IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 14707

Bas Kist: Kinderen King zitten Selma dwars

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Afgelopen zondag greep de speelfilm Selma net naast de Oscar voor de Beste Film. Selma geeft een prachtig beeld van de historische mars van Martin Luther King van Selma naar Montgomery in 1965. Minder historisch in de film zijn de speeches die de hoofdrolspeler uitspreekt. Dit zijn niet de originele teksten van King maar fictieve toespraken.

AUTEURSRECHTEN OP SPEECHES
Dat is niet de schuld van de regisseur, maar van de kinderen van King, Bernice, Dexter en Martin Luther King III, die de auteursrechten op de teksten bezitten. Dit drietal, dat nogal op de centen schijnt te zijn, maakt wel vaker ruzie over de nalatenschap van hun vader. Dan doen ze overigens niet alleen met derden, maar ook onderling.

EERDERE LICENTIE
De reden nu om zo’n mooie film als Selma dwars te zitten zou gelegen kunnen zijn in het feit dat de kinderen in 2009 al een licentie voor de King-speeches hebben gegeven aan Warner Bros voor een nog te produceren film van Steven Spielberg.

FAIR USE?
Overigens is het de vraag of de kinderen wel aan het langste eind getrokken hadden als de originele tekst wél was gebruikt. In de VS zijn gevallen bekend waarin gebruik van auteursrechtelijk beschermde citaten in biografieën onder het mom van ‘fair use’ werd toegestaan.

Bas Kist
Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Kinderen King zitten Selma dwars NRC 25-02-2015

IEF 14706

Auteursrechtinbreuk door gebruik foto's voor reclamedoeleinden

Ktr. Rechtbank Overijssel 24 februari 2015, IEF 14706 (Masterfile tegen Meindersma)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Auteursrecht. Foto's. Meindersma heeft zonder toestemming een collage van foto's op haar website geplaatst voor reclamedoeleinden. De foto's zijn gemaakt door de fotograaf Wyszynski die het auteursrecht heeft overgedragen aan Masterfile. Masterfile exploiteert een website met allerlei foto's, waarbij potentiele afnemers tegen betaling geselecteerde foto's kunnen downloaden. Meindersma stelt dat voor het gebruik toestemming is verkregen van de Franse onderneming Chomette, maar zij had zelf moeten onderzoeken van welke fotograaf de foto afkomstig was. De kantonrechter stelt auteursrechtinbreuk vast en wijst schadevergoeding toe.

5.2. Voorop wordt gesteld dat ook geen gebruik van een foto mag worden gemaakt, door deze bijvoorbeeld op een website te publiceren, als de gebruiker niet weet wie de fotograaf is. Anders gezegd: Wie niet weet wie de fotograaf is, mag de foto niet publiceren. De kantonrechter is van oordeel dat Meindersma had moeten onderzoeken of de publicatie van het Fotografisch Werk op haar website een inbreuk zou betekenen op het auteursrecht van de fotograaf die het Fotografisch Werk had gemaakt.(...)
Het onder 4.2 weergegeven verweer wordt daarom verworpen en daarbij wordt aangetekend dat Meindersma nalaat te vermelden of de Franse onderneming wel toestemming had het Fotografisch Werk te publiceren. Wat daarvan zij, een toestemming verleend aan die Franse onderneming impliceert niet dat ook Meindersma gerechtigd is om met toestemming van de Fransen tot publicatie o haar website over te gaan.

Op andere blogs:
Dirkzwager

IEF 14705

Marokko erkent Europees octrooi als nationaal octrooi

Uit het persbericht: A win-win agreement: Morocco is the first non-EU member country of the European Patent Organisation to validate the legal effects of a European patent on its territory. The President of the European Patent Office (EPO), Benoît Battistelli, and the Moroccan Minister of Industry, Trade, Investment and the Digital Economy Moulay Hafid Elalamy announced today that an agreement allowing European patents to be validated in Morocco will enter into force on 1 March 2015. Zie ook: Decision of the President of the EPO fixing the amount of the fee for validating EU patent applications and patents in Morocco

IEF 14704

Verwijdering schotelantenne, streaming alternatieven en esthetische architectuur

Hof Amsterdam 17 februari 2015, IEF 14704; ECLI:NL:GHAMS:2014:5417 (Stichting Ymere tegen Portugese huurder)
Informatievrijheid. Architectuur. Esthetisch belang. Huurder plaatst schotelantenne op het gehuurde, terwijl dit niet is toegestaan volgens de huurovereenkomst. Afweging in het licht van art. 6 EVRM ter zake van het belang op vrije nieuwsgaring – in casu het belang van huurder bij het kunnen volgen van bepaalde Portugeestalige televisieprogramma’s –, tegenover het esthetische belang van de woningbouwvereniging om geen schotelantennes te hebben op het onder architectuur gebouwde pand, op een beeldbepalende locatie aan het IJ. De belangenafweging valt uit in het voordeel van de woningbouwvereniging, onder meer omdat er gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn voor huurder door het bekijken van televisieprogramma’s door middel van streaming via internet.

2.3. Het hof overweegt het volgende.
Uit de door Ymere gegeven presentatie bij de gerechtelijke plaatsopneming is gebleken dat er verschillende mogelijkheden zijn om Portugeestalige programma's te bekijken via internet. De RTP-zenders zijn real time te bekijken.
Daarnaast zijn er nog verschillende Portugeestalige zenders waarop achteraf programma's te bekijken zijn, zoals portocanal.sapo, tvbrasil en livesoccertv. Zaaptv en Netflix laat het hof buiten beschouwing, nu niet is komen vast te staan dat deze thans Portugeestalige programma's ter beschikking stellen. Ook Panda-tv laat het hof buiten beschouwing, nu niet is komen vast te staan dat deze zender in Nederland op legale wijze te bekijken is.
Ook wanneer laatstgenoemde zenders buiten beschouwing worden gelaten, zijn er naar 's hofs oordeel met de genoemde mogelijkheden voldoende alternatieven beschikbaar voor [geïntimeerde] om Portugeestalige programma's te bekijken en aldus voeling te houden met de Portugese taal en cultuur. Het moge zou zijn dat de via internet gestreamde programma's soms van mindere kwaliteit zijn, maar dit kwaliteitsgebrek is niet zodanig ernstig dat feitelijk de programma's niet bekeken zouden kunnen worden.
Het hof onderkent dat [geïntimeerde] hiermee niet precies de programma's kan zien die hij wil. Gelet op het brede scala van mogelijkheden is echter onvoldoende onderbouwd en toegelicht dat de programma's die wel bekeken kunnen worden, [geïntimeerde] geen voldoende gelijkwaardig alternatief bieden. Daarmee is onvoldoende komen vast te staan dat de beschikbare alternatieven wezenlijk afbreuk doen aan het recht van [geïntimeerde] op vrije nieuwsgaring.

2.5. Bij de te maken belangenafweging neemt het hof voorts in aanmerking dat de geplaatste schotelantenne duidelijk zichtbaar is op de gevel van het gebouw van [geïntimeerde], ook al is de schotel niet wit. Dat gebouw is, zoals Ymere terecht heeft aangevoerd, gelegen op een beeldbepalende locatie aan het IJ en heeft, als oud havenpakhuis, een strakke architectuur. Deze strakke architectuur wordt doorbroken door de aanwezigheid van de schotelantennen, die daardoor als ontsierend kan worden ervaren. Ymere heeft derhalve een redelijk belang om zich op esthetische gronden te verzetten tegen de aanwezigheid van de schotelantenne.
Dit bezwaar komt extra gewicht toe, nu gebleken is dat na de plaatsing van de schotelantenne door [geïntimeerde] meerdere bewoners van het complex een schotelantenne hebben geplaatst; ten tijde van de gerechtelijke plaatsopneming bevonden zich in ieder geval vier schotelantennes op de gevel van het gebouw. De door Ymere geuite vrees voor precedentwerking is derhalve reëel gebleken.

Op andere blogs:
SOLV
Ius Mentis

IEF 14703

Rechtmatige uitlating burgemeester over 'intrekking' van subsidie

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 februari 2015, IEF 14703; ECLI:NL:RBAMS:2015:974 (Stichting Oogappel tegen Gemeente Amsterdam)
Mediarecht. Geen rectificatie. Rechtmatige uitlating. Vordering tot rectificatie van de Stichting Oogappel (vrijwilligersorganisatie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroep) tegen de Gemeente Amsterdam, wordt afgewezen. De Gemeente heeft volgens de voorzieningenrechter niet onrechtmatig gehandeld door bij monde van de burgemeester te verklaren dat de subsidie is ingetrokken. Aanleiding van deze kwestie was ambtsbericht van AIVD dat een deelneemster aan activiteiten van de stichting anti-integratief gedachtengoed zou verspreiden.

Strikt genomen is geen sprake van ‘intrekking’ van subsidie, wanneer de Stichting op dat moment geen subsidie ontving. Het verschil in betekenis tussen het intrekken van subsidie en het niet verlenen daarvan (het afwijzen van aanvragen) is echter dermate subtiel, dat de uitlating van de burgemeester in deze context niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt.

4.5. In de commissievergadering is aan de orde geweest dat geen subsidie zal worden verstrekt aan organisaties (buurthuizen) die mogelijk anti-integratieve activiteiten ontplooien en/of het uiten van radicaal islamitisch gedachtegoed propageren en/of faciliteren. In dat verband is de kwestie met de Stichting aan de orde gekomen. Niet in geschil is dat naar aanleiding van het ambtsbericht van de AIVD de toen lopende subsidieaanvragen van de Stichting zijn afgewezen. In die context heeft de burgemeester zijn uitlatingen gedaan. Strikt genomen is geen sprake van ‘intrekking’ van subsidie, als, zoals tussen partijen niet in geschil is, de Stichting op dat moment geen subsidie ontving. Het verschil in betekenis tussen het intrekken van subsidie en het niet (langer) verlenen daarvan (het afwijzen van aanvragen) is echter dermate subtiel, dat de uitlating van de burgemeester in deze context niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Indien de burgemeester zou hebben verklaard dat de subsidieaanvraag was afgewezen in plaats van dat de subsidie was ingetrokken, zouden de gevolgen daarvan voor de Stichting immers vermoedelijk niet anders zijn geweest. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering onder A wordt afgewezen.
IEF 14702

Auping Criade Model nietig

OHIM Invalidity decision 25 februari 2014, IEF 14702 (Napco Beds tegen Koninklijke Auping)
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan. Nietigheidsprocedure. Gemeenschapsmodel 2094615-0001 (Auping Criade model) van Koninklijke Auping B.V. wordt nietig verklaard vanwege gebrek aan eigen karakter. De geïnformeerde gebruiker is bekend met de ontwerpen van bedden die beschikbaar waren voor de datum van het aangevallen Gemeenschapsmodel, en zijn bekend met de aanzienlijke ontwerpersvrijheid ten aanzien van bedden.

”The overall impression given by the earlier designs is the same as that given by the contested RCD. This is despite some minor differences that for the informed consumer do not deviate sufficiently from the previous designs even when making a direct comparison. Both the RCD and the earlier designs have a bedframe, a headboeard, and at the corners close to them four supporting legs. The RCD and the earier designs have two thick and one thin rectangular element, on a visible, thin bedframe. The bedframe also has a rectangular shape, following the lines of the elements on it. The RCD does not have individual character in the light of D1 and D2.” Het model wordt nietig verklaard.
IEF 14701

Blokken op kabelblokken

Redactionele bijdrage ingezonden door Laurens Kamp, Bingh advocaten. Op 20 februari jl. wees de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Den Haag vonnis in de zaak Koz v. Adinco [IEF 14687]. In de zaak die tot dit vonnis leidde vorderde KOZ een inbreukverbod op basis van (onder andere) een serie Gemeenschapsmodellen voor zogenaamde ‘kabelblokken’. Deze kabelblokken, zo leert het vonnis, werden door KOZ in 2005 ontworpen. KOZ heeft het uiterlijk van haar kabelblokken op twee verschillende data geregistreerd, te weten 8 november 2005 en 10 juli 2006.

In het kort even de relevante bepalingen: om in aanmerking te komen voor modelrechtelijke bescherming moet een voortbrengsel nieuw zijn en beschikken over een eigen karakter (vgl. artikel 4 van de Verordening). Van nieuwheid is sprake indien er geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld (vgl. artikel 5 van de Verordening). Van een eigen karakter is sprake indien de algemene indruk die bij de geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld (vgl. artikel 6 lid 1 van de Verordening). Openbaarmaking wordt echter niet in aanmerking genomen, wanneer een model waarvoor aanspraak op bescherming als ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is gesteld door (o.a.) de ontwerper, en gedurende het tijdvak van twaalf maanden voor de datum van indiening van de aanvrage (de zogenaamde grace period) (vgl. artikel 7 lid 2 onder a en b van de Verordening).

Grace period alleen voor identieke modellen?
In de jurisprudentie en de literatuur is tot op heden nog niet uitgemaakt of de deposant alleen een beroep kan doen op de grace period indien het model dat hij later deponeert identiek is aan het eerder openbaar gemaakte model, of dat dit model ook iets mag afwijken van de eerdere openbaarmaking. Ik noem hierbij uitdrukkelijk een iets afwijkend model, aangezien grote afwijkingen al snel tot het oordeel zullen leiden dat het model in kwestie nieuw is en beschikt over een eigen karakter. In dat geval voldoet het latere model aan de voorwaarden van artikel 5 en 6 van de Verordening.

De Voorzieningenrechter kiest in deze zaak voor de eerste optie, en gaat uit van een zeer strikte interpretatie van de grace period. Tussen de Gemeenschapsmodellen die KOZ in 2005 heeft geregistreerd, en de modellen van KOZ die dateren uit 2006, bestaan slechts zeer minimale verschillen. In de Gemeenschapsmodellen uit 2005 is per uitsparing voor de kabels één aanhechting aangebracht, terwijl in de modellen uit 2006 per uitsparingen drie aanhechtingen zijn aangebracht (zie r.o. 4.1). Volgens de Voorzieningenrechter zijn deze verschillen ‘te minimaal om bij de gebruiker een andere algemene indruk te creëren’ en hebben de modellen uit 2006 dus geen eigen karakter ten opzichte van deze eerdere modellen.

Hoewel de modellen uit 2005 slechts negen maanden voor de modellen uit 2006 zijn geregistreerd, en de modellen slechts op minimale punten verschillen, is blijkbaar geen sprake van een openbaarmaking van hetzelfde model in de zin van artikel 7 lid 2 van de Verordening.

Hiermee hanteert de Voorzieningenrechter de grace period op een zeer praktische doch strikte manier. Indien beide modellen een identieke algemene indruk wekken op de geïnformeerde gebruiker, dan vallen de latere modellen dus ook onder de beschermingsomvang van het eerdere model (zie artikel 10 van de Verordening). De verklaring voor de handelswijze van de Voorzieningenrechter volgt mogelijk uit het feitencomplex dat aan deze zaak ten grondslag lag: KOZ had immers de beschikking over twee sets geregistreerde gemeenschapsmodellen. Bij nietigverklaring van de tweede set van modellen kan KOZ nog altijd kan in dat geval op basis van de modellen uit 2005 optreden tegen een derde die het latere model volledig kopieert (de verschillen zijn immers slechts minimaal). De latere modellen zijn simpelweg onnodig gedeponeerd. In zoverre valt de overweging van de voorzieningenrechter te billijken.

Indien KOZ echter alleen de laatste modellen uit 2006 had geregistreerd als Gemeenschapsmodel, dan is de overweging van de Voorzieningenrechter minder goed te begrijpen. In dat geval houdt KOZ immers alleen het ongeregistreerde Gemeenschapsmodel op de eerste modellen over. Dit terwijl de eerdere openbaarmaking binnen twaalf maanden voor het depot heeft plaatsgevonden, en de verschillen tussen de beide modellen slechts minimaal zijn.

Ruime(re) interpretatie vereist

Naar mijn mening moet het in het laatstgenoemde geval voor een modelhouder mogelijk zijn om zijn aangepaste model alsnog als model te registreren. Een beroep op de grace period is in dat geval gerechtvaardigd. Als het voor een modelhouder mogelijk moet zijn om zijn model gedurende een periode van twaalf maanden te proberen op de markt (zie overweging 20 van de considerans van de Verordening), dan moet het voor hem ook mogelijk zijn gedurende die twaalf maanden aanpassingen te doen en deze aanpassingen op te nemen in het model dat hij uiteindelijk registreert.

Laurens Kamp

IEF 14700

In de tijdschriften februari 2015

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de vakbladen van deze maand, mede mogelijk gemaakt door Praktijkgebied IE.nl (ook via Legal Intelligence of Rechtsorde), voor de losse tijdschriftensites dient u apart in te loggen:

AMI 2015-1 BIE 2015-2  Jubileumeditie 40-jaar BMM
Mediaforum 2015-2    

AMI
Het verleidelijke gezang van een Griekse Sirene: auteursrecht in het licht van Bourdieus sociologische analyse van het literaire en artistieke veld
M.R.F. Senftleben en L. Anemaet

Opinie: Billijke vergoeding video-on-demand verplicht collectief?
D.J.G. Visser en P.J. Kreijger

Nr. 1 • HvJ EU 10 april 2014, ACI Adam c.s./Stichting de Thuiskopie en SONT m.nt. D.M. Linders en Chr. A. Alberdingk Thijm
Nr. 2 • Rb Noord-Holland 26 november 2014, 2Houses/Stemra (‘Verliefd op Ibiza’) m.nt. D.J.G. Visser

Berichten Industriële Eigendom - Inhoudsopgave
Berichten uit het buitenland
Frankrijk 2014 - Deel I - Rein-Jan Prins

Artikelen
Bevoegdheid grensoverschrijdende voorlopige voorziening. Reactie op Kelkensberg en Bremer: Inbreuk vs. Nietigheid in grensoverschrijdende gevallen; is de Nederlandse octrooirechter bevoegd? BIE, oktober 2014 – Arvid van Oorschot

Rechtspraak
Octrooirecht

Nr. 7 Hoge Raad 14 november 2014, IEF 14377, ECLI:NL:2014:3241 (winstafdracht wegens inbreuk op auteursrecht. Rechter heeft grote vrijheid bij vaststellen omvang af te dragen winst. Gevolgen van verloren gaan administratie benodigd voor winstberekening) - met noot van T.E. Deurvorst

Rechtspraak in het kort
Octrooirecht
Nr. 8 Vzr. Rechtbank Den Haag 17 februari 2014, Ajinomoto/GBT, IEF 13564 (overtreding inbreukverbod; verhoging dwangsommen)
Nr. 9 Gerechtshof Den Haag 4 maart 2014, Schnell/Schilt Engineering, IEF 13657 (uitleg beschermingsomvang octrooi; geen letterlijke inbreuk of inbreuk via equivalentie)
Merkenrecht
Nr. 10 HvJ EU 5 juni 2014, Coty/Germany, IEF 14424 (gemeenschapsmerk, oneerlijke mededinging, internationale bevoegdheid, bepaling van plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, grensoverschrijdende deelneming van meerdere personen aan eenzelfde onrechtmatige daad)

 

BMM Bulletin jubileumeditie
BMM bestaat 40 jaar - daar zit muziek in •
Kor Blumenstock

Hogere normen
Thierry van Innis

Geschiedenis en toekomst van het klankmerk
Tobias Cohen Jehoram

Oh Lord won’t you buy me a Mercedes Benz
Willem Hoorneman

Prelude, themes and variations for author’s rights and copyright
Olivier Vrins

Opmerkelijk of merkwaardig
Yvonne Noorlander

Het interview: Thera Adam • Gerard van Hulst

Mediaforum
Opinie
Charlie Hebdo
Willem F. Korthals Altes

Wetenschap
Private communicatiemachthebbers en onze uitingsvrijheid
Rien Broekstra

Wetenschap
Dronejournalistiek
Eva Lammers

Rechtspraktijk
De Monroe Price Moot Court Competition: een pleidooi
Willem F. Korthals Altes

Rechtspraktijk
Vlaamse Raad voor de Journalistiek mag mening uiten over artikels van web-journalist
Dirk Voorhoof

Jurisprudentie
Nr. 1 CBB 14 augustus 2014, KPN en CM/ACM m.nt. S.J.H. Gijrath
Nr. 2 Hof Amsterdam 19 augustus 2014, NSE/Brein m.nt. C.A.M. van de Bunt
Nr. 3 Rb. Amsterdam 21 november 2014, Strafzaak Mein Kampf m.nt. A.J. Nieuwenhuis
Nr. 4 Rb. Midden-Nederland 11 september 2014, RTL/Min. van Financiën m.nt. A.W. Hins

IEF 14699

Geen einde langdurige licentie WC EEND

Hof Amsterdam 24 februari 2015, IEF 14698;  ECLI:NL:GHAMS:2015:548 (Duck Global tegen Bolton)
Contractenrecht. Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Duck Global is houder van een woord- en een 3D-vormmerk WC Eend. Bolton is ruim 30 jaar licentienemer van dat merk voor Nederland. De merkinschrijving WIJ VAN WC EEND ADVISEREN WC EEND van Bolton, hoeft Duck niet te dulden [IEF 11664]. De merkregistraties zijn overgedragen. Aan Bolton is de Brand Equity Standards (BES) kenbaar gemaakt; er wordt 'compliance' verwacht. Drie van de vijf gestelde tekortkomingen zijn voldoende komen vast te staan, terwijl deze slechts gedeeltelijke en/of tijdelijke tekortkoming waren. De wanprestatie is onvoldoende ernstig in de zin van de overeenkomst voor beëindiging van de langdurige licentie.

3.6 Centraal in de positie van Duck Global staat haar stelling dat Bolton de overeenkomsten niet naar behoren (niet loyaal) is nagekomen. Het gaat dan, kort samengevat, om vijf (groepen van) volgens haar ernstige en toerekenbare tekortkomingen, te weten:
i productie en verkoop van nieuwe producten die niet onder de licentie vielen;
ii gebruik van eigen (sub)merken, met inbegrip van WC Net beeldelementen;
iii weigering informatie over de producenten van de licentie-producten te verschaffen;
iv merkinbreuk door registratie van nieuwe merken (en een domeinnaam) die WC Eend bevatten;
v sabotage van de invoering van het BES.

3.10. Dat Bolton geen submerken mocht gebruiken (Fabrikmarke dan wel eigene Marke) als deze werden vermeld in een groter en opvallender lettertype dan het WC Eend merk (ii) vloeit uit de licentie-overeenkomst van 1983 rechtstreeks voort. Op dat punt is van een nadere, andere duiding in de 2001-brieven of elders kennelijk ook volgens Bolton geen sprake. De discussie spitst zich daar toe op de vraag of de gewraakte aanduidingen - Energy, Intense, Anti Odour system, Deo Power
en Deo Clip- wel merken zijn. Bij de laatste drie vermeldde Bolton een trademark-teken ™. Voor de Deo Clip heeft Bolton een octrooi aangevraagd en gekregen. Duck Global meent, en Bolton bestrijdt, dat dit merken in de zin van de overeenkomst van 1983 zijn.

3.13. De registratie van merken waarvan het merk deel uitmaakt (iv), is, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, wanprestatie onder de overeenkomst. Inmiddels zijn, naar tussen partijen vast staat, echter deze rechten overgedragen aan Duck Global. Het registreren van de domeinnaam past binnen een normale exploitatie, maar het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het gebruiken van de domeinnaam waarin het merk voorkomt door Bolton in beginsel wanprestatie op kan leveren. Uit de verklaring van [X] blijkt echter, dat hij dit niet als zodanig beschouwt, mits Bolton bereid was op eerste vordering de domeinnaam over te dragen; die bereidheid heeft Bolton getoond, doch niet onmiddellijk in de praktijk gebracht, omdat zij voorwaarden stelde (voortgezet gebruik) waaraan Duck Global, naar haar vrij stond, niet wilde voldoen.
3.14. Wat betreft de invoering van het BES (v) kan Duck Global worden toegegeven dat uit de correspondentie valt op te maken dat Bolton zich aanvankelijk op het standpunt stelde dat op haar, als licentienemer, geen verplichting tot medewerking rustte, een standpunt dat in de relatie licentiegever-licentienemer niet houdbaar is. Uit de latere correspondentie blijkt echter dat Bolton zich wel degelijk heeft gecommitteerd aan het BES; inmiddels is, naar vast staat, het door Bolton op de markt gezette productscala in overeenstemming met het BES. Dat de implementatie niet erg snel is gegaan is, naar uit de contacten tussen partijen blijkt, weliswaar ten dele te wijten aan die oorspronkelijke houding en het daaruit voortvloeiende met de voeten slepen van Bolton, maar voor een ander deel ook aan onvoldoende (tijdige) informatievoorziening en compensatie van de transitiekosten door Duck Global. Daarbij komt dat uit het afwijkende beleid in onder meer de BRD en Oostenrijk, wat daarvan ook de achtergrond is, valt af te leiden dat spoedige en volledige uniforme uitvoering van het BES voor Duck Global ten tijde van de beëindiging in 2011 geen essentieel vereiste was (en is).
3.15. Van de vijf gestelde tekortkomingen zijn er aldus drie (ii, iv en v) voldoende komen vast te staan, terwijl daarbij sprake is van een gedeeltelijke en/of tijdelijke tekortkoming.

Van een behoorlijke ingebrekestelling vóór de beëindigingsbrief van 29 maart 2011 is niet gebleken, terwijl geen sprake is van de situatie dat Duck Global uit mededelingen van Bolton kon opmaken dat zij toch niet zou nakomen. De houding van Bolton ten opzichte van het BES was toen al gewijzigd in die zin dat Bolton medewerking (zij het, in haar visie, onverplicht) had toegezegd. De huidige situatie, waarin alle tekortkomingen tot het verleden behoren, wijst (achteraf) ook niet in die richting. In de brief van 13 oktober 2011, na het kort geding vonnis, heeft Duck Global Bolton wel in gebreke gesteld en een termijn van drie maanden gegeven om alsnog aan haar voorwaarden te voldoen, doch toen waren de procedures die tot het bestreden vonnis hebben geleid al begonnen.
Zelfs als er echter vanuit gegaan zou worden dat Bolton in verzuim verkeerde is - in afwijking van de wet - ingevolge de tussen partijen gemaakte afspraken voor de beëindiging van de overeenkomst een ernstige wanprestatie noodzakelijk. De overeenkomst uit 1983 vergt immers een grove (“grobe”) schending van de overeenkomst. Gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen kunnen de bedoelde tekortkomingen, zowel elk voor zich als ook tezamen bezien, niet als ernstige wanprestatie die de opzegging dan wel ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt worden betiteld, een en ander in het licht van de concrete licentieverhouding. Het ging vooral om een tijdelijke situatie waarin de grenzen van de verhouding werden afgetast (na de wijziging in de zeggenschap), die door [X] niet als ernstig werd gezien en waarin Bolton verandering heeft gebracht toen Duck Global daarop aandrong. Van schade is niet gebleken.
Dat betekent, dat Duck Global niet op die grond de overeenkomst mocht opzeggen en dat evenmin grond bestond of bestaat voor ontbinding op die grond.
IEF 14698

Pre-annual Meeting Reception INTA 2015

Pre-annual Meeting Reception INTA 2015, Thursday 16 April 2015, 16:30 - 19:30, Simmons & Simmons Amsterdam. We are proud to announce that the reception will be opened by Dr Torsten Dilly, Legal Counsel for Intellectual Property Law at BMW AG, who will give a presentation about BMW’s trade mark portfolio, its filing activities and enforcement policies. [N.B. Bezoekers van het Benelux Merken Congres zijn welkom om vanaf 18:00 aan te haken bij de borrel, aanmelden via inta@simmons-simmons.com].

We will also have a European representative from INTA who will offer a short presentation about INTA and this year’s Annual Meeting’s main and new features.

Both sessions will be conducted in English.

After these presentations, our new pub will be opened for drinks and hors d’oeuvres.

Admission to the INTA Pre-Annual Meeting Reception is free of charge, but limited places are available. Registration is possible via e-mail, using inta@simmons-simmons.com.

Pre-Annual Meeting Receptions are planned exclusively for INTA members and their colleagues to learn more about INTA's 2015 Annual Meeting in San Diego, USA.

Feel free to bring a friend, co-worker or prospective member to find out about INTA’s Annual Meeting in San Diego and to discover all the benefits INTA offers.

Dr. Torsten Dilly is Legal Counsel for Intellectual Property Law at BMW AG in Munich, Germany. Torsten is amongst others responsible for the registration and enforcement of BMW’s trade marks and designs in Europe. Before joining BMW, Torsten worked as an attorney-at-law at in Frankfurt, London an Munich in private practice. In 2011, Torsten won the Intellectual Property Counsel of the Year award at the ILO European Counsel Awards.