Dutch for someone with no moral scruples
“A City trader is being investigated by police in connection with a bogus website that appealed for cash to help to find Claudia Lawrence, the chef who went missing two weeks ago in York. The Observer can reveal that Maichel Los, a 39-year-old Dutchman, is also behind a complex web of internet companies and domain names asking the public to contribute to worthy causes.
Los, who lives in west London, has used a foreign company to create websites bearing the names of famous pop stars and registered scores of internet domain names, many relating to leading figures in the worlds of art and religion.
(…) Attention has now switched to Los's alleged role in constructing the site and his registration of scores of other websites. Internet domain name searches reveal that he uses a number of pseudonyms, including "Dries Coms" and "Norbert Van Vaalsen". He reportedly calls himself "Los Bol" on social networking sites such as Myspace. "Los Bol" is Dutch for someone with no moral scruples.
Lees hier meer (The Guardian).
Selectief in wat volgens haar verwarrend is
Rechtbank Zwolle, sector kanton, 26 maart 2009, LJN: BI0001, Apotheek tegen Internetapotheek
Handelsnaamrecht. Beschikking op een verzoek ex artikel 6 Handelsnaamwet. Geanonimiseerd geschil tussen apothekers over handelsnaam en internetdomeinnaam. In Zwolle moeten handelsnamen wel een onderscheidend karakter hebben. De feitelijke verwarring komt het voor risico van de partij die zich bedient van een handelsnaam met een beperkt onderscheidend vermogen. Afwijzing verzoek tot gebod tot wijziging aangezien verzoekende partij selectief is in wat volgens haar verwarrend is.
Onderscheidend karakter: 5.2 Bij de mate van bescherming die in dit kader aan de (oudere) handelsnaam van [verzoekende partij] toegekend moet worden komt mede belang toe aan het al dan niet onderscheidende karakter van die handelsnaam; hoe minder onderscheidend de handelsnaam hoe beperkter de bescherming. Daaraan ligt ten grondslag dat “monopolisering” van weinig onderscheidende handelsnamen een vrije marktwerking kan belemmeren en dat bij weinig onderscheidende handelsnamen ook minder snel voor verwarring valt te duchten.”
5.3 De handelsnaam van [verzoekende partij] wordt gevormd door de samentrekking van de beschrijving van een activiteit “apotheek” en de plaatsnaam waarin die activiteit wordt uitgeoefend, [vestigingsplaats]. Nu het hier gaat om een algemene activiteit –iedere plaats van enige omvang kent toch wel verschillende apotheken- en de naam van een grote plaats –[vestigingsplaats] heeft meer dan 150.000 inwoners- heeft de handelsnaam van [verzoekende partij] een zwak onderscheidend vermogen en komt aan die naam dus een beperkte bescherming toe.
Verwarring en risico verwarring: 5.4 Dit tot uitgangspunt nemend is de kantonrechter van oordeel dat de gewraakte handelsnaam ([verwerende partij]) niet valt onder het verbod van artikel 5 Handelsnaamwet. Daarbij wordt overwogen dat die handelsnaam weliswaar volledig de handelsnaam van [verzoekende partij] omvat, maar dat aan die naam een kenmerkend (zij het op zichzelf ook weer zwak onderscheidend) bestanddeel is toegevoegd; te weten het woord “internet”. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een zodanig onderscheid tussen de beide handelsnamen dat in het algemeen niet veel gevaar voor verwarring valt te duchten. Naar het inzicht van de kantonrechter mag worden verwacht dat het publiek zal aannemen dat Apotheek [vestigingsplaats] een ander(soortig) bedrijf is dan [verwerende partij].
Voorzover niettemin in de praktijk toch nog (enige) verwarring mocht blijken te ontstaan –[verzoekende partij] heeft verschillende brieven overgelegd waaruit zou moeten blijken dat die verwarring zich bij verschillende personen heeft voorgedaan- geldt dan dat die verwarring niet valt onder de reikwijdte van de bescherming die moet worden verleend aan de handelsnaam van [verzoekende partij], maar komt het voor risico van [verzoekende partij] dat zij zich bedient van een handelsnaam met een beperkt onderscheidend vermogen.Terzijde wordt bij het vorenoverwogene nog het volgende opgemerkt.
Domeinnaam als handelsnaam: 8.1 (…) lijkt het geschil in hoofdzaak nog beperkt tot de vraag of [verwerende partij] die naam nog wel mag blijven gebruiken als domeinnaam –een vraag die in deze beschikking dus bevestigend wordt beantwoord-.
De door [verzoekende partij] gevreesde naamsverwarring zal zich eigenlijk ook alleen kunnen (blijven) voordoen bij het bestellen door het publiek van medicijnen via het internet. Aannemende dat de activiteiten van [verzoekende partij] zich in hoofdzaak beperken tot haar vaste klantenkring zou [verzoekende partij], naar het de kantonrechter voorkomt, het risico van verwarring toch ook op relatief eenvoudige wijze moeten kunnen minimaliseren (bijvoorbeeld door haar klantenbestand te informeren over haar domeinnaam).
Dat zij er om voor haar moverende redenen niet voor kiest om dat te doen, moet worden gerespecteerd, maar dient in dit geval dan voor haar risico te blijven.Belang bij gebruik domeinnaam: 8.2 Hierbij wordt opgemerkt dat [verwerende partij] ter zitting heeft toegelicht dat zij een zakelijk belang heeft bij het handhaven van het gebruik van die domeinnaam, omdat dat onderdeel vormt van haar bedrijfsconcept, waarin zij plaatsnamen gebruikt in domeinnamen (naar de kantonrechter aanneemt om zo gemakkelijker het publiek in die plaatsen te kunnen bereiken als die op het internet op zoek gaan naar een apotheek). [verwerende partij] heeft daarmee naar het oordeel van de kantonrechter inzichtelijk gemaakt waarom zij ondanks de (aangekondigde) wijziging van haar handelsnaam wel hecht aan het blijven gebruiken van de betwiste handelsnaam in haar domeinnaam. Van enig misbruik van recht is uitgaande van die toelichting geen sprake.
Geen actie tegen anderen: 8.3 [verzoekende partij] heeft niet betwist dat een andere apotheek in [vestigingsplaats] (apotheek “[naam]”) zich bedient van de domeinnaam www.apotheekin[vestigingsplaats].nl. Naar het de kantonrechter voorkomt valt van deze naam nog eerder verwarring te duchten dan van de onderhavige betwiste handelsnaam, terwijl tegen het gebruik van de domeinnaam www.apotheekin[vestigingsplaats].nl door [verzoekende partij] geen actie is ondernomen. Dat geeft steun aan de stelling van [verwerende partij] dat [verzoekende partij] het beroep op artikel 5 Handelsnaamwet alleen selectief heeft ingezet inzet tegen een haar onwelgevallige concurrent. Hoewel dat op zichzelf niet ongeoorloofd is, doet dat wel afbreuk aan de stelling van [verzoekende partij] dat haar actie is ingegeven door vrees voor verwarring.
Lees het vonnis hier.
Niet alsnog door inburgering als merk toelaatbaar
Hoge Raad, 3 april 2009, LJN: BH1225, Benetton Group Spa, G-Star International B.V.
Inhoudsindicatie: Merkenrecht..Arrest na beantwoording prejudiciële vragen door het HVJ EG (IEF 4745). De vorm van de waar die wezenlijke waarde geeft, is niet alsnog door inburgering als merk toelaatbaar op grond van art. 3 lid 3 Merkenrichtlijn.
3.3 Uit de door het Hof gegeven verklaring voor recht volgt dat onderdelen (i) en (ii) van middel V terecht klagen dat het hof bij zijn verwerping van het verweer van Benetton dat beide vormmerken van G-Star nietig zijn wegens strijd met art. 1 lid 2 BMW heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting omtrent dat wetsvoorschrift - thans: art. 2.1 lid 1 BVIE - in verbinding met art. 3 lid 1 onder e, derde streepje, en lid 3 van de Merkenrichtlijn, door in rov. 4.21 en 4.22 te oordelen dat (i) de met de bekendheid van het merk samenhangende wervingskracht daarbij niet buiten beschouwing gelaten moest worden en (ii) de uitsluiting alleen van toepassing is indien de aard van de waar zodanig is dat haar uiterlijk en vormgeving door hun fraaiheid of oorspronkelijk karakter in belangrijke mate haar marktwaarde bepalen en zich dit hier niet voordoet omdat de populariteit van de Elwood-broek voor een groot deel is terug te voeren op de wervingskracht die samenhangt met de bekendheid van het merk.
Blijkens het antwoord van het Hof biedt art. 3 lid 3 immers geen ruimte voor de mogelijkheid dat een vorm van een waar die een wezenlijke waarde aan die waar geeft en die dus ingevolge art. 3 lid 1 onder e, derde streepje, van de Merkenrichtlijn niet als merk ingeschreven wordt, dan wel blootstaat aan nietigverklaring, toch als merk toelaatbaar is indien die vorm vóór de inschrijving aantrekkingskracht heeft verkregen door de bekendheid ervan als onderscheidingsteken.
3.4 Het vorenoverwogene brengt mee dat de onderdelen (i) en (ii) van middel V gegrond zijn, zodat het bestreden arrest niet in stand kan blijven en verwijzing moet volgen.
Na verwijzing zal de toewijsbaarheid van de reconventionele vordering van Benetton tot nietigverklaring van de - in rov. 3.1 onder (v)-(vii) van het tussenarrest vermelde - merkdepots van G-Star opnieuw moeten worden onderzocht. Het verwijzingshof zal daarbij niet meer kunnen toekomen aan een hernieuwd onderzoek als in rov. 3.7.3 van het tussenarrest bedoeld, aangezien blijkens de uitspraak van het Hof voor geldigheid van beide vormmerken van G-Star ingevolge art. 3 lid 1 onder e, derde streepje, van de Merkenrichtlijn het niet relevant is of het publiek de Elwood-broek aantrekkelijk vindt om zijn uiterlijke kenmerken als zodanig, dan wel omdat het publiek waarde hecht aan die vorm omdat die een merk is. Daarom is voor de beoordeling na verwijzing ook niet meer relevant naar welk tijdstip wordt beoordeeld of aan de uitsluiting van art. 1 lid 2 BMW (oud) is voldaan. De in rov. 3.7.2 van het tussenarrest gegrond bevonden rechtsklacht van onderdeel (iii) van middel V kan bij gebrek aan belang derhalve niet tot cassatie leiden.4. Beslissing
De Hoge Raad: vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 november 2004;
verwijst het geding naar het gerechtshof 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt G-Star in de kosten van het geding in cassatie, daaronder begrepen de kosten verband houdende met de behandeling van de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, tot op deze uitspraak aan de zijde van Benetton begroot op € 457,78 aan verschotten en € 5.200,-- voor salaris.
Lees het arrest hier.
De serieuze vraag of we wel door moeten gaan met het heffen
"Auteursrecht en het eindrapport. Eindelijk is het eind van de route die de commissie Auteursrecht heeft gevolgd in zicht. Rond half april zal de Commissie haar eindrapport presenteren, waar nu de laatste hand aan wordt gelegd. Collecitieve beheersorganisaties en de hervorming daarvan op het terrein van transparantie, snelheid van uitkeren van rechten aan de rechthebbenden, fakturering e.d. zullen aan de orde komen.
Maar ook, de serieuze vraag of we wel door moeten gaan met het heffen ter zake van thuiskopieën. Je zou ook een andere weg kunnen volgen, tenslotte is er helemaal niets gratis, behalve het weer. Dat betekent dat je de lasten voor consumenten van muziek, films e.d. niet onbeperkt moet blijven verhogen. Zowel producenten, internetfaciliteerders als consumenten zullen dan een bijdrage moeten leveren aan een nieuw systeem van auteursrecht."
Lees hier meer (Weblog Fred Teeven. We kunnen ons nog steeds niet herinneren een gebruikslicentie te hebben gegeven voor de foto, maar goed, bij deze dan maar).
Een zekere auditieve en begripsmatige overeenstemming
Dirk Visser (Klos Morel Vos & Schaap): “Een zekere auditieve en begripsmatige overeenstemming.” Noot bij (IEF 7745) Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 maart 2009, 329321 / KG ZA 09-115, X Horeca Beheer B.V., Einstein Exploitatie B.V. en X tegen IJssalon Van Bokhoven h.o.d.n. Café Einstein, Y en Z.
“Kan café Einstein in Leiden het gebruik van de aanduiding “café Einstein” door een gelijknamig café in Delft verbieden? Nee, volgens de Haagse rechter.
Handelsnaamrechtelijk is op het vonnis weinig aan te merken. Het handelsnaamrecht is nu eenmaal in beginsel een plaatselijk recht. De rechter is van oordeel dat het Leidse café slechts plaatselijk bekend is en dat verwarring met het Delftse café niet te duchten is. Je kan daarover van mening verschillen - er komen immers met enige regelmaat Delftenaren naar Leiden, vooral in verband met het daar bestaande vrouwelijke studenten overschot - maar de redenering is zeker niet onbegrijpelijk. Zelfs Delftenaren kunnen, beneden een bepaald alcohol niveau, Leiden en Delft nog uit elkaar houden.
Minder begrijpelijk is de merkenrechtelijke redenering. Het beeldmerk links is van café Einstein in Leiden. Het beeldmerk rechts is van café Einstein in Delft.”
Lees de gehele noot hier.
Op de gedraaide wijze
Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 2 april 2009, zaak-/rolnummer 419229/KG ZA 09-250, VSH Fittings B.V. tegen Bonfix B.V. (met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier | Stam & Advocaten).
Slaafse nabootsing. Kort vonnis. Geen onderscheidend vermogen. Technische en functionele eisen. Wettelijke normen. Marktonderzoeksrapport terzijde geschoven. Gebruikmaken techniek staat hier vrij. Klik op afbeelding voor vergroting.
VSH stelt, kort gezegd, dat Bonfix zich schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging door het op de markt brengen van de Nieuwe Bonfix fittingen die zij slaafs heeft nagebootst van VSH. Volgens VSH is de Nieuwe Bonfix fitting een (nagenoeg) klakkeloze kopie van de VSH fitting en is de totaalindruk van beide fittingen identiek. Met name de wartelmoer is volgens VSH tot in detail door Bonfix nagemaakt. Daarmee ontstaat gevaar voor verwarring, terwijl Bonfix op eenvoudige wijze verwarring had kunnen vermijden door een afwijkend uiterlijk te kiezen voor haar fittingen. (…)Bij onderzoek zijn aan 394 installateurs die met knelfittingen werken 4 knelfittingen getoond, te weten één van Tiemme, één van Conex en een oude en een nieuwe knelfitting van Bonfix. De conclusie van dat onderzoek was dat een groot deel van de ondervraagden bij de nieuwe Bonfix fitting dacht dat het om een fitting van VSH ging.
Voorshands wordt echter geconcludeerd dat de knelfittingen van VSH onderscheidend vermogen missen:
4.2 Vooropgesteld wordt dat de knelfitting naar haar aard een product is waarvan de vorm nagenoeg geheel wordt bepaald door de technische en functionele eisen die eraan worden gesteld. In dit verband is van belang dat de knelfitting een gebruikelijk standaardcomponent is dat wordt gebruikt in buis- en leidingsystemen die zelden in het zicht komen. De vormgeving van de knelfitting wordt dan ook niet ingegeven door esthetische keuzes, maar is uitsluitend het resultaat van het zoeken naar een technisch goed werkzaam en efficiënt (op grote schaal en tegen zo gering mogelijke kosten) produceerbaar product. Daarnaast dient de knelfitting te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. De onderlinge verschillen tussen de door de verschillende aanbieders op de markt gebrachte knelfittingen zijn dan ook noodgedwongen gering, hetgeen ook blijkt uit de ter zitting getoonde knelfittingen van andere aanbieders.
Verder is gebleken dat voor het produceren van knelfittingen twee productietechnieken bestaan, te weten de gedraaide en geperste en dat, totdat Bonfix met haar nieuwe knelfittingen kwam, VSH in Nederland de enige aanbieder was van knelfittingen die op de gedraaide wijze zijn geproduceerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het resultaat van het in opdracht van VSH door USP verrichte onderzoek is dat een groot deel van de ondervraagden de nieuwe Bonfix fitting aanzag voor een fitting van VSH. Dat was immers tot januari 2009 de enige gedraaide knelfitting op de Nederlandse markt.
Het feit dat VSH de enige was die knelfittingen op de gedraaide wijze produceerde betekent echter niet dat geen enkele andere aanbieder gebruik mag maken van deze techniek. Dat de verschillen tussen de VSH fittingen en de fittingen van Bonfix daardoor nog kleiner zijn geworden doet daar niet aan af. In dit verband is nog van belang dat Bonfix aannemelijk heeft gemaakt dat alle volgens Marinissen in zijn verklaring zo kenmerkende eigenschappen van de VSH fitting (het neutrale uiterlijk van de bovenzijde, de ranke strak vormgegeven rand, de gladde oppervlakte-textuur, de geaccentueerde overgangen, de daardoor strakkere, hoekerige en scherp afgetekende vormen en de gladde glanzende onderrand met codering) het gevolg zijn van de gedraaide productietechniek.
Gelet op het voorgaande wordt voorshands geoordeeld dat de inmiddels ook door Bonfix gebruikte productiemethode van draaien slechts een marginale afwijking van de fitting van VSH mogelijk maakt, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de fitting.
Verder is er geen enkele reden waarom Bonfix zou moeten afwijken van het sinds jaar en dag ook door vele andere aanbieders gebruikte zeskantige model van de wartelmoer van de fitting. Temeer omdat Bonfix onweersproken heeft gesteld en het ook voor de hand ligt dat bijvoorbeeld een vierkante of afgeronde moet niet leidt tot een betere werking maar wel tot een duurdere productiemethode, al was het omdat dan meer messing nodig is.4.3 Gelet op het voorgaande wordt voorshands geconcludeerd dat de knelfittingen van VSH onderscheidend vermogen missen, waardoor het beroep op slaafse nabootsing faalt. De voorzieningen zijn dan ook niet toewijsbaar.
Lees het vonnis hier.
To disable the engine
Speech Charlie McCreevy, High Level Conference on Counterfeiting and Piracy: "The Observatory has been launched today to do just that - to bring together expert resources so that we can get to the bottom of this illegal trade. We need to look under the bonnet, see how this international machine operates, cut off the fuel supply and disable the engine. I am convinced that the Observatory will provide an effective and efficient means of doing this. One that is able to collect data, raise awareness, facilitate dialogue, exchange views and share best practice between stakeholders, within Member states and across the EU. It is a practical, pragmatic response to the challenges we face. As a result, I am sure we will have better cooperation, stronger collaboration and the opportunity to better target our enforcement resources."
"I also underlined that for me, the key to success in this process depends mainly on non legislative measures and that it is important to develop practical solutions instead of drawing on a cluster of legislation. Our challenge is to complement the legal framework with strategies designed to make an impact on the ground. The European Observatory on Counterfeiting and Piracy gives us this start. I am deeply convinced about that."
Trouw is de andere wang
Peter Bekkers: Trouw is de andere wang. Een roman over imitatie en originaliteit. Over het heldere licht van de roem en de duisternis van de anonimiteit. Voor wie de diepgang van wetsartikelen en jurisprudentie niet altijd voldoende is. Voor wie denkt dat de kunst de wetenschap wel eens zou kunnen inspireren. Een citaat:
“Ik ben nieuwsgierig naar de beweegredenen achter zo veel imitatie. Tenslotte ben ik niet de enige. Je vindt het vreemd genoeg vooral in de kunsten. Tom Waits zegt: 'De meeste zangers geven slechte imitaties van andere zangers. Maar ze halen het nooit bij de echte. Ray Charles wilde klinken als Nat King Cole, maar realiseerde zich ten slotte dat hij alleen als zichzelf kon klinken. Toen ik jong was wilde ik klinken als Ray Charles, Elvis Presley, Bob Dylan en John Lennon. Nu ben ik mezelf. Dat hoort bij het ouder worden. Je stopt ermee om op anderen te willen lijken.´
Op zich is er niks mis met imiteren. Je imiteert degene die je bewondert. Na een poosje kom je erachter dat je hem niet kunt evenaren, dat je niet eens in zijn schaduw kunt staan. Je moet het met minder doen. Dit falen, deze mislukking is vaak de eerste aanzet tot originaliteit. Je zou kunnen zeggen: alle originaliteit is mislukte imitatie. Of, heldhaftiger: overwonnen imitatie.
Een mooi voorbeeld, schreef Salvador Dali, is dat van Perugino en Rafaël.
Als jonge schildersleerling verwerkte en beheerste Rafaël, bijna zonder zich ervan bewust te zijn, de hele traditie van zijn leermeester Perugino. Tekenen, claire-obscur, materie, mythe, onderwerp, compositie, architectuur - alles was hem gegeven. Hij was heer en meester. Hij was vrij. Hij kon werken binnen zulke duidelijk omlijnde grenzen dat hij er zich volledig aan kon overgeven. Als hij ervoor koos een paar zuilen weg te laten of wat treden aan een trap toe te voegen; als hij besloot dat het hoofd van de Madonna iets meer voorover moest buigen, dat de schaduw van de holtes van haar ogen een melancholischer accent vereisten, dan kon hij dat doen met een onvoorstelbare intensiteit en vrijheid.
Voor Picasso gold, volgens Dali, het tegenovergestelde. Picasso was net zo groot als Rafaël, maar gedoemd. Gedoemd en veroordeeld tot eeuwig plagiaat. Picasso had de traditie bevochten, gebroken en verbrijzeld. Hij had alles opnieuw uitgevonden en werd door alles getiranniseerd. In al zijn werken worstelde Picasso als een gevangene. In plaats van te vertrouwen op de traditie, zoals Rafaël, moest hij zich verlaten op de herinnering van alles wat hij had gezien - plagiaat van Etruskische vazen, plagiaat van Toulouse-Lautrec, plagiaat van Afrika, plagiaat van Ingres. Dali concludeerde:
Alles wat geen traditie is, is plagiaat.
Maar het imiteren van iemands kunstje is iets anders dan het imiteren van iemands persoonlijkheid en gedrag.
Mijn liefde voor Conrad Pi - want zo moet ik het noemen - begon met dat artikel. Toen ik het onlangs terugvond en herlas, zag ik dat vrijwel elke regel van het artikel onderstreept was.”
Peter Bekkers: Trouw is de andere wang. Uitgeverij De Geus. € 16.90. Lees hier meer.
Uit de nieuwe beslagsyllabus
Nog even een stukje uit de nieuwste beslagsyllabus (samengesteld onder verantwoordelijkheid van het LOVC, het Landelijk overleg van de voorzitters van de sectoren civiel van de rechtbanken), 7e (verbeterde) versie, februari 2009.
"Bewijsbeslag betreffende rechten van intellectuele eigendom (artikel 1019b lid1 juncto artikel 1019c lid 1 Rv)
Dit beslag wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de vierde titel van boek 3 Rv (de artt. 700 Rv e.v; zie hiervoor). Vaak zal het daarbij gaan om een beslag tot afgifte (zie hiervoor onder Beslag tot afgifte en levering). De in beslag te nemen zaken kunnen echter niet alleen de vermeend inbreukmakende zaken omvatten, maar ook de bij de productie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de op de inbreuk betrekking hebbende documenten. Indien in het beslagrekest tevens om de aanstelling van een gerechtelijk bewaarder wordt verzocht behoeven de gerekwestreerde en eventuele andere belanghebbenden niet eerst te worden opgeroepen teneinde op het verzoek te worden gehoord (artikel 709, derde lid, Rv is namelijk niet van overeenkomstige toepassing). Zie voor de door de voorzieningenrechter aan de gerechtelijke bewaring te stellen beperkingen pag. 10.
Ook zonder dat de wederpartij is opgeroepen en gehoord kan verlof tot het leggen van een bewijsbeslag worden verleend (vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch 30 mei 2007, LJN: BA9007; PRG 2007, 104).
Een verlof tot het leggen van bewijsbeslag kan niet automatisch ook een inzagerecht voor de beslaglegger inhouden. Voor een verzoek in een beslagrekest tot het leggen van bewijsbeslag om dat beslag "ten behoeve van inzage door verzoekster" te mogen leggen, kan geen grond zijn. Een dergelijk verzoek dient te worden afgewezen (vergelijk rechtbank Arnhem, 1 juni 2007, LJN: BA9615; NJF 2007, 354).
NB 1: Bewijsbeslag in niet-IE zaken (dat doorgaans wordt gebaseerd op artikel 730 Rv juncto 843a Rv) is naar de mening van het LOVC niet onmogelijk (besluit 13 juni 2008).
NB 2: Conservatoir beslag moet worden beschouwd als een voorlopige maatregel in de zin van artikel 1019i Rv, waarbij door de voorzieningenrechter een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (doorgaans 6 maanden) als bedoeld in lid 1 van dat artikel dient te worden bepaald. Wanneer de voorzieningenrechter die termijn niet heeft gesteld, geldt lid 2 van artikel 1019i Rv (vergelijk rechtbank Leeuwarden, 27 juni 2007 r.o. 4.26 en 4.27, LJN: BA9084).
Lees de beslagsyllabus hier.