IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22671
29 april 2025
Uitspraak

Geen verwarringsgevaar tussen handelsnamen IMPRO B.V. en Impro Techniek B.V.: voldoende onderscheid in werkzaamheden

 
IEF 22669
29 april 2025
Uitspraak

Conclusie AG: merk dat de naam van een ontwerper bevat, kan vervallen worden verklaard bij misleiding

 
IEF 2848

Siemens/VIPA

(gebruik van dezelfde bestelnummers)

HvJ EG 23 februari 2006, zaak C-59/05, Siemens/VIPA
Artikel 3 bis lid 1 sub g Vergelijkende Reclamerichtlijn

Gebruik van dezelfde bestelnummers is onder omstandigheden geen oneerlijk voordeel trekken.

VIPA gebruikte bestelnummers die gedeeltelijk overeenstemmen met de bestelnummers van de producten van Siemens, waarmee ze compatibel waren. Siemens maakte daar bezwaar tegen.

IER 2006/47, m.nt. JK

VIPA verkoopt componenten die met de ‘Simatic’-besturingssystemen van Siemens compatibel zijn en waarvoor zij een identificatiesysteem gebruikt dat nagenoeg overeenkomt met dat van Siemens. Het eerste deel van de tekencombinatie in de bestelnummers van Siemens wordt namelijk vervangen door het letterwoord ‘VIPA’, gevolgd door het kernelement van het bestelnummer van het originele product van Siemens. Deze bestelnummer-kern verwijst naar de kenmerken van het betrokken product en naar het gebruik ervan in het automatiseringsplatform; dit nummer moet in dit platform worden ingevoerd om de besturing te activeren.

Vergelijkende reclame beoogt consumenten de mogelijkheid te bieden, zoveel mogelijk profijt van de interne markt te trekken, aangezien reclame een zeer belangrijk middel is om overal in de Gemeenschap voor alle goederen en diensten reële afzetmogelijkheden te scheppen. Vergelijkende reclame heeft ook tot doel, in het belang van de consument, om de concurrentie tussen de leveranciers van goederen en diensten te stimuleren.

‘In casu zouden de gebruikers, wanneer VIPA het kernelement van de bestelnummers van haar aanvullende componenten voor de besturingssystemen van Siemens veranderde, de bestelnummers van de overeenkomstige producten van Siemens in een vergelijkende lijst moeten opzoeken. Dat zou, zoals de verwijzende rechter vaststelt, nadelen voor de consumenten en VIPA opleveren. Een beperkend effect op de mededinging op de markt van aanvullende componenten voor Siemens-besturingssystemen is dus niet uit te sluiten.’ (Ov. 26).

‘Artikel 3 bis lid 1 sub g [Vergelijkende reclamerichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, in omstandigheden als die in het hoofdgeding geen oneerlijk voordeel trekt uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk.’ (Dictum).

IEF 2847

Pippig/Hartlauer

(gebruik van beeldmateriaal)

HvJ EG 8 april 2003, zaak C-44/01, Pippig/Hartlauer
Artikelen 3 bis en 7 Vergelijkende Reclamerichtlijn

Vergelijkende reclame mag in beginsel op allerlei manieren, ook door het tonen van logo of winkelgevel van een concurrent.

De goedkope opticienketen Hartlauer vergeleek in een folder en in een televisiereclame de prijzen van traditionele opticiens, waaronder Pippig, met eigen prijzen. In de televisiespots was o.a. de winkelgevel met logo van Pippig te zien.

IER 2003/64, m.nt. JK

 

1‘Artikel 7 lid 2 [Vergelijkende reclamerichtlijn] , verzet zich ertegen dat op vergelijkende reclame, wat de vorm en de inhoud van de vergelijking betreft, strengere nationale bepalingen inzake bescherming tegen misleidende reclame worden toegepast, waarbij geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen de verschillende bestanddelen van de vergelijking, dat wil zeggen de mededelingen inzake het aanbod van de adverteerder, de mededelingen inzake het aanbod van de concurrent en de onderlinge verhouding tussen deze twee aanbiedingen.
2Artikel 3 bis lid 1 sub a [Vergelijkende reclamerichtlijn] moet aldus worden uitgelegd, dat ofschoon het de adverteerder in beginsel vrijstaat om in een vergelijkende reclame het merk van de concurrerende producten al dan niet te noemen, de nationale rechter toch dient na te gaan of in bijzondere omstandigheden, die verband houden met het belang van het merk voor de keuze van de koper en met het aanzienlijke verschil in bekendheid tussen de respectieve merken van de vergeleken producten, het weglaten van het bekendste merk misleidend kan zijn.
3Artikel 3 bis lid 1 [Vergelijkende reclamerichtlijn] verzet zich er niet tegen dat de vergeleken producten via verschillende distributiekanalen worden aangeschaft.
4Artikel 3 bis [Vergelijkende reclamerichtlijn] verzet zich er niet tegen, dat de adverteerder nog vóór het begin van zijn eigen aanbieding een proefaankoop bij een concurrent verricht, wanneer de in deze bepaling gestelde voorwaarden voor geoorloofde vergelijkende reclame worden nageleefd.
5Noch het feit dat het prijsverschil tussen de vergeleken producten groter is dan het gemiddelde prijsverschil, noch het aantal vergelijkingen brengt mee dat een prijsvergelijking de goede naam van een concurrent schaadt in de zin van artikel 3 bis lid 1 sub e [Vergelijkende reclamerichtlijn]. Artikel 3 bis lid 1 sub e [Vergelijkende reclamerichtlijn] verzet zich er niet tegen, dat een vergelijkende reclame naast de naam van de concurrent ook zijn logo en een afbeelding van zijn winkelgevel toont, mits deze reclame voldoet aan de bij het gemeenschapsrecht vastgestelde voorwaarden voor geoorloofde reclame.’ (Dictum).
IEF 2846

Toshiba/Katun

(verwijzen naar artikelnummers)

HvJ EG 25 oktober 2001, zaak C-112/99, Toshiba/Katun
Artikelen 3 bis en 7 Vergelijkende reclamerichtlijn (Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997.)

Gebruik van artikelnummers van concurrent in een onderdelencatalogus is toegestaan

Katun verkocht onderdelen (o.a. toner-cartridges) voor Toshiba-kopieerapparaten. In haar catalogi vermeldde zij haar producten naast OEM (Original Equipment Manufacturer) – nummers van Toshiba. Toshiba maakt daar bezwaar tegen.

IER 2002/8, m.nt. JK

 

1‘De artikelen 2, punt 2 bis, en 3 bis, lid 1, sub c [Vergelijkende reclamerichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat als vergelijkende reclame die objectief een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van goederen met elkaar vergelijkt, kan worden aangemerkt, de vermelding in de catalogus van een verkoper van reserveonderdelen en verbruiksartikelen die geschikt zijn voor de producten van een fabrikant van apparaten, van de artikelnummers (OEM-artikelnummers) waarmee laatstgenoemde zijn eigen reserveonderdelen en verbruiksartikelen aanduidt.
2Artikel 3 bis, lid 1, sub g [Vergelijkende reclamerichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat voorzover de artikelnummers (OEM-artikelnummers) van een fabrikant van apparaten op zich een onderscheidend kenmerk in de zin van deze bepaling vormen, het gebruik van deze nummers in de catalogi van een concurrerende leverancier laatstgenoemde slechts de mogelijkheid biedt oneerlijk voordeel te halen uit de bekendheid daarvan wanneer de vermelding van deze nummers tot gevolg heeft dat de doelgroep van de reclame de fabrikant waarvan de producten zijn geïdentificeerd, associeert met de concurrerende leverancier in die zin dat deze doelgroep de reputatie van de producten van de fabrikant gaat toeschrijven aan de producten van de concurrerende leverancier. Bij de beoordeling of deze voorwaarde is vervuld, dient rekening te worden gehouden met de globale presentatie van de omstreden reclame en de aard van de doelgroep van deze reclame.’ (Dictum).
IEF 2755

Routebeschrijving

map&guide.bmpGvEA 10 oktober 2006, zaak T-302/03, PTV Planung Transport Verkehr tegen BHIM

En voor wie deze nog niet voor zichzelf had gelezen: De inschrijving van het woordteken 'map&guide'  voor ondermeer computersoftware wordt geweigerd, op grond dat het aangevraagde merk de betrokken waren en diensten beschrijft. Ook het beroep wordt door het Gerecht verworpen.

"In het geval van een merk bestaande uit woorden en een typografisch teken, zoals in casu, mag het onderzoek inzake het onderscheidend vermogen gedeeltelijk elk van de termen of elementen ervan afzonderlijk betreffen, maar moet dit in elk geval ook een onderzoek van het erdoor gevormde geheel behelzen. De loutere omstandigheid dat elk van deze elementen, afzonderlijk beschouwd, elk onderscheidend vermogen mist, sluit immers niet uit dat de erdoor gevormde combinatie onderscheidend vermogen kan hebben."

Blijkens de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep het beroep met name verworpen op grond dat de consument het teken 'map&guide'  bij gebruik ervan voor „computersoftware”  en „computerprogrammering”  zeker uitsluitend zal opvatten als een aanduiding inzake de waren en diensten zelf, en niet als een herkomstaanduiding op grond waarvan hij de waren of diensten van een onderneming kan onderscheiden van die van een andere onderneming.

Derhalve dient te worden nagegaan of het door de kamer van beroep vastgestelde verband tussen de semantische inhoud van het aangevraagde teken en de betrokken waren en diensten voldoende concreet en rechtstreeks is om aan te tonen dat het relevante publiek deze waren en diensten onmiddellijk kan herkennen in dit teken en dat het dus beschrijvend is.

Gelet op het voorgaande heeft de kamer van beroep op goede gronden geoordeeld dat het relevante publiek, dat wordt gevormd door de gemiddelde consument uit het Engelstalige grote publiek, het teken map&guide beschrijvend acht voor de in de inschrijvingsaanvraag opgegeven waren en diensten.

Aangezien de bestreden beslissing evenwel berust op het juiste oordeel, dat het teken map&guide geen onderscheidend vermogen heeft wegens het bestaan van een rechtstreeks en concreet verband tussen de semantische inhoud ervan en de betrokken waren en diensten, dient te worden geoordeeld dat de kamer van beroep geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast stellen dat er voor de inschrijving van het teken map&guide een absolute weigeringsgrond bestaat.

Anders dan verzoekster stelt, heeft het feit ten slotte dat het Bureau reeds de inschrijving van merken zou hebben aanvaard voor waren of diensten waarmee deze merken een nauwere band hebben dan de band bestaande tussen het teken 'map&guide'  en de waren en diensten waarvoor de inschrijving van dit teken is aangevraagd, geenszins als gevolg dat een uniforme toepassing van verordening nr. 40/94 vereist dat dit teken als gemeenschapsmerk wordt ingeschreven voor de betrokken waren en diensten."

Lees het arrest hier.

IEF 2753

Voor alle leeftijden

In het kader van het Benelux-Auteursrecht: Rechtbank Antwerpen, 5 oktober 2006, ARK nr. 06/3006/A. I.F.P.I. Belgium, CVBA SABAM tegen Seniorennet Vrienden (met dank aan Olivier Sasserath van Marx Van Ranst Vermeersch & Partners).

Seniorennet mag geen muziekbestanden ter beschikking stellen voor de leden van de mailgroep zonder toestemming van de rechthebbenden. Seniorennet spant zich volgens de rechter niet voldoende in om inbreuk op haar mailgroepen tegen te gaan.

Seniorennet beheert een website met toegang tot verschillende mailgroepen. Een van de mailgroepen is Muziek Carousel. In deze groep kan een lid aan andere leden van de groep boodschappen met bijlagen versturen. Seniorennet slaat deze boodschappen op. De eventuele bijlagen echter tijdelijk. I.F.P.I. en Sabam hebben vastgesteld dat de mailberichten die via de Muziek Carousel worden uitgewisseld muziek opnamen bevatten die behoren tot het repertoire van de producenten van de geluidsdragers die door hun vertegenwoordigd worden. Zij hebben daarop seniorennet gesommeerd dit inbreukmakend handelen te staken. Als reactie hierop heeft Seniorennet bevestigd dat zij de MP3 bestanden van haar mailgroep zal verwijderen.

Na deze briefwisseling blijkt Seniorennet zich te verschuilen achter haar algemene voorwaarden en de onmogelijkheid van controle. Vrijwilligers maken de dienst uit. Dit is aanleiding voor de rechtbank om aan te nemen dat Seniorennet de mogelijkheid heeft de MP3 bestanden te verwijderen.

Het verweer van Seniorennet dat zij enkel een doorgeefluik is, gaat volgens de rechter niet op.Seniorennet geeft instructies aan haar administrator betreffende wat volgens haar kan en niet kan qua muziekbijlagen. “Via een archief houdt verwerende partij de mailberichten, met eventuele bijlagen muziekbestanden, ter beschikking van de leden van de mailgroep.” Ook het feit dat de bijlagen tijdelijk wordt opgeslagen, brengt hierin geen verandering. Volgens de rechter toont dit juist aan dat Seniorennet wel actief kan ingrijpen om de eventuele inbreuken op de rechten van de I.F.P.I. en Sabam ongedaan te maken.

Ook stelt de rechter vast dat ook al zou er alleen sprake zijn van een doorgeefluik dan nog kan op haar de verantwoordelijkheid rusten om inbreuk op rechten te stoppen. “Eenieder heeft de verplichting binnen zekere grenzen het handelend op te treden om het ontstaan of voortbestaan van schade van derden te voorkomen.” Volgens de rechter kan Seniorennet in deze omstandigheden niet volstaan met een loutere verwijzing naar haar algemene voorwaarden en de regels tot de toetreding van de mailgroep. De rechter wijst de vordering toe.

 De rechter wijst de eis in reconventie af. De rechter is van mening dat de vraagstelling duidelijk is. Dit blijkt onder meer uit de door de partijen gevoerde correspondentie. Van onrechtmatig verkregen bewijs is volgens de rechter geen sprake.

Lees de uitspraak hier. Eerder bericht hier.

IEF 2751

Voor kinderen

hvk.bmpRechtbank Amsterdam, 12 oktober 2006, KG 06-1529 P. Stichting Een Hart Voor Kinderen tegen Stichting Hart Voor Kinderen – Care For Kids.(Met dank aan Wendela Veenhoven, Versteeg Wigman Sprey)

Voornamelijk handelsnaamrechtelijk geschil. Amsterdams KG vonnis met richtlijnconforme proceskostenveroordeling (in tegenstelling tot dit Amsterdamse KG vonnis, waarin zo’n veroordeling in KG nog werd uitgesloten)."
 
Eiseres, opgericht op 9 juni 2004, is een charitatieve stichting met als doelstelling het bevorderen van de ontwikkeling en het welzijn van hoog sensitieve kinderen en voert de (handels)naam ‘Een Hart voor Kinderen’. Eiseres heeft Beneluxregistraties van twee beeldmerken. Gedaagde heeft tot doel het bieden van hulp aan (kans)arme kinderen in derdewereldlanden en voert de (handels)naam ‘Stichting Hart voor kinderen’, waaraan zij sinds medio 2006 ‘Care for Kids’ heeft toegevoegd.
 
De stichtingen zijn aan te merken als een ondernemingen in de zin van artikel 1 van de Handelsnaamwet, maar volgens de voorzieningenrechter is verwarringsgevaar onvoldoende aannemelijk.

“(…)Een hart voor kinderen” moet dan ook als beschrijvend worden aangemerkt voor een stichting die zich inzet voor kinderen. Eiseres kan dan ook niet door het gebruik van deze woorden als handelsnaam deze woorden monopoliseren. Nu eiseres eerder dan gedaagde onder de naam “Een hart voor kinderen” naar buiten optrad, mag van gedaagde wel verwacht worden dat zij ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van deze woorden in haar eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand van de handelsnaam van eiseres houdt. Gedaagde heeft dit gedaan door het weglaten van het lidwoord “een” en door de toevoeging van de woorden “Care for Kids” aan haar eigen naam.

Nu partijen zich bovendien richten op een andere doelgroep (hoog sensitieve kinderen in Nederland of kansarme kinderen in derdewereldlanden) en niet in dezelfde plaats gevestigd zijn, is onvoldoende aannemelijk dat er gevaar voor verwarring tussen beide stichtingen te vrezen valt. Het beroep op de handelsnaam wordt dan ook verworpen.”

“Eiseres heeft een beeldmerk gedeponeerd. Anders dan zij meent kan niet worden aangenomen dat aan de woorden in dat beeldmerk bescherming toekomt los van het daarbijbehorende beeld. Voorshands wordt aangenomen dat de woorden dusdanig beschrijvend zijn dat wegens het ontbreken van onderscheidend vermogen de inschrijving van ‘Een Hart voor Kinderen’ als woordmerk zou zijn geweigerd. Toewijzing van de vordering op grond van artikel 2.20 BVIE zou erop neerkomen dat via de omweg van een beeldmerk bescherming zou worden geboden aan een woordcombinatie, die niet als woordmerk is en hoogstwaarschijnlijk ook niet kan worden ingeschreven.”

“(…) onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat gedaagde haar naam gebruikt om in te haken op de bekendheid van eiseres bij het publiek.

Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De vergoeding voor advocaatkosten zullen, conform de richtlijn 2004/48/EG, worden vastgesteld volgens de door gedaagde overgelegde, en door eiseres niet betwiste, specificatie.
 
Lees het  vonnis hier.

IEF 2750

Met dank aan Monty Python

spam.bmpHet BHIM heeft de registratie van het woord 'spam' door Hormel Foods Corporation geweigerd. Hormel, al in 1937 de bedenker van het woord spam als afkorting voor 'spiced ham', wilde het woord spam als merk registreren voor 'ongewenste e-mails'. Hiermee wilde Hormel voorkomen dat software bedrijven het woord spam gebruiken voor hun producten. "Ultimately, we are trying to avoid the day when the consuming public asks, 'Why would Hormel Foods name its product after junk e-mail?", aldus een woordvoerder van Hormel.

De Examiner weigerde de registratie, onder meer op grond van een google-search: "A search in the Internet through Google for the term SPAM revealed 214.000.000 hits. The same search gives 199.000.000 hits excluding the name ‘Hormel’. Thus it appears that the term SPAM is widely known in relation with the meaning given in the previous communication."

De Board of Appeal gaat met de Examiner mee: "Therefore, to the average individual familiar with the use of computers, inter alia for communication purposes -and a fortiori to professionals in field of activities which make extensive use of communication tools and networking- the expression SPAM unambiguously indicates that the goods or services are intended to guarantee SPAM-free communication. Thus the word SPAM seems particularly suitable to describe a characteristic of the services applied for, which is essential to the user, contrary to the applicant’s contention."

"In the absence of any additional element, the sign applied for lacks any fanciful element and is thus devoid of the minimum degree of distinctive character required, given that it will be understood by the relevant public merely as an indication of the object or purpose of the services applied for, and not as a mark fulfilling the function of indicating the commercial origin.

"The Board considers that the examiner rightly held that the word SPAM was descriptive and non distinctive for the services at issue."

Lees de uitspraak  hier.

IEF 2749

Om problemen te voorkomen

chejp.bmpO.a. het Reformatorisch Dagblad bericht dat “Diskjockey Giel Beelen van de popzender 3fm stopt met het misbruiken van geluidsfragmenten van minister-president Balkenende en prins Willem-Alexander. De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) dreigde hem met stappen.

De dj stelt niet de indruk te hebben dat zijn luisteraars denken dat hij echt met Balkenende praat. „Ach, dat is natuurlijk flauwekul. Het is een lolletje”, licht hij toe. Om problemen te voorkomen, zal hij de fragmenten echter niet meer gebruiken.

Beelen gebruikte de afgelopen maanden te pas en te onpas fragmenten van een interview dat hij eerder met Balkenende had. Hetzelfde deed hij met een gesprek dat 3FM-collega Veenstra onlangs met de prins van Oranje voerde.”

Lees hier meer.

IEF 2748

Commentaar

Francis van Velsen (Simmons & Simmons):  Further comment on CFS Bakel vs. Stork Titan. Gepubliceerd op ipgeek.blogspot.com, in aansluiting op een eerder commentaar van Simon Dack (eerder bericht + arrest hier).

“In its decision making, the Supreme Court for the larger part has followed the opinion of the Advocate-General Huydecoper. The Advocate-General in his opinion emphasizes that given the fact that the patent survived examination before the European Patent Office – which requires quite considerable efforts from the later patentee, and particularly serves the interests of the competition – 'one can not ask much more' from a patentee to verify that its patent is valid. The Advocate-General makes an exception to the rule, however, in case the later patentee withheld relevant information from the patent office, or acquires new information after grant which sheds a new light on the validity of the patent as granted.

Unfortunately, the Supreme Court did not rule on these particular aspects. It therefore remains to be seen whether the Supreme Court decision is to be interpreted in accordance also with this part of the AG's opinion (which would definitively constitute a shift in case law).”

Lees het volledige commentaar hier.