IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22665
24 april 2025
Uitspraak

Geluidsopname niet meegewogen in wrakingsverzoek wegens bescherming privacy en portretrecht, verzoek afgewezen

 
IEF 22663
24 april 2025
Uitspraak

Hof bevestigt dat verzameling van productgegevens door Tracpartz geen databank vormt

 
IEF 8004

Onjuistheid van de stellingen leidt niet tot onbevoegdheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-589, General Biscuits België N.V. c.s. tegen  Hoppe Food Group B.V.

Bevoegdheidsincident. Merkenrecht en auteursrecht TUC-koekjes: "4.1. Vooropgesteld moet worden dat voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid van de rechtbank de stellingen van General Biscuits in de dagvaarding maatgevend zijn, zulks ongeacht of deze stellingen feitelijk juist zullen blijken te zijn. Onjuistheid van de stellingen leidt niet tot onbevoegdheid van deze rechtbank maar tot afwijzing van de vorderingen van General Biscuits. General Biscuits heeft in de dagvaarding gesteld dat Hoppe inbreuk maakt op de aan haar toekomende Gemeenschaps- en Beneluxmerkrechten.

Met inachtneming van het vorenstaande en gelet op de vestigingsplaats van Hoppe in Nederland (Reusel) is deze rechtbank krachtens het bepaalde in de artikelen 95 lid 1, 96 aanhef en onder a en 97 lid 1 GMVo juncto artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk bevoegd om van de vorderingen gebaseerd op het Gemeenschapsmerk kennis te nemen. De bevoegdheid van deze rechtbank om ook van de vorderingen gebaseerd op de naar gesteld aan General Biscuits toekomende Beneluxmerken en op de gestelde slaafse nabootsing kennis te nemen, berust op verknochtheid van deze vorderingen aan de vorderingen gebaseerd op het Gemeenschapsmerk. De exceptie van onbevoegdheid moet dan ook worden verworpen."

Lees het vonnis hier.

IEF 8003

Het bestaan van zo een rechtsverhouding

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-199, S.I.S.V.E.L. tegen Antalis Promotional Products B.V. & Aero Groundservices B.V.

Vrijwaringsincident. Octrooirecht MP3/4-spelers: "4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Antalis heeft het bestaan van zo een rechtsverhouding voldoende gemotiveerd en concreet gesteld. Zij heeft gesteld met Power Point Technology koopovereenkomsten te hebben gesloten voor de aanschaf van gelicentieerde MP3- en MP4-spelers en heeft deze stelling onderbouwd aan de hand van een drietal overgelegde koopovereenkomsten (producties 1a tot en met 1c van Antalis). Uit de koopovereenkomst met contractnummer 085153 betreffende MP4-spelers blijkt bovendien dat een ‘Sisvel license’ is vereist en in de koopovereenkomst met contractnummer 0851557 met betrekking tot MP3-spelers is onder ‘certificates’ opgenomen: “Sievel (de rechtbank begrijpt ‘Sisvel’) (…) certificate requested”. Gelet op het vorenstaande valt niet uit te sluiten dat Antalis, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op Power Point Technology. De incidentele vordering zal derhalve worden toegewezen.

4.2. De rechtbank ziet geen aanleiding om Antalis een uiterste termijn te stellen voor betekening van de dagvaarding aan Power Point Technology aan het parket van het Openbaar Ministerie en om daarbij te bepalen dat Antalis in haar dagvaarding een dagvaardingstermijn van ten minste zes maanden zal moeten hanteren, aangezien het belang van Sisvel in een voortvarende afhandeling van de hoofdzaak kan worden gediend door afsplitsing van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak, indien de vrees voor vertraging bewaarheid wordt, en Antalis belang heeft bij een spoedige afwikkeling van de vrijwaringszaak. De termijn voor dagvaarding van Power Point Technology zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 115 lid 2 Rv worden bepaald op drie maanden."

Lees het vonnis hier.

IEF 8002

Bevoegdheid hebben terzake van alle rechtsvorderingen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-706, Bonni Doon Europe B.V. tegen Hans Textiel B.V.

Bevoegdheidsincident. Modellenrecht. Auteursrecht kleding: "4.1. Vooropgesteld moet worden dat de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel ingevolge het bepaalde in artikel 81 aanhef en onder a GModVo uitsluitende bevoegdheid hebben terzake van alle rechtsvorderingen betreffende inbreuk op Gemeenschapsmodellen, zulks ongeacht of de procespartijen al dan niet in dezelfde lidstaten woonplaats hebben of gevestigd zijn. Bonnie Doon heeft in de hoofdzaak vorderingen betreffende inbreuk op haar Gemeenschapsmodelrecht ingesteld, zodat een rechtbank voor het Gemeenschapsmodelrecht rechtsmacht heeft om van deze vorderingen kennis te nemen. Aangezien Hans Textiel in Nederland (Ridderkerk) is gevestigd, is deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 82 lid 1 GModVo juncto artikel 3 Uitv. GModVo bevoegd om van deze vorderingen kennis te nemen. 

4.2. Wat de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank met betrekking tot de vorderingen gebaseerd op het auteursrecht en de slaafse nabootsing betreft, merkt de rechtbank op dat voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid de stellingen van Bonnie Doon in de dagvaarding maatgevend zijn, zulks ongeacht of deze stellingen feitelijk juist zullen blijken te zijn. Aangezien Bonnie Doon in haar dagvaarding heeft gesteld dat de (op haar intellectuele eigendomsrechten) inbreukmakende en onrechtmatige handelingen mede in het arrondissement ’s-Gravenhage hebben plaatsgevonden, is deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 102 Rv ook bevoegd is om van de vorderingen gebaseerd op het auteursrecht en de slaafse nabootsing kennis te nemen."   

Lees het vonnis hier.

IEF 8001

Inschrijving van verboden handelsnaam

Vzr Rechtbank Dordrecht, 25 juni 2009, LJN: BJ0036, Vloerconsulting.nl B.V. tegen Vloertechniek B.V.

Handelsnaamrecht. Executiegeschil. Vordering tot opheffing c.q. matiging van verbeurde dwangsommen afgewezen. Uitleg vonnis brengt met zich mee dat de inschrijving van verboden handelsnaam in het handelsregister valt onder bij eerder vonnis opgelegd verbod tot gebruik van die handelsnaam.

4.3.  Een redelijke uitleg van het vonnis brengt met zich mee dat het registreren en geregistreerd houden van de handelsnaam [ ] Vloerconsulting B.V. in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, aan te merken is als een ingevolge het vonnis verboden gebruik van de handelsnaam [ ] Vloertechniek. Door die inschrijving is namelijk verwarring te duchten bij het publiek tussen beide ondernemingen. Immers, alleen al via de website van de Kamer van Koophandel is het voor het publiek mogelijk om het handelsregister te raadplegen door te zoeken op een bedrijfsnaam. In het kader van een correcte naleving van het vonnis was Vloerconsulting dus gehouden de handelsnaam uit te schrijven, althans te wijzigen.

4.4.  Als onbestreden staat vast dat de handelsnaam binnen één dag had kunnen worden gewijzigd en derhalve binnen de door het vonnis bepaalde termijn van 3 dagen. Nu de handelsnaam over de periode van 27 maart 2009 tot en met 8 april 2009 door Vloerconsulting geregistreerd was in het handelsregister, heeft zij over die periode dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8000

Verder buiten behandeling laten

Benelux Gerechtshof, 26 juni 2009, zaak A 2008/1, JTEKT Corporation Ltd tegen Jacobs Trading N.V. & BBIE .

Merkenrecht. Prejudiciële vragen Hof van Beroep Brussel m.b.t. oppositieprocedure. BBIE laat oppositie ‘ verder buiten behandeling’, omdat na verstrijken verlenging door partijen geen argumenten of stukken zijn ingediend.

De beslissing “buiten behandeling te laten” genomen door het BBIE moet beschouwd worden als een beslissing waartegen hoger beroep kan worden ingesteld. Het hof van beroep moet zelf uitspraak doen en zijn beslissing in de plaats stellen van de vernietigde beslissing, met dien verstande dat het hof van beroep alleen die gegevens in aanmerking kan nemen op grond waarvan de oppositiebeslissing door het BBIE werd genomen of had moeten genomen worden. Indien een beslissing tot verder buiten behandeling laten door het hof van beroep wordt vernietigd, dan dient dat hof aan de opposant gelegenheid te bieden tot nadere onderbouwing van zijn oppositie en zulks met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.

1. In de procedure van hoger beroep tegen een beslissing van het BBIE inzake oppositie kan de BOIE of het BBIE niet als partij in de procedure worden betrokken, ook niet in het kader van een vordering tot gemeenverklaring.

2. Regel 1.17.1.c van het Uitvoeringsreglement strijdt niet met artikel 2.16.1, 2.16.3 en 2.16.4 BVIE.

3. Regel 1.17.1.c van het Uitvoeringsreglement is verenigbaar met de verdragsbepalingen in zoverre het “buiten behandeling laten” instelt als sanctie wegens de niet-mededeling van argumenten en stukken ter ondersteuning van de oppositie.

4. De beslissing “buiten behandeling te laten” genomen door het BBIE moet beschouwd worden als een beslissing waartegen hoger beroep kan worden ingesteld volgens artikel 2.17.1 BVIE wanneer vaststaat dat het BBIE de oppositie niet alsnog nader in aanmerking zal nemen.

5. De bepaling dat de partijen zich bij verzoekschrift kunnen wenden tot een van de in artikel 2.17.1 BVIE genoemde rechtsinstanties verzet er zich niet tegen dat een vordering tot vernietiging op een andere wijze wordt ingeleid indien het nationale procesrecht die wijze van indiening toelaat.

6. Het hof van beroep moet zelf uitspraak doen en zijn beslissing in de plaats stellen van de vernietigde beslissing, met dien verstande dat het hof van beroep alleen die gegevens in aanmerking kan nemen op grond waarvan de oppositiebeslissing door het BBIE werd genomen of had moeten genomen worden. Indien een beslissing tot verder buiten behandeling laten door het hof van beroep wordt vernietigd, dan dient dat hof aan de opposant gelegenheid te bieden tot nadere onderbouwing van zijn oppositie en zulks met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.

Lees het arrest hier.

IEF 7999

Kroniek van de Intellectuele Eigendom 2008

Prof. mr. D.J.G. Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap: Kroniek van de Intellectuele Eigendom 2008. NJB 10 april 2009, afl. 14.

En de kroniek van het Nederlandse IE-recht 2008: “Draagt de zogenaamde fatboy, een groot kussen waar je op kunt zitten, liggen of hangen ‘het persoonlijk stempel van de maker’? En geeft een in aardewerk uitgevoerd gedeukt ‘plastic’ bekertje daar blijk van? De vraag wat nu eigenlijk beschermd moet worden kwam ook in deze verslagperiode weer vaak naar voren. Ten aanzien van de merkenrechtelijke beschermingsvereisten blijft het onderscheidend vermogen het belangrijkste vereiste. En in Het octrooirecht werd regelmatig geprocedeerd over zogenoemde abc’s.

‘Om steeds weer van een ander etiketje te voorzien wat in feite dezelfde emotie is, zal het IE- recht niet veel verder brengen’, aldus een ervaren IE-rechter in 2008.2 Ook in 2008 verschenen er weer de nodige nieuwe etiketjes: ‘Bewust vormgeven’ is geen vereiste voor auteursrecht, maar ‘scheppende menselijke arbeid’ wel. Verwatering van bekende merken kan alleen bestreden worden als wordt ‘aangetoond dat het economische gedrag van de gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven is gewijzigd (...) of dat er een grote kans bestaat dat dit gedrag in de toekomst wijzigt’. In deze kroniek van het recht van de intellectuele eigendom worden de hoofdgebieden van het IE-recht besproken, te weten het auteursrecht, het merkenrecht en het octrooirecht. Aan het slot wordt aandacht besteed aan de procesrechtelijke ontwikkelingen die de IE-advocatuur de afgelopen tijd bezighielden.”

Lees de gehele kroniek hier.

IEF 7998

Intellectuele rechten kroniek 2008

Joris DeeneJoris Deene, Universiteit Gent & Storme, Leroy, Van Parys: Intellectuele rechten kroniek 2008. Nieuw Juridisch Weekblad, nr. 205, 24 juni 2009.

Zeer uitgebreide kroniek van het Belgische IE-recht. Inclusief veel Benelux merken- en modellenrecht dat in Nederland vrijwel onopgemerkt is (wellicht een aardig scriptie-onderwerp: “Het verschil tussen het Belgische en het Nederlandse Beneluxrecht”).

“Er werd in 2008 uitspraak gedaan over de vrijhoudingsbehoefte, gedichten van Sappho, groene kleuren, een kaart van Knokke-Heist, adwords, TV-Vlaanderen en confituurpotten. Opnieuw werd Michael Jackson voor plagiaat veroordeeld. De Deep Ringo maakt geen inbreuk op de Lotis, de zuigfles van Nuby dan weer wel op die van Tefal. De Carlo-kinderstoel is in België geen namaak van de Tripp-Trapstoel, maar daar denkt de Nederlandse rechter dan weer anders over. Makro moet zich onthouden van bepaalde ster-aanbiedingen en internet service providers hebben blijkbaar toch geen algemene opsporingsplicht.”

Lees de volledige kroniek hier.

IEF 7997

Dagvaardt de Staat

Webwereld bericht: “ Stichting de Thuiskopie begint een rechtszaak tegen de Staat en de SONT om alsnog een heffing op harddisks te forceren en geleden schade te verhalen.

De Thuiskopie eist onder meer dat de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) die een heffing op mp3-spelers en harddiskrecorders in de weg stonden, buiten werking worden gesteld en dat een dergelijke heffing alsnog wordt ingevoerd. Bovendien eist zij een schadevergoeding voor de misgelopen inkomsten, zo blijkt uit de dagvaarding.

Bovendien vraagt zij de rechter vast te stellen dat de Staat door deze handelwijze "schadeplichtig is jegens Stichting de Thuiskopie", dat de Staat niet bevoegd is "voorwerpen" aan te wijzen waarvoor een thuiskopievergoeding verschuldigd is of in ruimere zin te bepalen of een vergoeding al dan niet verschuldigd is.

Met haar actie treedt Stichting de Thuiskopie in de voetsporen van NORMA, de organisatie voor naburige rechten van artiesten en musici. Die startte in juni vorig jaar al een bodemprocedure tegen de Staat, na een eerder verloren kort geding. De argumenten zijn dezelfde: de verschillende AMvB's die het heffingensysteem hebben bevroren zijn onrechtmatig en moeten worden teruggedraaid."

Lees het artikel (met dagvaarding) hier.

IEF 7996

Familierecht

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 9 juni 2009, KG ZA 09-272, Eiseres tegen Gedaagde / Domeinnamen en merkregistratie fotomodel (met dank aan Lars Bakers, Bingh Advocaten).

Merkenrecht. Domeinnamen. Fotomodel vordert dat haar moeder o.a. merkregistratie en domeinnamen aan haar overdraagt. Vordering toegewezen.  Het gebod tot overdracht geldt als onherroepelijke volmacht ter bewerkstelliging van de overdracht van de domeinnamen. Ook een verbod op onrechtmatige en nodeloos grievende uitlatingen door gedaagden over het persoonlijke leven van eiseres wordt toegewezen. 1019h proceskosten: €8000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 7995

Of er sprake is van knip- en plakwerk

Flodder 3Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2009, Maas tegen Armada Productions BV. (met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap & Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey).

Auteursrecht. Eindvonnis in geschil over de echtheid van een akte van overdracht m.b.t. de formatrechten op het oorspronkelijke Flodder-concept (zie Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2007, IEF 5436). Eiser Maas stelt dat het niet gaat om de vraag of de handtekening van hem afkomstig is, maar of hij die heeft gezet  onder de overeenkomst zoals die thans is overgelegd. “Met andere woorden: de vraag of er,  zoals Maas stelt, sprake is van knip- en plakwerk’.”  De rechtbank ziet onvoldoende concrete aanwijzingen die op knoeien kunnen duiden en gaat derhalve uit van de  echtheid van de akte van overdracht. 

2.3. De rechtbank overwoog in voornoemd tussenvonnis met betrekking tot  overeenkomst III dat de inhoud daarvan geen andere uitleg toelaat dan dat Maas hiermee  erkent dat de rechten op het format bij "de producent" berusten, en dat een redelijke uitleg  van artikel 2 lid 2 AW met zich brengt dat ook een in een latere akte opgenomen erkenning  van de overdracht voldoet aan de eisen van dat artikel voor rechtsgeldige overdracht. Nu  echter Maas tot dat moment de echtheid van de betreffende akte betwistte en stelde de  overeenkomst in de overgelegde vorm nimmer te hebben ondertekend, werd vervolgens  Armada mede om die reden toegelaten tot het hiervoor onder 2.1. bedoelde bewijs.  

2.4. Nadat Maas in zijn hoedanigheid van getuige al de mogelijkheid had  opengehouden dat de handtekening onder overeenkomst III de zijne is ("ik zeg niet dat ik  niet getekend heb, dit zou goed kunnen"), heeft hij bij conclusie na enquête naar voren  gebracht dat hij "niet [heeft] gesteld dat de handtekening onder het Zonnedael contract  (overeenkomst III, rechtbank) niet zijn handtekening is". Wat er ook zij van de vraag of  Maas nu wel of niet zijn standpunt hieromtrent heeft gewijzigd, vastgesteld kan in ieder  geval worden dat de echtheid van de betreffende handtekening niet (meer) ter discussie  staat.

2.5. In het tussenvonnis is het antwoord op de vraag of overeenkomst III kan dienen tot  bewijs van overdracht van formatrechten, afhankelijk gesteld van de echtheid van de aan  Maas toegeschreven handtekening. Uit het voorgaande volgt reeds dat deze vraag  bevestigend kan worden beantwoord. Maas heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het  niet gaat om de vraag of de handtekening van hem afkomstig is, maar of hij die heeft gezet  onder de overeenkomst zoals die thans is overgelegd. Met andere woorden: de vraag of er,  zoals Maas stelt, sprake is van "knip- en plakwerk".
 
2.6. Zo er ondanks het tussenvonnis nog ruimte is voor die stelling, die door Maas eerst  na afloop van het getuigenverhoor enigszins is gesubstantieerd, dan nog kan dat Maas niet  baten. Speculeren over hetgeen mogelijk met de overeenkomst is gebeurd is immers niet  gelijk te stellen aan het genoegzaam onderbouwen van de betreffende stelling. Er zal  tenminste sprake moeten zijn van concrete aanwijzingen die op knoeien kunnen duiden, en  die zijn niet gelegen in de omstandigheid dat Maas en Geels zich deze overeenkomst niet  kunnen herinneren of in het feit dat bij het Filmfonds uiteindelijk een andere overeenkomst  voor Flodder III  (waar overeenkomst III op ziet) is ingediend. Ook de stelling dat het  gebruikelijk was om in dit soort overeenkomsten "te knippen en te plakken" vormt niet zo'n  aanwijzing. Dat is alleen al niet het geval omdat daarmee nog niet is gezegd dat met  overeenkomst 111 buiten medeweten van Maas is geknoeid.

Lees het vonnis hier.