Old habits die hard, dus niet iedereen is ervan overtuigd dat de cross border verleden tijd is, zie Willem Hoyng (op IEForum.nl). Hij ziet nog wel ruimte, net als Wouter Pors (eveneens op IEForum.nl).

Hoyng’s kritiek op beide uitspraken is niet zonder grond. Ik volg hem waar hij zegt dat het Hof een “politieke” beslissing genomen heeft, zonder al te veel kennis op het gebied van het octrooirecht en zonder blijk te geven zich veel gelegen te laten liggen aan de wens van velen in Europa te komen tot een mogelijkheid een Europees octrooi ook door één Europese rechter te laten beoordelen.

Alle commentaren hebben met elkaar gemeen dat de discussie lijkt te gaan over de vraag of de cross border praktijk in Nederland en Duitsland nu hersendood, gewoon dood, dan wel morsdood is. Ik houd het op het laatste.”

Lees hier direct verder. IPEG blog hier.

Meer Gatlukrocheprimus-annotaties: doorklikken via dit eerdere bericht.

IEF 2575

Een warenhuis (kas).

Rechtbank ’s Gravenhage, 6 september 2006, HA ZA 92-8273 P.L.J. Bom Beheer BV, Boal Systemen BV, Bordeso BV tegen Alcoa Nederland BV.

Octrooizaak over inbreukmakende goten voor warenhuizen (kassen). Eedere tussenvonnissen dateren al uit begin1996. Alcoa wordt veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 118.104,42.
 
Alcoa wordt eveneens veroordeeld tot betaling van een bedrag van bijna drie miljoen euro voor het leveren van 964.102 kg inbreukmakende aluminium goten. De goten maken (maakten) inbreuk op het Nederlandse octrooi van Blom c.s, verleend voor een goot  voor een kas.

De rechtbank schat op grond van artikel 6:97 BW zelf de schade. Het rapport van de door haar benoemde deskundigen legt de rechtbank naast zich neer, nu de door Blom c.s. geleden schade als gevolg van gemiste omzet die aan de verkoop van de inbreukmakende goten zou zijn gekoppeld onvoldoende uit het rapport is af te leiden.

Voor de berekening ervan gaat de rechtbank van de fictieve situatie uit dat Blom c.s. naast Alcomij en Gakon (licentienemers) ook aan Alcoa een licentie zou zijn verleend en wijst daarbij een viertal schadeposten aan.

 

1- De schade als gevolg van de (onder druk van de aanzienlijk oneigenlijke concurrentie door Alcoa) te lage licentievergoeding, overeengekomen met Alcomij en Gakon.

2- De schade als gevolg van de te lage, door Bom c.s. gerealiseerde opslag op de door hen zelf verkochte aluminium goten (ten opzichte van stalen goten)-

3- De veronderstelde licentievergoeding die Alcoa aan Bom c.s. zou hebben moeten betalen.

4- De kosten die Bom c.s. hebben moeten maken voor deskundigen ter vaststelling van de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding.

Wat  betreft de proceskosten zal Alcoa als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van de incidenten.

Een verdeling van de hierna vermelde proceskosten aan de zijde van Bom c.s. is niet nodig omdat Bom kennelijk geen aanspraak maakt op toewijzing van een deel van die kosten aan haar. In de procedure van Bom tegen Alcoa zullen de proceskosten uit praktische overwegingen daarom begroot worden op nihil.

Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Bom c.s. op basis van het toegewezen bedrag op:

- dagvaarding 32,94
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 2.268,90
- getuigenkosten 496,89
- deskundigen 78.379,19
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 36.926,50 (11,5 punten × tarief  € 3.211,00)

Totaal € 118.104,42

Omdat het octrooi inmiddels is vervallen, moet het gevraagde verbod op
inbreuk worden afgewezen.

Lees  het vonnis hier.

IEF 2574

Scharnierend met elkaar verbonden

knie.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 6 september 2006, HA ZA 04-552 en 05-503. J. Goudsmit tegen Bandage- en Corsetindustrie Basko b.v.

Zeer feitelijk vonnis over uitvinding in dienstbetrekking.

Basko houdt zich oorspronkelijk bezig met ontwikkeling en vervaardiging van bandages en corsetten en de verkoop van orthesen en prothesen. Goudsmit is in 1992 bij Basko in dienst getreden als orthopedisch instrumentmaker. In 2001 is hij arbeidsongeschikt geworden. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 januari 2004 beëindigd. De laatste functie van Goudsmit bij Basko was Product Manager.

In 1997 heeft Goudsmit een orthopedisch kniegewricht uitgevonden en daarvoor in augustus 1997 een aanvraag voor productontwikkeling bij Basko gedaan. Voor de uitvinding is in september 2001 een Nederlands octrooi verleend.

Basko heeft vervolgens voor de uitvinding een internationale (PCT) aanvraag gedaan, een Europese octrooiaanvraag en octrooiaanvragen in onder meer de Verenigde Staten van Amerika en Canada. Goudsmit heeft voor de internationale aanvraag en de Amerikaanse octrooiaanvraag volmachten ondertekend. In de volmacht ten behoeve van de internationale aanvraag is Basko vermeld als aanvrager van het octrooi. Goudsmit heeft voorts een 'Assignment' getekend waarin is vermeld, kort samengevat, dat hij zijn rechten uit de Amerikaanse octrooiaanvraag overdraagt aan Basko.

Kort gezegd vordert Goudsmit i.c. Basko te veroordelen tot overdracht van alle rechten die voortvloeien uit het Nederlands octrooi en alle daarmee corresponderende aanvragen. 

 

De rechtbank acht zich op grond van art. 60 EOV bevoegd kennis te nemen van de aanspraak van Goudsmit op de Europese octrooiaanvraag, omdat Goudsmit in Nederland werkzaam is geweest.

De stelling van Basko dat zij uit het ondertekenen van de documenten heeft mogen afleiden dat Goudsmit afstand van zijn rechten op het octrooi deed, moet volgens de rechtbank worden verworpen. 

Tussen partijen bestond destijds nog geen geschil over de aanspraken op de uitvinding. Partijen trokken samen op om voor de uitvinding octrooi aan te vragen en schoven de zakelijke afwikkeling voor zich uit. Onder die omstandigheden heeft Basko uit het tekenen van de genoemde documenten niet de conclusie mogen trekken dat Goudsmit afstand deed zijn rechten op het octrooi.

Behoudens door Goudsmit te leveren tegenbewijs, staat het verder volgens de Rechtbank vast dat aard van de dienstbetrekking van Goudsmit meebracht dat hij zijn bijzondere kennis (mede) zou aanwenden tot het doen van uitvindingen. 

Goudsmit stelt zich ook op het standpunt dat de uitvinding die hij heeft gedaan van een ander soort is dan die waarop Basko haar activiteiten richt. Indien hij daarin zou moeten worden gevolgd zou hij aanspraak hebben op het octrooi, ongeacht de aard van de dienstbetrekking.

De activiteiten van Basko beperkten zich niet tot verhandeling van, in de terminologie van Goudsmit, hard goods (bij soft goods wordt gewerkt met bandages en zachte kunststoffen, in de categorie hard goods voornamelijk met metalen). Het door Goudsmit gemaakt onderscheid in soft goods en hard goods is daarom voor de vraag of de in het octrooischrift beschreven uitvinding soortgelijk is aan die waarop Goudsmit zich diende te richten niet bepalend.

De conclusie is dat Goudsmit geen aanspraak kan maken op het octrooi en de octrooiaanvragen tenzij hij erin slaagt het tegenbewijs te leveren. Partijen hebben de rechtbank, voor het geval dat niet direct een eindvonnis kan worden gewezen, verzocht een comparitie te gelasten om de mogelijkheid van een regeling te onderzoeken. Indien geen regeling tot stand komt zal Goudsmit in de gelegenheid worden gesteld vervolgens tegenbewijs te leveren.

De rechtbank beveelt de verschijning van partijen, laat Goudsmit toe tot het leveren van tegenbewijs en houdt iedere verdere beslissing aan.

Lees het vonnis hier.

IEF 2572

IP-Night

atrp.JPGDonderdagavond 7 september: De VIE-Lezingdoor prof. mr Ch. Gielen zal worden gehouden over het onderwerp 'Herleving van de slaafse navolgingsleer' in het gebouw van Van Doorne Advocaten, Jachthavenweg 121 te Amsterdam. De lezing wordt vooraf gegaan door een korte huishoudelijke vergadering van de VIE. De vergadering begint om stipt 20.00. Lees hier meer.

Alternatief of Afterparty: Donderdagavond 7 september 2006 vanaf 21.30 uur: Ten Four in De Heeren van Aemstel . Met in de IE-sectie: Marga Verwoert (Allen & Overy & Zang) - Hugo Van Heemstra (Brinkhof  & Piano & Zang)  en Arvid van Oorschot (Klos Morel Vos & Schaap & Trompet). Lees hier meer.


 

IEF 2571

Pretty Lady

nailcr.bmpGerechtshof ’s-Gravenhage, 31 augustus 2006, 01/1322. Impag Toys Europe B.V. tegen  Otto Simon.

Auteursrecht- en slaafse nabootsingszaak over schoonheidssalons voor kinderen.

Arrest is voornamelijk feitelijk van aard; het Hof vergelijkt uitvoerig de schoonheidssalons van Impag en Otto Simon en komt, net als de rechtbank, tot de conclusie dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk of slaafse nabootsing.
 
Impag heeft een kunststof schoonheidssalon voor kinderen ontworpen, bestaande uit een nagelstudio, een haarvlechtstandaard en een make-up doos, allen geplaatst op kunststof cirkels (zie arrest voor afbeelding). Otto Simon brengt eveneens een schoonheidssalon op de markt, bestaande uit dezelfde onderdelen. Otto Simon betwist dat haar salon een auteursrechtelijk verboden verveelvoudiging is van Impag's salon, onder meer door aan te voeren dat er meerdere van dergelijke salons bekend waren en dat zij de auteursrechtelijke trekken van Impag's salon niet heeft overgenomen.

 

Het Hof kan zich hierin vinden: "Vast staat voorts dat losse make-up- en haarstudio’s (naar het hof begrijpt inclusief de vlechtstandaard) reeds bekend waren. Het idee om de studio’s samen te brengen tot één geheel is op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermd; het gaat om de wijze waarop dit is vormgegeven. Dat de haarstudio aan de linkerzijde en de make-up studio aan de rechterzijde is geplaatst, is grotendeels functioneel bepaald en evenmin auteursrechtelijk beschermd. Als auteursrechtelijk beschermde trek beschouwt het hof dan ook slechts de vorm waarin de nagel-, haar- en make-upstudio zijn samengebracht tot één geheel, te weten in drie aan elkaar verbonden cirkels van verschillende grootte, waarvan de assen op één lijn liggen en waarvan de middelste cirkel groter is dan de cirkels aan weerszijden, die even groot zijn.

Het hof is van oordeel dat deze auteursrechtelijk beschermde trek niet is terug te vinden in de schoonheidssalon van Otto Simon, die immers bestaat uit een cirkel met aan weerszijden twee gelijkzijdige driehoeken."

Wat de verpakking betreft oordeelt het Hof deze geen eigen oorspronkelijk karakter bezit.

Ook is er volgens het Hof geen sprake van slaafse nabootsing: "Otto Simon stelt onbetwist (conclusie van antwoord onder 26) dat zij reeds een gecombineerde haar- en make-upset aanbood. In het licht hiervan onderscheidt naar het oordeel van het hof de schoonheidssalon van Impag zich slechts van andere producten in de wijze waarop de drie onderdelen zijn samengevoegd, te weten in de vorm van drie cirkels, waarvan de assen op één lijn liggen. Deze wijze van samenvoegen is in de schoonheidssalon van Otto Simon niet overgenomen. Van verwarringsgevaar kan dan ook geen sprake zijn. Reeds om die reden kan de vordering voor zover gebaseerd op art. 6:162 BW niet slagen."

 

Lees het arrest hier (vonnis eerste aanleg niet gepubliceerd).

IEF 2570

De rugleuning boven de zijleuningen

corb2.bmpGerechtshof ’s-Gravenhage, 24 augustus 2006, 05/716. Cassina S.P.A. tegen Seats and Sofa’s B.V.

In 1928 heeft de beroemde architect Le Corbusier (samen met anderen) de zitmeubelen LC2 en LC3 ontworpen. In deze procedure is aan de orde of het model Harvard inbreuk maakt op het auteursrecht op de LC2 en de LC3.

Evenals de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat de Harvard stoel onvoldoende overeenstemming toont met de auteursrechtelijk beschermde trekken van de LC2 en LC3. Doorslaggevend is de wijze waarop de rugleuning  boven de zijleuningen uitsteekt met las gevolg dat de Harvard als geheel niet de indruk geeft van een blokvorm zoals wel het geval is bij de LC2 en LC3.

Voorts had Cassina nog geklaagd over het feit dat Seats & Sofa’s naar aanleiding van het vonnis van de Dordrechtse voorzieningenrechter een bericht hadden doen uitgana met de tekst: “Seats & Sofa’s wint wereldwijde rechtzaak!”. Aangezien Seats & Sofa’s hebben toegezegd zulke mededelingen niet meer te doen, alsmede het tijdsverloop acht het Hof een redtificatie niet in de rede liggend.

Lees het arrest hier.