IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 2082

De Gebruikte Bolletjes

Rechtbank Amsterdam, 17 mei 2006, 326483 / H 05.2886. V.O.F. Taste & Taste Productions  tegen Talpa TV B.V. (Met dank aan Jacqueline Schaap,  Klos Morel Vos & Schaap).

Eindelijk eens een rechterlijk oordeel over het meest besproken logo van Nederland.

Reclamebureau Taste stelt dat Talpa met haar bolletjeslogo inbreuk maakt op het merk- en auteursrechtrecht van Taste. Taste heeft haar logo in maart 2005 gedeponeerd, Talpa in juni. De rechtbank wijst alle vorderingen van Taste af. Geen inbreuk op auteurs- of merkrechten, geen onrechtmatige daad.

Auteursrecht. Talpa heeft in dit verband terecht opgemerkt dat voorzover het de gebruikte bolletjes betreft, er geen sprake is van beschermingswaardige trekken van het Taste-logo. Het gebruik van bolletjes komt, zoals genoegzaam door Talpa is aangetoond, veelvuldig voor, en de groepering daarvan op de wijze zoals dat in het Taste-logo is gedaan, maakt dat gebruik op zichzelf nog niet oorspronkelijk in de door Taste beoogde zin.

Anders ligt dat in zekere zin met de in het Taste-logo voorkomende T, die is ontstaan door oranje inkleuring van in totaal een vijftal bolletjes, namelijk de bovenste drie en de twee middelste onder het woord “taste” (in het logo in onderkast).

Voorzover dit als een karakteristieke trek in de voornoemde zin moet worden gekenschetst, moet echter worden geoordeeld dat dit element niet voorkomt in het Talpa-logo. Dat het altijd de intentie van Talpa zou zijn geweest om een T te visualiseren, zoals Taste c.s. stellen, is door Talpa betwist en kan niet zonder meer onderbouwd worden door te verwijzen naar publicaties die niet van Talpa afkomstig zijn.

Belangrijker dan de intentie van Talpa is echter dat met enige goede wil wellicht wel een gestileerde T kan worden gezien in het Talpa-logo, maar dan op een wijze die totaal verschilt — in hoofdzaak: door niet van kleuren, maar van een extra bolletje in het middenin onderaan gebruik te maken - van de wijze waarop in het Taste-logo een T naar voren komt.

Aldus is de “Talpa-T” geen auteursrechtelijke inbreuk op de “Taste-T”, waarbij wellicht ten overvloede nog kan worden opgemerkt dat het gebruik van een op enigerlei wijze gestileerde T in een logo, op zichzelf nog niet beschermingswaardig is. Dit laatste geldt ook voor het gebruik van de letters “ta” (onderkast) in het woordelement “taste”, zoals dat in het Taste-logo is opgenomen.

Merkenrecht. Van belang is dat het meest kenmerkende en in het oog springende aspect van de beide logo’s, het gebruik van bolletjes in een zekere geordende vorm, naar het oordeel van de rechtbank een zwak onderscheidend vermogen bezit.

Uitgaande van het Taste-logo moet ook nog eens geconstateerd worden dat daarbij gebruik is gemaakt van de meest voor de hand liggende ordening bij het gebruik van negen bolletjes: namelijk in drie rijen van drie. Dergelijk gebruik komt slechts in bijzondere, hier niet gestelde omstandigheden in aanmerking voor de kwalificatie (voldoende) onderscheidend vermogen.

Dat ligt mogelijk enigszins anders met de bij het Taste-logo gebruikte inkleuring van een deel van de bolletjes, die aldus tezamen een “T” vormen, maar die wijze van gebruik is in het Talpa-logo echter niet gehanteerd. Dat geldt evenzeer voor de opname van een woord (taste) direct onder de horizontaal ingekleurde bolletjes in het Taste-logo, dat aldus de horizontale balk van de gevisualiseerde “T” op visueel tamelijk krachtige wijze ondersteund. Een dergelijke functie mist het woord “talpa” in het Talpa-logo ten ene male.

Het woord “talpa” is bovendien op een andere plaats opgenomen in het Talpa-logo dan het woord “taste” in het Taste-logo, waardoor de aandacht zich bij eerstgenoemd logo — mede door de (bij het Taste-logo ontbrekende) extra bol aan de onderkant — vooral richt op de onderkant, terwijl dat bij het Taste-logo eerder richting de bovenkant het geval is.

Nu voorts het gebruik van letters in onderkast alsmede het gebruikte lettertype zo algemeen is dat zonder nadere toelichting enig onderscheidend vermogen daar op zichzelf niet uit kan worden afgeleid, kunnen de hierop gerichte argumenten van Taste c.s. hen evenmin baten.

De conclusie met betrekking tot artikel 13 A lid 1 onder b. BMW moet zijn dat de overeenstemming zich slechts beweegt op het vlak van het  ook nog eens niet geheel identieke (de tiende bol bij het Talpa-logo!) - gebruik van geordende bolletjes, het veruit minst onderscheidende deel in het Taste-logo.

De meer onderscheidend vermogen bezittende elementen in dat logo komen in het Talpa-logo niet, althans niet in dezelfde vorm, voor, Aldus is er bij een beschouwing van het Taste-logo en het Talpa-logo in hun geheel geen sprake van overeenstemming in merkenrechteljk relevante zin, in zoverre dat er geen reëel verwarringsgevaar aanwezig moet worden geacht.

Een en ander wordt niet wezenlijk anders indien de beoordeling zich richt op het gebruik van het Talpa-logo zonder de toevoeging “talpa” (zoals dat in de teievisieuitzendingen van Talpa gebeurt). Weliswaar worden de verschillen dan minder benadrukt dan het geval is indien het woord “talpa” wel deel uitmaakt van het logo, maar dat doet niet af aan de overige constateringen zoals hiervoor gedaan, met name die met betrekking tot het zwakke onderseheidend vermogen van het gebruik van de bolletjes in het Taste-logo, en het daarmee samenhangende gebrek aan reëel verwarringsgevaar.

Onrechtmatige daad. Ter comparitie is duidelijk geworden dat Taste c.s. deze grondslag hoofdzakelijk plaatsen in het licht van hun huisstijl. Het gaat daarbij in het kort gezegd om het “inbedden” van het Taste-logo in een achtergrond, bestaande uit een balk met eveneens bolletjes, waaruit de bolletjes van het Taste-logo min of meer naar voren springen.

Volgens Taste c.s. bedient Talpa zich eveneens van dit “concept”, namelijk — “met name” - op haar website (waar Talpa dit verder nog toepast is door Taste niet gesteld). Taste c.s. vinden het onbetamelijk dat Talpa niet alleen een met het Taste-logo overeenstemmend teken voert, alsmede daarop in auteursrechtelijke zin inbreuk maakt, maar dat daarenboven ook nog doet op een wijze die geheel past in het kader van de door Taste c.s. rond hun logo gecreëerde huisstijl.

In de laatste zin van de vorige overweging ligt reeds de sleutel besloten die maakt dat ook deze grondslag van de vordering niet deugdelijk is.

Uit de wijze waarop Taste c.s. deze grondslag hebben geformuleerd valt immers af te leiden dat die in hun visie kennelijk niet los kan worden gezien van de veronderstelde auteursrechtelijke en merkenrechtelijke inbreuken. Nu die inbreuken in dit geding niet zijn komen vast te staan, zou de beweerdelijke overname van het concept van de huisstijl eerst dan mogelijk onrechtmatig zijn, indien daarvoor ook nog zelfstandige, valide argumenten zouden zijn aangevoerd. Dat is echter niet het geval.

Overigens merkt de rechtbank nog op dat uit de stukken niet blijkt wie van partijen als eerste dit “concept” heeft toegepast.

De vorderingen van Taste c.s. zijn niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 2081

Bakkerijdagen 2006

Rechtbank Den Haag d.d. 17 mei 2006, KG ZA 06-208, Reimelt GmbH tegen Sotec Services B.V. c.s.

Is eiser octrooihouder of licentiehouder? 

Reimelt vordert een verbod aan Sotec c.s. inbreuk te maken op ‘haar octrooi’ voor een een werkwijze en inrichting voor het continu inmengen van vloeibare en/of strooibare stoffen in voedingsmiddelmassa’s (inderdaad, een deegmenger). Reimelt stelt dat Sotec c.s. inbreuk maken met een deegmachine zoals deze is geëxposeerd op De Bakkerijdagen 2006 te Amsterdam.

Het octrooi waar het in deze zaak om gaat is aangevraagd op naam van Ismar Maschinen GmbH (Ismar) en aan haar verleend. Riemelt stelt dat zij het octrooi van Ismar overgedragen heeft gekregen. Er worden twee verschillende overdrachtsakten overgelegd. Riemelt legt een akte over van 28 mei 2004 (de Übertragungserklärung) en Sotec c.s. komen op de proppen met een assignment gedateerd op 25 juni 2004.

Het kernverweer: Sotec c.s. betwisten de geldigheid van de akten en stellen dat de akten een geldige titel ontberen. Reimelt stelt dat Ismar het octrooi  aan haar heeft overgedragen ten titel van koop.

Riemelt heeft de Voorzieningenrechter tijdens de zitting blijkbaar (kort) een document laten zien waaruit de verplichting van Ismar tot overdracht op grond van koop zou moeten blijken.

De Voorzieningenrechter leest in dit document echter geen koop van een octrooi maar van een licentie: “In de korte tijd dat de voorzieningenrechter dit document mocht vasthouden heeft deze evenwel vastgesteld dat dit document naar zijn inhoud de koop van een licentie met betrekking tot de octrooien betreft. (…) De voorzieningenrechter heeft niet kunnen vaststellen dat deze overeenkomst op enig moment voorziet in de levering van de octrooien aan Reimelt.”

Uit de overige omstandigheden (2 verschillende aktes, het tijdpad, etc) concludeert de Voorzieningenrechter dat Reimelt er niet in slaagt om aan te tonen dat er sprake is van overdracht van het octrooi. Riemelt is aan te merken als licentiehouder en daar houdt de zaak mee op.

 Een licentiehouder heeft in deze zaak tegen Sotec c.s. niets te zoeken (zonder een uitdrukkelijk door de octrooihouder verleende bevoegdheid tot het instellen van een inbreukvordering): “Het voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat Reimelt er niet in is geslaagd aan te tonen dat de overdracht heeft plaatsgevonden uit hoofde van een geldige titel. Voorts dient voorshands tot uitgangspunt te worden genomen dat Reimelt niet is aan te merken als houder van EP 637 maar als licentienemer.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2080

Verhoging

Persbericht Stichting Brein: "De boetes die de Nederlandse strafrechter kan opleggen zijn onlangs verhoogd. Dat geldt dus ook voor de boetes die bij strafrechtelijke vervolging van piraterij kunnen worden opgelegd. De wet biedt zowel strafrechtelijke autoriteiten als civiele partijen zoals BREIN tal van middelen om piraterij aan te pakken.

Zo bevatten zowel de Auteurswet 1912 als de Wet op de Naburige Rechten straf- en civielrechtelijke sancties. De maximumstraf is 4 jaar gevangenis en de maximumboete is verhoogd van € 45.000,- naar € 67.000,-. Voor rechtspersonen kan zelfs een boete van € 670.000,- (voorheen €450.000,-) gelden. Inbreukmakende goederen en productie- of distributiemiddelen mogen in beslag genomen worden. Ook door civiele partijen kunnen inbreukmakende goederen en productiemiddelen worden opgeëist. Daarnaast kan BREIN naast een verbod onder andere winstafdracht en schadevergoeding vorderen.

Ook het Wetboek van Strafrecht biedt middelen ter vervolging van piraterij. Sinds 1993 kent het strafrecht uitgebreide ontnemingmogelijkheden. Zowel de strafrechtelijke autoriteiten als BREIN hebben de mogelijkheid om opbrengsten die piraten uit hun illegale praktijken hebben verkregen, te ontnemen cq te vorderen. Tot slot heeft ook de douane de mogelijkheid de doorvoer van inbreukmakende goederen aan te pakken. De maximum straf die daarbij geldt is 1 jaar gevangenis en een boete van € 67.000,-- "

Lees hier meer.

IEF 2079

Kabelaars

Planet.nl bericht(te vorige week al) dat “De vele regelingen voor auteursrechten in Europa op de helling moeten. Dit zegt de Europese kabelorganisatie European Cable Communications Association (Ecca) in een studie (vervaardigd door bureau Solon) en in een presentatie.

De studie is betaald door de Nederlandse kabelclub Vecai, LibertyGlobal (UPC), Telenet in België en Kabel Deutschland en is bedoeld om de Europese Commissie en het Europees Parlement onder druk te zetten.

De vele nationale regelingen voor auteursrecht vormen een crime voor nieuwe ontwikkelingen.Omdat ze voor elk land op een andere manier hun rechten moeten regelen en vaak ook per branche, komen nieuwe diensten maar moeizaam van de grond,”

Lees hier meer. Studie hier.

IEF 2078

Niet uit de handel (2)

Het ANP bericht dat de zonen van de vermoorde vastgoedmagnaat Willem Endstra in hoger beroep gaan. Advocaat Hans Koets liet dat dinsdag weten. "Koets meent dat vooral de kwestie van de auteursrechten aanleiding zijn om de uitspraak van de rechtbank aan te vechten.

Het auteursrecht van de interviews ligt bij de erven van Endstra, meent de raadsman. ,,Er moeten hele bijzondere omstandigheden zijn wanneer de auteursrechten wijken voor de persvrijheid. Dat is hier niet het geval.’’ (…) Volgens Koets verschillen de meningen nogal onder deskundigen op het gebied van mediarecht over de uitspraak."

 Lees het hele artikel hier (AD). Eerder bericht hier.

IEF 2077

Einde is zoek

Het Leids Dagblad bericht dat “Cafés in Alphen niet van plan zijn te betalen voor het uitzenden van de wereldkampioenschappen voetbal. De horecavereniging Alphen heeft contact met KHN over de kwestie. Die zijn nog steeds in onderhandeling met Videma om een regeling te treffen. Tot die tijd adviseert de organisatie om niet te betalen.

Hans Beerta, eigenaar van Choices, maakt zich niet druk. ,,Wij betalen niet. Het einde is zoek. Straks claimt iemand de rechten van het cappuccino apparaat. Wij als horeca betalen overal heffingen voor.''

Lees hier meer.

IEF 2076

Rechtbank geeft groen licht

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 17 mei 2006, Massive N.V. tegen Tevea B.V., Rolnr. 262908 / KG ZA 06-412. Inbreuk op model- en auteursrechten op lampen en merkinbreuk op de naam LED wordt niet aangenomen.

Massive is gespecialiseerd in het ontwerpen en produceren van verlichting voor zowel binnen als buiten het huis. De “Edinburgh-lampen”, onderdeel van het geschil, zijn als gemeenschapsmodel geregistreerd, alsook het woord-/beeldmerk LED voor de Benelux.

Tevea is een import- en exportbedrijf dat lampen in Nederland op de markt brengt. De lampen die zij onder de naam Sibari op de markt brengt vertonen gelijkenis met de lampen van eiser. Verder maakt gedaagde gebruik van een met het woord-/beeldmerk van eiser overeenstemmend teken.

Model- en auteursrechtinbreuk respectievelijk slaafse nabootsing.De rechtbank oordeelt dat er een gerede kans bestaat dat de modeldepots van eiser de reeds door Tevea ingestelde nietigheidsprocedure bij het OHIM, respectievelijk een bodemprocedure, niet zullen overleven. Tevea heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de lampen die zij verkoopt rechtstreeks zijn afgeleid van een tweetal lampen dat reeds in 2003 is ontworpen en tentoongesteld. Verder beroept Tevea zich op een in het Stedelijk Museum te Amsterdam tentoongestelde, overeenstemmende lamp van de firma RAAK, daterend uit 1970.

Aangezien verder volgens de eigen stellingen van Massive de Sibari-lampen inbreuk maken op haar modelrechten, en aldus zij de stelling inneemt dat zij dezelfde algemene indruk wekken, moet er voorshands van worden uitgegaan dat de gemeenschapsmodeldepots een eigen karakter ontberen en aldus dat er een gerede kans bestaat dat deze nietig zullen worden verklaard. Voorts is in dat licht niet aannemelijk dat aan de Edinburgh wel auteursrechtelijke bescherming toekomt.

Merkinbreuk. Ook hier oordeelt de rechtbank dat er gerede twijfel bestaat over de geldigheid van het merk. De letters LED immers zijn louter beschrijvend: het beeldelement van het merk vormt slechts een weergave van die letters in de lichtpuntjes van voornoemde LED’s, zoals deze bijvoorbeeld ook in lichtkranten voorkomt. Tevea voert terecht aan dat uitgesloten is te achten dat het in aanmerking te nemen publiek het teken LED op haar verpakking van de lampen zal opvatten als een herkomstaanduiding.

De slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen dienen te worden afgewezen. Massive zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

Lees hier het vonnis.

IEF 2075

Drukdealers

Rechtbank Almelo, 10 mei 2006, M.F. Design B.V. tegen Eastborn Slaapsystemen B.V., Rolnr. 71739/ HA ZA 05-569 (met dank aan Merel Singeling, Van der Steenhoven Advocaten)

Opzegging duurovereenkomst waarbij ook zijdelings intellectueel eigendomsrechten aan bod komen. Onderscheid tussen retailer en e-tailer.

MF Design verkoopt als dealer van Eastborn al meer dan 11 jaar Eastborn producten. Sinds de zomer van 2004 biedt MF Design via haar website www.boxspring.nl de boxsprings van Eastborn aan tegen 20% korting. Op de website is het merk en logo van Eastborn afgebeeld. Via een deeplink kan de bezoeker van de website direct inzage krijgen in de prijscatalogus op de website van Eastborn. Eastborn heeft de contractuele relatie opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. MF Design vordert daarop, kort gezegd, de opzegging ongedaan te maken en levering van Eastborn producten.

De rechtbank wijst deze vorderingen af. De druk van de overige dealers van Eastborn (retailers) is volgens de rechtbank een gewichtige reden om de overeenkomst met MF Design (etailer) op te zeggen. De rechtbank acht het verwijt van Eastborn dat MF Design in strijd handelt met merken- en auteursrecht niet terecht.

Intellectueel eigendomsrecht Volgens de rechtbank mocht MF Design het woord- en beeldmerk van Eastborn in een deeplink naar de prijscatalogus op de website van Eastborn gebruiken en heeft MF Design het merk Eastborn niet voornamelijk gebruikt om reclame voor haar eigen onderneming te maken. Het gebruik heeft geen ongerechtvaardigd voordeel opgeleverd of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk, aldus de rechtbank. MF Design heeft prijzen vergeleken en prijsvergelijking is toegestaan.

Ook de hyperlink en de deeplink zijn volgens de rechtbank op zichzelf niet onrechtmatig. Het gebruik doet geen afbreuk aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Evenmin profiteert MF Design op onbehoorlijke wijze van de bekendheid van het merk.

Beëindiging relatie. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of de beëindiging van de relatie in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank komt tot te conclusie dat Eastborn de relatie met MF Design mocht beëindigen zoals zij dat heeft gedaan.

Volgens de rechtbank staat de contractsvrijheid voorop. Eastborn had een geldige reden om de relatie met MF Design te verbreken. De rechtbank vindt het met name belangrijk dat Eastborn onder grote druk staat van haar overige dealers. Eastborn loopt volgens de rechtbank een aanmerkelijke kans op een substantiële daling van haar omzet en de internetverkoop door MF Design bedreigt ook de samenhang van haar dealerorganisatie. Van Eastborn hoeft niet verwacht te worden dat zij lijdelijk erop toeziet dat MF Design die dealerorganisatie ondermijnt.

Ook de opzegtermijn van 6 maanden wordt door de rechtbank redelijk geacht. Volgens de rechtbank kan MF Design uitwijken naar andere merken (die zij o.a. via haar site pretendeert te leveren).

Met betrekking tot het argument van MF Design dat zij een substantieel deel van haar omzet mist, merkt de rechtbank op dat MF Design die achteruitgang in de omzet, in ieder geval ten dele, goed kan maken door gebruik te maken van haar uitwijkmogelijkheden. Door de opzegging zal MF Design volgens de rechtbank niet een onaanvaardbaar deel van haar inkoopwaarde en omzet verliezen.

Mededingingsrecht. Evenmin is de opzegging volgens de rechtbank in strijd met het mededingingsrecht. Eastborn legt geen druk op haar dealers om de adviesprijzen te hanteren. Evenmin is er sprake van onderling afgestemde gedragingen of afspraken over de prijs met haar dealers. De rechtbank zoekt het bezwaar van Eastborn met de handelswijze van de MF Design niet in de verleende kortingen, maar daarin dat MF Design de voor andere dealers geldende kwalitatieve eisen van aantrekkelijke winkels, geschoold personeel en de mogelijkheid van bedden uitproberen omzeilt.

Met het argument van MF Design dat Eastborn misbruik zou maken van haar economische machtspositie maakt de rechtbank korte metten. Het staat buiten kijf dat Eastborn niet tenminste de daarvoor vereiste 50% van de markt bezit.

Dit alles leidt volgens de rechtbank tot de slotsom dat de opzegging niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en dat van onrechtmatig handelen door Eastborn geen sprake kan zijn. Lees het vonnis hier.

IEF 2074

Kalender

Het twintig jaar bestaan van het CIER in Utrecht wordt gevierd met een congres. Dit  2 daagse congres genaamd "The Human Rights Paradox in Intellectual Property Law" zal plaatsvinden op 3 en 4 juli 2006. Voor de schappelijke prijs van E 350 (bij registratie voor 18 mei is dit E 300)  krijgt u een interessant 2 daags programma waar de "human rights paradox" in het octrooirecht en in het auteursrecht aan bod komen. Meer informatie hier.

IEF 2073

Wie draagvlak zoekt, die regeldruk ontmoet!

Eerst even voor jezelf lezen: Een onderzoek naar de wijze waarop participatie van belanghebbenden in het wetgevingsproces leidt tot regeldruk.

Met o.a: De preserveringsexceptie in de auteurswet. 'Deze casus bestudeert de totstandkoming van de omzetting van een Europese richtlijn in Nederlandse wetgeving. Het gaat hier om een richtlijn welke toetreding door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten toestaat tot WIPO-verdragen.'

4. De preserveringsexceptie in de auteurswet
4.1 Inleiding
4.2 Het proces
4.2.1 Richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij
4.2.2 Consultatie van belanghebbenden
4.2.3 De gebruikers-organisatie
4.2.4 De rechthebbenden-organisatie
4.2.5 Advies Commissie auteursrecht
4.2.6 Voorontwerp wetsvoorstel Auteursrecht
4.2.7 Regeldruk en transparantie
4.2.8 De behandeling in de Tweede Kamer
4.3 Een terugblik
4.3.1 Algemeen
4.3.2 De articulatie van belangen
4.3.3 Relatie sectorbelang – publiek belang
4.3.4 Rol van de juridische functie ten aanzien van de belangenafweging in inbreng sectorbelang
4.3.5 Relatie regeldruk – belangenafweging – draagvlak

Lees hier alles.